U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Eiser heeft in 2011 twee aanvragen op grond van de WIJ gedaan voor een werkleeraanbod en een inkomensvoorziening. In beide gevallen is het werkleeraanbod door verweerder verstrekt en de inkomensvoorziening geweigerd, in de eerste procedure (aanvraag 1) omdat eiser onvoldoende informatie over zijn woonsituatie had verschaft en daarom zijn inlichtingenverplichting had geschonden, in de tweede procedure omdat hij een gezamenlijke huishouding met zijn jongere broer voerde en de gezamenlijke inkomens boven de uitkeringsnorm kwamen (aanvraag 2). Ten aanzien aanvraag 1 heeft de rechtbank geoordeeld dat de inlichtingenverplichting niet geschonden is. De rechtbank laat de rechtsgevolgen echter in stand omdat eiser naar het oordeel van de rechtbank wel een gezamenlijke huishouding met zijn broer heeft gevoerd en hun gezamenlijk inkomen boven de voor hen geldende norm uitkomt. Het beroep tegen aanvraag 2 is mede onder verwijzing naar hetgeen onder aanvraag 1 is overwogen, ongegrond.

Uitspraak



RECHTBANK OOST-NEDERLAND

Team bestuursrecht

Zittingsplaats Almelo

registratienummers: ARN AWB 12/4756 & ARN AWB 12/4758

uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van

inzake

[eiser][eiser],

wonende te Almelo, vertegenwoordigd door mr. C.C.M. Peper,

tegen

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almelo, verweerder.

1. Aanduiding bestreden besluit in de procedure met registratienummer ARN AWB 12/4756

Besluit van verweerder van 13 oktober 2011 (bestreden besluit 1).

2. Aanduiding bestreden besluit in de procedure met registratienummer ARN AWB 12/4758

Besluit van verweerder van 19 januari 2012 (bestreden besluit 2).

3 Procesverloop in beide procedures

Bij besluit van 27 mei 2011 heeft verweerder eiser voor de periode van 29 maart 2011 tot 2 mei 2011 een werkleeraanbod op grond van de Wet Investeringen in Jongeren (WIJ) gedaan en beslist dat eiser niet in aanmerking komt voor een inkomensvoorziening voor die periode op grond van de WIJ.

Bij het in rubriek 1 aangeduide besluit heeft verweerder het ingediende bezwaar ongegrond verklaard en het eerder genoemde besluit gehandhaafd.

Bij besluit van 12 augustus 2011 heeft verweerder eiser met ingang van 4 juli 2011 een werkleeraanbod op grond van de WIJ gedaan en beslist dat eiser niet aanmerking komt voor een inkomensvoorziening op grond van de WIJ.

Bij het in rubriek 2 aangeduide besluit heeft verweerder het ingediende bezwaar ongegrond verklaard en het eerder genoemde besluit gehandhaafd.

Eiser heeft tegen beide besluiten afzonderlijk beroep ingesteld. Verweerder heeft in beide procedures een verweerschrift ingediend. Naar deze en de overige door partijen ingebrachte stukken wordt hier kortheidshalve verwezen.

Beide beroepen zijn gevoegd behandeld ter zitting van de rechtbank van 14 januari 2013. Eiser is aldaar verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door H.H.M. Adema.

4 Overwegingen in beide procedures

Inleiding

1. Deze procedures gaan over twee aanvragen op grond van de WIJ voor een werkleeraanbod en een inkomensvoorziening die eiser in de eerste helft van 2011 heeft gedaan. In beide gevallen is het werkleeraanbod door verweerder verstrekt en de inkomensvoorziening geweigerd, in de eerste procedure omdat eiser onvoldoende informatie over zijn woonsituatie had verschaft en daarom zijn inlichtingenverplichting had geschonden, in de tweede procedure omdat hij een gezamenlijke huishouding met zijn jongere broer [naam 1] voerde en de gezamenlijke inkomens boven de uitkeringsnorm kwamen. De beroepen richten zich tegen het standpunt van verweerder dat eiser de inlichtingenverplichting heeft geschonden, respectievelijk dat eiser met zijn broer een gezamenlijke huishouding voerde.

Feiten

2. Vóór de aanvragen die in deze procedures het vertrekpunt vormen, heeft eiser een eerdere aanvraag op grond van de WIJ gedaan, te weten op 25 januari 2011. De aanvraag is bij besluit van verweerder van 10 maart 2011 buiten behandeling gesteld op grond van artikel 4:5 van de Awb omdat eiser niet tijdig een kopie van zijn arbeidsovereenkomst met [werkgever] had overgelegd. Verweerder heeft bij besluit van 12 oktober 2011 het bezwaar tegen deze buitenbehandelingstelling gegrond geoordeeld en bij besluit van 10 oktober 2011 alsnog beslist op de aanvraag en geoordeeld dat eiser niet in aanmerking kwam voor een werkleeraanbod en een inkomensvoorziening, omdat zijn inkomen boven de voor hem geldende norm lag. Eiser heeft in dit besluit berust.

3. Eiser huurt sinds april 2008 een woning [adres 1]. Zijn broer staat vanaf 1 juli 2008 op hetzelfde adres ingeschreven. Vanaf 29 december 2009 tot 14 april 2011 heeft[naam vriend], een vriend van eiser, op hetzelfde adres ingeschreven gestaan. Beide procedures betreffen uiteindelijk de vraag of eiser een gezamenlijke huishouding voert met zijn broer. Op de aanvragen heeft eiser telkens ingevuld dat dit niet het geval is. Over dit feit hebben eiser, zijn broer en zijn gemachtigde tegenover verweerder het volgende verklaard:

In de procedure met registratienummer ARN AWB 12/4756

Verklaring tegenover toezichthouder [naam 1] van verweerder op 22 februari 2011

“Ik ben huurder van perceel [adres 2]. Verder woont er een broer van mij [naam 1] en een vriend genaamd [naam vriend]. Ik heb de afspraak gemaakt met mijn broer en [naam vriend] dat zij mij € 100,00 huur per maand betalen. Ik betaal zelf een huur van € 228,00. verder betaal ik aan energie en water een bedrag van ongeveer € 130,00 per maand. Ik heb een slaapkamer samen met mijn broer. [naam vriend] heeft een eigen slaapkamer. Verder maakt iedereen gebruik van de gehele woning. Als wij tv kijken en iedereen is er dan kijken wij samen tv in de woonkamer. Over het eten hebben wij geen afspraken gemaakt. Wij profiteren niet van elkaar. Als ik eten heb, kan mijn broer er ook van eten en mijn vriend ook. Wij koken niet veel, wij halen eten buiten de deur. Als ik bijvoorbeeld een fles drinken haal, dan kan mijn broer en mijn vriend er ook van drinken. Ook als zij eten halen, kan ik er gebruik van maken. De inboedel is voor een groot deel van mij zelf. Een paar dingen hebben wij samen gekocht, bijvoorbeeld de TV en het bed. In het begin woonde ik er alleen met mijn broer, ongeveer een jaar later is mijn vriend [naam vriend] bij ons komen wonen. De potten en pannen in de woning zijn van mij. Mijn broer en [naam vriend] mogen deze gebruiken. Ook het bestek in de woning gebruiken wij met zijn allen. Wij hebben geen afspraken op papier gezet. De betalingen ontvang ik contant ik ontvang hiervoor geen betalingsbewijs. Wij hebben geen afspraken gemaakt over de dingen die stuk gaan. Wij lossen de problemen gezamenlijk op. [naam vriend] slaapt in het bed van mijn broer, hij heeft volgens mij alleen zijn kleding en papieren bij zich. Mijn kleding en die van mijn broer bevinden zich in dezelfde kast op onze slaapkamer, Ik heb geen verzekeringen afgesloten op mijn woning. De woning wordt door ons gezamenlijk schoon gemaakt. Wij hebben dit niet geregeld. Ik maak ook wel de kamer van mijn vriend schoon, ik heb daar geen moeite mee. Mijn broer en mijn vriend [naam vriend] studeren beiden. Zij hebben beiden een bijbaan in de horeca. Mijn vriend is van plan de woning te verlaten omdat ik fulltime wil gaan werken. Dit betekend dat ik dan een gezamenlijke huishouding ga voeren met mijn broer.”

E-mail aan verweerder van 16 mei 2011

“Ik heb duidelijk aangegeven dat ik de komende dagen druk ben met werken. Ik kan het me niet veroorloven om nu KOSTEN te maken en niet te werken. Ik kom zo dieper in de SCHULDEN Dat is volgens mij niet moeilijk te begrijpen toch???!!!!! Als je dat niet snapt wil ik graag een andere contactpersoon!! Je hebt al m’n gegevens en heb je alles vertel van m’n pannen tot over m’n kledingkast. Ik snap niet wat een afspraak nu nog een toegevoegde waarde heeft, ben al 2/3 keer op afspraak geweest.”

Aanvullend bezwaarschrift van 24 juni 2011, nr. 7

“De heer [eiser] zou geen noodzakelijke gegevens en informatie hebben verstrekt over de feitelijke woon/leefsituatie met zijn inwonende broer. De heer [eiser] is echter van oordeel, dat hij alle van belang zijnde gegevens heeft verstrekt. De heer [eiser] heeft immers geschetst hoe de feitelijke woonsituatie is, mede in een gesprek met de sociale recherche op 22 februari 2011, en heeft (inkomens)gegevens van zijn broer aangeleverd. De heer [eiser] is ook niet gesommeerd nadere gegevens over zijn broer te verstrekken. Op grond van het vorenstaande kan niet gesteld worden dat de heer [eiser] de inlichtingenplicht heeft geschonden, zoals verwoord in de beslissing van de gemeente Almelo d.d. 27 mei 2011, verzonden 30 mei 2011.”

In de procedure met registratienummer ARN AWB 12/4758

Verklaring tegenover toezichthouder [naam 1] van verweerder op 27 juli 2011

“Ik huur een woning aan de [adres 1]. Het betreft een flat. Ik woon daar sinds 2 april 2008. Ik deel deze woning met mijn broer [naam 1]. [naam 1] betaalt mij maandelijks € 100,00 contant. Ik heb geen schriftelijke overeenkomst met hem. Beiden maken bij gebruik van de gehele woning. Mijn broer studeert nog. Wij hebben beiden een kamer die ingericht is als slaapkamer en verder maken wij gebruik van de gehele woning. Meestal wordt de woning door mij schoongemaakt. Mijn broer hoort natuurlijk ook schoon te maken maar hij is een beetje lui. Als ik hem vraagt maakt hij de woning wel schoon. De meeste spullen in de woning zijn van mij. Hij heeft hooguit een kaste en wat kleding, ook het bed wat mijn broer gebruikt is mijn eigendom. Feitelijk kost het mij geld , dat [mijn] broer bij mij in woont. De boodschappen worden om beurten gehaald en daar maken wij samen gebruik van. De kleding wordt niet door ons gewassen. Mijn moeder wast voor ons. Koken doen wij ook bijna niet, dat wordt soms door mijn moeder gedaan en verder leven wij ongezond.

Ik heb thuis een computer. Mijn broer mag ook van deze computer gebruik maken. Hij een ook een eigen labtop. Wij maken gebruik van elkaars labtop. Wij hebben geen dieren.

Mijn broer heeft inkomsten uit studiefinanciering en hij heeft twee bijbaantjes. Ik kan u niet zeggen hoeveel hij aan inkomsten heeft. Het is juist dat ik een gezamenlijke huishouding vorm met mijn broer. Ik zal u de inkomsten gegevens van mijn broer inleveren.”

Ongedateerde verklaring van [naam 1]

“Ik verklaar hierbij dat wij geen “samenwoon” situatie hebben, zoals de gemeente dit beschrijft met allerlei termen en begrippen. Ik verblijf bij mijn broer en met hem. Ik geef hem hiervoor € 100 in de maand en voor de rest is het zijn woning en voor grotendeels al zijn spullen. ik deel voor de rest ook geen kosten met hem en het is zijn leven en mijn leven gescheiden. Ik verdien mijn eigen geld, we eten en koken niet samen of dergelijke. Sterker nog we zien elkaar nauwelijks, omdat we beiden ons eigen leven en bezigheden hebben.”

4. Wat de verklaring van eiser van 27 juli 2011 betreft heeft eiser betwist dat hij heeft gezegd dat zijn broer zijn computer mag gebruiken en dat hij een gezamenlijke huishouding vormt met zijn broer. In zoverre zou de - door hem wel ondertekende - verklaring niet correct zijn.

Wettelijk kader

5. Beide procedures gaan over afgewezen aanvragen voor een inkomensvoorziening op grond van de WIJ. De WIJ is op 1 januari 2012 ingetrokken (Wet van 22 december 2011 tot wijziging van de Wet werk en bijstand en samenvoeging van die wet met de Wet investeren in jongeren gericht op bevordering van deelname aan de arbeidsmarkt en vergroting van de eigen verantwoordelijkheid van uitkeringsgerechtigden, Stb. 2011, 650). Ingevolge artikel 78t, vijfde lid van de Wet werk en bijstand (Wwb) wordt op een bezwaar- of beroepschrift dat vóór of op de datum van inwerkingtreding van de wet van 22 december 2011 is ingediend tegen een door het college op grond van de WIJ genomen besluit en waarop op die datum nog niet onherroepelijk is beslist, beslist met toepassing van de WIJ. Dit brengt mee dat beide procedures moeten worden beoordeeld op basis van de bepalingen van de WIJ zoals die in 2011 golden. Als hierna naar bepalingen uit de WIJ wordt verwezen, gaat het om de tekst zoals die in 2011 gold.

Ingevolge artikel 3, tweede lid, aanhef en onder a van de WIJ wordt voor de toepassing van de wet en de daarop berustende bepalingen als gehuwd of als echtgenoot mede aangemerkt de ongehuwde die met een ander een gezamenlijke huishouding voert.

Ingevolge artikel 24, eerste lid, van de WIJ heeft de jongere van 18 jaar of ouder, die een aanvraag voor een werkleeraanbod heeft ingediend, recht op een inkomensvoorziening indien a. er geen in aanmerking te nemen vermogen is, en b. het in aanmerking te nemen inkomen lager is dan de inkomensvoorzieningsnorm.

Ingevolge artikel 25, eerste lid, van de WIJ stelt het college het recht op een inkomensvoorziening ambtshalve vast, gelijktijdig met de vaststelling van het recht op een werkleeraanbod.

Ingevolge artikel 26, aanhef en sub b, van de WIJ is voor een jongere die alleenstaande is, de norm per kalendermaand indien hij zich in de leeftijdscategorie van 21 jaar tot en met 26 jaar bevindt € 656,93.

Ingevolge artikel 28, eerste lid, aanhef en onder c, van de WIJ is voor jongeren die gehuwd zijn en geen te hunnen laste komende kinderen hebben, de norm per kalendermaand, indien het betreft gehuwden waarvan beide echtgenoten zich in de leeftijdscategorie van 21 tot en met 26 jaar bevinden, € 1.313,85.

Ingevolge artikel 28, derde lid, van de WIJ is, indien een van de gehuwden geen recht op inkomensvoorziening heeft, voor de rechthebbende echtgenoot de norm gelijk aan de norm die voor hem als alleenstaande of als alleenstaande ouder zou gelden.

Ingevolge artikel 28, vierde lid, aanhef en onder a, van de WIJ wordt, indien een van de gehuwden geen recht op inkomensvoorziening heeft, zijn inkomen slechts in aanmerking genomen voor zover het inkomen van de gehuwden tezamen, met inbegrip van de inkomensvoorziening die zou worden verleend indien zijn inkomen niet in aanmerking wordt genomen, meer zou bedragen dan, indien de echtgenoot die geen recht heeft op inkomensvoorziening jonger is dan 27 jaar, de norm voor gehuwden die van toepassing zou zijn geweest indien beide echtgenoten recht op inkomensvoorziening zouden hebben.

Ingevolge artikel 44, eerste lid, eerste zin, van de WIJ doet de jongere aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op zijn recht op een werkleeraanbod of zijn recht op inkomensvoorziening. Ingevolge het tweede lid van die bepaling is de jongere verplicht aan het college desgevraagd de medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van deze wet.

Motivering

6. In procedure 12/4756 bestrijkt de door de bestuursrechter te beoordelen periode die tussen datum aanvraag (29 maart 2011) en datum beslissing op de aanvraag (27 mei 2011). Naar aanleiding van de aanvraag wilde verweerder met eiser diens woonsituatie bespreken. Sinds de eerdere aanvraag van 25 januari 2011 was de woonsituatie door het vertrek van [naam vriend] gewijzigd. Verweerder wilde vaststellen of er sprake was van een gezamenlijke huishouding tussen eiser en diens broer. Hij heeft op 11 mei 2011 per telefoon en e-mail gevraagd of eiser contact wilde opnemen voor een afspraak. In de e-mail heeft verweerder een aantal data voorgesteld. Eiser heeft daarna aangegeven op geen van de data te kunnen en gevraagd of de aanvraag niet op een andere manier kan worden afgehandeld. Hij heeft ook een voorstel gedaan voor een afspraak op 30 of 31 mei 2011. Vervolgens heeft verweerder eiser per e-mail uitgenodigd voor een gesprek op 17 mei 2011 en bericht dat een afspraak op 30 of 31 mei 201 buiten de beslistermijn zou vallen. Op 16 mei 2011 heeft eiser geschreven op 17 mei 2011 niet te kunnen (zie hierboven). Verweerder heeft eiser vervolgens bij brief van 17 mei 2011 uitgenodigd voor een gesprek op 23 mei 2011 met de mededeling dat als eiser niet zou verschijnen verweerder de aanvraag buiten behandeling zou kunnen laten. Eiser heeft bij e-mail van 20 mei 2011 laten weten op die dag niet te kunnen.

7. Verweerder heeft daarop bij besluit van 27 mei 2011 besloten, afgezien van het doen van een werkleeraanbod, dat eiser niet in aanmerking komt voor een inkomensvoorziening, omdat hij zijn uit artikel 44 WIJ voortvloeiende inlichtingenverplichting niet heeft nageleefd, waardoor verweerder het recht op inkomensvoorziening niet kan vaststellen.

8. In bezwaar en beroep heeft eiser aangevoerd dat hij voldoende inlichtingen heeft verschaft over zijn woonsituatie en dat er dus geen sprake is van schending van de inlichtingenverplichting.

9. De beroepsgrond slaagt. Verweerder wilde onderzoeken of er tussen eiser en zijn broer een gezamenlijke huishouding bestond. Weliswaar heeft eiser in zijn aanvraag van 29 maart 2011 aangegeven dat dit niet het geval was, maar in zijn - daarvóór afgelegde - verklaring van 22 februari 2011 heeft hij verklaard dat er van een gezamenlijke huishouding tussen zijn broer,[naam vriend] en hem sprake was. Uit die hierboven weergegeven verklaring blijkt ook duidelijk van een gezamenlijke huishouding: de woning, de inrichting en de uitrusting worden door de drie bewoners gedeeld; eten en drinken zijn gemeenschappelijk, waarbij de kosten worden gedeeld. Na het vertrek van [naam vriend] op 14 april 2011 heeft eiser onder verwijzing naar zijn eerdere verklaring van 22 februari 2011 aangegeven dat er sinds die verklaring niets is veranderd “van m’n pannen tot over m’n kledingkast” en dat hij geen behoefte heeft aan een gesprek hierover. Onder die omstandigheden mocht verweerder uitgaan van de eigen verklaringen van eiser, inhoudende dat de woonsituatie tussen eiser en diens broer niet was gewijzigd door het vertrek van [naam vriend] en was een nader gesprek hierover niet nodig. Het voorgaande betekent dat verweerder ten onrechte heeft aangenomen dat eiser zijn inlichtingverplichting niet is nagekomen. Een en ander impliceert dus ook dat verweerder een gezamenlijke huishouding tussen eiser en diens broer mocht aannemen, ook voor de periode na het vertrek van [naam vriend].

1. Nu het bestreden besluit genomen is in strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb , zal de rechtbank het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen.

1. De rechtbank ziet evenwel aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit in stand te laten. Omdat verweerder eiser een werkleeraanbod heeft gedaan, dient verweerder ambtshalve vast te stellen of eiser in aanmerking kwam voor een inkomensvoorziening (Centrale Raad van Beroep (CRvB) 24 april 2012, LJN: BW3776). Voor de beoordeling van eisers aanspraak op een inkomensvoorziening dient, gezien het in 9 overwogene, uit te worden gegaan van een gezamenlijke huishouding tussen eiser en zijn broer. Op grond van artikel 3, tweede lid, aanhef en onder a van de WIJ dienen eiser en zijn broer voor de toepassing van de WIJ te worden gelijkgesteld met gehuwden. Tussen partijen is niet in geschil dat de broer geen recht heeft op een inkomensvoorziening op grond van de WIJ. Ingevolge artikel 28, derde lid, van de WIJ geldt voor eiser dan de norm die voor hem als alleenstaande zou gelden. Deze norm bedroeg in 2011 € 656,93 per kalendermaand. Ingevolge artikel 24, eerste lid, aanhef en onder b, van de WIJ wordt het inkomen van eiser meegenomen bij de vaststelling van de inkomensvoorziening. Ingevolge artikel 28, vierde lid, aanhef en onder a, van de WIJ wordt op de in dat artikel beschreven manier ook het inkomen van de broer in aanmerking genomen, waarbij de norm voor gehuwden van € 1.313,85 maatgevend is.

1. Eiser heeft zijn arbeidsovereenkomsten met [werkgever]. en met [werkgever 2] aan verweerder verstrekt, alsmede salarisspecificaties van zijn broer bij [werkgever 3] van december 2010 en januari en februari 2011 en [werkgever 4] van januari en februari 2011. Ook heeft eiser gegevens verstrekt over de studiefinanciering van zijn broer. Op basis daarvan heeft verweerder in de Rapportage aanvraag WIJ van 27 mei 2011 vastgesteld dat de inkomsten van de broer tezamen met de inkomensvoorziening van eiser boven de norm van € 1.313,85 uitkwamen. De broer had in januari en februari 2011 alleen een inkomen dat ruim boven de gehuwdennorm uitkwam. Gesteld noch gebleken is dat dit tijdens de te beoordelen periode aanzienlijk lager was. Dat betekent dat eiser geen aanspraak heeft op een inkomensvoorziening op grond van de WIJ. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit zullen daarom in stand worden gelaten.

1. Omdat het besluit van 27 mei 2011 niet wordt herroepen, is er geen aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten in bezwaar.

1. De rechtbank acht wel termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb en verweerder te veroordelen in de door eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs gemaakte proceskosten, welke zijn begroot op € 944 aan kosten van verleende rechtsbijstand (één punt voor het beroepschrift en één punt voor de behandeling ter zitting). Van andere kosten in dit verband is de rechtbank niet gebleken.

15. In procedure 12/4758 bestrijkt de door de bestuursrechter te beoordelen periode die tussen datum aanvraag (20 juli 2011) en datum beslissing op de aanvraag (12 augustus 2011). Eiser betwist de door verweerder vastgestelde gezamenlijke huishouding met zijn broer. Er worden geen kosten gedeeld en er wordt niet samen gekookt en gegeten. Eiser verwijst ook naar de onder 3 aangehaalde verklaring van zijn broer.

1. De vraag of in een bepaald geval sprake is van een gezamenlijke huishouding dient te worden beantwoord aan de hand van objectieve criteria. Daarbij zijn de omstandigheden die tot het voeren van een gezamenlijke huishouding hebben geleid, de motieven van de betrokkenen en de aard van hun onderlinge relatie niet van belang. Van een gezamenlijke huishouding is sprake als eiser en zijn broer hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning en zij blijk geven zorg te dragen voor elkaar door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten van de huishouding dan wel anderszins (vaste rechtspraak van de CRvB, zie in een zaak over twee broers met een gezamenlijk hoofdverblijf: CRvB 22 mei 2012, LJN: BW6536). Wederzijdse zorg kan blijken uit een bepaalde mate van financiële verstrengeling tussen de betrokkenen die verder gaat dan het uitsluitend delen van de woonlasten en hiermee samenhangende lasten. Indien van een zodanige verstrengeling niet of slechts in geringe mate sprake is, kunnen ook andere feiten en omstandigheden voldoende zijn om aan te nemen dat de betrokkenen in elkaars zorg voorzien. Een afweging van alle ten aanzien van betrokkenen gebleken feiten en omstandigheden, die niet van subjectieve aard zijn, is bepalend voor het antwoord op de vraag of aan het criterium van wederzijdse zorg voldaan. Er is sprake van wederzijdse zorg als feiten en omstandigheden wijzen op een in een zakelijke relatie ongebruikelijke verbondenheid voor elkaar die de grenzen van een zakelijke relatie overschrijden (CRvB 22 mei 2012, LJN: BW6536).

1. Tussen partijen is niet in geschil dat eiser en zijn broer hun hoofdverblijf gezamenlijk hebben in de woning aan de [adres 1]. De rechtbank is van oordeel dat verweerder op goede gronden heeft geoordeeld dat er sprake is van wederzijdse zorg tussen eiser en diens broer, ook als de verklaring van eiser dat er sprake zou zijn van een gezamenlijke huishouding en dat diens broer gebruik mag maken van zijn laptop, buiten beschouwing wordt gelaten. Weliswaar betaalt de broer voor de inwoning en heeft hij een eigen slaapkamer, maar verder maakt hij gebruik van de gehele woning en van de inrichting en uitrusting die van zijn broer is. Het schoonmaken van de woning zou gezamenlijk moeten gebeuren, maar eiser doet dat meestal, naar eigen zeggen omdat zijn broer een beetje lui is. Eiser heeft verklaard dat de inwoning van zijn broer hem geld kost. Verder doen zij de gezamenlijke boodschappen om beurten en gebruiken zij deze boodschappen gezamenlijk. Deze feiten en omstandigheden wijzen op een in een zakelijke relatie ongebruikelijke verbondenheid voor elkaar die de grenzen van een zakelijke relatie overschrijden. Dat beiden veel buitenshuis zijn, maakt een en ander niet anders. Ook de omstandigheid dat zij niet voor elkaar koken of wassen verandert de conclusie niet, omdat hun moeder daarvoor zorgt.

1. Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel, dat de stellingen van eiser tegen het bestreden besluit in procedure 12/4758 geen doel treffen. Het beroep dient dan ook ongegrond te worden verklaard. De rechtbank acht geen termen aanwezig over te gaan tot een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb .

1. Het hiervoor overwogene leidt de rechtbank tot de volgende beslissing.

5 Beslissing

De rechtbank

In procedure 12/4756

verklaart het beroep gegrond;

vernietigt het bestreden besluit, voor zover daarin de aanvraag voor een inkomensvoorziening is afgewezen en bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde deel van het besluit geheel in stand blijven;

veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten ten bedrage van € 944;

bepaalt voorts dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht ten bedrage van € 41 aan hem vergoedt.

In procedure 12/4758

verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. F.J. de Vries, rechter, in tegenwoordigheid van mr. S. Westerdijk, griffier.

De griffier, De rechter,

Uitgesproken in het openbaar op .

Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden, behoudens het bepaalde in artikel 6:24 juncto 6:13 van de Awb , binnen 6 weken na de dag van verzending hiervan, hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.

Verzonden op:


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature