Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Diefstal van brandstof/diesel door twee of meer verenigde personen waarbij het weg te nemen goed onder bereik is gebracht door middel van valse sleutels (tankpas).

Uitspraak



RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht

Locatie Leeuwarden

parketnummer 18/720186-14

vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 7 juni 2016 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1983 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),

wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 mei 2016.

De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. W. Boonstra, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S. Eijzenga.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

1.

hij in of omstreeks de periode van 6 april 2013 tot en met 7 april 2013 te Drachten, (althans) in de gemeente Smallingerland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (telkens) (een hoeveelheid) brandstof/diesel, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijfsnaam] en/of aan [bedrijfsnaam] , en/of een hoeveelheid (giraal) geld geheel of ten dele toebehorend aan [bedrijfsnaam] , in elk geval (telkens) enig goed, (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),

(telkens) waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot die brandstof/diesel en/of dat (giraal) geld heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen brandstof/diesel en/of (giraal) geld onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door gebruik te maken van een tankpas van die [bedrijfsnaam] , (telkens) waartoe verdachte en/of zijn mededader(s) niet gerechtigd was/waren, althans (telkens) door middel van een valse sleutel;

(artikel 310/311 lid 1 aanhef en onder 4 en/of 5 van het Wetboek van Strafrecht)

althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat

hij in of omstreeks de periode van 6 april 2013 tot en met 7 april 2013 te Drachten, (althans) in de gemeente Smallingerland, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal,

(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) (een hoeveelheid) brandstof/diesel heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, (telkens) terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die brandstof/diesel wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;

(artikel 416/417bis lid 1 aanhef en onder a juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht )

2.

hij op of omstreeks 25 mei 2013 te Drachten, (althans) in de gemeente Smallingerland,

tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (een hoeveelheid) brandstof/diesel, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijfsnaam] en/of aan [bedrijfsnaam] , en/of een hoeveelheid (giraal) geld geheel of ten dele toebehorend aan [bedrijfsnaam] , in elk geval (telkens) enig goed, (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot die brandstof/diesel en/of dat (giraal) geld heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen brandstof/diesel en/of (giraal) geld onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door gebruik te maken van een tankpas van die [bedrijfsnaam] , waartoe verdachte en/of zijn mededader(s) niet gerechtigd was/waren, althans door middel van een valse sleutel;

(artikel 310/311 lid 1 aanhef en onder 4 en/of 5 van het Wetboek van Strafrecht)

althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat

hij op of omstreeks 25 mei 2013 te Drachten, (althans) in de gemeente Smallingerland, en/of te Leeuwarden, (althans) in de gemeente Leeuwarden, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (een hoeveelheid) brandstof/diesel heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die brandstof/diesel wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf

verkregen goed(eren) betrof;

(artikel 416/417bis lid 1 aanhef en onder a juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht )

3.

hij op of omstreeks 14 april 2014 te Leeuwarden, (althans) in de gemeente Leeuwarden,

tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 9,745 gram, in elk geval (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

(artikel 2 aanhef en onder C van de Opiumwet juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht )

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft geconcludeerd dat verdachte van het onder 1 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken omdat overtuigend bewijs hiervoor ontbreekt. Het onder 2 primair en 3 ten laste gelegde kan volgens de officier van justitie bewezen worden, nu daarvoor voldoende wettig en overtuigend bewijs is.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 en 3 ten laste gelegde wegens het ontbreken van voldoende bewijs. Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsman betoogd dat door het ontbreken van een rapport van het NFI niet bewezen is dat de aangetroffen stof cocaïne is. Voorts heeft de raadsman betoogd dat het door verdachte erkende feit van 25 mei 2013 opzetheling in plaats van diefstal oplevert.

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank gaat op grond van de in de voetnoten genoemde bewijsmiddelen van de navolgende algemene overweging uit.

Medeverdachte [medeverdachte1] is een voormalig werknemer van het bedrijf [bedrijfsnaam] en was tot 1 januari 2012 werkzaam bij de vestiging in Drachten. In het kader van zijn werkzaamheden was aan hem een tankpas met het nummer 204542 verstrekt. Na zijn ontslag heeft [medeverdachte1] deze tankpas meegenomen. Vervolgens heeft hij op grote schaal onrechtmatig van deze tankpas gebruik gemaakt door daarmee zonder toestemming van zijn voormalige werkgever brandstof te tanken, zowel ten behoeve van zichzelf als ten behoeve van zijn partner [medeverdachte2] en verschillende personen in zijn directe omgeving, zoals medeverdachte [medeverdachte3].

In ieder geval vanaf 7 maart 2013 is verdachte [verdachte] bij het onrechtmatig tanken betrokken geraakt; vanaf in ieder geval 11 maart 2013 geldt hetzelfde voor medeverdachte [medeverdachte4]. [verdachte] en [medeverdachte4] kochten onrechtmatig getankte brandstof bij [medeverdachte1] en verkochten deze brandstof met een zekere winstmarge door aan derden.

Op 1 april 2013 heeft de tankpas met nummer 204542 zijn geldigheid verloren. Op 6 april 2013 heeft [medeverdachte1] een inbraak gepleegd bij de vestiging van [bedrijfsnaam] in Drachten. Daarbij heeft hij – met behulp van de toegangssleutel die hij nog in bezit had en met kennis omtrent de inrichting van het bedrijf – uit het bedrijfsgebouw en uit verschillende vrachtwagens die op het terrein gestald stonden, een vijftal tankpasjes weggenomen, met de nummers 211422, 204579, 204560, 204546 en 210450.

In het weekend van 6 en 7 april 2013 zijn de genoemde tankpasjes 21 keer gebruikt voor een onrechtmatige tankbeurt. Vast staat dat bij de meerderheid van deze tankbeurten een of meer van de drie genoemde verdachten – medeverdachten [medeverdachte1] en [medeverdachte4] en verdachte – betrokken waren. In de periode van 5 tot 8 april 2013 is voorts veelvuldig sprake van telefonisch contact tussen [medeverdachte1] en verdachte [verdachte] , maar ook tussen [medeverdachte1] en [medeverdachte4] en tussen [medeverdachte1] en verdachte [medeverdachte3].

De rechtbank acht het gezien het voorgaande aannemelijk dat [medeverdachte1] de inbraak op 6 april 2013 heeft gepleegd om ook na het verstrijken van de geldigheidsduur van de tankpas met nummer 204542 te kunnen blijven voorzien in de eigen behoefte aan en de vraag naar brandstof door (in ieder geval) medeverdachte [medeverdachte4] en verdachte. Tevens leidt de rechtbank uit het voorgaande af dat de inbraak op 6 april 2013 de eerste inbraak is geweest die door deze dadergroep en met dit doel is gepleegd. Vóór 6 april 2013 worden immers alle onrechtmatige tankbeurten uitgevoerd met de tankpas met nummer 204542.

Op 25 mei 2013 heeft een werknemer van [bedrijfsnaam] waargenomen dat bij een benzinepomp vlakbij de vestiging van het bedrijf in Drachten brandstof werd getankt in een aanhangwagen. De gewaarschuwde politie heeft het voertuig waaraan deze aanhangwagen was gekoppeld later staandegehouden in Leeuwarden en geconstateerd dat zich in de aanhangwagen een tank bevond, gevuld met ongeveer 1000 liter diesel. De inzittenden van het voertuig waren verdachte [medeverdachte4] en verdachte.

Bij het wegnemen van deze brandstof op 25 mei 2013 is gebruik gemaakt van de aan [bedrijfsnaam] toebehorende tankpas met nummer 204520. Van deze pas is op deze dag in totaal drie keer gebruik gemaakt.

Ten aanzien van de concrete aan verdachte [verdachte] tenlastegelegde feiten betekent dit het volgende.

Vrijspraak

De rechtbank acht het onder 3 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hierbij het volgende.

In de woning waar verdachte en medeverdachte [medeverdachte5] verbleven, zijn wikkels aangetroffen met daarin een wit poeder. Door verbalisanten van Politie Noord-Nederland, unit forensisch-technische expertise, is dit poeder onderzocht en getest met de testkleuren reactietest van MMC International B.V. (hierna: MMC test), welke test een positieve reactie gaf op cocaïne. Het dossier bevat geen stuk waaruit blijkt dat het NFI of een andere deskundige een onderzoek heeft uitgevoerd waarbij onomstotelijk is vastgesteld dat het in beslag genomen materiaal cocaïne bevat. De rechtbank stelt voorop dat onder omstandigheden het resultaat van een MMC test, dat een voorlopig karakter heeft, in samenhang met de inhoud van overige bewijsmiddelen, kan leiden tot het oordeel dat materiaal zoals vermeld in de tenlastelegging cocaïne heeft bevat. In het onderhavige geval is daarvan echter geen sprake. Daartoe overweegt de rechtbank dat de MMC test onvoldoende wordt ondersteund door de overige bewijsmiddelen, bestaande uit de verklaringen van verdachte en van medeverdachte [medeverdachte5] . Beide hebben weliswaar verklaard dat de stof cocaïne betreft, maar zij hebben deze conclusie niet gebaseerd op gebruikerservaring, omdat zij daar nog niets van genuttigd hadden. Uit hun verklaringen is niet af te leiden dat zij de cocaïne hebben afgenomen van een hen bekende dealer. Nu verdachte en medeverdachte [medeverdachte5] ook overigens niet hebben kunnen bevestigen dat de wikkels cocaïne bevatten, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden bewezen verklaard dat er daadwerkelijk sprake was van cocaïne.

Bewijsmiddelen

Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde past de rechtbank de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.

1. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van Politie Noord-Nederland d.d. 12 april 2014, opgenomen op pagina 654 van het dossier met nummer PL02GL-2013127736 d.d. 18 juni 2014, inhoudende de verklaring van [medeverdachte4] :

Ik reed naar het benzinestation dat [naam] (de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte1] ) mij had opgedragen. [naam] kwam en er werd getankt. We gingen naar Drachten. [naam] krijgt het geld. Ik of [verdachte] kreeg het geld van de klanten. We deden dit dan door de helft. We hebben één of twee keer gebruik gemaakt van een witte Mercedes Vito bus. De pasjes moesten altijd voor een bepaalde tijd terug omdat [naam] ze dan weer kon terugleggen. Ik ontken niet dat ik betrokken ben geweest bij tankbeurten de dag na de inbraak van 6 april 2013. Het klopt dat ik op 7 april 2013 bij de meeste tankbeurten aanwezig ben geweest. Er werd in dat weekend zoveel door ons getankt omdat [naam] zoveel pasjes had toen. Ik weet zeker dat [medeverdachte1] naar [verdachte] belde, dat was wanneer hij weer diesel kon tanken. Ik belde met [verdachte] of hij met mij, als ik dan weer een klant had die diesel wilde hebben.

2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van Politie Noord-Nederland d.d. 13 april 2014, opgenomen op pagina 664 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [medeverdachte4] :

We waren bij de meeste tankbeurten met de gestolen tankpassen met zijn drieën: [verdachte] , [medeverdachte1] , ik. [naam] was de man die de passen leverde met de codes.

3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Fryslan d.d. 17 april 2013, opgenomen op pagina 141 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van de verbalisant omtrent – kort samengevat – de aanwezigheid van een witte Mercedes Vito bus in de buurt van [bedrijfsnaam] te Drachten omstreeks de tijdstippen waarop diesel werd getankt met gestolen tankpassen bij voormeld tankstation in de periode van 6 en 7 april 2013.

4. de door verdachte op de terechtzitting van 23 mei 2016 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:

Het klopt dat ik in de periode van 6 april 2013 een Mercedes Vito bus heb gehuurd bij [bedrijfsnaam] .

5. de rechtbank verwijst naar de algemene overweging als hierboven opgenomen.

Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende. Uit de verklaringen van [medeverdachte4] en de bewijsmiddelen waarnaar aangaande dit feit wordt verwezen in de algemene overweging is af te leiden dat verdachte betrokken was bij het onrechtmatige tanken in de periode van 6 en 7 april 2013. Dat verdachte, zoals hij heeft verklaard, in de ten laste gelegde periode slechts toevallig in de buurt was van [bedrijfsnaam] te Drachten, te weten bij een nabij gelegen autosloopbedrijf, acht de rechtbank niet aannemelijk. Daartoe overweegt de rechtbank dat de Mercedes Vito bus op vier verschillende tijdstippen in de periode van 6 en 7 april 2013 die precies corresponderen met de tijdstippen van het onrechtmatig tanken gesignaleerd is in de buurt van het tankstation. Naar het oordeel van de rechtbank kan dat niet anders betekenen dan dat verdachte bij de onrechtmatige tankbeurten betrokken is geweest.

Voorts acht de rechtbank niet geloofwaardig dat verdachte in de periode van 6 en 7 april 2013 niet op de hoogte was van het feit dat sprake was van het onrechtmatig tanken met een gestolen tankpas. Zoals weergegeven in de algemene overweging blijkt uit de historische verkeersgegevens van de telefoon van verdachte dat verdachte al vanaf 7 maart 2013 betrokken is geraakt bij het onrechtmatige tanken. Daarbij overweegt de rechtbank dat naar haar oordeel vast staat dat voormelde telefoon aan verdachte toebehoorde.

Ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde past de rechtbank de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.

1. de door verdachte op de terechtzitting van 23 mei 2016 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:

Via via heb ik het telefoonnummer van [medeverdachte1] gekregen. We hebben een afspraak gemaakt voor het afleveren van 1000 liter diesel bij Drachten op 25 mei 2013. We hebben er 600 euro voor betaald. [naam] (de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte4] ) heeft getankt. Ik heb 150 euro van [medeverdachte4] gekregen.

2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van Politie Noord-Nederland d.d. 10 april 2014, opgenomen op pagina 628 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [medeverdachte4] :

Op 25 mei 2013 hebben [verdachte] en ik diesel van [naam] gekocht en wilden dit doorverkopen. Ik wist dat het fout was wat [naam] deed. Ik wist wel dat het niet zuivere koek was.

3. de rechtbank verwijst naar de algemene overweging als hierboven opgenomen.

Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende. Uit voormelde bewijsmiddelen, met name de verklaring van verdachte zelf, is naar het oordeel van de rechtbank af te leiden dat verdachte betrokken was bij de diefstal van diesel op 25 mei 2013. Blijkens de overwegingen van de rechtbank bij feit 2 acht de rechtbank aannemelijk dat verdachte op 6 april 2013 wetenschap had over het onrechtmatig tanken met een gestolen tankpas. Het verweer van verdachte dat hij op 25 mei 2013 hieromtrent geen wetenschap had, verwerpt de rechtbank dan ook.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:

1. primair

hij in de periode van 6 april 2013 tot en met 7 april 2013 te Drachten, meermalen, telkens tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen brandstof/diesel, toebehorende aan een ander dan aan verdachte en zijn mededaders, waarbij verdachte en zijn mededaders die weg te nemen brandstof/diesel telkens onder hun bereik hebben gebracht door gebruik te maken van een tankpas van [bedrijfsnaam] , waartoe verdachte en zijn mededaders niet gerechtigd waren;

2. primair

hij op 25 mei 2013 te Drachten, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen brandstof/diesel, toebehorende aan een ander dan aan verdachte en zijn mededaders, waarbij verdachte en zijn mededaders die weg te nemen brandstof/diesel telkens onder hun bereik hebben gebracht door gebruik te maken van een tankpas van [bedrijfsnaam] , waartoe verdachte en zijn mededaders niet gerechtigd waren.

De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:

1. primair diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd.

2. primair diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.

Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 2 primair en 3 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een werkstraf van 110 uur waarvan 30 uur voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.

Standpunt van de verdediging

De verdediging heeft gepleit voor het opleggen van een lichte werkstraf voor het onder 2 ten laste gelegde feit.

Oordeel van de rechtbank

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportage, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.

De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

Het bedrijf [bedrijfsnaam] is gedurende geruime tijd ernstig gedupeerd door haar ex-werknemer [medeverdachte1] . [medeverdachte1] heeft grote hoeveelheden diesel onrechtmatig getankt met een pas van zijn ex-werkgever. Op het moment dat deze pas zijn geldigheid verloren had, heeft [medeverdachte1] er door meermalen in te breken bij het bedrijf van zijn ex-werkgever voor gezorgd dat hij de beschikking kreeg over nieuwe tankpasjes teneinde het onrechtmatige tanken voort te kunnen zetten. De rechtbank acht bewezen dat verdachte reeds vanaf begin maart 2013 betrokken is geraakt bij deze illegale wijze van tanken. Verdachte heeft samen met [medeverdachte4] grote hoeveelheden diesel afgenomen van [medeverdachte1] en doorverkocht aan anderen.

Door het op deze wijze onrechtmatig tanken heeft [bedrijfsnaam] rekeningen van grote omvang gepresenteerd gekregen voor tankbeurten die niet plaats hadden mogen vinden.

De rechtbank acht het opleggen van een werkstraf voor de rol die verdachte heeft gespeeld, aangewezen. Daarbij zal de rechtbank rekening zal houden met de schending van de redelijke termijn waarvan in onderhavige zaak sprake is.

Benadeelde partij

[bedrijfsnaam] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van de aan verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feiten alsmede de gronden waarop deze berust. De vordering behelst een bedrag van € 61.536,17.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in de vordering, omdat sprake is van meerdere verdachten en niet duidelijk is welk deel van de vordering aan welke verdachte kan worden toegewezen. Om deze duidelijkheid alsnog te verkrijgen zou een onevenredige belasting van het strafgeding inhouden.

Het oordeel van de rechtbank

De vordering van de benadeelde partij is in hoofdlijnen opgebouwd uit de volgende onderdelen:- schadebedrag aan onrechtmatig getankte liters diesel in de periode van 4 december 2011 tot en met 25 mei 2013;

- overige schadeposten bestaande uit onder meer reparatie braakschade, inbouw camera, gedeclareerde uren van werknemers.

De rechtbank overweegt dat aan verdachte de schade bestaande uit de in Drachten getankte liters diesel op 6 april 2013, 7 april 2013 en 25 mei 2013 is toe te rekenen. Uit het schadeoverzicht van de benadeelde partij en het overzicht van de tankbeurten in het dossier op pagina 267 en verder blijkt dat dit een bedrag betreft van € 6.574,61. Dit deel van de vordering is naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk geworden en staat in zodanig verband met de door verdachte gepleegde strafbare feiten, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht dit deel van de vordering, dat niet dan wel onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar. De rechtbank zal dit deel van de vordering hoofdelijk toewijzen, omdat ook verdachten [medeverdachte1] en [medeverdachte4] hiervoor verantwoordelijk gesteld worden.

Het deel van de vordering dat ziet op de tankbeurten op de overige in de vordering vermelde data zal de rechtbank niet-ontvankelijk verklaren nu deze schade niet is veroorzaakt door een aan verdachte ten laste gelegd en bewezen verklaard strafbaar feit.

De rechtbank verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het deel van de vordering dat ziet op de overige schadeposten. Daartoe overweegt de rechtbank dat dit deel van de vordering onvoldoende onderbouwd is. Wanneer de behandeling van dit geschil echter wordt aangehouden teneinde duidelijkheid te krijgen omtrent dit deel van de vordering zal sprake zijn van een onevenredige belasting van het strafgeding. Daarom kan dit onderdeel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Tot slot is de rechtbank van oordeel dat de schadevergoedingsmaatregel niet dient te worden opgelegd, omdat een professionele partij als [bedrijfsnaam] in staat moet worden geacht de vordering zelf te incasseren.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 3 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.

Verklaart het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.

Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.

Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf, bestaande uit het verrichten van 120 uren onbetaalde arbeid.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 60 dagen zal worden toegepast.

Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling/voorlopige hechtenis.

Wijst de vordering van de benadeelde partij [bedrijfsnaam] toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 6.574,61 (zegge: zesduizend vijfhonderdvierenzeventig euro en éénenzestig eurocent). De rechtbank legt dit bedrag hoofdelijk op in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.

Verklaart het deel van de vordering dat ziet op in de vordering vermelde tankbeurten op andere data dan voormelde niet-ontvankelijk.

Bepaalt dat de benadeelde partij voor het deel van de vordering dat ziet op de overige schadeposten niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.

Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.

Dit vonnis is gewezen door mr. J. van Bruggen, voorzitter, mr. C.M.M. Oostdam en

mr. W.S. Sikkema, rechters, bijgestaan door mr. P.T.M. van der Lelie, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 juni 2016.

Mrs. Van Bruggen, Oostdam en Van der Lelie zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

in de volgende voetnoten wordt telkens verwezen naar de paginanummers waarop de processen-verbaal van bevindingen, verhoren en overige stukken te vinden zijn die deel uitmaken van het proces-verbaal van de politie Noord-Nederland, PL02GL-2013127736, gesloten op 18 juni 2014

aangifte [bedrijfsnaam] , p. 35

verhoor van verdachte [medeverdachte1] , p. 345

overzicht onrechtmatig gebruik tankpasjes, p. 262 e.v.

verhoor van verdachte [medeverdachte2] , p. 468 en 471

verhoor van verdachte [medeverdachte3] , p. 495

proces-verbaal van bevindingen, p. 260; overzicht onrechtmatig gebruik tankpasjes p. 267 e.v.

verhoor van verdachte [medeverdachte4] , p. 633 en p. 640 e.v.; uit de verklaring van [medeverdachte4] op p. 645 volgt dat de door hem in zijn eerdere verklaringen aangeduide “ [naam] ” verdachte [medeverdachte1] is

aangifte [bedrijfsnaam] , p. 35

verhoor verdachte [medeverdachte3] , p. 501

verhoor aangever [naam] , p. 71; verhoor verdachte [medeverdachte1] , p. 353 e.v.

proces-verbaal van bevindingen p. 260, overzicht onrechtmatig gebruik tankpasjes, p. 268

proces-verbaal van bevindingen p. 210 e.v.

overzicht onrechtmatig gebruik tankpasjes, p. 262 e.v.

verhoor aangever [naam] , p. 71, en de bijgevoegde bijlage, p. 74 e.v.

proces-verbaal van bevindingen, p. 165-166

verhoor aangever [naam] , p. 72

overzicht onrechtmatig gebruik tankpasjes, p. 270

verhoor verdachte [verdachte] p. 436: “Verbalisant: Jij hebt als nummer [nummer] in gebruik of gehad. Klopt dat? Antwoord: Ja.”; proces-verbaal bevindingen p. 293, waaruit blijkt dat onder of naast het bed waarin [verdachte] is aangehouden een zwarte mobiele telefoon van het merk Nokia werd aangetroffen; proces-verbaal van bevindingen p. 294, waaruit blijkt dat wanneer de verbalisant het nummer [nummer] belt, deze zwarte telefoon van het merk Nokia afgaat.

uit de verklaring van [medeverdachte4] op p. 645 volgt dat de door hem in zijn eerdere verklaringen aangeduide “ [naam] ” verdachte [medeverdachte1] is.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature