Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Zittingsplaats:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Kort geding. Beslag onder bank geen misbruik van executiebevoegdheid. Omdat geen beslag onder de uitkerende instanties is gelegd, is niet van belang dat met betrekking tot toeslagen, kindgebonden budget en kinderbijslag in de wet beslagverboden zijn opgenomen. Zie: Hoge Raad 21 mei 1999, NJ 2001/630 (Bahceci/Van der Zwan q.q.). Omdat alleen het actuele saldo door het beslag onder de bank wordt getroffen en een bankrekening niet als een periodieke uitkering kan worden gekwalificeerd, hoeft de beslaglegger geen rekening te houden met een beslagvrije voet. Anders: Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 21 april 2015, JOR 2015/187 (Zuidema q.q./Hoist Kredit).

Uitspraak



vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch

zaaknummer / rolnummer: C/01/298595 / KG ZA 15-566

Vonnis in kort geding van 2 oktober 2015

in de zaak van

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

STAM REITSMA ADVOCATEN B.V., in haar hoedanigheid van bewindvoerder over alle goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan [belanghebbende],

gevestigd te [woonplaats] ,

eiseres in conventie,

verweerster in reconventie,

advocaat mr. J. Geuze jr. te Best,

tegen

[gedaagde in conventie/eiser in reconventie] ,

wonende te [woonplaats] ,

gedaagde in conventie,

eiser in reconventie,

advocaat mr. E. van der Maal te Eindhoven.

Partijen zullen hierna de bewindvoerder en [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] genoemd worden.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

de dagvaarding van 14 september 2015, met 13 producties,

de brief van mr. Van der Maal van 17 september 2015, met een aanvullende productie,

de brief van mr. Van der Maal van 17 september 2015, met de conclusie van antwoord exclusief producties, met de mededeling dat de producties worden nagezonden en met de mededeling dat mr. Van der Maal [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] niet ter zitting zal bijstaan, bij gebreke van het regelen van vervanging gelet op de korte dagvaardingstermijn,

de brief van mr. Geuze van 17 september 2015, met de aanvullende producties 14 tot en met 17,

de brief van mr. Geuze van 17 september 2015, met een nadere grond voor de vorderingen van de bewindvoerder,

de conclusie van antwoord, met 30 producties, ingekomen ter griffie op 18 september 2015,

de mondelinge behandeling op 18 september 2015,

de pleitnota van [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] ,

de pleitnota van de bewindvoerder.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1.

[gedaagde in conventie/eiser in reconventie] is gehuwd geweest met [belanghebbende] (hierna: de vrouw). Bij beschikking van de rechtbank Utrecht van 31 oktober 2007 is de echtscheiding tussen [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] en de vrouw uitgesproken, welke beschikking op 16 november 2007 is ingeschreven in de registers van de Burgerlijke Stand.

2.2.

Uit het huwelijk van [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] en de vrouw zijn twee thans nog minderjarige kinderen geboren, te weten:

[kind 1] , geboren op [geboortedatum] (hierna: [kind 1] );

[kind 2] , geboren op [geboortedatum] (hierna: [kind 2] ).

2.3.

Bij uitvoerbaar bij voorraad verklaarde beschikking van 23 juli 2014 (hierna: de beschikking) heeft deze rechtbank, voor zover van belang, het volgende bepaald:

a. dat de vrouw aan [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] als bijdrage ter zake kinderalimentatie voor de minderjarige kinderen van de vrouw en [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] dient te betalen:

voor [kind 1] € 25,-- netto per maand met ingang van 1 december 2013,

voor [kind 2] € 25,-- netto per maand met ingang van 1 april 2013,

b. dat [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] aan de vrouw ter zake van kinderalimentatie voor [kind 2] over de periode van 1 april 2013 tot 1 december 2013 dient te betalen een bedrag van € 503,-- per maand.

2.4.

De vrouw heeft op 8 augustus 2014 hoger beroep ingesteld tegen de onder 2.3. genoemde beschikking. De zaak stond voor arrest op 1 oktober 2015.

2.5.

De bewindvoerder is bij beschikking van 10 november 2014 benoemd als bewindvoerder over alle goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan de vrouw.

2.6.

Bij beschikking van 18 november 2014 heeft deze rechtbank bepaald dat [kind 2] haar hoofdverblijf bij [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] heeft en is een zorgverdeling vastgesteld, inhoudende een zorgverdeling bij helfte; een 50/50 co-ouderschapsregeling. Ondanks dat [kind 2] haar haar hoofdverblijf bij [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] heeft, kan de vrouw, na bemiddeling door de gezinsvoogd, sedert een paar maanden aanspraak maken op kindgebonden budget.

2.7.

De vrouw heeft inkomen uit arbeid en een aanvullende bijstandsuitkering (WWB-uitkering). De vrouw heeft geen vermogen. Voor zover zij vermogen had is dit opgesoupeerd door betaling aan [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] uit hoofde van een eerder tussen [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] en de toenmalige bewindvoerder van de vrouw gewezen vonnis van 11 december 2013 en betaling van schulden, waaronder belastingschulden.

2.8.

In het kader van het beschermingsbewind heeft de vrouw een Beheerrekening bij de ING Bank met nummer: [rekeningnummer] en een Leefgeldrekening bij de ING -bank met nummer: [rekeningnummer] . Die rekening wordt enkel gevoed met het inkomen van de vrouw. De Rabobankrekeningen op naam van de vrouw zijn opgezegd.

2.9.

Ondanks meerdere sommaties van [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] aan de bewindvoerder van de vrouw om de achterstallige kinderalimentatie te voldoen, is hier tot op heden niet aan voldaan.

2.10.

Na het uitblijven van een reactie van de zijde van de bewindvoerder heeft [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] zijn vordering op de vrouw op 15 juli 2015 uitbesteed aan het Nationaal Loket Alimentatie Inning (NLAI).

2.11.

Op 23 juli 2015 heeft het NLAI aan de vrouw een aanmaning gestuurd om tot betaling van de achterstallige kinderalimentatie over de periode tot en met 31 juli 2015 ad

€ 1.403,13 over te gaan.

2.12.

Nadat het NLAI niets meer van de bewindvoerder van de vrouw had vernomen, heeft zij op 28 augustus 2015 de zaak aan de gerechtsdeurwaarder uitbesteed.

2.13.

Op 4 september 2015 is in opdracht van het NLAI ten laste van de vrouw executoriaal beslag gelegd onder de ING-Bank op de Beheerrekening en de Leefgeldrekening van de vrouw voor een bedrag van € 1.529,97. Het beslag heeft voor een bedrag van € 953,18 doel getroffen. Daarbij is de naar de stelling van de bewindvoerder in aanmerking te nemen beslagvrije voet van € 898,95 niet in acht genomen.

3 Het geschil

3.1.

De bewindvoerder vordert, na vermeerdering van eis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

I. de opheffing te gelasten van het door [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] op 4 september 2015 onder de ING Bank ten laste van de vrouw gelegde derdenbeslag, althans opschorting te gelasten van dat beslag zolang in het door de vrouw tegen de beschikking van deze rechtbank van 23 juli 2014 met zaaknummer C/01/244466 / FA RK 12-1290 ingestelde appel, door het Gerechtshof

’s-Hertogenbosch in de appelprocedure met zaaknummer: 200.158.074, niet is beslist,

II. de executie van de beschikking van 23 juli 2014 gewezen door deze rechtbank (zaaknummer: C/01/244466 / FA 12-1290) te schorsen, totdat onherroepelijk is beslist door het gerechtshof ’s-Hertogenbosch in het door de vrouw tegen de beschikking van 23 juli 2014 ingestelde appel met zaaknummer: 200.158.074,

III. althans een zodanige beslissing te nemen als de voorzieningenrechter in goede justitie vermeent te behoren,

IV. [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] te bevelen om binnen 24 uur na het uitspreken van het te wijzen vonnis de ING-Bank mede te delen dat het beslag ten laste van de vrouw is opgeheven, met bepaling dat bij gebreke van nakoming van dit bevel, dit bevel in de plaats treedt van die mededeling,

V. veroordeling van [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] in de kosten van deze procedure.

3.2.

De bewindvoerder legt aan haar vordering, kort weergegeven, het volgende ten grondslag.

3.2.1.

Het ten laste van de vrouw gelegde beslag is gelegd zonder de beslagvrije voet in acht te nemen. [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] weet dat de vrouw een (aanvullende) WWB-uitkering ontvangt. Door beslag te leggen op haar WWB-uitkering wordt daarmee de beslagvrije voet omzeild. [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] weet (dus) ook dat de vrouw geen enkele vermogen heeft. Door het beslag te leggen op haar Leefgeldrekening brengt hij haar moedwillig in een positie waarin zij niet meer in haar eerste behoefte van levensonderhoud kan voorzien. De vrouw verkeert hierdoor in een noodtoestand. De vrouw is van mening dat [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] in de wetenschap dat zij een WWB-uitkering ontvangt en (dus) geen vermogen heeft, door het beslag laten leggen op haar Leefgeldrekening op onrechtmatige wijze de wettelijke regeling van beslagvrije voet (artikel 475 Rv . ) omzeilt. [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] heeft geen, althans onvoldoende belang bij het beslag, terwijl hij weet dat de vrouw buitenproportioneel in haar belangen wordt geschaad. De noodzaak van [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] om een maand voordat de zaak in appel voor beschikking staat beslag te leggen, ontgaat de vrouw. De vrouw meent dat [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] geen, althans onvoldoende belang heeft bij het gelegde executoriale beslag.

3.2.2.

De beschikking van deze rechtbank van 23 maart 2014 berust op een kennelijke misslag voor wat betreft de aan de vrouw opgelegde alimentatieverplichting. De rechtbank gaat in r.o. 4.3. van dat vonnis uit van een minimum-bijdrageplicht terwijl de Expertgroep Alimentatienormen spreekt over een minimum-draagkracht. Na een draagkrachtvergelijking en rekening houdend met een zorgkorting van 35% (er is sprake van een 50/50 zorgverdeling) kon in redelijkheid geen alimentatieplicht voor de vrouw worden vastgesteld.

3.2.3.

Het beslag mist rechtsgrond, althans is onrechtmatig.

Op grond van de beschikking van deze rechtbank van 23 juli 2014 is [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] jegens de vrouw gehouden om voor [kind 2] kinderalimentatie te betalen van € 503,-- per maand over de periode van 1 april 2013 tot en met 1 december 2013, hetgeen neerkomt op een totaalbedrag van € 4.024,--. [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] heeft beslag gelegd voor een bedrag van € 1.529,97. Het bedrag ter zake van kinderalimentatie ad € 4.024,-- is opeisbaar en de bewindvoerder beroept zich namens de vrouw op verrekening. Er is geen sprake van een betalingsachterstand.

Het beslagen bedrag van € 953,18 is opgebouwd uit loon, bijstandsuitkering, toeslagen, kindgebonden budget en kinderbijslag. Er is geen beslagvrije voet in aanmerking genomen. Bovendien is kinderbijslag en kindgebonden budget niet voor beslag vatbaar. Het gevolg van het beslag is dat de vrouw niet kan voorzien in de kosten van haar levensonderhoud en die van [kind 2] . Het beslag raakt immers ook [kind 2] op het moment dat zij bij de vrouw verblijft. Er is sprake van een noodtoestand aan de zijde van de vrouw, waarmee het (spoedeisende) belang bij haar vordering is gegeven.

3.3.

Het verweer van [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] komt, kort weergegeven, op het volgende neer.

3.3.1.

Middels een ten laste van [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] gelegd loonbeslag heeft de vrouw over de periode 1 april 2013 tot 1 december 2013 bij de werkgever van [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] een bedrag van € 903,34 per maand laten invorderen, terwijl [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] in die periode slechts € 503,-- per maand aan kinderalimentatie aan de vrouw was verschuldigd. Als gevolg daarvan heeft [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] de verschuldigde kinderalimentatie aan de vrouw voldaan. Dit terwijl de vrouw nimmer kinderalimentatie aan [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] heeft voldaan.

3.4.

Het achterstallige bedrag ter zake kinderalimentatie van de vrouw aan [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] kan niet worden verrekend met de door [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] aan de vrouw te betalen kinderalimentatie. [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] heeft de aan de vrouw te betalen kinderalimentatie reeds in 2013 volledig voldaan. Er is dus geen sprake van een resterende betalingsverplichting van de man waarmee het achterstallige bedrag kan worden verrekend.

3.5.

Op 20 augustus 2015 heeft de vrouw een bedrag van € 2.196,36 aan kinderbijslag en kindgebonden budget ontvangen voor [kind 2] , terwijl de vrouw niet de dagelijkse zorg voor [kind 2] heeft en de vrouw geen kosten voor [kind 2] heeft gedragen. Dit terwijl het juist

[gedaagde in conventie/eiser in reconventie] is die de kosten van verzorging voor [kind 2] heeft gedragen, nu [kind 2] bij hem haar hoofdverblijfplaats heeft. De vrouw heeft kindgebonden budget ontvangen op de rekening waarop beslag is gelegd. Het beslag heeft voor een bedrag van € 953,18 doel getroffen. Dit bedrag is veel lager dan het eerdergenoemde bedrag van € 2.196,36 dat de vrouw aan kindgebonden budget en kinderbijslag op de beslagen ING-rekening heeft ontvangen, zodat heeft te gelden dat de vrouw nog immer voldoende middelen voor het levensonderhoud van [kind 2] tot haar beschikking heeft.

3.6.

[gedaagde in conventie/eiser in reconventie] betwist hetgeen de bewindvoerder met betrekking tot de beslagvrije voet heeft gesteld. Bij een derdenbeslag onder de banktegoeden van een rekeninghouder hoeft volgens de wet geen beslagvrije voet in acht te worden genomen. Voor zover al een beslagvrije voet moet worden gehanteerd, dan kan op basis van de thans beschikbare informatie niet worden vastgesteld hoe hoog deze moet zijn.

3.7.

Er is geen sprake van een noodtoestand aan de zijde van de vrouw. De bewindvoerder heeft de eventuele (tijdelijke) problemen geheel aan zichzelf te wijten, door niet eerder tot betaling over te gaan van de door haar verschuldigde kinderalimentatie aan [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] overeenkomstig de beschikking van 23 juli 2014, dan wel op enig schrijven van [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] en van het NLAI te reageren. Er bestaat derhalve geen grond om het beslag op te heffen.

3.8.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling

4.1.

Als uitgangspunt geldt dat [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] op grond van de uitvoerbaar bij voorraad verklaarde beschikking van 23 juli 2014 beschikt over een executoriale titel. [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] is dan ook in beginsel bevoegd in het kader van het treffen van executiemaatregelen ten laste van de vrouw executoriaal beslag te doen leggen. Deze bevoegdheid als zodanig wordt door de bewindvoerder niet betwist. Wat de bewindvoerder betreft is echter sprake van misbruik van executiebevoegdheid omdat de beschikking een kennelijke misslag bevat. Daarenboven meent de bewindvoerder dat zij de vordering van [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] op de vrouw kan verrekenen met de vordering van de vrouw op [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] en dat door het beslag op de Leefgeldrekening van de vrouw op onrechtmatige wijze de wettelijke regeling van beslagverboden en de beslagvrije voet wordt omzeild.

4.2.

Wat de voorzieningenrechter betreft is van een kennelijke misslag in de beschikking geen sprake omdat niet evident is dat de rechtbank aan de vrouw geen bijdrageplicht van € 25,-- per kind per maand heeft kunnen opleggen. Van een kennelijke misslag is sprake als van een zo evidente of aperte vergissing in het recht of de feiten dat daarover geen redelijke twijfel kan bestaan en dat speelt in dit geval niet. Omdat geen sprake is van een kennelijke misslag, hoeft in zoverre de vraag of de executie als misbruik van bevoegdheid moet worden gekwalificeerd niet te worden beantwoord. Omdat [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] gemotiveerd heeft betoogd dat voor de beslaglegging en na de beslaglegging bedragen aan de bewindvoerder zijn en worden betaald, hetgeen door de bewindvoerder niet is betwist en daaruit ten behoeve van [kind 2] betalingen mogelijk zijn en kunnen worden gedaan, is ook om die reden geen sprake van misbruik van executiebevoegdheid.

4.3.

Door de bewindvoerder wordt betoogd dat de te verrekenen vordering de door [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] aan de vrouw te betalen kinderalimentatie over de periode 1 april 2013 tot 1 december 2013 betreft. [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] heeft gemotiveerd betwist dat hij nog enig bedrag aan kinderalimentatie schuldig is. Hij betoogt dat over de periode 1 april 2013 tot 1 december 2013 door middel van een loonbeslag een bedrag van € 903,34 per maand aan te betalen kinderalimentatie is geïncasseerd, terwijl hij een bedrag van € 503,00 per maand diende te betalen. Het beroep op verrekening door de bewindvoerder faalt dan ook.

4.4.

Omdat [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] geen beslag onder de uitkerende instanties heeft gelegd, is niet van belang dat met betrekking tot toeslagen, kindgebonden budget en kinderbijslag in de wet beslagverboden zijn opgenomen. Zie: Hoge Raad 21 mei 1999, NJ 2001/630 (Bahceci/Van der Zwan q.q.). Omdat alleen het actuele saldo door het beslag onder de bank wordt getroffen en een bankrekening niet als een periodieke uitkering kan worden gekwalificeerd, hoeft de beslaglegger geen rekening te houden met een beslagvrije voet. De voorzieningenrechter meent dat het arrest van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 21 april 2015, JOR 2015/187 (Zuidema q.q./Hoist Kredit) op grond van de door de annotator genoemde argumenten (in zoverre) onjuist is.

4.5.

Conclusie van de voorzieningenrechter is dat geen sprake is van misbruik van executiebevoegdheid door [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] noch van onrechtmatig handelen (anderszins) van hem, zodat de vorderingen van de bewindvoerder dienen te worden afgewezen. Gelet op het feit dat de bewindvoerder optreedt ten behoeve van de ex echtgenote van [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] , zullen de proceskosten tussen partijen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5 De beslissing

De voorzieningenrechter

5.1.

wijst de vorderingen af,

5.2.

compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

Dit vonnis is gewezen door mr. E. Loesberg en in het openbaar uitgesproken op 2 oktober 2015.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature