Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

De rechtbank Noord-Nederland heeft op 7 maart 2017 een man veroordeeld voor een periode van ruim één jaar, samen met een ander, meerdere malen als houder van dieren deze dieren de nodige verzorging onthouden. Daarnaast heeft hij een aantal kalveren niet tijdig gemerkt en heeft hij een aantal malen niet tijdig aangifte gedaan van kadavers. Tijdens de controles van de NVWA is de man er meerdere malen op gewezen dat hij de dieren voldoende water, eten en een schone en droge ligplaats diende te verschaffen. Keer op keer bleek de situatie echter niet gewijzigd en verslechterde deze zelfs, aldus de dierenarts van de NVWA. Bij de NVWA bestond de indruk dat de man deze aanwijzingen onzin vond en hij probeerde regelmatig de controles te belemmeren of te vertragen waardoor hij of zijn zoon nog tijd had om de stallen op te strooien. De rechtbank heeft de man een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met een proeftijd van drie jaren en bijzondere voorwaarden opgelegd. De bijzondere voorwaarden houden in dat de man gedurende de proeftijd van drie jaren geen dieren mag houden in zijn woning, op zijn erf en/of grond. Omdat de rechtbank geen bijzondere voorwaarden oplegt waarbij de reclassering het toezicht en de begeleiding op zich zou kunnen nemen, heeft de rechtbank bepaalt dat het toezicht wordt uitgeoefend door de reclassering achterwege gelaten. De rechtbank acht het aangewezen dat de NVWA onder verantwoordelijkheid van het openbaar ministerie controles bij de man zal uitoefenen, en heeft om die reden als bijzondere voorwaarde aan verdachte opgelegd de verplichting mee te werken aan controles op het houdverbod uit te voeren door de NVWA. Zie ook ECLI:NL:RBNNE:2017:1389

Uitspraak



RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht

Locatie Leeuwarden

parketnummer 18/671016-16

oude parketnummers 84/032551-15, 84/225459-15, 84/023702-16 en 84/023450-16

ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18/670005-16

verkort vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 7 maart 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1945 te [geboorteplaats]

wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van de politierechter op 11 juli 2016 en van het onderzoek op de terechtzitting door de meervoudige strafkamer van deze rechtbank op 21 februari 2017.

De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J. van Beest, advocaat te 's-Gravenhage.

Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. D. van Ieperen.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:

in de zaak met parketnummer 18/671016-16:

in de zaak met het oude parketnummer 84/032551-15:

1.

hij op of omstreeks 8 augustus 2014, te [pleegplaats] , gemeente Weststellingwerf, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, als houder van een of meer dieren, te weten een of meer geiten en/of schapen en/of runderen en/of een pony, aan dat/die dier(en) de nodige verzorging heeft onthouden, immers heeft hij toen aldaar, (welke dieren (grotendeels) bedrijfsmatig aanwezig waren)

- een of meer geiten en/of schapen gehouden op een perceel grond waar het gras (zeer) kort was en/of waar schimmelig ruwvoer (bijvoer) lag: een of meer geiten waren/was mager en/of

- een of meer geiten en/of schapen onthouden van (klauw)bekapping: de klauwen (hoeven) waren te lang, waardoor, althans mede waardoor een of meer geiten en/of schapen kreupel liep(en) en/of

- een of meer runderen en/of een of meer kalveren (in een donkere stal) aangebonden gehouden: die/dat rund(eren) en/of die kalveren/dat kalf kon(den) niet vrij rondlopen en/of drinken en/of

- een of meer runderen en/of kalveren en/of een pony gehouden, waarbij de bodembedekking in de stal(len) (ernstig) waren/was vervuild met mest en/of urine en/of voerresten: het/de rund(eren) en/of de/het kalveren/kalf en/of de pony had(den) geen droge ligplaats;

2.

hij op of omstreeks 8 augustus 2014 te [pleegplaats] , gemeente Weststellingwerf, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk, één of meerdere dieren, te weten een of meer runderen: 2 kalveren zonder merken, die ongeveer een half jaar oud waren en/of 1 kalf zonder merk, die ouder dan 2 maanden en jonger dan een half jaar oud was (box C), althans één rund, heeft gehouden, verhandeld, vervoerd, aangevoerd en/of afgevoerd, (zulks) terwijl dat rund/die runderen niet overeenkomstig de Regeling identificatie en registratie van dieren was/waren geïdentificeerd en/of geregistreerd, immers was/waren bij dat rund/die runderen niet overeenkomstig het gestelde in artikel 15 eerste lid van genoemde regeling binnen 3 werkdagen vanaf de dag van de geboorte één of meerdere merken aangebracht;

in de zaak met het oude parketnummer 84/225459-15:

dat hij op of omstreeks 18 maart 2015 en op of omstreeks 13 april 2015, tezamen en in vereniging met één of meerdere anderen, althans alleen, in de gemeente Weststellingwerf, althans in Nederland, als houder van één of meer dieren, te weten één of meerdere konijnen, één of meerdere runderen, één of meerdere kippen, één of meerdere paarden, en of één of meerdere kalveren , aan die/dat dier(en) de nodige verzorging heeft onthouden, immers bleek op 18 maart 2015 dat:

- in het bovenste konijnenhok een (wit) konijn was gehuisvest dat geen voer ter beschikking had en waarvan de bodembedekking van het hok bestond uit (oude) mest en haren, het konijn had geen schone lig- en verblijfplaats,

- twee kippen, welke gehuisvest waren in twee konijnenhokken waarvan de bodembedekking bestond uit oude en verse mest, voornoemde kippen hadden geen beschikking over een droge en schone verblijfplaats en/of schoon drinkwater en/of voer,

- in een kippenren tien, althans één of meer kippen verbleven terwijl deze kippen niet de beschikking hadden over drinkwater en/of was de bodem van het nachthok bevuild met (oude) mest, de kippen hadden niet de beschikking over een droge- en schone verblijfplaats en/of een zitstok,

- in de weilandpercelen 5, althans één of meerdere paarden verbleven waarvan de hoeven van deze paarden een achterstand in onderhoud hadden, de hoeven van één of meerdere van voornoemde paarden waren te lang en/of was een Fries paard (chipnummer 528210000597972) erg mager, immers staken de ribben en/of heupbeenderen duidelijk uit en/of lag in het weiland onder meer prikkeldraad, een fles en/of stenen waaraan de paarden

zich konden verwonden,

- in de kalverstal één kalf (werknummer 2469) was gehuisvest dat niet de beschikking had over drinkwater en/of één kalf (werknummer 0255) was gehuisvest terwijl de bodem was vervuild met oude en verse mest en/of urine waardoor het kalf geen beschikking had over een schone- en droge ligplaats en/of had voornoemd kalf geen beschikking over drinkwater,

- twee kalveren (werknummers 7428 en 3074) (aangebonden) naast elkaar in de grupstal stonden terwijl de ligplekken waren bevuild met mest en urine, de kalveren hadden niet de beschikking over een droge- en schone ligplaats en/of de kalveren hadden geen beschikking over voer en/of drinkwater en/of de kalveren waren mager, de ribben en heupbeenderen waren

duidelijk voelbaar,

- twee kalveren (werknummers 9026 en 3072) (aangebonden) naast elkaar in de grupstal stonden terwijl de bodem was bevuild met oude en verse mest en/of urine, de kalveren hadden niet de beschikking over een droge- en schone ligplaats en/of hadden geen beschikking over drinkwater,

- één kalf (werknummer 9317)was gehuisvest in een strohok terwijl dit kalf niet de beschikking had over en/of toegang tot drinkwater,

- één kalf (werknummer 3926) was gehuisvest in een strohok terwijl dit kalf niet de beschikking had over voer en/of drinkwater en/of had het kalf aan zijn rechter achter bovenbeen een etterige wond waardoor het kalf niet in de benen kon komen, en/of

bleek op 13 april 2015 dat:

- een konijn was gehuisvest in het konijnenhok terwijl de bodem was bevuild met (oude) mest en haren, het konijn had niet de beschikking over een droge- en schone ligplaats en/of het konijn had geen beschikking over drinkwater,

- twee kippen gehuisvest waren gehuisvest in twee konijnenhokken terwijl de bodem bestond uit (oude) en verse mest, de kippen hadden niet de beschikking over een droge- en schone verblijfplaats en/of een zitstok en er was geen drinkwater en/of voer aanwezig,

- tien, althans één of meerdere kippen waren gehuisvest in een kippenren, terwijl het nachthok was bevuild door oude en verse mest, de kippen hadden niet de beschikking over een droge- en schone verblijfplaats en er was geen drinkwater en/of voer aanwezig was,

- vier, althans één of meerdere runderen en/of acht, althans één of meerdere kalveren waren gehuisvest in de kalverenstal (dwarsstal), terwijl één of meerdere kalveren niet de beschikking had over drinkwater en/of hadden één of meerdere kalveren smerige klauwen en/of poten en/of

bestond de ondergrond van de stal uit een dikke laag mest en/of urine, de runderen en/of kalveren hadden niet de beschikking over een droge- en schone ligplaats,

- twee kalveren (werknummers 2467 en 7767) waren gehuisvest in de runderstal terwijl de waterbakken waren bevuild met (oude) mest en stro,

- acht, althans één of meerdere runderen waren gehuisvest in de grupstal terwijl een aantal waterbakken bevuild waren met (oude) mest en stroresten,

- twee kalveren (werknummers 6157 en 2468) waren gehuisvest in een tweede hok van de runderenstal terwijl de bodem was bevuild door mest en/of urine, de kalveren hadden niet de beschikking over een droge- en schone ligplaats,

- in een paardenstal één ooi was gehuisvest terwijl de klauwen van de ooi te lang waren,

- één witte pony en één zwarte pony waren gehuisvest in paardenbox 1, terwijl de hoeven van de voorbenen van de witte pony te lang waren en/of was de bodem van de paardenbox bevuild met mest en/of urine en hadden de pony’s niet de beschikking over een droge- en schone ligplaats,

- vier, althans één of meerdere ooien waren gehuisvest in paardenbox 2, terwijl 1 ooi (werknummer 46454) licht kreupel aan de rechter voorpoot was en/of waren de schapen voorzien van de ID NL 10000346454, NL 10005687680 en/of NL100034946448 mager, een scherpe rug en/of ribben waren voelbaar,

- vier, althans één of meerdere kalveren waren gehuisvest in paardenbox 4, terwijl de bodem van deze box was bevuild met (oude) en verse mest en/of urine, de kalveren hadden niet de beschikking over een droge- en schone ligplaats en/of hadden de kalveren geen toegang vers drinkwater,

- in het weiland vijf, althans één of meerdere paarden liepen, terwijl één Fries paard mager was, de ribben, heupen en/of beenderen waren duidelijk voelbaar en/of waren de hoeven van vijf, althans van één of meerdere van voornoemde paarden te lang;

in de zaak met het oude parketnummer 84/023702-16:

dat hij als houder van één of meerdere dieren, op of omstreeks 20 juli 2015 in de gemeente Weststellingwerf, tezamen en in vereniging met één of meerdere anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk, aan een aantal dieren de nodige verzorging heeft onthouden, immers is toen aldaar geconstateerd dat:

in hok 6 (lange rij) 2, althans één of meerdere kalveren, in hok 7 (lange rij) 2, althans één of meerdere en in hok 8 (lange rij), 3, althans één of meerdere kalveren gehouden werden terwijl voornoemde kalveren niet de beschikking hadden over een schone en droge ligplaats,

in hok 2 (dwarsstal), 2, althans één of meerdere kalveren, in hok 3 (dwarsstal) 2, althans één of meerdere kalveren en in hok 4 (dwarsstal), 2, althans één of meerdere kalveren gehouden werden terwijl voornoemde kalveren niet de beschikking hadden over een schone en droge ligplaats,

in hok 2 en/of hok 3 (paardenboxen) 5, althans één of meerdere kalveren gehouden werden terwijl de bodembedekking vervuild was met mest en urine en voornoemde kalveren niet de beschikking hadden over een schone en droge ligplaats,

de kalveren met de werknummers 2470, 2472, 2473, 5415 en/of 9327 geen beschikking of toegang hadden tot drinkwater, aangezien de gemonteerde drinkbak te hoog was en/of niet werkte,

de kalveren met de werknummers 3072 en 9026 geen beschikking of toegang hadden tot drinkwater aangezien de drinkbak stuk was, en/of

een bonte Shetland pony welke in het weiland achter het erf gehouden werd niet de beschikking had over drinkwater;

in de zaak met het oude parketnummer 84/023450-16:

1.

dat hij op of omstreeks 6 augustus 2015 en/of 7 september 2015 tezamen en in vereniging met één of meerdere anderen, althans alleen, in de gemeente Weststellingwerf, als houder van één of meerdere dieren, al dan niet opzettelijk, aan die dieren de nodige zorg heeft onthouden,

immers is op 6 augustus 2015 geconstateerd dat:

in hok 1 een konijn werd gehouden, terwijl de bodembedekking bestond uit mest,

in hok 4 een kip werd gehouden, terwijl de bodembedekking bestond uit natte mest en/of had voornoemde kip niet de beschikking over water en/of had de kip niet de mogelijkheid om op een stok te zitten,

in hok 7 een kip gehouden, terwijl de bodembedekking bestond uit natte mest en/of had voornoemde kip niet de beschikking over water en/of voer en/of had de kip niet de mogelijkheid om op een stok te zitten,

in een nachthok 10, althans één of meerdere kippen werden gehouden, terwijl de bodembedekking vervuild was met oude en/of natte mest,

in hok 1 (dwarsstal) een kalf werd gehouden, terwijl dit kalf niet kon beschikken over drinkwater en/of de bodembedekking bestond uit voerresten en oude en/of nieuwe mest zodat het kalf niet de beschikking had over een schone en droge ligplaats,

in hok 2 (dwarsstal) twee kalveren werden gehoude,n terwijl de bodembedekking bestond uit natte mest en/of stroresten zodat de kalveren niet beschikking hadden over een schone en droge ligplaats,

in hok 3 (dwarsstal) een kalf werd gehouden dat niet kon beschikken over drinkwater omdat de waterdrinkbak niet functioneerde,

in hok 4 (dwarsstal) twee runderen (aangebonden) werden gehouden terwijl de bodembedekking vervuild was met natte en/of opgedroogde mest, de runderen hadden niet de beschikking over een schone en droge ligplaats,

in hok 5 (dwarsstal) twee runderen (aangebonden) werden gehouden, terwijl deze runderen niet de beschikking hadden over water en/of was de bodembedekking vervuild met natte mest en/of urine, de runderen hadden niet de beschikking over een schone en droge ligplaats,

op een stal twee runderen werden gehouden, terwijl deze runderen niet de beschikking hadden over een schone en droge ligplaats,

in hok 7 (dwarsstal, lange rij) drie runderen werden gehouden, terwijl de bodembedekking vervuild was met natte mest en/of urine, deze runderen hadden niet de beschikking over een schone en droge ligplaats,

in hok 8 (dwarsstal, lange rij) twee runderen werden gehouden, terwijl de bodembedekking was vervuild met natte mest en/of urine, deze runderen hadden niet de beschikking over een schone en droge ligplaats,

in hok 9 (dwarsstal, lange rij) twee runderen werden gehouden, terwijl de bodembedekking was vervuild met mest en/of urine, deze runderen hadden niet de beschikking over een schone en droge ligplaats en/of waren de waterbakken verontreinigd met mest en/of stroresten,

in hok 2 (paardenstal) drie kalveren werden gehouden, terwijl de bodembedekking nat was en vervuild met mest en/of de kalveren geen beschikking hadden over voer en/of water,

in hok 3 (paardenstal) twee kalveren werden gehouden die niet de beschikking hadden over drinkwater,

en is op 7 september 2015 geconstateerd dat:

in hok 1 (dwarsstal) een kalf werd gehouden dat niet de beschikking had over drinkwater,

in een perceel weiland drie, althans één of meerdere pony’s werden gehouden terwijl 1 bonte pony en/of 1 zwarte pony met een lange ketting aan een pen vastzaten en derhalve niet bij de wateremmer konden komen, voornoemde pony’s hadden niet de beschikking over drinkwater;

2.

dat hij op of omstreeks 6 augustus 2015 en/of 7 september 2015, in de gemeente Weststellingwerf, tezamen en in vereniging met één of meerdere anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk, als houder van aangewezen dierlijke producten, te weten kadavers van schapen er niet voor heeft zorggedragen dat de kadavers zo spoedig mogelijk , doch uiterlijk op de eerste werkdag, volgend op de dag waarop de bijproducten zijn ontstaan aangifte bij de ondernemer te doen, immers

werden op 6 augustus 2015 vier, althans één of meerdere kadavers van schapen aangetroffen die langer dan 48 uur dood waren,

en/of

werden op 7 september 2015 vier, althans één of meerdere kadavers van schapen aangetroffen die langer dan 48 uur dood waren;

en in de zaak met parketnummer 18/670005-16:

hij op of omstreeks 06 juli 2016 te [pleegplaats] , gemeente Weststellingwerf, opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [opsporingsambtenaar] dreigend de woorden toegevoegd :"Als je mijn hond meeneemt, maak ik je hartstikke dood",

althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het ten laste gelegde kan worden bewezen. Zij heeft daartoe gemotiveerd aangevoerd dat in de zaak met parketnummer 18/671016-16 de processen-verbaal van bevindingen van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (hierna NVWA) en de verklaringen van de dierenarts van de NVWA voldoende grond vormen om tot het wettig en overtuigend bewijs van het ten laste gelegde te komen. Ten aanzien van het medeplegen van het ten laste gelegde heeft de officier van justitie aangevoerd dat uit het dossier met het oude parketnummer 84/023702-16 blijkt dat de zoon van verdachte mede-eigenaar van de dieren was. Dat het bedrijf op naam van verdachte staat doet daar niets aan af. Tevens blijkt uit de verklaring van de echtgenote van verdachte dat de mannen over de dieren gingen. Ten aanzien van de zaak met parketnummer 18/67005-16 heeft de officier van justitie gemotiveerd aangevoerd dat de aangifte en de op onderdelen bekennende verklaring van verdachte, voldoende grond vormen voor het wettig en overtuigend bewijs voor de ten laste gelegde bedreiging.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Door de raadsman is ten aanzien van de zaak met het parketnummer 18/671016-16 aangevoerd dat het ten laste gelegde onvoldoende concreet is waardoor het voor de verdediging niet mogelijk is verweer te voeren. De raadsman heeft aangevoerd dat onvoldoende duidelijk is welke dieren worden bedoeld en dat de aanduiding van een hok, stal of wei onvoldoende begrijpelijk is. De raadsman is van oordeel dat verdachte door deze onduidelijkheid van hetgeen hem in de zaak met parketnummer 18/671016-16 is ten laste gelegd moet te worden vrijgesproken.

Voorts heeft de raadsman ten aanzien van de strafzaak met parketnummer 18/671016-16 aangevoerd dat er valt af te dingen op de conclusies van de NVWA en dat het voor hen erg lastig is bepaalde situaties te beoordelen, zoals of er 48 uur niet is opgestrooid in de potstal. De in de stukken opgenomen foto's zijn onvoldoende duidelijk om deze conclusies te kunnen steunen en uit de rapporten van de dierenarts Smit blijkt het tegendeel. Tevens heeft de raadsman aangevoerd dat het medeplegen van het ten laste gelegde niet kan worden bewezen. De zoon van verdachte was niet verantwoordelijk voor het vee en verdachte was niet verantwoordelijk voor de kippen en de konijnen. Zijn zoon was hiervan eigenaar. Ten aanzien van het niet tijdig melden van de kadavers en het niet tijdig oormerken van de dieren heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte hierin, mogelijk door zijn ziekte, te laks is geweest, maar dat dit niet betekent dat verdachte niet voornemens was om dit te gaan doen.

Ten aanzien van het ten laste gelegde met parketnummer 18/670005-16 heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte aangeefster niet heeft bedreigd en dat aangeefster dit mogelijk verkeerd heeft verstaan, doordat verdachte Friestalig is en binnensmonds spreekt. Hierdoor is er te veel twijfel of verdachte de bedreiging heeft geuit, waardoor vrijspraak moet volgen.

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank past de bewijsmiddelen toe. Deze bewijsmiddelen bevatten de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.

Ten aanzien van het ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 18/671016-16.

De rechtbank overweegt omtrent het verweer dat de tenlasteleggingen onvoldoende duidelijk zijn het volgende. Zoals hiervoor is weergegeven wordt verdachte onder meer verweten dat hij op verschillende data meerdere dieren de nodige verzorging heeft onthouden. Voor zover een dier was voorzien van een merk met een identificatiecode of een werknummer, zijn deze in de tenlastelegging vermeld. Uit de stukken blijkt echter dat veel dieren geen code of nummer hadden en soms ook niet hadden hoeven hebben. In de tenlastelegging is in die gevallen aangegeven in welk(e) hok, stal of wei de dieren verbleven. Deze omschrijvingen sluiten naadloos aan bij de relateringen van de verbalisanten zoals deze in de processen-verbaal zijn opgenomen. Tevens zijn in de stukken tekeningen van de stallen en hokken opgenomen, waarin ook de nummering daarvan is opgenomen. Gelet daarop zijn de ongenummerde dieren voor de procesdeelnemers naar het oordeel van de rechtbank voldoende herleidbaar. De rechtbank overweegt hierbij dat de tenlastelegging in combinatie met de stukken mag en kan worden gelezen. Voorts overweegt de rechtbank dat verdachte bekend was met de situatie en de dieren en het voor hem derhalve duidelijk moet zijn welke dieren worden bedoeld in de tenlasteleggingen. De tenlasteleggingen zijn in overeenstemming met de eisen gesteld in het eerste lid van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering. Van enige onduidelijkheid is geen sprake, zodat de rechtbank het verweer van de raadsman verwerpt.

Ten aanzien van het medeplegen in de zaak met parketnummer 18/671016-16.

Ten aanzien van het medeplegen overweegt de rechtbank het volgende. Onder houder wordt volgens de Wet dieren verstaan de eigenaar, houder of hoeder van de dieren. Deze definitie is van toepassing op alle feiten die het onthouden van de nodige verzorging van dieren betreffen en het niet tijdig doen van aangifte van kadavers bij de ondernemer van dierlijke producten. Op grond van artikel 1, tweede lid, van het Besluit identificatie en registratie van dieren is op het niet tijdig oormerken van dieren van toepassing de definitie van houder van artikel 2, aanhef en onderdeel c, van richtlijn 92 /102/EEG. Op grond van deze bepaling wordt verstaan onder houder: een natuurlijke of rechtspersoon die, ook tijdelijk, verantwoordelijk is voor de dieren.

Ter terechtzitting is aangevoerd dat verdachte eigenaar van het vee was en zijn zoon eigenaar van de kippen en de konijnen. Uit de stukken blijkt echter dat de zoon van verdachte samen met verdachte het vee verzorgde, met uitzondering van de paarden en de pony's. Tevens blijkt uit de stukken dat hij ook geld had geïnvesteerd in deze dieren. De rechtbank maakt hieruit op dat de zoon van verdachte als houder en van sommige dieren zelfs als mede eigenaar kan worden aangemerkt. Hij was samen met verdachte verantwoordelijk voor de verzorging van het vee, met uitzondering van de paarden en de pony's, en derhalve ook voor het oormerken van de runderen en het tijdig aangifte doen van kadavers bij de ondernemer van dierlijke producten. De hokken van de kippen en de konijnen bevonden zich op het erf van verdachte, aan de zijkant van zijn woning. Gelet op deze omstandigheid is de rechtbank van oordeel dat verdachte ook medeverantwoordelijk was voor de verzorging van deze dieren en dat hij als houder kan worden aangemerkt. Ten aanzien van de paarden en de pony's blijkt uit de stukken dat verdachte deze dieren samen met zijn echtgenote verzorgde. De rechtbank acht derhalve het medeplegen voor alle ten laste gelegde feiten bewezen.

Ten aanzien van het ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 18/670005-16.

De rechtbank acht het in de zaak met parketnummer 18/670005-16 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken.

De rechtbank overweegt hierbij het volgende.

Uit de stukken blijkt dat [opsporingsambtenaar] aangifte van bedreiging heeft gedaan. Verdachte ontkent bedreigende woorden te hebben gebruikt. Bij de woordenwisseling tussen [opsporingsambtenaar] en verdachte waren geen andere personen aanwezig en de aangifte van [opsporingsambtenaar] vindt geen steun in andere bewijsmiddelen, ook niet in de verklaring van verdachte, zoals door de officier van justitie is aangevoerd. De rechtbank is derhalve van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte haar heeft bedreigd.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het in de zaak met parketnummer 18/671016-16 in de zaak met het oude parketnummer 84/032551-15 onder 1. en 2., het in de zaak met het oude parketnummer 84/225459-15, het in de zaak met het oude parketnummer 84/023702-16 en het in de zaak met het oude parketnummer 84/023450-16 onder 1. en 2. ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:

in de zaak met parketnummer 18/671016-16:

in de zaak met het oude parketnummer 84/032551-15:

1.

hij op 8 augustus 2014 te [pleegplaats] gemeente Weststellingwerf, tezamen en in vereniging met een ander, als houder van dieren, te weten geiten en schapen en runderen en een pony, aan die dieren de nodige verzorging heeft onthouden, immers heeft hij toen aldaar,

- meerdere geiten en schapen gehouden op een perceel grond waar het gras zeer kort was en waar schimmelig ruwvoer (bijvoer) lag: meerdere geiten waren mager en

- meerdere geiten en schapen onthouden van klauwbekapping: de klauwen (hoeven) waren te lang, waardoor, meerdere geiten en schapen kreupel liepen en

- meerdere runderen en een kalf in een donkere stal aangebonden gehouden: die runderen en dat kalf konden niet vrij rondlopen en drinken en

- meerdere runderen en kalveren gehouden, waarbij de bodembedekking in de stal ernstig was vervuild met mest en urine en voerresten: de runderen en de kalveren hadden geen droge ligplaats en

- een pony gehouden, waarbij de bodembedekking in de stal ernstig was vervuild met mest en voerresten: de pony had geen droge ligplaats;

2.

hij op 8 augustus 2014 te [pleegplaats] gemeente Weststellingwerf, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk, meerdere dieren, te weten runderen: 3 kalveren zonder merken, die ouder waren dan twee maanden en jonger dan een half jaar, heeft gehouden, zulks terwijl die runderen niet overeenkomstig de Regeling identificatie en registratie van dieren waren geïdentificeerd en geregistreerd, immers waren bij die runderen niet overeenkomstig het gestelde in artikel 15 eerste lid van genoemde regeling binnen drie werkdagen vanaf de dag van de geboorte één of meerdere merken aangebracht;

in de zaak met het oude parketnummer 84/225459-15:

dat hij op 18 maart 2015 en op 13 april 2015, tezamen en in vereniging met een ander, in de gemeente Weststellingwerf, als houder van dieren, te weten meerdere konijnen, meerdere runderen, meerdere kippen, meerdere paarden, en meerdere kalveren, aan die dieren de nodige verzorging heeft onthouden, immers bleek op 18 maart 2015 dat:

- in het bovenste konijnenhok een wit konijn was gehuisvest dat geen voer ter beschikking had en waarvan de bodembedekking van het hok bestond uit oude mest en haren, het konijn had geen schone lig- en verblijfplaats,

- twee kippen, welke gehuisvest waren in twee konijnenhokken waarvan de bodembedekking bestond uit oude en verse mest, voornoemde kippen hadden geen beschikking over een droge en schone verblijfplaats en schoon drinkwater en/of voer,

- in een kippenren tien kippen verbleven, terwijl deze kippen niet de beschikking hadden over drinkwater en de bodem van het nachthok bevuild was met (oude) mest, de kippen hadden niet de beschikking over een droge- en schone verblijfplaats,

- in de weilandpercelen 5 paarden verbleven waarvan de hoeven van deze paarden een achterstand in onderhoud hadden, de hoeven van voornoemde paarden waren te lang en was een Fries paard, chipnummer 528210000597972, erg mager, immers staken de ribben en heupbeenderen duidelijk uit en lag in het weiland onder meer prikkeldraad, een fles en stenen waaraan de paarden zich konden verwonden,

- in de kalverstal één kalf, werknummer 2469, was gehuisvest dat niet de beschikking had over drinkwater en één kalf, werknummer 0255, was gehuisvest terwijl de bodem was vervuild met oude en verse mest waardoor het kalf geen beschikking had over een schone- en droge ligplaats en had voornoemd kalf geen beschikking over drinkwater,

- twee kalveren, werknummers 7428 en 3074, aangebonden naast elkaar in de grupstal stonden, terwijl de ligplekken waren bevuild met mest en urine, de kalveren hadden niet de beschikking over een droge- en schone ligplaats en de kalveren hadden geen beschikking over drinkwater en de kalveren waren mager, de ribben en heupbeenderen waren duidelijk voelbaar,

- twee kalveren, werknummers 9026 en 3072, aangebonden naast elkaar in de grupstal stonden, terwijl de bodem was bevuild met oude en verse mest en urine, de kalveren hadden niet de beschikking over een droge- en schone ligplaats en hadden geen beschikking over drinkwater,

- één kalf, werknummer 9317 was gehuisvest in een strohok, terwijl dit kalf niet de beschikking had over drinkwater,

- één kalf, werknummer 3926, was gehuisvest in een strohok, terwijl dit kalf niet de beschikking had over voer en drinkwater en had het kalf aan zijn rechter achter bovenbeen een etterige wond waardoor het kalf niet in de benen kon komen, en

bleek op 13 april 2015 dat:

- een konijn was gehuisvest in het konijnenhok, terwijl de bodem was bevuild met mest en haren, het konijn had niet de beschikking over een droge- en schone ligplaats,

- twee kippen gehuisvest waren gehuisvest in twee konijnenhokken, terwijl de bodem bestond uit oude en verse mest, de kippen hadden niet de beschikking over een droge- en schone verblijfplaats en een zitstok en er was geen drinkwater en voer aanwezig,

- tien kippen waren gehuisvest in een kippenren, terwijl het nachthok was bevuild door oude en verse mest, de kippen hadden niet de beschikking over een droge- en schone verblijfplaats en er was geen drinkwater en voer aanwezig,

- vier runderen en acht kalveren waren gehuisvest in de kalverenstal (dwarsstal), terwijl meerdere kalveren niet de beschikking hadden over drinkwater en meerdere kalveren smerige klauwen en poten hadden en de ondergrond van de stal uit een dikke laag mest en urine bestond, de runderen en kalveren hadden niet de beschikking over een droge- en schone ligplaats,

- twee kalveren, werknummers 2467 en 7767, waren gehuisvest in de runderstal, terwijl de waterbakken waren bevuild met oude mest en stro,

- acht runderen waren gehuisvest in de grupstal, terwijl een aantal waterbakken bevuild waren met oude mest en stroresten,

- twee kalveren, werknummers 6157 en 2468, waren gehuisvest in een tweede hok van de runderenstal, terwijl de bodem was bevuild door mest en/of urine, de kalveren hadden niet de beschikking over een droge- en schone ligplaats,

- in een paardenstal één ooi was gehuisvest, terwijl de klauwen van de ooi te lang waren,

- één witte pony en één zwarte pony waren gehuisvest in paardenbox 1, terwijl de hoeven van de voorbenen van de witte pony te lang waren en de bodem van de paardenbox bevuild was met mest en urine,

- vier ooien waren gehuisvest in paardenbox 2, terwijl 1 ooi, werknummer 46454, licht kreupel aan de rechter voorpoot was en de schapen voorzien van de ID NL 10000346454, NL 10005687680 en NL100034946448 mager waren, een scherpe rug en ribben waren voelbaar,

- vier kalveren waren gehuisvest in paardenbox 4, terwijl de bodem van deze box was bevuild met oude en verse mest en urine, de kalveren hadden niet de beschikking over een droge- en schone ligplaats en hadden de kalveren geen toegang tot vers drinkwater,

- in het weiland vijf paarden liepen, terwijl één Fries paard mager was, de ribben, heupen en beenderen waren duidelijk voelbaar en de hoeven van één of meerdere paarden waren te lang;

in de zaak met het oude parketnummer 84/023702-16:

dat hij als houder van dieren, op 20 juli 2015 in de gemeente Weststellingwerf, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk, aan een aantal dieren de nodige verzorging heeft onthouden, immers is toen aldaar geconstateerd dat:

in hok 6, lange rij, twee kalveren, in hok 7, lange rij, twee kalveren en in hok 8, lange rij, drie kalveren gehouden werden, terwijl voornoemde kalveren niet de beschikking hadden over een schone en droge ligplaats,

in hok 2, dwarsstal, twee kalveren, in hok 3, dwarsstal, twee kalveren en in hok 4, dwarsstal, twee kalveren gehouden werden, terwijl voornoemde kalveren niet de beschikking hadden over een schone en droge ligplaats,

in hok 2, paardenbox, drie kalveren gehouden werden, terwijl de bodembedekking vervuild was met mest en urine en voornoemde kalveren niet de beschikking hadden over een schone en droge ligplaats,

de kalveren met de werknummers 2470, 2472, 2473, 5415 en 9327 geen beschikking of toegang hadden tot drinkwater, aangezien de gemonteerde drinkbak te hoog was en niet werkte,

de kalveren met de werknummers 3072 en 9026 geen beschikking of toegang hadden tot drinkwater aangezien de drinkbak stuk was en

een bonte Shetland pony welke in het weiland achter het erf gehouden werd niet de beschikking had over drinkwater;

en in de zaak met het oude parketnummer 84/023450-16:

1.

dat hij op 6 augustus 2015 en 7 september 2015, tezamen en in vereniging met een ander, in de gemeente Weststellingwerf, als houder van dieren, opzettelijk, aan die dieren de nodige zorg heeft onthouden,

immers is op 6 augustus 2015 geconstateerd dat:

in hok 1 een konijn werd gehouden, terwijl de bodembedekking bestond uit mest,

in hok 4 een kip werd gehouden, terwijl de bodembedekking bestond uit natte mest en voornoemde kip niet de beschikking had over water en de kip niet de mogelijkheid had om op een stok te zitten,

in hok 7 een kip gehouden, terwijl de bodembedekking bestond uit natte mest en voornoemde kip niet de beschikking had over water en voer en de kip niet de mogelijkheid had om op een stok te zitten,

in een nachthok tien kippen werden gehouden, terwijl de bodembedekking vervuild was met oude en natte mest,

in hok 1, dwarsstal, een kalf werd gehouden, terwijl dit kalf niet kon beschikken over drinkwater en de bodembedekking bestond uit voerresten en oude en nieuwe mest, zodat het kalf niet de beschikking had over een schone en droge ligplaats,

in hok 2, dwarsstal, twee kalveren werden gehouden, terwijl de bodembedekking bestond uit natte mest en stroresten, zodat de kalveren niet beschikking hadden over een schone en droge ligplaats,

in hok 3, dwarsstal, een kalf werd gehouden dat niet kon beschikken over drinkwater, omdat de waterdrinkbak niet functioneerde,

in hok 4, dwarsstal, twee runderen aangebonden werden gehouden, terwijl de bodembedekking vervuild was met natte en opgedroogde mest, de runderen hadden niet de beschikking over een schone en droge ligplaats,

in hok 5, dwarsstal, twee runderen aangebonden werden gehouden, terwijl deze runderen niet de beschikking hadden over water en de bodembedekking was vervuild met natte mest en urine, de runderen hadden niet de beschikking over een schone en droge ligplaats,

op een stal twee runderen werden gehouden terwijl deze runderen niet de beschikking hadden over een schone en droge ligplaats,

in hok 7, dwarsstal, lange rij, drie runderen werden gehouden, terwijl de bodembedekking vervuild was met natte mest en urine, deze runderen hadden niet de beschikking over een schone en droge ligplaats,

in hok 8, dwarsstal, lange rij, twee runderen werden gehouden, terwijl de bodembedekking was vervuild met natte mest en urine, deze runderen hadden niet de beschikking over een schone en droge ligplaats,

in hok 9, dwarsstal, lange rij, twee runderen werden gehouden, terwijl de bodembedekking was vervuild met mest en urine, deze runderen hadden niet de beschikking over een schone en droge ligplaats en de waterbakken waren verontreinigd met mest en stroresten,

in hok 2, paardenstal drie kalveren werden gehouden, terwijl de bodembedekking nat was en vervuild met mest en de kalveren geen beschikking hadden over voer en water,

in hok 3, paardenstal, twee kalveren werden gehouden die niet de beschikking hadden over drinkwater,

en is op 7 september 2015 geconstateerd dat:

in hok 1, dwarsstal, een kalf werd gehouden dat niet de beschikking had over drinkwater,

in een perceel weiland drie pony’s werden gehouden, terwijl één bonte pony en één zwarte pony met een lange ketting aan een pen vastzaten en derhalve niet bij de wateremmer konden komen, voornoemde pony’s hadden niet de beschikking over drinkwater;

2.

dat hij op 6 augustus 2015 en 7 september 2015 in de gemeente Weststellingwerf, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk, als houder van aangewezen dierlijke producten, te weten kadavers van schapen er niet voor heeft zorggedragen dat de kadavers zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk op de eerste werkdag, volgend op de dag waarop de bijproducten zijn ontstaan aangifte bij de ondernemer te doen, immers

werden op 6 augustus 2015 vier kadavers van schapen aangetroffen die langer dan 48 uur dood waren,

en

werden op 7 september 2015 vier kadavers van schapen aangetroffen die langer dan 48 uur dood was.

De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:

in de zaak met parketnummer 18/671016-16:

in de zaak met het oude parketnummer 84/032551-15:

1.

medeplegen van overtreding van een voorschrift vastgesteld bij artikel 2.2, achtste lid, van de Wet dieren , meermalen gepleegd;

2.

medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 105 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren , opzettelijk begaan, meermalen gepleegd;

in de zaak met het oude parketnummer 84/225459-15:

medeplegen van de overtreding van een voorschrift vastgesteld bij artikel 2.2, achtste lid, van de Wet dieren , meermalen gepleegd;

in de zaak met het oude parketnummer 84/023702-16:

medeplegen van overtreding van een voorschrift vastgesteld bij artikel 2.2, achtste lid, van de Wet dieren , meermalen gepleegd;

en in de zaak met het oude parketnummer 84/023450-16:

1.

medeplegen van overtreding van een voorschrift vastgesteld bij artikel 2.2, achtste lid, van de Wet dieren , meermalen gepleegd;

2.

medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 3.4 van de Wet dieren , meermalen gepleegd.

Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake de commune delicten, te weten het in de zaak met parketnummer 18/671016-16 in de zaak met het oude parketnummer 84/032551-15 onder 1., het in de zaak met het oude parketnummer 84/225459-15, het in de zaak met het oude parketnummer 84/023702-16 en het in de zaak met het oude parketnummer 84/023450-16 onder 1. en het in de zaak met parketnummer 18/670005-16 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met een proeftijd van drie jaren en met de volgende bijzondere voorwaarden: dat verdachte ervoor moet zorgdragen dat alle dieren binnen één maand na het onherroepelijk worden van het vonnis zijn erf en terrein hebben verlaten, verdachte zelf geen dieren meer mag houden, ook niet door anderen op zijn terrein mag laten houden en dat verdachte meewerkt aan controle op de bijzondere voorwaarden. De NVWA moet worden belast met het toezicht op de controles. Tevens heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte voor voornoemde strafbare feiten wordt veroordeeld tot en taakstraf voor de duur van 100 uren subsidiair 50 dagen vervangende hechtenis.

Ter zake de economische delicten, te weten het in de zaak met parketnummer 18/671016-16 in de zaak met het oude parketnummer 84/032551-15 onder 2. en het in de zaak met het oude parketnummer 84/023450-16 onder 2. ten laste gelegde heeft de officier van justitie veroordeling van verdachte gevorderd tot de maatregel van stillegging van de onderneming van verdachte voor de duur van één jaar en een beroepsverbod, inhoudende dat verdachte het beroep van boer en veehouder niet mag uitoefenen, eveneens voor de duur van één jaar.

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft bepleit -voor het geval de rechtbank tot een veroordeling komt- verdachte in aansluiting op het reclasseringsadvies een voorwaardelijke straf op te leggen. De raadsman acht een voorwaardelijke taakstraf zonder bijzondere voorwaarden passend. De raadsman heeft als strafverminderende omstandigheden aangevoerd dat de NVWA erg streng is geweest, waardoor verdachte zijn boerenbedrijf en al zijn dieren is kwijtgeraakt en enorme schulden heeft opgebouwd; de publiciteit van de strafzaak en het telkens aanhouden van de strafzaak erg belastend voor verdachte zijn geweest en het erg lang heeft geduurd voordat het openbaar ministerie verdachte heeft gedagvaard. Voorst is door de raadsman aangevoerd dat verdachte reeds uit vrije wil tien hectare land heeft gestoten en vrijwillig hulp heeft gezocht. Thans kan hij voor een periode van één jaar geen dieren houden in verband met een schorsing door de NVWA, maar in de toekomst zou verdachte weer graag een aantal dieren houden en er is geen reden om te veronderstellen dat, indien verdachte minder dieren heeft, het ook dan slecht zou gaan met de verzorging van deze dieren.

Het oordeel van de rechtbank

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het reclasseringsadvies opgemaakt door Reclassering Nederland op 8 februari 2017, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.

De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft in de periode van ruim één jaar, samen met een ander, meerdere malen als houder van dieren deze dieren de nodige verzorging onthouden. Daarnaast heeft hij een aantal kalveren niet tijdig gemerkt en heeft hij een aantal malen niet tijdig aangifte gedaan van kadavers. Tijdens de controles van de NVWA is verdachte er meerdere malen op gewezen dat hij de dieren voldoende water, eten en een schone en droge ligplaats diende te verschaffen. Keer op keer bleek de situatie echter niet gewijzigd en verslechterde deze zelfs, aldus de dierenarts van de NVWA. Bij de NVWA bestond de indruk dat verdachte deze aanwijzingen onzin vond en hij probeerde regelmatig de controles te belemmeren of te vertragen waardoor hij of zijn zoon nog tijd had om de stallen op te strooien.

Uit de stukken komt een zeer zorgelijke situatie naar voren. De kalveren, runderen, schapen, geiten, pony's, paarden, kippen en konijnen hadden, wanneer ze niet in de wei liepen, geen droge en schone ligplaats. Ze moesten in hun eigen urine en mest staan en liggen. Ook hadden ze dikwijls niet de beschikking over water en/of voer. Dat dit grote gevolgen voor deze dieren had was duidelijk te zien aan hun lichamelijke conditie. Veel dieren waren ernstig vermagerd en/of liepen moeizaam of mank. Ook werden er regelmatig kadavers aangetroffen van dode dieren en was de gezondheidstoestand van dieren, wanneer zij werden weggehaald van het erf van verdachte, vaak niet goed. Zo is bij één van die gelegenheden geconstateerd dat vijftien kalveren longontsteking hadden. De rechtbank rekent verdachte het dierenleed dat hij heeft veroorzaakt aan. Ter terechtzitting is de rechtbank echter gebleken dat verdachte geen enkel inzicht heeft in de gevolgen die het gebrek aan verzorging van de dieren hebben gehad en dat hij halsstarrig blijft volhouden dat hij er nu eenmaal een andere werkwijze op na houdt en dat zijn dieren steeds in een uitstekende conditie hebben verkeerd. Deze opstelling weegt de rechtbank mee bij de keuze van de strafsoort en -maat.

De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst van de strafbare feiten en de relatief lange periode waarin zij zich hebben voorgedaan, een gevangenisstraf het uitgangspunt dient te zijn.

Uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat hij eerder is veroordeeld ter zake de Regeling identificatie en registratie van dieren en dat hij hiervoor een keer een schriftelijke waarschuwing van de officier van justitie heeft gehad.

Uit het dossier en het reclasseringsadvies blijkt dat verdachte gepensioneerd is en dat hij samen met zijn echtgenote en zoon op een boerderij woont. Het houden van dieren is een hobby van hem. De levenswijze van verdachte en zijn echtgenote wijkt af van hun omgeving en wijkt af van de opvattingen over "hoe het hoort". De hulpverlening in het gezin is met moeite tot stand gekomen, omdat verdachte en zijn vrouw erg eigenzinnig en op zichzelf zijn. Nu zij eenmaal contact hebben met een hulpverlener, die het echtpaar niet veroordeelt en respecteert, ontstaat er successievelijk vertrouwen en wellicht een basis voor samenwerking. Verdachte en zijn echtgenote hebben echter tijd nodig. Gelet op de aard van de zaak en de uitkomst van het onderzoek zijn er geen indicaties voor een verplicht reclasseringscontact noch voor een verwijzing naar een andere instantie. De reclassering adviseert een voorwaardelijke straf op te leggen.

De rechtbank zal dit advies volgen en een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen zonder reclasseringscontact. De rechtbank is echter van oordeel dat verdachte, gelet op het gebrek aan inzicht in het strafwaardige en de gevolgen van zijn handelen, om dierenleed te voorkomen, geruime tijd geen dieren meer moet houden. De rechtbank zal daarom bijzondere voorwaarden opleggen die inhouden dat verdachte gedurende de proeftijd van drie jaren geen dieren mag houden in zijn woning, op zijn erf en/of grond. Volgens artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht is het openbaar ministerie belast met het toezicht op de naleving van de voorwaarden. Omdat de rechtbank geen bijzondere voorwaarden zal opleggen waarbij de reclassering het toezicht en de begeleiding op zich zou kunnen nemen, zal de rechtbank de bepaling dat het toezicht wordt uitgeoefend door de reclassering achterwege laten. De rechtbank acht het aangewezen dat de NVWA onder verantwoordelijkheid van het openbaar ministerie controles bij verdachte zal uitoefenen, en zal om die reden als bijzondere voorwaarde aan verdachte opleggen de verplichting mee te werken aan controles op het houdverbod uit te voeren door de NVWA.

Naast deze voorwaardelijke straf ziet de rechtbank -anders dan de officier van justitie- geen meerwaarde in oplegging van een taakstraf. Verdachte is door het ingrijpen van justitie vrijwel al zijn dieren kwijt en vanwege de door de rechtbank op te leggen bijzondere voorwaarden mag hij de komende drie jaren geen dieren houden. De rechtbank heeft de indruk bekomen dat verdachte dit als een forse straf ervaart. Tevens weegt de rechtbank hierbij mee dat de strafbare feiten al enige tijd geleden zijn gepleegd en de feiten eerder ter terechtzitting behandeld hadden kunnen worden. Vorenstaande maakt ook dat de rechtbank voor de overtreding, te weten het niet tijdig melden van de kadavers, geen straf of maatregel zal opleggen. Het stilleggen van de onderneming en een beroepsverbod voor een periode van één jaar hebben, gelet op de door de rechtbank op te leggen bijzondere voorwaarden, geen meerwaarde, zodat de rechtbank daartoe niet zal overgaan.

Alles afwegend acht de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met een proeftijd van drie jaren en de bijzondere voorwaarden, zoals hiervoor aangegeven, passend en geboden en zal deze straf dan ook opleggen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9a, 14 a, 14b, 14c, 14d, 47, 57 en 62 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1, 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten , de artikelen 2.2, 3. 22, 3.4, 8.11 en 8.12 van de Wet dieren , artikel 105 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren en de artikelen 15 en 39 van de Regeling identificatie en registratie van dieren , zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte in de zaak met parketnummer 18/670005-16 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.

Verklaart het in de zaak met parketnummer 18/671016-16 in de zaak met het oude parketnummer 84/032551-15 onder 1. en 2., het in de zaak met het oude parketnummer 84/225459-15, het in de zaak met het oude parketnummer 84/023702-16 en het in de zaak met het oude parketnummer 84/023450-16 onder 1. en 2. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.

Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.

Veroordeelt verdachte tot:

Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/671016-16 in de zaak met het oude parketnummer 84/032551-15 onder 1. en 2., het in de zaak met het oude parketnummer 84/225459-15, het in de zaak met het oude parketnummer 84/023702-16 en het in de zaak met het oude parketnummer 84/023450-16 onder 1. ten laste gelegde:

Een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden.

Bepaalt, dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.

Stelt als algemene voorwaarden:

1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;

2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.

Stelt als bijzondere voorwaarden:

1. dat de veroordeelde ervoor zorgdraagt dat binnen één maand na het onherroepelijk worden van dit vonnis alle dieren zijn woning, erf en/of grond hebben verlaten;

2. dat de veroordeelde vervolgens gedurende de proeftijd geen dieren meer houdt of door (een) ander(en) laat houden, in zijn woning en/of op zijn erf en/of grond, noch elders;

3. dat de veroordeelde gedurende de proeftijd meewerkt aan controles op bovengenoemde voorwaarden door de ambtenaren van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA).

Ten aanzien van de zaak met parketnummer 18/671016-16 in de zaak met het oude parketnummer 84/023450-16 onder 2. ten laste gelegde:

Bepaalt dat geen straf of maatregel zal worden opgelegd.

Dit vonnis is gewezen door mr. K. Bunk, voorzitter, mr. N.A. Vlietstra en mr. M.B. de Wit, rechters, bijgestaan door G.T. Zandstra-Alkema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 maart 2017.

Mr. K. Bunk is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature