U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Er zijn twee geldleningsovereenkomsten gesloten met drie partijen die gezamenlijk als schuldenaar zijn aangemerkt, waarbij de facto het geld aan één van hen ten goede zou komen en een ander feitelijk als borg optreedt. Deze laatste bestrijdt het bestaan van de geldleningovereenkomsten omdat het geld niet aan hem ten goede is gekomen. Dit verweer wordt verworpen. Tevens wordt zijn beroep op dwaling en bedrog, gebaseerd op inlichtingen die een medeschuldenaar zou hebben verstrekt, verworpen.

Uitspraak



vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch

zaaknummer / rolnummer: C/01/306532 / HA ZA 16-252

Vonnis van 9 november 2016

in de zaak van

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

ORANJESINGEL INVEST B.V.,

gevestigd te Nijmegen,

eiseres in conventie,

verweerster in reconventie,

advocaat mr. B. Martens te 's-Hertogenbosch,

tegen

1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[gedaagde sub 1] ,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

gedaagde in conventie,

niet verschenen,

2. [gedaagde sub 2],

wonende te [woonplaats] ,

gedaagde in conventie,

niet verschenen,

3. [gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie],

wonende te [woonplaats] ,

gedaagde in conventie,

eiser in reconventie,

advocaat mr. P.J.M. Brouwers te Maastricht.

Partijen zullen hierna Oranjesingel Invest en [gedaagde sub 1 t/m sub 3] genoemd worden. [gedaagde sub 1 t/m sub 3] zal afzonderlijk [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] worden genoemd.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

het tegen [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] verleende verstek

tussenvonnis van 8 juni 2016

het proces-verbaal van comparitie van 22 september 2016.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1.

Tussen [gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] , [naam directeur Oranjesingel Invest] (hierna te noemen: [naam directeur Oranjesingel Invest] ) en [naam leidinggevende] (hierna te noemen: [naam leidinggevende] ) heeft in augustus 2013 een bespreking plaatsgevonden. [naam directeur Oranjesingel Invest] was toen en is nog steeds directeur van Oranjesingel Invest. In die bespreking is afgesproken dat [naam directeur Oranjesingel Invest] een bedrag van € 1.000.000,00 aan [naam leidinggevende] ter leen zou verstrekken en dat [gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] zich tegenover [naam directeur Oranjesingel Invest] voor dit bedrag als borg zou verbinden. [naam leidinggevende] had dit bedrag volgens eigen zeggen nodig om zichzelf en de kinderen van [gedaagde sub 2] en hem te redden van de wraak van boze Turken, aan wie [naam leidinggevende] met valse briefjes van € 500,00 zou hebben betaald.

2.2.

Ter uitvoering van de onder 2.1 genoemde afspraken zijn tussen Oranjesingel Invest als schuldeiser en [gedaagde sub 1 t/m sub 3] als schuldenaar twee geldleningsovereenkomsten gesloten. De schriftelijke vastlegging van de eerste overeenkomst (hierna: Geldleningsovereenkomst I) is gedateerd 16 augustus 2013 en de schriftelijke vastlegging van de tweede overeenkomst (hierna: Geldleningsovereenkomst II) is gedateerd 27 augustus 2013.

2.3.

Geldleningsovereenkomst I houdt onder meer het volgende in:

‘A. De Schuldenaar heeft ter leen ontvangen en is mitsdien (hoofdelijk) schuldig aan de Schuldeiser, die aan de Schuldenaar ter leen heeft verstrekt een bedrag groot: € 250.000,--, in deze akte ook te noemen: de hoofdsom, welke op 15-08-2013 is gestort op bankrekeningnummer [rekeningnummer] t.n.v. [gedaagde sub 1] ’

2.4.

Geldleningsovereenkomst II houdt onder meer het volgende in:

‘A. De Schuldenaar heeft ter leen ontvangen en is mitsdien (hoofdelijk) schuldig aan de Schuldeiser, die aan de Schuldenaar ter leen heeft verstrekt een bedrag groot: € 1.000.000,--, in deze akte ook te noemen: de hoofdsom, waarvan 15-08-2013 € 250.000,-- is gestort, vervolgens wordt er € 750.000,-- gestort op 28-08-2013.

2.5.

Beide geldleningsovereenkomsten houden voorts onder meer het volgende in:

‘B. Deze overeenkomst van geldlening is aangegaan onder de volgende:

B E P A L I N G E N

1. Rente

Over de hoofdsom of het restant daarvan is een rente verschuldigd van 10% per jaar (…).

2. Aflossing

a. Op de hoofdsom of het restant daarvan behoeft niet te worden afgelost.

b. De hoofdsom of het restant daarvan is ten allen tijde - geheel of gedeeltelijk – aflosbaar mits in ronde bedragen van eenhonderd euro (€ 100,00) en dient uiterlijk 1 december 2013 in zijn geheel te zijn voldaan.

3. Opzegging

(…)

4. Opeisbaarheid

De hoofdsom of het restant daarvan is met de verschuldigde rente en kosten, alsmede voor de gevallen genoemd onder a, b, c, d en e vermeerderd met drie maanden boeterente, zonder inverzuimstelling of rechterlijke tussenkomst onmiddellijk opeisbaar door de Schuldeiser:

a. Ingeval van niet-nakoming door de Schuldenaar van enige verplichting uit hoofde van deze overeenkomst/geldlening, hoe ook;

(…)

5. Betalingen

(…)

c. De Schuldenaar zal zonder sommatie of inverzuimstelling in verzuim zijn door het enkel verloop van de desbetreffende termijn (…) alsmede door het enkele feit van niet- niet-tijdige of niet behoorlijke nakoming.

d. Alle kosten (…) zowel in als buiten rechte, van de invordering van al het in verband met deze overeenkomst /geldlening verschuldigde, waaronder begrepen de kosten van rechtskundige bijstand (…) zijn voor rekening van de Schuldenaar (…) de vorenstaande kosten worden bij voorbaat begroot en voor zoveel nodig vastgesteld op vijftien procent (15%) over het op het moment van (in)vordering totaal verschuldigde (…).’

2.6.

De geldleningsovereenkomsten zijn door [gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] voorzien van een handgeschreven goedschrift voor respectievelijk € 250.000,00 (Geldleningsovereenkomst I) en € 750.000,00 (Geldleningsovereenkomst II), telkens met rente en kosten.

2.7.

Oranjesingel Invest heeft ten laste van [gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] conservatoir beslag doen leggen.

3 Het geschil

in conventie 3.1.

Oranjesingel Invest vordert samengevat - veroordeling van

[gedaagde sub 1 t/m sub 3] , hoofdelijk, althans [gedaagde sub 1] , althans [gedaagde sub 2] , althans [gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] , tot betaling van € 1.283.429,21 (hoofdsom inclusief rente tot en met 31 maart 2016) te vermeerderen met rente,

[gedaagde sub 1 t/m sub 3] , hoofdelijk, althans [gedaagde sub 1] , althans [gedaagde sub 2] , althans [gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] , tot betaling van de contractuele boete ter hoogte van € 25.000,00, te vermeerderen met rente,

[gedaagde sub 1 t/m sub 3] , hoofdelijk, althans [gedaagde sub 1] , althans [gedaagde sub 2] , althans [gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] , tot betaling van de buitengerechtelijke kosten ter hoogte van € 192.514,38, althans ter hoogte van

€ 6.775,00, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met rente

[gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] tot betaling van de gemaakte beslagkosten ter hoogte van

€ 4.147,15, te vermeerderen met rente,

[gedaagde sub 1 t/m sub 3] , hoofdelijk, althans [gedaagde sub 1] , althans [gedaagde sub 2] , althans [gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] , in de proceskosten, te vermeerderen met rente,

[gedaagde sub 1 t/m sub 3] , hoofdelijk, althans [gedaagde sub 1] , althans [gedaagde sub 2] , althans [gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] , in de nakosten.

3.2.

[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zijn niet verschenen en hebben geen verweer gevoerd. [gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] voert verweer.

3.3.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

in reconventie

3.4.

[gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] vordert samengevat - veroordeling van Oranjesingel Invest tot opheffing van de ten laste van [gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] gelegde conservatoire beslagen, onder verbeurte van een dwangsom, met machtiging aan [gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] om alle conservatoire beslagen op te heffen en met bepaling dat het vonnis dezelfde kracht heeft als een rechtshandeling van [gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] strekkende tot opheffing van de conservatoire beslagen en veroordeling van Oranjesingel Invest om aan [gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] schadevergoeding te betalen die [gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] als gevolg van de bedoelde conservatoire beslagleggingen heeft geleden en nog zal lijden, op te maken bij staat, met veroordeling van Oranjesingel Invest in de proceskosten.

3.5.

Oranjesingel Invest voert verweer.

3.6.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling

in conventie 4.1.

Oranjesingel Invest heeft aan haar vordering onder meer het volgende ten grondslag gelegd.

[gedaagde sub 1 t/m sub 3] heeft niet aan haar terugbetalingsverplichting uit hoofde van de geldleningsovereenkomsten voldaan. Op 2 december 2013 stond de volledige hoofdsom met rente nog open. Op grond van het bepaalde in de artikelen 4 sub a en 5 sub c van de geldleningsovereenkomsten was dit ineens en volledig opeisbaar, zonder nadere ingebrekestelling. Op grond van artikel 5 sub d van de geldleningsovereenkomsten is [gedaagde sub 1 t/m sub 3] gehouden tot betaling van een gefixeerde vergoeding voor de kosten die Oranjesingel Invest moet maken ter verkrijging van het uit hoofde van de geldleningsovereenkomsten verschuldigde bedrag. Deze vergoeding bedraagt € 192.514,38. Ondanks sommatie heeft [gedaagde sub 1 t/m sub 3] het verschuldigde niet voldaan. Op grond van het bepaalde in artikel 4 van de geldleningsovereenkomsten heeft Oranjesingel Invest recht op betaling van een contractuele boete van € 25.000,00.

De beslagkosten bedragen € 4.147,15.

4.2.

[gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] heeft de volgende zes verweren gevoerd.

[gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] ontkent bij gebrek aan wetenschap dat Oranjesingel Invest de geldleningen daadwerkelijk heeft betaald respectievelijk aan de Schuldenaar heeft betaald en dat de bedragen, zo deze zijn betaald, nog niet aan Oranjesingel Invest zijn terugbetaald.

De geldleningsovereenkomsten gaan [gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] niet aan omdat een geldlening een reëel contract is, wat wil zeggen dat van het bestaan daarvan eerst sprake is, indien de geleende bedragen daadwerkelijk in het vermogen van de geldlener zijn verschenen. [gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] heeft niets ontvangen.

[gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] vernietigt de geldleningsovereenkomsten voor zover ze hem aangaan op grond van dwaling en bedrog.

[gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] vordert wijziging van de geldleningsovereenkomsten op grond van onvoorziene omstandigheden.

Voor het geval [gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] gebonden zou zijn aan de geldleningsovereenkomsten, is hij niet hoofdelijk voor de terugbetaling aansprakelijk, maar slechts voor een derde deel.

De eventueel verschuldigde contractuele boete dient te worden gematigd tot nihil.

Deze verweren zullen hierna worden beoordeeld.

gedane betalingen

4.2.1.

[gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] heeft als productie 4 een bankoverzicht in het geding gebracht waarop is vermeld dat op 15 augustus 2013 een bedrag van € 250.000,00 van de rekening van Oranjesingel Invest is overgeschreven en dat op 28 augustus 2013, onder de vermelding ‘NONREF LENING’ een bedrag van € 750.000,00 van de rekening van Oranjesingel Invest is overgeschreven. Uit het bankoverzicht blijkt niet naar welke bankrekening genoemde bedragen zijn overgeschreven. Ter comparitie heeft Oranjesingel Invest aan [gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] bankafschriften overhandigd waaruit volgens haar blijkt dat Oranjesingel Invest de uit hoofde van de geldleningsovereenkomsten verschuldigde bedragen aan [gedaagde sub 1] heeft voldaan. Nu daarop van de kant van [gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] is verklaard dat die bankafschriften in overeenstemming lijken met de door hem in het geding gebrachte productie 4, zal er van worden uitgegaan dat Oranjesingel Invest ter uitvoering van de geldleningsovereenkomsten in totaal een bedrag € 1.000.000,00 naar [gedaagde sub 1] heeft overgemaakt.

4.2.2.

[gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] heeft gesteld dat hij ervan mag uitgaan dat de geleende bedragen zijn terugbetaald en dat, gelet op bijzondere omstandigheden, op Oranjesingel Invest de last rust om te bewijzen dat die terugbetaling niet heeft plaatsgevonden. [gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] heeft in dit verband gesteld dat de afspraak was gemaakt dat de bedragen zouden worden terugbetaald zodra het beslag op een rekening van [naam leidinggevende] bij Credit Suisse met een saldo van € 1.822,548,82 zou worden opgeheven en dat hij, nu dat beslag is opgeheven, ervan mag uitgaan dat terugbetaling heeft plaatsgevonden. Voorts heeft [gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] erop gewezen dat hij nimmer een rentenota heeft ontvangen en dat hij tussen 7 januari 2014 en 8 december 2015 niets van Oranjesingel Invest heeft vernomen. Tenslotte heeft [gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] nog aangevoerd dat Lamas, B.V., de vennootschap waarnaar de bedragen volgens [gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] door [gedaagde sub 1] zijn overgemaakt, is ontbonden en dat uit het uitblijven van het faillissement van Lamas B.V. mag worden geconcludeerd dat Lamas B.V. al haar schulden heeft betaald.

4.2.3.

Oranjesingel Invest heeft weersproken dat de geleende bedragen aan haar zijn terugbetaald.

4.2.4.

Nu [gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] zich erop beroept dat hij niet tot betaling is gehouden omdat de geleende bedragen aan Oranjesingel Invest zijn terugbetaald zou de bewijslast van die terugbetaling op grond van het bepaalde in artikel 150 Rv in beginsel op hem rusten. De door hem genoemde omstandigheden brengen niet mee dat de bewijslast bij Oranjesingel Invest zou moeten komen liggen, alleen al omdat die omstandigheden onvoldoende aanwijzingen opleveren dat de geleende bedragen daadwerkelijk door [gedaagde sub 1] dan wel [gedaagde sub 2] aan Oranjesingel Invest zijn terugbetaald. Aan bewijslevering door [gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] wordt echter niet toegekomen. [gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] heeft met zijn stelling dat hij er op grond van de door hem genoemde omstandigheden vanuit mag gaan dat de geleende bedragen zijn terugbetaald, die terugbetaling onvoldoende onderbouwd en bovendien heeft hij van die terugbetaling geen althans geen voldoende gespecificeerd bewijs aangeboden. Het wordt er daarom voor gehouden dat de geleende bedragen niet aan Oranjesingel Invest zijn terugbetaald.

bestaan van de geldleningsovereenkomsten

4.2.5.

[gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] heeft gesteld dat nu de bedragen niet zijn overgeboekt naar een gezamenlijke bankrekening van [gedaagde sub 1 t/m sub 3] als Schuldenaar bij de geldleningsovereenkomsten, het geld niet in het vermogen van de Schuldenaar is gebracht en hij er niet over heeft kunnen beschikken. Volgens [gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] brengt dit mee dat er geen sprake is van een geldlening aan hem omdat een overeenkomst van geldlening een reëel contract is.

4.2.6.

Oranjesingel Invest heeft daartegenover gesteld dat door overboeking van de gelden naar [gedaagde sub 1] deze gelden aan de Schuldenaar als bedoeld in de geldleningsovereenkomsten ter beschikking zijn gesteld en dat [gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] die gelden bij de geldleningsovereenkomsten ook aan Oranjesingel Invest schuldig heeft erkend.

4.2.7.

De omstandigheid dat de bedragen niet zijn overgeboekt naar een gezamenlijke rekening van [gedaagde sub 1 t/m sub 3] brengt niet mee dat er van geldleningen geen sprake is. Tussen partijen staat vast dat het de bedoeling was dat de bedragen die ter leen werden verstrekt, aan [naam leidinggevende] ten goede zouden komen en dat [gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] voor het totale bedrag van € 1.000.000,00 borg zou staan, hetgeen impliceerde dat hij niet zelf over het bedrag zou kunnen beschikken. [gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] heeft er mee ingestemd dat de afspraken zoals hij die met [naam directeur Oranjesingel Invest] en [naam leidinggevende] had gemaakt, in de vorm van geldleningsovereenkomsten zijn neergelegd. [gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] heeft er door ondertekening van de geldleningsovereenkomsten mee ingestemd dat Oranjesingel Invest door betaling aan [gedaagde sub 1] voldeed aan een betalingsverplichting die Oranjesingel Invest mede tegenover [gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] op zich had genomen. Dit vindt ook ondersteuning in Geldleningsovereenkomst I, op grond waarvan [gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] er mee bekend was dat het bedrag van € 250.000,00 bij zijn ondertekening van die overeenkomst reeds was overgemaakt aan [gedaagde sub 1] [naam leidinggevende] was volgens [gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] de feitelijk leidinggevende van [gedaagde sub 1] Dit impliceert dat betaling aan die vennootschap inhield dat [naam leidinggevende] overeenkomstig de bedoeling van [naam directeur Oranjesingel Invest] , [naam leidinggevende] en [gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] over het geld zou kunnen beschikken. Bovendien is gesteld noch gebleken dat er een gezamenlijke bankrekening van [gedaagde sub 1 t/m sub 3] bestond of dat tussen partijen bij de geldleningsovereenkomsten is afgesproken dat betaling zou plaatsvinden op een gezamenlijke rekening van [gedaagde sub 1 t/m sub 3] De omstandigheid dat de bedragen aan [gedaagde sub 1] zijn overgeboekt en niet op een rekening van [gedaagde sub 1 t/m sub 3] zijn gestort, maakt niet dat Oranjesingel Invest tegenover [gedaagde sub 1 t/m sub 3] niet aan haar verplichtingen heeft voldaan.

Het verweer dat er geen sprake is van een geldlening aan [gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] wordt gelet op het voorgaande verworpen.

bedrog en dwaling

4.2.8.

[gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] grondt zijn beroep op bedrog en dwaling op de omstandigheid dat er sprake is van opzettelijke, dan wel verwijtbare want onjuiste inlichtingen die [gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] werden gegeven en dat er sprake is van ten onrechte ontbrekende inlichtingen.

4.2.9.

Oranjesingel Invest heeft hiertegenover gesteld dat er geen sprake is van opzettelijke onjuiste mededelingen. Volgens Oranjesingel Invest zijn de omstandigheden die [gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] in het verband van dit verweer heeft geschetst onjuist, niet relevant dan wel waren deze al bij [gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] bekend. Voorts heeft Oranjesingel Invest zich op het standpunt gesteld dat er sprake is van louter toekomstige omstandigheden die niet tot vernietiging op grond van dwaling kunnen leiden.

4.2.10.

De onjuiste inlichtingen betreffen volgens [gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] de onware mededeling van [naam leidinggevende] dat het bedrag van - afgerond - € 1.800.000,00 dat op een bankrekening van Credit Suisse stond en waarop beslag was gelegd, in alle gevallen vrij zou komen. Ook gaat het volgens [gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] om transacties die [naam leidinggevende] tijdens de bespreking in augustus 2013 opschreef en die in werkelijkheid niets om het lijf hadden, althans niets zouden opbrengen, althans waarvan de opbrengsten niet aan de aflossing van de geldleningen zouden worden besteed.

[gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] heeft gesteld dat [naam leidinggevende] deze inlichtingen heeft verstrekt. Bovendien gaat het bij deze inlichtingen om toekomstige omstandigheden. Voor zover het beroep op dwaling is gegrond op onjuiste inlichtingen, slaagt dit beroep niet omdat er geen sprake is van inlichtingen die zijn verstrekt door de wederpartij van [gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] , Oranjesingel Invest, en omdat de vernietiging kan niet worden gegrond een dwaling die uitsluitend toekomstige omstandigheden betreft.

4.2.11.

Voor wat betreft ontbrekende inlichtingen gaat het er volgens [gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] om

- dat [naam leidinggevende] privé failliet was,

- dat de risico’s van [gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] veel groter waren dan gedacht omdat het bedrag van

€ 1.800.000,00 dat voor terugbetaling bedoeld was niet beschikbaar kwam respectievelijk voor andere doeleinden werd gebruikt,

dat [naam directeur Oranjesingel Invest] vanaf 2004 al € 1.000.000,00 aan [naam leidinggevende] had geleend en daarvoor meerdere zekerheden had ontvangen die dat bedrag ver overtroffen,

dat [naam directeur Oranjesingel Invest] medeaandeelhouder was van de Liechtensteinse SA waarmee [naam directeur Oranjesingel Invest] en [naam leidinggevende] vele miljoenen probeerden te verdienen, in het licht van welke verwachtingen [gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] financiële mogelijkheden klein waren,

dat er financiële en zakelijke verwevenheden tussen [naam leidinggevende] en [naam directeur Oranjesingel Invest] waren die ertoe konden leiden dat buiten het zicht van [gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] beschikbare gelden met onderling goedvinden anders werden besteed dan voor de aflossing van de geldschuld,

dat [naam leidinggevende] nog andere schulden had,

dat sommige van die schuldeisers bij voorrang werden terugbetaald boven de terugbetaling van beide onderhavige geldleningen,

dat [naam directeur Oranjesingel Invest] niet uit goeiigheid handelde toen Oranjesingel Invest het geld leende, maar dat daardoor andere belangen van [naam directeur Oranjesingel Invest] werden gediend.

Een deel van de door [gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] genoemde inlichtingen betreft toekomstige omstandigheden. Over het faillissement van [naam leidinggevende] is ter comparitie van de kant van [gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] verklaard dat in 2010 namens hem bij de curator in het faillissement van [naam leidinggevende] een vordering van [gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] op [naam leidinggevende] is ingediend. Hieruit volgt dat [gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] moet worden geacht bekend te zijn geweest met het faillissement van [naam leidinggevende] in privé. Dat [naam leidinggevende] nog andere schulden had en dat hij die schulden niet afloste was bij [gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] in zoverre bekend dat [naam leidinggevende] nalatig was met betaling van aan [gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] verschuldigde rente over een geldlening, zoals [gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] ter comparitie heeft verklaard. Voor het overige is, in aanmerking nemende ook dat [gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] ter comparitie heeft verklaard dat [naam directeur Oranjesingel Invest] en [naam leidinggevende] tijdens de bespreking in augustus 2013 niets hebben gezegd over het risico dat [gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] met de borgstelling zou lopen, niet althans niet voldoende onderbouwd dat Oranjesingel Invest in verband met hetgeen zij omtrent de gestelde dwaling wist of behoorde te weten, [gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] had behoren in te lichten. Ook voor zover het gaat om ontbrekende inlichtingen slaagt het beroep op dwaling daarom niet.

4.2.12.

[gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] heeft nog gesteld dat er sprake is van wederzijdse dwaling als ook [naam directeur Oranjesingel Invest] niet had kunnen bevroeden dat het bedrag van € 1.800.000,00 en eventuele winsten van andere onderlinge transacties van [naam directeur Oranjesingel Invest] en [naam leidinggevende] , niet voor aflossing zouden worden aangewend. Aangezien ook deze wederzijdse dwaling uitsluitend toekomstige omstandigheden betreft, kan de vernietiging van de geldleningsovereenkomsten daarop evenmin worden gegrond.

4.2.13.

Het beroep van [gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] op bedrog gaat, gelet ook op hetgeen hiervoor ten aanzien van het beroep op dwaling is overwogen, niet op. Uit de stellingen van [gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] volgt niet dat [naam directeur Oranjesingel Invest] opzettelijk onjuiste mededelingen heeft gedaan aan [gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] dan wel voor [gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] feiten heeft verzwegen die hij verplicht was mede te delen. Evenmin heeft [gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] tegenover de stelling van Oranjesingel Invest dat [naam directeur Oranjesingel Invest] ook ervan uitging dat het bedrag van € 1.800.000,00 zou worden aangewend voor de aflossing van de geldlening en dat [naam directeur Oranjesingel Invest] niet bekend was met de inkomstenbronnen die [naam leidinggevende] aan [gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] zou hebben voorgehouden, voldoende weerlegd dat Oranjesingel Invest geen reden had om bedrog te veronderstellen.

4.2.14.

Het beroep op vernietiging van de geldleningsovereenkomsten gaat gelet op het voorgaande niet op.

onvoorziene omstandigheden

4.2.15.

In het verband van zijn beroep op onvoorziene omstandigheden wijst [gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] op de volgende omstandigheden:

Eerdergenoemd bedrag van € 1.800.000,00 bestaat niet althans is of kon niet voor de terugbetaling van de geldleningen worden gebruikt.

Lamas B.V. heeft gelden aan anderen dan aan Oranjesingel Invest betaald.

De activiteiten die [naam leidinggevende] op papier had gezet hebben niet of onvoldoende tot opbrengsten geleid die konden worden gebruikt om de geldleningen terug te betalen althans die opbrengsten zijn niet voor die terugbetaling aangewend.

[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben de geldleningen niet terugbetaald,

[naam leidinggevende] doet mogelijkerwijs waar hij zin in heeft omdat hij een oplichter is en daarom worden de geldleningen niet terugbetaald.

[naam leidinggevende] reist al jaren continue in Rusland, Kiev, Dubai, Abu Dhabi respectievelijk de hele wereld rond maar is nooit met één euro thuisgekomen.

[naam leidinggevende] zou een vervalser zijn.

[naam leidinggevende] is failliet en daarom worden de geldleningen niet terugbetaald.

[gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] heeft daarbij gesteld dat niet ter zake doet dat strikt genomen onduidelijk is welke van voormelde feiten waar zijn.

4.2.16.

Oranjesingel Invest heeft hiertegenover onder meer aangevoerd dat de onzekerheid over de terugbetaling van de geleende bedragen juist reden was voor Oranjesingel Invest om niet zonder betrokkenheid van [gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] geld te lenen.

4.2.17.

De door [gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] genoemde omstandigheden zijn, nog daargelaten dat [gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] de mogelijkheid open laat dat die omstandigheden zich niet daadwerkelijk hebben voorgedaan, niet van dien aard dat Oranjesingel Invest naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van de geldleningsovereenkomsten niet mag verwachten. En evenmin dat in verband daarmee de geldleningsovereenkomsten zouden moeten worden ontbonden dan wel dat deze zo zouden moeten worden gewijzigd dat [gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] niet langer gehouden zou zijn tot terugbetaling van de geleende bedragen. De door [gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] genoemde omstandigheden hangen allen samen met de omstandigheid dat [naam leidinggevende] de geleende bedragen niet aan Oranjesingel Invest heeft terugbetaald. Niet kan worden volgehouden dat die omstandigheid tussen partijen niet is voorzien. [naam directeur Oranjesingel Invest] heeft immers slechts geld aan [naam leidinggevende] willen uitlenen indien er zekerheid voor de terugbetaling zou worden gesteld in de vorm van een borgstelling en [gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] heeft zich bereid verklaard als borg op te treden, welke borgstelling is geëffectueerd door middel van de geldleningsovereenkomsten. Partijen hebben derhalve de mogelijkheid voorzien dat [naam leidinggevende] de geleende bedragen niet zou terugbetalen. Dat het risico dat [naam leidinggevende] de geleende bedragen niet zou terugbetalen volgens [gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] groter was dan het risico waar hij vanuit was gegaan, levert niet een onvoorziene omstandigheid op als bedoeld in artikel 6:258 BW althans komt deze omstandigheid krachtens de aard en bedoeling van de geldleningsovereenkomsten voor rekening van [gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] . Het beroep op onvoorziene omstandigheden slaagt reeds om die reden niet.

hoofdelijkheid

4.2.18.

[gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] heeft betwist dat er sprake is van hoofdelijkheid, stellende dat in de geldleningsovereenkomsten een hoofdelijkheidsclausule ontbreekt. Zoals hiervoor onder 2.3 en 2.4 is overwogen, is in de geldleningsovereenkomsten bepaald: ’De Schuldenaar heeft ter leen ontvangen en is mitsdien (hoofdelijk) schuldig aan de Schuldeiser’. Tussen partijen staat vast dat de geldleningsovereenkomsten zijn opgesteld door [naam directeur Oranjesingel Invest] en dat over de inhoud daarvan tussen partijen geen overleg heeft plaatsgevonden. Voorts staat tussen partijen vast dat de geldleningsovereenkomsten voortvloeien uit de afspraak tussen [naam directeur Oranjesingel Invest] , [naam leidinggevende] en [gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] dat [gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] tegenover [naam directeur Oranjesingel Invest] borg zou staan voor een bedrag van

€ 1.000.000,00 dat [naam directeur Oranjesingel Invest] aan [naam leidinggevende] ter leen zou verstrekken. Onder Schuldenaar zijn in de geldleningsovereenkomsten [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] begrepen. Gesteld noch gebleken is dat [gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] , voormalig belastingadviseur, met het begrip ‘hoofdelijkheid’ niet bekend was. Het goedschrift van [gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] onder de geldleningsovereenkomsten ziet ook op een bedrag van in totaal

€ 1.000.000,00.

De vermelding hoofdelijk kan onder voormelde omstandigheden redelijkerwijs niet anders worden begrepen en moet ook door [gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] zijn begrepen als hoofdelijke verbondenheid van [gedaagde sub 1 t/m sub 3] zodat [gedaagde sub 1 t/m sub 3] moet worden geacht zich tegenover Oranjesingel Invest hoofdelijk te hebben verbonden tot terugbetaling van het bedrag van € 1.000.000,00.

boete

4.2.19.

[gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] heeft verweer gevoerd tegen de gevorderde boete, primair omdat Lamas B.V. gelet op haar ontbinding en vereffening van haar schuld jegens [gedaagde sub 1] bevrijd zou moeten zijn en [gedaagde sub 1] de middelen zou moeten hebben gehad om Oranjesingel Invest te betalen en omdat de artikelen 3 en 4 van de geldleningsovereenkomsten onduidelijk zijn. Subsidiair heeft [gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] een beroep gedaan op matiging van de boete tot nihil.

De primaire stelling van [gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] gaat niet op. Immers is vast komen staan dat de geleende bedragen niet zijn terugbetaald. Ingevolge het bepaalde in de artikelen 2 en 4 van de geldleningsovereenkomsten is [gedaagde sub 1 t/m sub 3] de boete verschuldigd als zij niet uiterlijk 1 december 2013 de hoofdsom in zijn geheel heeft voldaan. Anders dan [gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] heeft gesteld zijn de geldleningsovereenkomsten op dit punt niet onduidelijk. Het beroep op matiging van de boete heeft [gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] gegrond op de dezelfde omstandigheden die zijn aangedragen voor de vernietiging van de overeenkomst en voor de ontbinding dan wel wijziging ervan wegens onvoorziene omstandigheden. Niet valt in te zien dat op grond van de door [gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] aangevoerde omstandigheden, gelet ook op hetgeen Oranjesingel Invest over die omstandigheden heeft gesteld, de billijkheid zou eisen dat de boete zou moeten worden gematigd. [gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] heeft dat ook niet verder onderbouwd. Het beroep op matiging zal daarom worden afgewezen.

buitengerechtelijke kosten

4.3.

[gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] heeft de gevorderde buitengerechtelijke kosten betwist. Uit de stellingen van partijen leidt de rechtbank af dat [gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] als consument moet worden aangemerkt. In verband daarmee dient de vraag of [gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] buitengerechtelijke kosten verschuldigd is, te worden beantwoord aan de hand van het bepaalde in artikel 6:96, leden 5 en 6 BW. Het gevorderde bedrag, dat hoger is dan het op basis van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten geldende tarief, is gebaseerd op een tussen partijen overeengekomen beding. Op grond van het bepaalde in artikel 6:96 lid 5 BW mag bij overeenkomst niet ten nadele van de consument van de wettelijke tarieven worden afgeweken. De rechtbank zal de bepaling waarop de door de eisende partij gevorderde buitengerechtelijke kosten zijn gebaseerd, dan ook buiten toepassing laten.

Vervolgens zal beoordeeld worden of de vordering op grond van de wettelijke regeling van artikel 6:96 BW voor toewijzing in aanmerking komt. De gevorderde vergoeding komt niet voor toewijzing in aanmerking nu het toepasselijke wettelijke tarief niet in de aanmaning is vermeld.

toewijsbaarheid van het gevorderde

4.4.

Gelet op het voorgaande komt de vordering tot betaling van de bedragen van

€ 1.000.000,00 en € 25.000,00 voor toewijzing in aanmerking. De gevorderde contractuele rente over het bedrag van € 1.000.000,00 is gelet op het bepaalde in art. 6:119 lid 2 BW niet toewijsbaar over de reeds berekende rente voor zover deze niet over een geheel jaar verschuldigd is, nu niet is gesteld dat partijen een verdergaande verschuldigdheid zijn overeengekomen. In aanmerking nemende dat Oranjesingel Invest geen inzicht heeft gegeven in de rente die [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] niet over een geheel jaar als voormeld verschuldigd zijn geworden, zal de contractuele rente over € 250.000,00 worden toegewezen vanaf 15 augustus 2013 en over € 750.000 vanaf 26 augustus 2013. Voor het overige zal de niet betwiste rente worden toegewezen als na te melden.

beslagkosten

4.5.

Oranjesingel Invest vordert [gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Deze vordering is gelet op het bepaalde in art. 706 Rv toewijsbaar. De gevorderde rente is niet weersproken en zal worden toegewezen als na te melden.

vorderingen tegen [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2]

4.6.

Uit de stellingen van Oranjesingel Invest leidt de rechtbank af dat [gedaagde sub 2] als consument moet worden aangemerkt. In verband daarmee dient de vraag [gedaagde sub 2] buitengerechtelijke kosten verschuldigd is, te worden beantwoord aan de hand van het bepaalde in artikel 6:96, leden 5 en 6 BW. Het gevorderde bedrag, dat hoger is dan het op basis van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten geldende tarief, is gebaseerd op een tussen partijen overeengekomen beding. Op grond van het bepaalde in artikel 6:96 lid 5 BW mag bij overeenkomst niet ten nadele van de consument van de wettelijke tarieven worden afgeweken. De rechtbank zal de bepaling waarop de door de eisende partij gevorderde buitengerechtelijke kosten zijn gebaseerd, te opzichte van [gedaagde sub 2] dan ook buiten toepassing laten.

Vervolgens zal beoordeeld worden of de vordering op grond van de wettelijke regeling van artikel 6:96 BW voor toewijzing in aanmerking komt. De van [gedaagde sub 2] gevorderde vergoeding komt niet voor toewijzing in aanmerking nu het toepasselijke wettelijke tarief niet in de aanmaning is vermeld.

De vordering tegen [gedaagde sub 1] tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal worden afgewezen. Oranjesingel Invest heeft niet (voldoende onderbouwd) gesteld dat zij deze kosten daadwerkelijk heeft gemaakt en dat die kosten betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier.

De gevorderde contractuele rente over het bedrag van € 1.000.000,00 is gelet op het bepaalde in art. 6:119 lid 2 BW niet toewijsbaar over de reeds berekende rente voor zover deze niet over een geheel jaar verschuldigd is, nu niet is gesteld dat partijen een verdergaande verschuldigdheid zijn overeengekomen. In aanmerking nemende dat Oranjesingel Invest geen inzicht heeft gegeven in de rente die [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] niet over een geheel jaar als voormeld verschuldigd zijn geworden, zal de contractuele rente over € 250.000,00 worden toegewezen vanaf 15 augustus 2013 en over

€ 750.000 vanaf 28 augustus 2013.

Het gevorderde komt de rechtbank voor het overige niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal als volgt worden toegewezen.

proceskosten

4.7.

[gedaagde sub 1 t/m sub 3] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van Oranjesingel Invest waarvoor [gedaagde sub 1 t/m sub 3] hoofdelijk aansprakelijk is, worden begroot op in totaal € 6575,77, bestaande in € 3.284,00 griffierecht, € 80,77 dagvaardingskosten en € 3.211,00 salaris advocaat (1 punten tarief VIII à € 3.211,00) en de kosten waarvoor daarnaast [gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] alleen aansprakelijk is worden begroot op

€ 3.211,00 salaris advocaat (1 punten tarief VIII à € 3.211,00). De gevorderde rente is niet weersproken en zal worden toegewezen als na te melden.

4.8.

De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

in reconventie

4.9.

[gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] heeft aan zijn vorderingen ten grondslag gelegd dat de conservatoire beslagen onrechtmatig zijn gelegd nu de conventionele vordering dient te worden afgewezen. In aanmerking nemende dat de vordering in conventie wordt toegewezen moet worden vastgesteld dat de beslagen op goede gronden zijn gelegd. De vordering strekkende tot opheffing van de beslagen en de vordering tot schadevergoeding zullen daarom worden afgewezen.

4.10.

[gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. Deze kosten worden aan de zijde van Oranjesingel Invest tot aan deze uitspraak begroot op € 452,00 (2 punten tarief II à € 452,00 x factor 0,5).

4.11.

De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5 De beslissing

De rechtbank

in conventie

5.1.

veroordeelt [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] , hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, tot betaling van € 1.000.000,00, te vermeerderen met 10% rente over € 250.000,00 vanaf 15 augustus 2013 en over € 750.000,00 vanaf 28 augustus 2013, telkens tot aan de dag der algehele voldoening,

5.2.

veroordeelt [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] , hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, tot betaling van de contractuele boete van € 25.000,00, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW van af 2 december 2013 tot aan de dag der algehele voldoening,

5.3.

veroordeelt [gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] tot betaling van de gemaakte beslagkosten ter hoogte van € 4.147,15, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW van af 9 maart 2016 tot aan de dag der algehele voldoening,

5.4.

veroordeelt [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] , hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, tot betaling van de kosten van deze procedure aan de zijde van Oranjesingel Invest gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op € 6.575,77 en veroordeelt [gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] tot betaling van de kosten van deze procedure aan de zijde van Oranjesingel Invest gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op € 3.211,00, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten met ingang van de vijftiende dag na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,

5.5.

veroordeelt [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,

5.6.

verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,

5.7.

wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd,

in reconventie

5.8.

wijst het gevorderde af,

5.9.

veroordeelt [gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] in de kosten van deze procedure aan de zijde van Oranjesingel Invest gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op € 452,00,

5.10.

veroordeelt [gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 65,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagde sub 3 in conventie/eiser in reconventie] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 34,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,

5.11.

verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.C. Adang en in het openbaar uitgesproken op 9 november 2016.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature