Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Medeplegen van opzetheling sieraden; nauwe en volledige samenwerking bewezen.

Medeplegen diefstal motorscooter. Het feit dat de rechtbank niet kan vaststellen of verdachte zelf de wegneemhandeling van de motorscooter heeft verricht, staat aan het aannemen van het medeplegen van de diefstal niet in de weg nu de bijdrage van verdachte bij de diefstal substantieel is geweest.

Bewezenverklaring opzetheling.

Vrijspraak poging woninginbraak in vereniging.

Gevangenisstraf 180 dagen waarvan 70 dagen voorwaardelijk met aftrek voorarrest en proeftijd 2 jaar met Reclasseringstoezicht. Beslissingen op vorderingen benadeelde partijen.

Uitspraak



vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht

Parketnummers: 01/839334-13 en 01/072511-13 (ter terechtzitting gevoegd)

Datum uitspraak: 02 maart 2015

Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1993],

wonende te [woonplaats], [adres 1].

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 21 augustus 2013, 6 februari 2015 en 16 februari 2015.

Op 6 februari 2015 heeft de rechtbank de tegen verdachte, onder de hiervoor genoemde parketnummers, aanhangig gemaakte zaken gevoegd.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaardingen van 18 juli 2013 en 8 januari 2015.

Nadat de tenlastelegging met parketnummer 01/839334-13 op de terechtzitting van 6 februari 2015 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:

1. hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 10 november 2012 tot en met 11 november 2012 te Helmond, in elk geval (telkens) in Nederland en/of België, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) hoeveelheden of een hoeveelheid sieraden (telkens) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die hoeveelheden of hoeveelheid sieraden (telkens) wist(en), althans (telkens) redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (telkens) (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;

Art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht

Art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht

3. hij op of omstreeks 3 november 2012 te Düsseldorf (Duitsland) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een (motor)scooter (kenteken [kenteken]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of het weg te nemen goed onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of valse sleutel;

art 310 Wetboek van Strafrecht

art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht

art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht

4. hij op of omstreeks 7 mei 2013 te Gemert, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, één of meer kentekenplaten (te weten, [kenteken] en/of [kenteken] en/of [kenteken] en/of [kenteken]en/of [kenteken] en/of [kenteken]), heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die kentekenplaten wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;

Art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht

Art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht

Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 28 juli 2012 tot en met 19 oktober 2012 te Köln en/of Mönchengladbach en/of Essen en/of Bonn in elk geval (telkens) te Duitsland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (telkens) heeft weggenomen een (motor)scooter (kenteken(s) [kenteken] en/of [kenteken] en/of [kenteken] en/of [kenteken]en/of [kenteken] en/of [kenteken]), in elk geval (telkens) enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich (telkens) de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of het weg te nemen goed onder zijn / hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of valse sleutel;

Art 321 Wetboek van Strafrecht

Art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht

Aan verdachte is in de tenlastelegging met parketnummer 01/072511-13 tenlastegelegd dat:

hij op of omstreeks 17 december 2012 te Gemert, gemeente Gemert-Bakel, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan [adres 2] weg te nemen geld en/of goederen van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 8], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen met voormeld oogmerk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, zich naar die woning heeft hebben/begeven en/of (vervolgens) op het terrein behorende bij genoemde woning heeft/hebben begeven en/of (vervolgens) een deur en/of slot van genoemde woning heeft/hebben getracht open te breken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

Art 310 Wetboek van Strafrecht

Art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht

Art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht

Art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op of omstreeks 17 december 2012 te Gemert, gemeente Gemert-Bakel, ter uitvoering van het door hem/hun voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan [adres 2] weg te nemen, een kluis en/of geld en/of goederen van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 8], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of zijn/hun mededader(s) en/of aan verdachte, en zich

daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen kluis en/of geld en/of goederen onder zijn/hun bereik en/of van zijn/hun mededader(s) te brengen door middel van braak en/of verbreking, met voormeld oogmerk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, zich op het terrein behorende bij genoemde woning heeft begeven en/of een deur en/of slot van genoemde woning heeft getracht open te breken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar opzettelijk behulpzaam is geweest door zich op te houden op de plaats van het misdrijf, teneinde die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of de weg te nemen kluis en/of geld en/of goederen naar elders te vervoeren en/of op de uitkijk te staan;

(art 310 Wetboek van strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van

strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van strafrecht, art 34 lid 1

Wetboek van strafrecht, art 48 ahf/sub 1 Wetboek van strafrecht)

art 310 Wetboek van Strafrecht

art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht

art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht

art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht

art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaardingen geldig zijn. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1 (parketnummer 01/839334-13).

De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte van het ten laste gelegde medeplegen van heling dient te worden vrijgesproken omdat verdachte geen gelijkwaardige rol bij de heling heeft gehad. Ter onderbouwing van dit standpunt voert de verdediging de volgende contra-indicaties voor een gelijkwaardige rol aan. Het plan was niet van verdachte afkomstig en verdachte wilde aanvankelijk helemaal niet mee naar België. Hij is gevraagd mee te rijden, maar er was al een chauffeur waardoor verdachtes deelname niet noodzakelijk was om de heling te kunnen vervolmaken. Verdachte is niet bij de juwelier binnen geweest en is niet mee gegaan om te helpen de buit te verkopen. Voorts heeft verdachte geen fysieke controle gehad over de buit, ook al heeft hij deze buit wel gezien. Bovendien zat de buit in de andere auto die voorop reed. De gestolen goederen zijn dus telkens in het bezit van anderen dan verdachte geweest. Voorts heeft verdachte voor het rijden naar Antwerpen € 100,- en een volle tank gekregen, terwijl de opbrengst van de buit circa € 4.000,- was.

De rechtbank verwerpt voornoemd verweer en overweegt als volgt.

[slachtoffer 9], eigenaresse van de [bedrijf 1], [adres bedrijf 1]te Helmond, heeft aangifte gedaan van een roofoverval op zaterdag 10 november 2012 rond 15.30 uur. Op dat tijdstip bevonden zich behalve het winkelpersoneel, ook twee klanten in de winkel. De overvallers waren in het zwart gekleed en droegen helmen. Een van de overvallers droeg een wapen. De aanwezigen werden gedwongen op de grond te gaan liggen. De overvallers hebben de kluis geopend, kasten en lades leeggehaald en vitrines vernield. Er is voor ongeveer 50.000 euro aan sieraden gestolen.

Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij met [medeverdachte 3], [medeverdachte 1], [verdachte], [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] in zijn auto en de auto van verdachte naar België is gereden. Hij heeft voor het chaufferen € 100,- ontvangen.

Verdachte heeft verklaard dat hij op de dag dat ze de buit van de overval weg gingen brengen is gebeld door [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1]. Aan verdachte werd gevraagd of hij mee wilde rijden naar België om de buit weg te brengen. Het was verdachte duidelijk dat het ging om de buit van de overval op [bedrijf 1]. Hij heeft toen aanvankelijk geweigerd, maar is uiteindelijk overgehaald. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zeiden dat hij beloond zou worden met € 100,- en een volle tank benzine. In Helmond heeft hij de buit gezien. Ze zijn toen in de BMW van verdachte en de Volkswagen van [medeverdachte 2] met de vier andere medeverdachten, [medeverdachte 5], [medeverdachte 3], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] richting België gereden. In Turnhout lukte het niet een juwelier te vinden. In Antwerpen slaagde de tweede poging. [medeverdachte 3], [medeverdachte 1], [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] zijn naar binnen gegaan en hebben de buit verkocht voor ongeveer € 4.200,- Verdachte en [medeverdachte 2] hebben ongeveer een uur buiten gewacht. Toen ze terugkwamen is iedereen bij verdachte in de auto gestapt en is het geld, ongeveer € 4000,- , verdeeld. Verdachte heeft € 100,- euro gekregen.

Bij [medeverdachte 2] is een gsm van het merk Sony Xperia in beslag genomen. Tijdens het uitlezen van de telefoon is een filmfragment aangetroffen waarbij in een auto een groot aantal bankbiljetten werd getoond. Het filmfragment is gemaakt op 11 november 2012 te 18.35.28.

Verdachte heeft verklaard dat deze foto is gemaakt in zijn BMW in België en dat dit het geld betreft van de buit.

De rechtbank is van oordeel dat de samenwerking tussen verdachte en de anderen zo nauw en volledig is geweest, dat de rechtbank bewezen acht dat verdachte als medepleger op 11 november 2012 betrokken is geweest bij de opzetheling van een hoeveelheid sieraden die bij de overval op [bedrijf 1] buit is gemaakt.

Van tevoren is immers door hen onderling gesproken over het wegbrengen van de buit, ze zijn vervolgens achter elkaar aan naar België gereden, enkele verdachten zijn bij de juwelier naar binnen gegaan en hebben daar de sieraden verkocht terwijl [medeverdachte 2] en verdachte samen een uur voor deze juwelier hebben gewacht. Vervolgens hebben ze daarna in de auto van verdachte met z’n allen het geld verdeeld. Het feit dat de rechtbank niet kan vaststellen wie van de verdachten de sieraden feitelijk in zijn auto heeft vervoerd alsmede het feit dat verdachte mogelijk een geringer deel van de opbrengst heeft verkregen dan de anderen, staat aan het aannemen van medeplegen niet in de weg.

Op grond van de hiervoor opgenomen feiten en omstandigheden die zijn vervat in de nog nader uit te werken bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang beschouwd, acht de rechtbank het onder 1 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.

Bewijsoverweging ten aanzien van feit 3 (parketnummer 01/839334-13).

De verdediging heeft onder meer aangevoerd dat verdachte van het ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken omdat er onvoldoende bewijs is dat verdachte op de plaats delict was ten tijde van het ontvreemden van de scooter. Dat verdachte heeft verklaard dat ze vaker naar Duitsland zijn gegaan en scooters hebben weggehaald, maakt dat niet anders omdat verdachte niet meer weet wanneer dat exact geweest is. Ook de omstandigheid dat verdachte aanwezig was bij het tanken met de motorscooter met het kenteken [kenteken] levert niet het bewijs op dat verdachte op de plaats delict was ten tijde van het ontvreemden van de scooter.

De rechtbank verwerpt voornoemd verweer en overweegt als volgt.

[slachtoffer 1] heeft verklaard dat zijn motorscooter van het merk Piaggio, kleur blauw, met het kenteken [kenteken] met VIN nummer LBMM5710000001359 op 3 november 2012 tussen 00.00 uur en 14.10 uur in Düsseldorf is gestolen.

Op 3 november 2012 is door een medewerker van het [bedrijf 2], [adres bedrijf 2] te Venray aangifte gedaan van diefstal van benzine. Op die dag om 08.20 uur is door de bestuurder van een felblauwe scooter met Duits kenteken [kenteken] getankt zonder te betalen. Deze scooterrijder was kennelijk in gezelschap van een jongeman op een zwarte scooter en een drietal jongens in een grijze BMW. Toen de man op de scooter wegreed, reden die andere scooterrijder en de grijze BMW ook weg.

Verdachte heeft verklaard dat hij ongeveer tien keer als chauffeur met zijn grijze BMW mee naar Duitsland is gegaan om te kijken of er ergens motorscooters stonden om te stelen. Hij reed er dan met anderen naar toe en vervolgens keken ze rond. Als er iets stond, dan stopte verdachte. Dan stapte één persoon uit en die begon het contact met de deukentrekker uit het dashboard te trekken. Hij zat dan in de auto. Als de scooter gestart was reden ze weer terug naar huis. Iedereen reed afwisselend op de gestolen scooter(s) naar huis. Vervolgens moesten de scooters bij hem in de garage staan. Verdachte heeft verder verklaard dat ze een keer zwart getankt hebben waar hij en onder meer medeverdachte [medeverdachte 3] bij was. Dat was in Venray. Ze hadden toen twee scooters bij zich. Hij dacht een Piaggio en een KTM. Toen hij op Youtube zag dat de Piaggio kenteken [kenteken] gebruikt was voor het tanken zonder te betalen, dacht hij dat dat dus de scooter is geweest waarmee getankt is zonder te betalen waar hij bij was.

In de woning van medeverdachte [medeverdachte 3] is een micro SD-kaart aangetroffen met daarop twee videofilmpjes, opgenomen op respectievelijk 3 november 2012 om 07.37 uur en 3 november 2012 om 8.16 uur. Bij het uitlezen van de beelden wordt gezien dat vanuit een BMW twee scooters, waaronder een felblauwe scooter, zijn gefilmd op de autoweg in Duitsland.

De scooters rijden een industrieterrein op, waar zich onder meer een BP-tankstation bevindt. Uit de namen van de bedrijven die zijn te zien op de beelden leidt de verbalisant af dat het BP tankstation is gelegen aan de Leunseweg te Venray. Bij dit tankstation is op 3 november 2012 om 08.20 getankt zonder te betalen. Na vergroting van het beeld van de kentekenplaat van de felblauwe scooter ziet de verbalisant een deel van het kenteken, te weten: [kenteken].

Op basis van voornoemde feiten en omstandigheden acht de rechtbank bewezen dat verdachte als medepleger op 3 november 2012 betrokken is geweest bij de diefstal van de motorscooter met het kenteken [kenteken] in Düsseldorf. Het feit dat de rechtbank niet kan vaststellen of verdachte zelf de wegneemhandeling van de motorscooter heeft verricht, staat aan het aannemen van het medeplegen van de diefstal van de scooter niet in de weg, nu de bijdrage van verdachte bij de diefstal, zoals blijkt uit voornoemde bewijsmiddelen, zo substantieel is geweest.

Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het onder 3 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.

Bewijsoverweging ten aanzien van feit 4 (parketnummer 01/839334-13).

De raadsman heeft zich ten aanzien van de onder feit 4 primair ten laste gelegde heling van de kentekenplaten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

De rechtbank acht op basis van de aangiftes, de bekennende verklaring van verdachte en de tijdens de doorzoekingen aangetroffen kentekenplaten in de woning aan [adres 1] te Gemert en in de garage aan de [adres 3] te Gemert bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan opzetheling van de in de tenlastelegging genoemde kentekenplaten.

Bewijsbeslissing ten aanzien van 01/072511-13 primair en subsidiair.

De rechtbank is van oordeel dat in het procesdossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is waaruit blijkt dat verdachte op 17 december 2012 in Gemert samen met anderen heeft gepoogd in te breken in een woning aan [adres 2] of daarbij behulpzaam is geweest. Weliswaar blijkt uit het procesdossier dat verdachte in de nabijheid van de woning aan [adres 2] te Gemert is geweest rond het tijdstip dat daar een poging woninginbraak werd gepleegd, maar de enkele aanwezigheid van verdachte in de nabijheid van deze woning is onvoldoende om tot een bewezenverklaring van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde feit te komen.

Gelet op het voorgaande zal de rechtbank verdachte van het onder parketnummer 01/072511-13 primair en subsidiair ten laste gelegde vrijspreken.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte

1. op 11 november 2012 in Nederland en België, tezamen en in vereniging met anderen, een hoeveelheid sieraden voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededaders ten tijde van het voorhanden krijgen van die hoeveelheid sieraden wisten dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;

3. op 3 november 2012 te Düsseldorf (Duitsland) tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een motorscooter kenteken [kenteken], toebehorende aan [slachtoffer 1], waarbij verdachte en zijn mededaders het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak;

4. primair op 7 mei 2013 te Gemert, kentekenplaten te weten, [kenteken] en [kenteken] en [kenteken] en [kenteken]en [kenteken] en [kenteken], voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die kentekenplaten wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.

De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en maatregel.

De eis van de officier van justitie.

De officier van justitie eist voor alle ten laste gelegde feiten een taakstraf van 240 uur subsidiair 120 dagen hechtenis en een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht. Voorts vordert de officier van justitie dat de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 10], [slachtoffer 11], [slachtoffer 9], [slachtoffer 12] en [slachtoffer 13] worden afgewezen. De vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 8] acht zij voor toewijzing vatbaar en de officier van justitie vordert dat de rechtbank aan beide benadeelde partijen een bedrag naar billijkheid toewijst.

Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.

Het oordeel van de rechtbank.

Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.

De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

Verdachte heeft zich samen met anderen op 11 november 2012 schuldig gemaakt aan opzetheling van een hoeveelheid sieraden die een dag eerder bij een gewelddadige overval op een juwelier buit gemaakt waren. Hij is daarmee de daders van een zeer ernstig delict ter wille geweest. Verder heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan opzetheling, ditmaal van kentekenplaten.

Opzetheling, zeker van grote partijen gestolen goederen, is een ernstig strafbaar feit. Heling bevordert diefstal en zorgt bovendien voor een illegaal circuit van (goedkope) goederen, waardoor de reguliere, eerlijke (detail)handel wordt verstoord en schade wordt toegebracht.

Verdachte heeft zich voorts ruim een week voor voornoemde heling van de sieraden samen met anderen schuldig gemaakt aan diefstal van een motorscooter in Duitsland. Diefstallen veroorzaken overlast en schade. Uit verdachtes handelen spreekt minachting voor andermans eigendom.

De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte mee zijn jeugdige leeftijd en het feit dat hij blijkens zijn proceshouding verantwoordelijkheid heeft genomen voor de door hem gepleegde delicten. Voorts weegt de rechtbank in dit verband mee dat uit het uittreksel justitiële documentatie van verdachte d.d. 8 januari 2015 blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld en dat ter terechtzitting is gebleken, dat na het aan het licht komen van de door verdachte gepleegde strafbare feiten, zijn persoonlijke omstandigheden zich zodanig in positieve zin hebben gewijzigd, dat redelijkerwijs kan worden aangenomen dat het gedrag van verdachte zich ten goede zal keren.

De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf.

De rechtbank zal een gedeelte van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan deze voorwaardelijke straf zullen na te noemen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld.

De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank verdachte vrijspreekt van het door de officier van justitie onder parketnummer 01/072511-13 bewezen geachte en de rechtbank voorts van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.

Ten aanzien van parketnummer 01/839334-13 feit 1

De vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 10], [slachtoffer 11], [slachtoffer 9], [slachtoffer 12] en [slachtoffer 13].

De rechtbank zal de benadeelde partijen [slachtoffer 10], [slachtoffer 11], [slachtoffer 9], [slachtoffer 12] en [slachtoffer 13] niet-ontvankelijk verklaren in hun vorderingen, aangezien er geen sprake is van rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit (opzetheling) toegebrachte schade.

De rechtbank zal, nu de vorderingen niet worden toegewezen, de benadeelde partijen veroordelen in de kosten. Deze kosten worden tot op heden begroot op nihil.

Ten aanzien van parketnummer 01/839334-13 feit 2

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]. De rechtbank acht een bedrag van € 500,- toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte materiële schade, aangezien op grond van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting aannemelijk is geworden dat er materiële schade door [slachtoffer 1] is geleden door het door verdachte gepleegde feit. Het bedrag van € 500,- is naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid door de rechtbank begroot, nu de bewijsstukken ter onderbouwing van deze schade thans ontbreken.

De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in het gedeelte van de vordering dat ziet op de materiële schade van € 530,- aangezien de bewijstukken ter onderbouwing van deze schade thans ontbreken. Nader onderzoek naar de juistheid en omvang van de vordering (in zoverre) zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.

De benadeelde partij kan dit gedeelte van de vordering (€ 530,-) slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.

Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

Motivering van de hoofdelijkheid.De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.

Schadevergoedingsmaatregel. De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.

Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Ten aanzien van parketnummer 01/072511-13

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 8]. De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien de verdachte wordt vrijgesproken van het feit waarop de vordering van de benadeelde partij betrekking heeft. De rechtbank zal de benadeelde partij veroordelen in de kosten van de verdachte als bedoeld in artikel 592a van het Wetboek van Strafvordering. Deze kosten worden begroot op nihil.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14 a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 36f, 47, 57, 310, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

T.a.v. 01/072511-13 primair, subsidiair: Vrijspraak

Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder parketnummer 01/072511-13 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.

Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.

Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:

T.a.v. 01/839334-13 feit 1: medeplegen van opzetheling

T.a.v. 01/839334-13 feit 3: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak T.a.v. 01/839334-13 feit 4 primair: opzetheling

Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.

Legt op de volgende straf en maatregel.

T.a.v. 01/839334-13 feit 1, feit 3, feit 4 primair: Gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan 70 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren

Stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte

- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit

en

- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en

- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.

Stelt als bijzondere voorwaarden:

- dat verdachte zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door Reclassering Nederland, Regio Helmond, Bakelsedijk 1 te Helmond;

- dat verdachte zich na het onherroepelijk worden van de uitspraak van de rechtbank binnen twee dagen meldt bij Reclassering Helmond, Bakelsedijk 1 Helmond. Hierna moet verdachte zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht,

waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.

Opheffing van het tegen verdachte onder parketnummer 01/839334-13 verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden. Deze voorlopige hechtenis is op 22 augustus 2013 reeds geschorst.

T.a.v. 01/839334-13 feit 1: Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer 10] in de vordering.

Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil.

T.a.v. 01/839334-13 feit 1: Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer 11] in de vordering.

Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil.

T.a.v. 01/839334-13 feit 1: Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer 9] in de vordering.

Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil.

T.a.v. 01/839334-13 feit 1: Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer 12] in de vordering.

Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil.

T.a.v. 01/839334-13 feit 1: Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer 13] in de vordering.

Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil.

T.a.v. 01/839334-13 feit 3: Maatregel van schadevergoeding van EUR 500,00 subsidiair 10 dagen hechtenis

Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] van een bedrag van EUR 500,- (zegge: vijfhonderd euro) aan materiële schadevergoeding, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 dagen hechtenis.

Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s) is betaald.

De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:

Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag van EUR 500,- (zegge: vijfhonderd euro) aan materiële schadevergoeding.

Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s) is betaald.

Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.

Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.

Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is.

T.a.v. 01/072511-13 primair, subsidiair: Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer 8] in de vordering.

Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil.

Dit vonnis is gewezen door:

mr. A.M. Kooijmans-de Kort, voorzitter,

mr. P.A. Buijs en mr. H.M. Hettinga, leden,

in tegenwoordigheid van mr. E.C.M. Boerboom, griffier,

en is uitgesproken op 2 maart 2015.

Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de Politie Eenheid Oost Brabant, Districtsrecherche Helmond, betreffende onderzoek Goudtetra, gesloten op 3 februari 2014, aantal doorgenummerde bladzijden 2679 [verder: eindpv1]

Het proces-verbaal van aangifte gedaan door [slachtoffer 9] op 12 november 2012, p. 2446-2449 van eindpv1

Proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 2] op 23 april 2013 en 24 april 2013, p. 179 en 182 van eindpv1

Proces-verbaal van verhoor verdachte op 7 en 8 mei 2013, p. 749, 762 en 763 van eindpv1

Proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door [verbalisant 1] d.d. 6 juni 2013 met fotobijlage p. 2091-2092 van eindpv1

Proces-verbaal van verhoor verdachte op 5 juni 2013 met fotobijlage p. 794-797 van eindpv1

Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] op 3 november 2012, p. 2472-2480 van eindpv1

Proces-verbaal van aangifte van [bedrijf 2] op 3 november 2012, p. 2491-2495 van eindpv1

Proces-verbaal verhoor verdachte op 7 mei 2013, p. 741-743 en 746 van eindpv1

Proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 juni 2013, p. 2132-2133 van eindpv1


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature