Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Beroep tegen eindafrekening na strafontslag. Vordering eiseres bestaat uit achterstallig loon. Vordering verweerder door schade. Verweerder heeft daarbij 50% van de kosten van een ingeschakeld adviesbureau op eiseres verhaald. Dit o.g.v. artikel 8:15 kadasterreglement (AKARN). Vraag of sprake is van aan opzet of bewuste roekeloosheid grenzende verwijtbaarheid bij eiseres. De rechtbank is van oordeel dat niet alle gevolgschade (verband houdend met het strafontslag) aan eiseres valt te verwijten. De rechtbank ziet aanleiding zelf in de zaak te voorzien door zelf een schadebedrag te berekenen en aldus ook het bedrag vande eindafrekening vast te stellen. Gegrond beroep en zelf voorzien.

Uitspraak



RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen

Bestuursrecht

zaaknummer: LEE 15/1763

uitspraak van de meervoudige kamer van 5 januari 2016 in de zaak tussen

[naam eiseres], te Rinsumageast, eiseres

(gemachtigde: mr. S.M. ten Seldam),

en

de Raad van Bestuur van het Kadaster, verweerder

(gemachtigde: mr. E. Nijhof).

Procesverloop

Bij besluit van 28 oktober 2014 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres in het kader van een eindafrekening na einde dienstverband meegedeeld dat zij aan verweerder een bedrag van €12.904,73 (netto) verschuldigd is. Verweerder heeft in het besluit aangegeven dat en op welke wijze een vordering van verweerder op eiseres is verrekend met een vordering van eiseres op verweerder.

Bij besluit van 25 maart 2015 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.

Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.

Bij besluit van 20 oktober 2015 heeft verweerder een gewijzigde beslissing op bezwaar ten aanzien van eiseres genomen.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Op 22 oktober 2015 heeft de gemachtigde van eiseres nadere producties ingediend. Bij brief van 28 oktober 2015 heeft de gemachtigde van eiseres nadere gronden van beroep, gericht tegen verweerders gewijzigde besluit op bezwaar (het bestreden besluit) van 21 oktober 2015, ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 november 2015. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G.L. Doedens, H.B.F. Veldkamp en gemachtigde mr. E. Nijhof voornoemd.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat voor haar oordeelsvorming uit van de navolgende feiten en omstandigheden.1.1 Eiseres is werkzaam geweest bij de Dienst voor het kadaster en de openbare registers. Laatstelijk verrichtte zij werkzaamheden als docent voor Kadaster Perspectief. 1.2 Op 16 april 2009 heeft een medewerker van de personeelsafdeling de managementadviseur gevraagd om kritisch te kijken naar de urenverantwoording van eiseres en naar de maaltijd-/dinerbonnen bij haar dienstreisdeclaraties. In juni 2009 heeft er een gesprek met eiseres hierover plaatsgehad. Verweerder heeft een onderzoek laten verrichten door [nadere aanduiding bureau] Bedrijfsrecherche (hierna: [nadere aanduiding bureau] ). Op 19 maart 2010 heeft [nadere aanduiding bureau] een rapport uitgebracht. In dit rapport is geconcludeerd dat eiseres met betrekking tot geclaimde overuren de data en tijdstippen op de declaraties structureel niet naar waarheid heeft ingevuld. In de periode van 1 januari 2007 tot september 2009 heeft zij 822,45 uren gedeclareerd op data en tijdstippen waarop zij niet heeft gewerkt volgens de door haar zelf ingevoerde uren in het systeem dat verweerder hiervoor heeft.Een andere conclusie in het rapport was dat eiseres in de periode van februari 2008 tot en met juni 2009 27 maaltijd-/dinerbonnen heeft gedeclareerd die zij zelf heeft geschreven en waaraan in 24 gevallen geen werkelijk gemaakte dinerkosten ten grondslag bleken te liggen. [nadere aanduiding bureau] heeft becijferd dat de schade door de gepleegde fraude voor verweerder bedraagt: € 8.335,64 voor ten onrechte geclaimde overuren en € 799,15 voor ten onrechte gedeclareerde dinerbonnen. Eiseres is meermalen door [nadere aanduiding bureau] gehoord. Na in eerste instantie bij een verhoor op 13 januari 2010 te hebben ontkend niet genoten maaltijden te hebben gedeclareerd, heeft zij later in het verhoor toegelicht blanco bonnen van gemeenschapshuis De Beijer te hebben voorzien van een bedrag voor een diner en de ingevulde bonnen bij verweerder te hebben gedeclareerd. 1.3 Op grond van de uitkomsten van het onderzoek van [nadere aanduiding bureau] heeft verweerder eiseres bij besluit van 31 mei 2010 de disciplinaire straf van ontslag opgelegd. Daaraan voorafgaand heeft verweerder bij brief van 23 maart 2010 eiseres onder meer meegedeeld de geleden schade op eiseres te zullen verhalen. Bij brief van 20 mei 2010 is eiseres door verweerder aansprakelijk gesteld voor de schade die verweerder heeft becijferd op een bedrag van € 70.745,42.Na een tegen het ontslagbesluit ingediend bezwaarschrift, beroepschrift en hoger beroepschrift, heeft de Centrale Raad van Beroep (CRvB) bij uitspraak van 19 december 2013 de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 17 oktober 2011, waarbij het beroep van eiseres ongegrond is verklaard, bevestigd. De CRvB overwoog daarbij dat plichtsverzuim in verband met frauduleus declareren van overuren niet is komen vast te staan, maar dat plichtsverzuim in verband met de fraude met de horecabonnen wel is komen vast te staan. De CRvB heeft in dat verband overwogen dat eiseres actief heeft bevorderd dat bonnen werden uitgeschreven die in strijd waren met de werkelijkheid. Zij heeft daarvan gebruikt gemaakt om vergoedingen te verkrijgen, terwijl zij had moeten beseffen dat zij daarop geen aanspraak kon maken. Er werd immers niet voldaan aan de in artikel 13 van de Regeling reis- en verblijfkosten bij dienstreizen gestelde eis dat voor het verkrijgen van de verstrekkingen kosten zijn gemaakt in een daarvoor bestemde gelegenheid. Een en ander is door verweerder terecht aangemerkt als ernstig plichtsverzuim, aldus de CRvB.1.4 Bij brief van 31 maart 2014 heeft eiseres verweerder verzocht over te gaan tot uitbetaling van het bedrag waarop eiseres nog recht heeft na haar ontslag. Dit bedrag is gebaseerd op niet uitbetaald salaris over anderhalve maand, vakantiegeld, eindejaarsuitkering, docentenvergoeding, vakantie-uren en meeruren, alsmede niet gestort spaarloon. Totaal is een bedrag van bijna € 57.000,00 door eiseres gevorderd van verweerder. Verweerder is verzocht dit bedrag binnen twee weken over te maken op de rekening van eiseres.1.5 Op 23 juni 2014 heeft verweerder eiseres een voorgenomen besluit inzake de eindafrekening, tevens inhoudende een voorgenomen besluit tot verhaal van geleden schade toegestuurd. Volgens dit voornemen zou eiseres aanspraak hebben op een bedrag van € 43.315,54 bruto aan achterstallig salaris c.a. Daartegenover staat volgens verweerder echter een vordering van verweerder op eiseres inzake geleden schade. Verweerder heeft daarbij verwezen naar een brief van 23 maart 2010, waarin eiseres is meegedeeld hoe hoog de schade is. Vermeld is dat de onderzoekskosten van [nadere aanduiding bureau] € 47.200,00 exclusief BTW bedragen en dat daar nog bij komen de fraudebedragen. Verwezen is ook naar een brief van 20 mei 2010 waarin verweerder eiseres aansprakelijk heeft gesteld voor de schade, tot een totaal bedrag van € 70.745,42. Naar aanleiding van de uitspraak van de CRvB heeft verweerder het schadebedrag herzien en alleen dat deel van de onderzoekskosten van [nadere aanduiding bureau] in rekening gebracht, dat te herleiden is tot de fraude met horecabonnen. Dat deel beloopt een bedrag van € 56.168,00 (inclusief BTW). Aan ten onrechte uitbetaalde horecabonnen heeft verweerder een bedrag genoemd van € 1.197,52 netto.1.6 Eiseres heeft een zienswijze ingediend tegen dit voornemen. Eiseres heeft een schikking voorgesteld, waarbij verweerder eiseres een bedrag van € 50.000,00 bruto zou uitbetalen. 1.7 Bij het besluit in primo van 28 oktober 2014 heeft verweerder eiseres meegedeeld dat zij aan verweerder een bedrag van € 12.904,73 (netto) verschuldigd is. Dit bedrag is opgebouwd uit een verrekening van een vordering van eiseres op verweerder, die lager uitkomt dan hetgeen eiseres claimt (namelijk € 4.143,59 netto en € 25.448,93 bruto), met een vordering van verweerder op eiseres in verband met de kosten van [nadere aanduiding bureau] en de ten onrechte uitbetaalde horecabonnen ad in totaal € 29.263,81 netto.1.8 Bij besluit van 25 maart 2015 heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 28 oktober 2014 ongegrond verklaard. In het bestreden herstelbesluit van 20 oktober 2015, is door verweerder aangegeven dat de berekening van het aantal nog aan eiseres uit te betalen meeruren in de beslissing op bezwaar van 25 maart 2015 onjuist is gebleken. Nadere berekening van het saldo meeruren komt volgens verweerder nu uit op 379,7 uren. Verweerder heeft berekend dat dientengevolge aan eiseres nog een bedrag van

€ 19.097,84 bruto aan niet uitbetaalde (verlof- en meer-)uren moet worden overgemaakt. Vermeerderd met salaris over mei 2010, de vakantie-uitkering van juni 2009 tot en met mei 2010, eindejaarsuitkering 2010 en docentenvergoeding over 2009 heeft verweerder de aanspraken van eiseres berekend op € 4.143,59 netto en € 26.607,84 bruto.

Verweerder heeft zijn standpunt gehandhaafd dat dit bedrag moet worden verrekend met de berekende schade aan de kant van verweerder ad € 29.263,81, zodat nog steeds een vordering op eiseres blijft bestaan, thans van € 12.348,46 netto.

1.9

De rechtbank merkt het besluit van 20 oktober 2015 (verder: het bestreden besluit) aan als een besluit als bedoeld in artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waarop het beroep van eiseres van rechtswege mede betrekking heeft. Het beroep tegen het besluit van 25 maart 2015 wordt niet-ontvankelijk verklaard.

2 Partijen stellen zich in beroep op de volgende standpunten.

2.1

Eiseres heeft in beroep het volgende naar voren gebracht.Eiseres vindt dat de berekening van verweerder ten aanzien van de zogenoemde TVS- en RWS- uren niet klopt. Eiseres betwist niet (langer) dat zij over de periode van 1 augustus 2008 tot 28 oktober 2009 1179,10 uren heeft opgebouwd. Zij erkent ook dat dit zowel RWS-uren als TVS-uren zijn en dat er 1127,5 uren zijn uitbetaald die ten koste gaan van de RWS spaarverlofpot waar zowel de RWS-uren als de TVS-uren in zitten. Ook erkent eiseres dat er in 2007 142,7 uren zijn gespaard.

Eiseres bestrijdt evenwel de juistheid van de berekening door verweerder van het aantal meeruren waarvan zij vergoeding claimt. Ook de berekening bij de gewijzigde beslissing op bezwaar van verweerder klopt niet, volgens eiseres. Het verschil is, naar ter zitting door de gemachtigde van eiseres gesteld, 153 uur, ofwel een bedrag van 153 maal € 20,00 bruto, is ruim € 3.000,00.

Eiseres is verder van mening dat er geen enkele grond voor verweerder is om schade op haar te verhalen. Verweerder handelt in strijd met het vertrouwens- en rechtszekerheidsbeginsel door na de sommatie van 20 mei 2010 niets meer van zich te laten horen. Pas na het verzoek van eiseres om uitbetaling van achterstallig loon c.a. is verweerder weer teruggekomen op de schadekwestie. Het door verweerder gevorderde bedrag acht eiseres ook in strijd met het redelijkheidsbeginsel omdat het gevorderde schadebedrag van meer dan € 29.000,00 in geen enkele verhouding staat tot het fraudebedrag van omstreeks € 1.197,52. Verweerder heeft ook geen oog voor de schade die eiseres door het strafontslag al lijdt. Evenmin ziet verweerder in, volgens eiseres, dat bij eiseres geen sprake was van opzet. Dat woord wordt in ieder geval door de CRvB in zijn uitspraak van 19 december 2013 niet gebruikt. De kosten van [nadere aanduiding bureau] zijn ook uitzonderlijk hoog; bekend is, volgens eiseres, dat het een heel duur bureau is.

Eiseres heeft ter zitting aangegeven niet langer de verschuldigdheid van de (directe) schade als gevolg van het onjuist declareren van de horecabonnen te bestrijden.

3. De rechtbank overweegt het volgende.

3.1

De rechtbank stelt allereerst vast dat de vordering van verweerder op eiseres ter zake van de dinerbonnen ad € 1.197,52 niet langer door eiseres wordt betwist. Ook de rechtbank heeft geen aanleiding om deze vordering voor onjuist te houden. De verschuldigdheid van dit bedrag staat dan ook vast.

3.2

De rechtbank constateert vervolgens, tot haar spijt, dat partijen het niet eens hebben kunnen worden over het restantbedrag dat eiseres nog toekomt aan uitbetaling van salaris. De rechtbank heeft kennisgenomen van de berekening van verweerder bij de herziene beslissing op bezwaar van 20 oktober 2015 en van de berekeningen die eiseres daar vervolgens tegenin heeft gebracht. De rechtbank is zich er daarbij, met partijen, van bewust dat de berekening van het achterstallig salaris van eiseres met een zo lange terugwerkende kracht zeer complex is, zeker gezien de bijzondere afspraken die met eiseres waren gemaakt met betrekking tot het wegwerken van een verlofstuwmeer. Partijen hebben in dit verband als verklaring voor het niet reeds ten tijde van de ontslagdatum opmaken van de eindafrekening aangegeven dat zij in eerste instantie gefocust waren op de ontslagzaak. Pas toen eiseres na de uitspraak van de CRvB in het ongelijk werd gesteld, werd de thans aan de orde zijnde eindafrekening weer actueel, temeer daar verweerder kenbaar had gemaakt een schadevordering op eiseres te hebben. Alles overziende is de rechtbank van oordeel dat de berekening van verweerder in het bestreden besluit aannemelijk is en dat tegenover deze berekening geen afdoende en overtuigende weerlegging van eiseres staat, zodat verweerders berekening van de aanspraken van eiseres voor juist wordt gehouden.

3.3

Ten aanzien van de schadevordering die verweerder op eiseres stelt te hebben in verband met de kosten van [nadere aanduiding bureau] is de rechtbank een ander oordeel toegedaan.Verweerder heeft zijn schadevordering gebaseerd op artikel 8:14 van het Kadasterreglement (het AKARN). Op grond van dit artikel kan de ambtenaar worden verplicht tot gehele of gedeeltelijke vergoeding van de door het Kadaster geleden schade, voor zover deze schade aan hem is te wijten. Ingevolge de jurisprudentie van de CRvB (zie onder meer CRvB 28 april 1994, ECLI:NL:CRVB:1994:AK5743) zal dan in het algemeen sprake moeten zijn van een aan opzet of bewuste roekeloosheid grenzende verwijtbaarheid. Dat verweerder deze schade in eerste instantie via de civiele weg op eiseres wilde verhalen, doet niet af aan de bevoegdheid van verweerder op grond van artikel 8:14 van het AKARN. Aan het niet (civiel) dagvaarden van eiseres heeft eiseres niet het vertrouwen kunnen ontlenen dat verweerder hierop niet meer zou terugkomen.

3.4

Mede gelet op de uitspraak van de CRvB in de ontslagzaak van eiseres, is voor de rechtbank komen vast te staan dat eiseres frauduleus heeft gehandeld met betrekking tot het declareren van de dinerbonnen. De vraag die allereerst voorligt is of dit oordeel moet leiden tot de conclusie dat ook de ‘gevolgschade’, omdat verweerder onderzoek heeft moeten doen naar het handelen van eiseres, aan eiseres verwijtbaar is.

3.5

De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend. Uit het procesdossier, met name uit de door de P&O managementadviseur geschreven notitie van 20 augustus 2009, is af te leiden dat eiseres - ook - over haar declareergedrag niet direct openheid van zaken heeft willen geven, waardoor verweerder nader onderzoek heeft moeten doen. Dat verweerder hiervoor een extern bureau in de hand heeft genomen, is, gelet op de totaliteit van het aan eiseres verweten gedrag, een logisch gevolg. Dit betekent dat de rechtbank tot het oordeel komt dat het aan bewuste roekeloosheid van eiseres is te wijten dat verweerder een extern onderzoeksbureau heeft ingeschakeld en dat in beginsel deze ‘vervolgschade’ aan eisers is te wijten.

3.6

De volgende vraag die voorligt is of, zoals verweerder in het bestreden besluit heeft overwogen, dit verwijtbare gedrag tot een schade heeft geleid ten bedrage van de helft van de door bureau [nadere aanduiding bureau] gemaakte kosten. De rechtbank overweegt dat de opdracht aan [nadere aanduiding bureau] veel ruimer was dan alleen de fraude met de dinerbonnen en de aan het onderzoek verbonden kosten waren daarom erg hoog. De door verweerder gemaakte splitsing in kosten, verband houdend met het fraudeonderzoek naar de dinerkosten en kosten verband houdend met fraudeonderzoek naar de uren, mist, naar het oordeel van de rechtbank, iedere deugdelijke onderbouwing. Toewijzing van de helft van deze kosten als schade als gevolg van de onjuist gedeclareerde horecabonnen is dan ook niet aan de orde, temeer nu dit bedrag in geen verhouding staat tot de (direct) geleden schade. Wel acht de rechtbank het redelijk dat verweerder een bedrag aan schade bij eiseres in rekening brengt.

4. Dit betekent dat het beroep gegrond is en dat het bestreden besluit wordt vernietigd.

5. Gelet op de lange periode die verstreken is sinds de ontslagdatum, acht de rechtbank het aangewezen om in het kader van finale geschilbeslechting, de schade zelf vast te stellen. Voor wat betreft de hoogte van deze schade overweegt de rechtbank dat verweerder alleen de schade ontstaan door het onterecht declareren van dinerbonnen aan het bestreden besluit ten grondslag heeft gelegd. Dit betreft een bedrag van € 1.197,52. Het is de vraag of dit onderdeel van het in eerste instantie aan eiseres verweten gedrag de inschakeling van een extern onderzoeksbureau rechtvaardigt. Verweerder had dit wellicht ook zelf kunnen onderzoeken. Ook een door verweerder zelf te verrichten onderzoek brengt echter kosten mee. Alles overziende is de rechtbank van oordeel dat een bedrag van € 6.000,- een reëel bedrag is van de schade die door eiseres aan verweerder dient te worden vergoed.

6. De rechtbank komt tot de slotsom dat, zelf voorziend in de zaak, eiseres nog van verweerder te vorderen heeft een bedrag van € 4.143,59 netto, verminderd met een bedrag van € 7.197,52 (€ 6.000,00 + € 1.197,52) en vermeerderd met een bruto bedrag van € 26.607,84, dit alles vermeerderd met de wettelijke rente van af het moment dat de eindafrekening geeffectueerd had moeten worden. De rechtbank stelt dit moment vast op de datum van de uitspraak van de CRvB, namelijk 19 december 2013. Naar ter zitting is komen vast te staan hebben partijen immers beide de eindafrekening pas willen (laten) opmaken nadat de uitkomst van de procedure vast zou staan.

7. Er bestaat aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten en te bepalen dat verweerder het griffierecht ad € 167,00 dient te vergoeden. De proceskosten worden conform het Besluit proceskosten bestuursrecht bepaald op 3½ punten ter waarde van € 490,00 per punt (1 punt voor het bezwaarschrift, 1 punt voor het beroepschrift gericht tegen het besluit van 25 maart 2015, half punt voor het nadere beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting), in totaal derhalve € 1.715,-.

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep tegen het besluit van 25 maart 2015 niet-ontvankelijk;

- verklaart het beroep voor het overige gegrond;

- vernietigt het besluit van 20 oktober 2015;

- herroept het primaire besluit en bepaalt dat eiseres nog van verweerder te vorderen heeft een bedrag van € 4.143,59 netto, verminderd met een bedrag van € 7.197,52 en vermeerderd met een bruto bedrag van € 26.607,84, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 december 2013;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;

- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 167,00 aan eiseres te vergoeden;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.715,00.

Deze uitspraak is gedaan door mr. K. Wentholt, voorzitter, en mr. H.R. Bracht en

mr. H. Pieffers, leden, in aanwezigheid van mr. H.W. Wind , griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 januari 2016.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Gerelateerde advocaten

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature