Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Executiegeschil. Het komt de voorzieningenrechter voor dat hetgeen de Hoge Raad heeft overwogen met betrekking tot de speelruimte van de faillissementsrechter ten aanzien van een verstekvonnis van de bodemrechter (vgl. HR 7 maart 2014, NJ 2014/155; Beroepsvervoer over de weg) ook geldt voor de speelruimte van de kortgedingrechter als executierechter ten aanzien van een verstekvonnis van de kantonrechter, of, zoals in casu, een vonnis dat is gewezen zonder dat gedaagde is gehoord. Daarbij is van belang dat de gevonden speelruimte van de kortgedingrechter als executierechter past binnen de door de Hoge Raad in zijn standaardarrest van 22 april 1983, NJ 1984, 145 (Ritzen/Hoekstra) gestelde grenzen aan de bevoegdheden van de executierechter.

Uitspraak



vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Handelsrecht

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch

zaaknummer / rolnummer: C/01/285412 / KG ZA 14-675

Vonnis in kort geding van 29 oktober 2014

in de zaak van

[eiseres],

wonende te [eiseres],

eiseres,

advocaat mr. W. Kolmans te Eindhoven,

tegen

de stichting

STICHTING WOCOM,

gevestigd te Someren,

gedaagde,

advocaat mr. M.M.A. Vermin te Soest.

Partijen zullen hierna [eiseres] en Wocom genoemd worden.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

de dagvaarding van 22 oktober 2014 met 1 productie

de brief van mr. Kolmans van 22 oktober 2014 met aanvullende producties 2 en 3

de brief van mr. Vermin van 22 oktober 2014 met 1 productie

de mondelinge behandeling op 23 oktober 2014

de pleitnota van Wocom.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald op heden.

2 De feiten

2.1.

[eiseres] woont sinds 1980 in de van Wocom gehuurde woning aan de [adres] te [eiseres] (hierna: de woning). Aanvankelijk woonde zij daar samen met haar echtgenoot, die in 2008 is overleden. Sinds mei 2009 woont de zoon van [eiseres], [naam], eveneens in de woning.

2.2.

Bij dagvaarding van 9 juli 2014 heeft Wocom [eiseres] gedagvaard om te verschijnen bij de kantonrechter te Eindhoven op 24 juli 2014. Op deze roldatum is [eiseres] met haar zoon [naam] verschenen, maar heeft zij geen mondeling verweer gevoerd. De kantonrechter heeft [eiseres] uitstel gegeven om haar antwoord voor te bereiden en schriftelijk in te dienen. Vervolgens is nog tweemaal uitstel verleend voor het indienen van antwoord, waarna de kantonrechter het laatste verzoek om uitstel heeft afgewezen en op 16 oktober 2014 vonnis heeft gewezen. In dit vonnis van 16 oktober 2014 heeft de kantonrechter overwogen dat [eiseres] geen gebruik heeft gemaakt van de geboden gelegenheid om verweer te voeren. De kantonrechter heeft vervolgens de huurovereenkomst tussen partijen ontbonden en [eiseres] veroordeeld om de woning aan de [adres] te [eiseres], binnen zeven dagen na betekening van het vonnis te verlaten en te ontruimen en met afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van Wocom te stellen, met veroordeling van [eiseres] in de kosten van de procedure.

2.3.

Dit vonnis is op 20 oktober 2014 aan [eiseres] betekend, met bevel de woning binnen 7 dagen te ontruimen, bij gebreke waarvan de ontruiming op 30 oktober 2014 om 10.00 uur zal plaatsvinden.

3 Het geschil

3.1.

[eiseres] vordert samengevat - schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis van de kantonrechter van 17 oktober 2014, voor onbepaalde tijd, althans totdat in de zaak onherroepelijk zal zijn beslist, althans binnen een in goede justitie te bepalen termijn.

3.2.

Zij legt daaraan het volgende ten grondslag. Het vonnis van de kantonrechter van 16 oktober 2014 berust op een kennelijke misslag. Niet in geschil is dat [eiseres] op de eerste roldatum in de procedure bij de kantonrechter is verschenen, zodat de kantonrechter ten onrechte heeft overwogen dat [eiseres] geen gebruik heeft gemaakt van de geboden mogelijkheid om verweer te voeren. De kantonrechter heeft [eiseres] onvoldoende in staat gesteld om haar rechten ex artikel 6 EVRM uit te kunnen oefenen. De kantonrechter had [eiseres] na het tweede verzoek om uitstel voor antwoord in ieder geval (nog) een keer op een comparitiezitting moeten uitnodigen, alvorens jegens haar een vonnis te wijzen met een dergelijk verstrekkend karakter. Het is zeer de vraag of de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning was bepaald, indien [eiseres] verweer had gevoerd in de procedure van de kantonrechter, gelet op hetgeen Wocom in de procedure tot ontbinding van de huurovereenkomst naar voren heeft gebracht, de leeftijd van [eiseres] en de lange duur van de huurovereenkomst. Er zal tegen het vonnis hoger beroep worden ingesteld. Er is voorts sprake van een absolute noodtoestand aan de zijde van [eiseres] indien het vonnis onverkort ten uitvoer wordt gelegd. Zij zal op straat komen te staan. [eiseres] leeft erg geïsoleerd en heeft geen contacten met familie en vrienden, zodat zij niet tijdelijk door derden kan worden opgevangen.

Gezien het voorgaande heeft Wocom geen in redelijkheid te respecteren belang om gebruik te maken van haar bevoegdheid om in afwachting van de uitkomst van de procedure in hoger beroep reeds tot tenuitvoerlegging over te gaan.

3.3.

Wocom voert daartegen het volgende verweer.

Er is geen sprake van een kennelijke misslag in het vonnis van de kantonrechter van 16 oktober 2014. Dat de kantonrechter vonnis heeft gewezen, terwijl [eiseres] geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om verweer te voeren is geen reden om een kennelijke misslag aan te nemen. [eiseres] heeft de afgelopen jaren tenminste drie procedures gevoerd, zodat zij heel goed weet hoe rechtszaken verlopen, zodat het feit dat zij geen verweer heeft gevoerd haar kan worden toegerekend.

In een executiegeschil is geen plaats voor een herbeoordeling van de zaak. Niet is gesteld of gebleken dat aan de zijde van [eiseres] een noodtoestand zal ontstaan tengevolge van na het vonnis van 16 oktober 2014 voorgevallen of aan het licht gekomen feiten. Dat zij daadwerkelijk op straat zal komen te staan is niet aannemelijk. Het ligt voor de hand dat zij via hulpverlening, of familie of het Leger des Heils tijdelijk onderdak kan vinden. Een (nieuwe) belangenafweging is in het kader van een executiegeschil niet aan de orde.

4 De beoordeling

4.1.

Op grond van art. 438 Rv kan de kort gedingrechter ingrijpen in een executie. Dat doet de vraag rijzen naar de speelruimte van de kort gedingrechter ten opzichte van het bodemvonnis dat de executoriale titel vormt die de executant ten uitvoer wenst te leggen. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 19 mei 2000, NJ 2001/407 inzake Staat/NVV uitgemaakt dat de kort gedingrechter dient uit te gaan van het oordeel van de bodemrechter ongeacht of dat oordeel in de overwegingen dan wel in het dictum is opgenomen. Dit is slechts anders als het vonnis van de bodemrechter een kennelijke misslag ten aanzien van de feiten of van het recht bevat. In zijn recente arrest van 7 maart 2014, NJ 2014/155 (Beroepsvervoer over de weg) dat ziet op de speelruimte van de faillissementsrechter ten aanzien van een verstekvonnis van de bodemrechter overweegt de Hoge Raad onder andere: “Nu een verstekvonnis in eerste aanleg wordt gewezen zonder dat de gedaagde in de procedure is gehoord, kan in het kader van art. 6 lid 3 Fw de juistheid van dat vonnis echter niet zonder meer uitgangspunt zijn indien daartegen verzet is ingesteld of nog kan worden ingesteld. Dat geldt met name indien de veroordeelde gemotiveerd stelt dat en waarom het vonnis in de verzetprocedure geen stand zal houden in verband met feiten en omstandigheden waarmee in dat vonnis geen rekening is gehouden, omdat deze niet ter kennis van de rechter waren gebracht. Bij de behandeling van een faillissementsaanvraag is de rechter dan ook gehouden de daarop betrekking hebbende stellingen van de veroordeelde te betrekken bij zijn oordeel of summierlijk blijkt van het vorderingsrecht van de aanvrager. Dat geldt dus ook buiten het geval dat het vonnis berust op een kennelijke vergissing of er sprake is van relevante nieuwe feiten en omstandigheden”.

4.2.

Het komt de voorzieningenrechter voor dat hetgeen de Hoge Raad heeft overwogen met betrekking tot de speelruimte van de faillissementsrechter ten aanzien van een verstekvonnis van de bodemrechter ook geldt voor de speelruimte van de kortgedingrechter als executierechter ten aanzien van een verstekvonnis van de kantonrechter, of, zoals in casu, een vonnis dat is gewezen zonder dat gedaagde is gehoord.

4.3.

Daarbij is van belang dat de gevonden speelruimte van de kortgedingrechter als executierechter past binnen de door de Hoge Raad in zijn standaardarrest van 22 april 1983, NJ 1984, 145 (Ritzen/Hoekstra) gestelde grenzen aan de bevoegdheden van de executierechter. De relevante overweging van de Hoge Raad inzake: Ritzen/Hoekstra luidt als volgt: In een dergelijk executiegeschil met betrekking tot een ontruimingsvonnis kan de rechter slechts de staking van de tenuitvoerlegging van dat vonnis bevelen, indien hij van oordeel is dat de executant, mede gelet op de belangen aan de zijde van de geëxecuteerde die door de ontruiming zullen worden geschaad, geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid om in afwachting van de uitslag van het hoger beroep tot tenuitvoerlegging over te gaan. Dat zal het geval kunnen zijn indien het te executeren vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of indien de ontruiming op grond van na dit vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard (HR 22 april 1983, NJ 1984, 145, Ritzen/Hoekstra).

4.4.

De voorzieningenrechter kan de executie schorsen in het geval de executant door te executeren misbruik maakt van zijn executiebevoegdheid. Omdat de Hoge Raad in Ritzen/Hoekstra niet limitatief aangeeft, wanneer sprake kan zijn van misbruik van bevoegdheid, kan de kort gedingrechter oordelen dat de executie van het verstekvonnis, of het vonnis dat is gewezen zonder dat de gedaagde is gehoord - in het licht van het arrest van de Hoge Raad van 7 maart 2014 - als misbruik van bevoegdheid moet worden gekwalificeerd, indien eiseres gemotiveerd stelt dat en waarom het vonnis in de verzetprocedure (of de procedure in hoger beroep) geen stand zal houden in verband met feiten en omstandigheden waarmee in dat vonnis geen rekening is gehouden, omdat deze niet ter kennis van de rechter waren gebracht.

4.5.

[eiseres] heeft ter zitting van de voorzieningenrechter de door Wocom aan haar vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst ten grondslag gelegde overlast uitdrukkelijk betwist en gemotiveerd aangevoerd waarom het vonnis van de kantonrechter in hoger beroep niet in stand zal blijven. Gelet op de uitdrukkelijke betwisting van de gestelde overlast en het gevoerde verweer kan, in het licht van de onderbouwing van de door Wocom ingestelde vorderingen, geenszins uitgesloten worden geacht dat het vonnis van de kantonrechter van 16 oktober 2014 in hoger beroep geen stand zal houden. Met dit gemotiveerde verweer is immers geen rekening gehouden in het vonnis van 16 oktober 2014. Daarbij acht de voorzieningenrechter van belang dat Wocom de door haar gestelde jarenlange overlast door [eiseres] slechts summier met stukken heeft onderbouwd. Zo heeft zij geen aangiftes of verklaringen van omwonenden overgelegd, waaruit de gestelde overlast zou blijken. Evenmin heeft zij een rapportage van de politie in het geding gebracht, die de overlast door [eiseres] nader zou kunnen onderbouwen. Er zou zich op 19 mei van dit jaar een incident hebben voorgedaan, waarbij [eiseres] en haar zoon [naam] medewerkers van Wocom de toegang tot de woning hebben ontzegd en waarbij ook de politie betrokken is geraakt, maar partijen verschillen van mening over de toedracht van dit incident en het is de vraag of dit enkele incident de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. Verder heeft Wocom nog melding gemaakt van een conflict tussen [eiseres] en haar zoon [naam] met de buren, [naam], over de coniferenhaag, maar [eiseres] heeft aangevoerd dat dit conflict thans niet meer speelt, terwijl uit het vonnis van de kantonrechter te Helmond van 9 november 2011 blijkt dat de door [naam] in dit verband jegens [eiseres] ingestelde vorderingen zijn afgewezen (productie 33 bij dagvaarding van Wocom in de procedure bij de kantonrechter).

4.6.

Het voorgaande leidt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat Wocom thans misbruik maakt van haar executiebevoegdheid door het tegen het vonnis van 16 oktober 2014 in te stellen hoger beroep niet af te wachten en reeds thans tot executie over te gaan.

4.7.

Daar komt bij dat uit het feit dat [eiseres] op de eerste roldatum in persoon is verschenen, moet worden afgeleid dat zij verweer wenste te voeren in de procedure tot ontbinding van de huurovereenkomst. In plaats van haar verweer te noteren, zoals uitdrukkelijk tot de mogelijkheden behoort en naar de mening van de voorzieningenrechter ook voor de hand ligt, is [eiseres] naar huis gestuurd met het verzoek haar verweer op papier te zetten. Door desondanks in het vonnis te overwegen dat geen gebruik is gemaakt van de mogelijkheid om verweer te voeren in de procedure, is sprake van een kennelijke misslag in het vonnis van de kantonrechter van 16 oktober 2014. Dat [eiseres] de afgelopen jaren tenminste drie procedures heeft gevoerd, zodat zij heel goed zou weten hoe rechtszaken verlopen doet daaraan niet af. Onverwijlde tenuitvoerlegging van het vonnis van 16 oktober 2014 kan ook daarom in dit geval niet worden aanvaard. De voorzieningenrechter ziet aanleiding de tenuitvoerlegging van het vonnis te schorsen tot arrest is gewezen in de door [eiseres] aanhangig te maken hoger beroep procedure.

4.8.

Wocom zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:

- dagvaarding € 102,88

- griffierecht 77,00

- salaris advocaat 816,00

Totaal € 995,88

5 De beslissing

De voorzieningenrechter

5.1.

schorst de tenuitvoerlegging van het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, kanton Eindhoven, van 16 oktober 2014, met zaaknummer 3252688 en rolnummer 14-8437, totdat het Hof een arrest - anders dan een arrest inhoudende een comparitie (na aanbrengen) - heeft gewezen, onder de ontbindende voorwaarde dat [eiseres] Wocom niet binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis in appel dagvaardt, dan wel in de appeldagvaarding de grieven niet opneemt,

5.2.

veroordeelt Wocom in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 995,88, waarvan een bedrag van € 70,35 aan in debet gestelde explootkosten, na ontvangst van een daartoe strekkend betalingsverzoek van de griffie, moet worden voldaan aan de griffier door overmaking op rekeningnummer NL53RBOS056.99.90.572 ten name van Arrondissement 536 's-Hertogenbosch onder vermelding van "proceskostenveroordeling" en het zaak- en rolnummer,

5.3.

verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,

5.4.

wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. E. Loesberg en in het openbaar uitgesproken op 29 oktober 2014.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature