U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

t.a.v. parketnummer 18.112192-13: De rechtbank verklaart de dagvaarding nietig.

t.a.v. parketnummer 18.112007-13: De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.

t.a.v. parketnummer 18.152742-13: De rechtbank verklaart bewezen dat het primair tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.

Uitspraak



RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht

Locatie Assen

Parketnummers: 18.112192-13 }

18.152742-13 } gevoegde zaken

18.112007-13 }

vonnis van de Meervoudige kamer d.d. 3 maart 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],

wonende te [woonadres].

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 17 februari 2015.

De verdachte is niet ter terechtzitting verschenen.

Als raadsvrouw van verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. I.M. Weijers, advocaat te Emmen, die verklaart door de verdachte uitdrukkelijk te zijn gemachtigd hem ter terechtzitting te verdedigen.

De rechtbank stemt hiermee in, verklaart bij monde van haar voorzitter dat het bepaalde in artikel 278, lid 2 van het Wetboek van Strafvordering niet van toepassing is en dat deze procedure geldt als een procedure op tegenspraak.

Tenlasteleggingen

De verdachte is ingevolge de ter terechtzitting gevoegde zaken bij dagvaardingen tenlastegelegd, dat:

t.a.v. de dagvaarding met parketnummer 18.112192-14:

hij in of omstreeks de periode van 01 februari 2008 tot en met 30 juni 2012 te [plaats 1], althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffers] heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedrag(en), in elk geval van enig goed, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid bij een of meer van deze personen meermalen, althans eenmaal aangegeven dat

- hij problemen had van persoonlijke en/of financiële aard en/of

- zijn kind(eren) ziek waren/is geworden en/of financiële hulp nodig had(den) en/of

- hij zonder (extra) financiële middelen die problemen niet kon oplossen,

waardoor die [slachtoffers] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;

t.a.v. de dagvaarding met parketnummer 18.152742-13:

hij in of omstreeks de periode van 26 september 2012, althans eind september 2012 tot en met 19 februari 2013, op na te noemen plaatsen, in elk geval in Nederland, een beroep of een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich en/of (een) ander(en) de beschikking over die goederen te verzekeren, hebbende verdachte, telkens met voormeld oogmerk, de navolgende goederen - op tijd en plaats daarbij vermeld - gekocht, te weten:

- een (besteld en/of (op)geleverd) serredak in de periode van 26 september 2012 tot en met 31 oktober 2012 te [plaats 2], gemeente Borger-Odoorn, bij [bouwbedrijf] en/of

- een of meer rolluiken en/of een knikarmscherm in de periode van eind september 2012 tot en met begin november 2012 te [plaats 3], gemeente Coevorden bij [naam bedrijf 1];

althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat

hij in of omstreeks de periode van 26 september 2012 tot en met 19 februari 2013 te [plaats 2], gemeente Borger-Odoorn, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [bouwbedrijf] en/of [naam bedrijf 1] heeft bewogen tot de afgifte van een serredak en/of (een) rolluik(en) en/of een zonnescherm, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk

- zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich voorgedaan als betrouwbare en/of betalende, althans bonafide klant, waardoor dat/die [bouwbedrijf] en/of [naam bedrijf 1] (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;

t.a.v. de ter terechtzitting gewijzigde tenlastelegging bij dagvaarding met parketnummer 18.112007-13:

hij op een of meer tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 30 maart 2012 tot en met 26 september 2012 te [plaats 4], gemeente Emmen en/of te [plaats 6], gemeente Stadskanaal, althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen

door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [schildersbedrijf] (gevestigd te [plaats 4]) heeft bewogen tot het verlenen van een dienst, te weten het schilderen en (gedeeltelijk) behangen en sausen van een woning aan [adres] en/of de afgifte van behang en saus en/of het [naam bedrijf 2] heeft bewogen tot de afgifte van een knikarmscherm, vier aluminium rolluiken en/of een screen van glasvezeldoek, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich voorgedaan als [naam] en/of als bonafide betalende klant, althans bonafide koper, waardoor die/dat bedrijven/bedrijf [schildersbedrijf] en/of die [naam bedrijf 2] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.

Nietigheid van de dagvaarding met parketnummer 18.112192-13

De raadsvrouw van de verdachte heeft als inleidend verweer aangevoerd dat de dagvaarding met parketnummer 18.112192-13 nietig dient te worden verklaard, nu de tenlastelegging een pleegperiode van ruim 4 jaren beslaat waarbij een drietal personen afzonderlijk van elkaar door verdachte zouden zijn opgelicht, terwijl een nadere concretisering daarvan ontbreekt.

De rechtbank is met de raadsvrouw van oordeel dat de tenlastelegging onvoldoende concreet is. Er is een ruime periode tenlastegelegd op basis van een summier proces-verbaal van de politie. In de tenlastelegging word niet duidelijk gemaakt welke specifieke oplichtingshandelingen zijn gebezigd tegen ieder van de benadeelden, evenmin wordt aangegeven tot welke bedragen de benadeelden zijn bewogen geld af te geven aan de verdachte en bij welke gelegenheden één en ander plaats vond. Specifieke feitelijkheden waarop de verdachte zijn verdediging zou kunnen voeren.

De tenlastelegging voldoet, naar het oordeel van de rechtbank, dan ook niet aan de vereisten die de wet daaraan in artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering stelt.

De rechtbank verklaart daarom de dagvaarding met parketnummer 18.112192-13 nietig.

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie mr. P.M. van der Spek acht hetgeen aan de verdachte onder parketnummer 18.152742-13 primair en onder parketnummer 18.112007-13 is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank de verdachte voor deze feiten zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, waarvan een gedeelte van 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

Verder vordert de officier van justitie de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [naam bedrijf 1] tot een bedrag van € 2.428,28, en de vordering van de benadeelde [naam bedrijf 2] tot een bedrag van € 4.537,81, telkens met de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van genoemde benadeelde partijen.

Vrijspraak van het tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 18.112007-13

De verdachte dient van het hem onder parketnummer 18.112007-13 tenlastegelegde te worden vrijgesproken omdat de rechtbank, evenals de raadsvrouw en anders dan de officier van justitie, dit feit niet wettig en overtuigend bewezen acht.

De rechtbank is van oordeel dat het enkele gebruik van een valse naam door verdachte voor de in de tenlastegelegde genoemde bedrijven niet doorslaggevend is geweest voor het uitvoeren van werkzaamheden en het leveren van de goederen op het opgegeven adres in [plaats 5] waar verdachte ook daadwerkelijk woonachtig was. Evenmin kan worden gesteld dat verdachte zich in strijd met de waarheid heeft voorgedaan als bonafide betalende klant of koper omdat in de tenlastelegging geen specifieke feiten en/of omstandigheden zijn vermeld die tot die conclusie kunnen leiden. Dat de verdachte de uitgevoerde werkzaamheden en geleverde goederen slechts gedeeltelijk heeft betaald maakt dat niet anders.

De zaak met parketnummer 18.152742-13

Bewijsoverwegingen

De rechtbank baseert zich voor het bewijs van het tenlastegelegde onder parketnummer 18.152742-13 op de ten overstaan van de politie afgelegde verklaringen van verdachte en de aangevers, zoals opgenomen in het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van politie Drenthe, District Zuidoost, Borger-Odoorn, Registratienummer PL032W-2013015872, d.d. 5 maart 2013 met bijlagen.

Aangifte van [aangever 1], namens [bouwbedrijf] te [plaats 2] (pagina’s 4 en 5):

Aangever zegt, zakelijk weergegeven, dat [verdachte] op 26 september 2012 in zijn zaak kwam en vertelde dat hij een afdak (serre) achter zijn woning wilde hebben. Het afdak is besteld door hem en zijn bedrijf heeft een afdak gebouwd bij de woning van [verdachte] in [plaats 5] ter waarde van € 10.785,00. Na levering is echter nooit betaald. Aangever heeft drie aanmaningen gestuurd naar verdachte en had inmiddels gehoord dat meerdere bedrijven, waaronder een zonweringsbedrijf uit [plaats 3] en een zonweringsbedrijf uit [plaats 6] waren benadeeld door de werkwijze van [verdachte].

Aangifte [aangever 2], namens [naam bedrijf 1] te [plaats 3] (pagina’s 17 en 18):

Aangeefster zegt zakelijk weergegeven dat [naam bedrijf 1] € 4500,00 euro aan zonwering en rolluiken heeft geleverd aan [verdachte] wonende [adres] te [plaats 5]. [verdachte] heeft eind september 2012 contact gezocht met aangeefster, hij wilde rolluiken bestellen. Begin oktober 2012 zijn de rolluiken geplaatst op het adres van verdachte in [plaats 5]. [verdachte] vertelde dat hij direct zou betalen, alleen dat kon hij nog niet omdat het geld van een erfenis moest komen. [verdachte] had vervolgens allerlei smoesjes dat hij het geld nog niet kon betalen.

Verdachte heeft zakelijk weergegeven onder meer verklaard (pagina’s 20 t/m 22) dat hij een serre heeft laten bouwen door [bouwbedrijf] in november 2012. Verdachte zegt dat hij kort geleden een regeling heeft getroffen en dat hij in twaalf keer zou afbetalen en dat deze regeling op 15 maart 2013 zou ingaan, maar dat het niet zo ver is gekomen. Verdachte zegt nog ongeveer € 10.000,00 te moeten betalen.

Verdachte zegt verder dat hij een paar rolluiken en een zonnescherm heeft besteld bij de firma [naam bedrijf 1] in [plaats 3] en dat het de bedoeling was de nota te betalen, maar dat zij opeens met 6 man bij hem voor de deur stonden en de luiken weer hebben verwijderd.

De rechtbank is op grond van voormelde bewijsmiddelen van oordeel dat verdachte een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling de beschikking over die goederen te verzekeren. Dat verdachte het oogmerk had de gekochte en geleverde goederen niet (volledig) te betalen leidt de rechtbank af uit verdachte ’s verklaringen dat hij op meerdere tijdstippen goederen heeft gekocht en die (na herhaalde aanmaning) niet volledig heeft betaald ( HR 22 juli 1958,NJ 1959/191).

De rechtbank betrekt hierbij de aangiften van twee andere bedrijven en de verklaring van verdachte (zaaknummer PL032W 2012076483) waaruit blijkt dat verdachte in de periode kort voorafgaand aan het plegen van het onderhavige feit, op identieke wijze soortgelijke (kostbare) diensten en bouwmaterialen heeft gekocht zonder die (volledig) te betalen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder parketnummer 18.152742-13 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat

hij in de periode van 26 september 2012 tot en met 19 februari 2013, op na te noemen plaatsen, een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich de beschikking over die goederen te verzekeren, hebbende verdachte, telkens met voormeld oogmerk, de navolgende goederen - op tijd en plaats daarbij vermeld - gekocht, te weten:

- een (besteld en opgeleverd) serredak in de periode van 26 september 2012 tot en met 31 oktober 2012 te [plaats 2], gemeente Borger-Odoorn, bij [bouwbedrijf] en

- rolluiken in de periode van eind september 2012 tot en met begin november 2012 te [plaats 3], gemeente Coevorden bij [naam bedrijf 1].

De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring.

Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.

De verdachte zal van het onder parketnummer 18.152742-13 primair meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Kwalificatie

Het onder parketnummer 18.152742-13 primair bewezen geachte levert op:

Een gewoonte maken van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling de beschikking over die goederen te verzekeren,

strafbaar gesteld bij artikel 326a van het Wetboek van Strafrecht;

Strafbaarheid

De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

Strafmotivering

De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking: de aard en de ernst van het gepleegde feit; de omstandigheden waaronder het feit is begaan; hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte; de eis van de officier van justitie; de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 21 januari 2015, waaruit blijkt dat verdachte eerder terzake van vermogensdelicten is veroordeeld.

De officier van justitie heeft een gevangenisstraf gevorderd voor de duur van 6 maanden, waarvan een gedeelte van 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

De raadsvrouw van verdachte heeft vrijspraak bepleit.

De rechtbank heeft flessentrekkerij bewezen verklaard, waarbij een tweetal bedrijven financieel is benadeeld. De rechtbank rekent dit verdachte, die voorafgaand aan het plegen van de onderhavige flessentrekkerij ook een aantal andere bedrijven op identieke wijze heeft benaderd en benadeeld, in hoge mate aan. Door zijn handelen heeft verdachte niet alleen financiële schade toegebracht, maar ook ernstig misbruik gemaakt van de bedrijven die in goed vertrouwen werkzaamheden hebben verricht en goederen hebben geleverd zonder dat volledige betaling is gevolgd. Bovendien brengt een dergelijke handelwijze ook schade toe aan het ordentelijk ( mede op vertrouwen gebaseerde) handelsverkeer in het algemeen.

De straf die de rechtbank zal opleggen is een andere dan de officier van justitie heeft geëist omdat, anders dan de officier van justitie, de rechtbank alleen de flessentrekkerij wettig en overtuigend bewezen acht.

Daarnaast zal de rechtbank rekening houden met het aanzienlijke tijdsverloop tussen het moment dat de feiten gepleegd zijn en de berechting.

De rechtbank is van oordeel dat het opleggen van een werkstraf van na te melden duur is aangewezen.

De rechtbank acht, gelet op de hiervoor weergegeven omstandigheden en overwegingen, een werkstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, passend en geboden.

Benadeelde partij [naam bedrijf 1] te [plaats 3]

De benadeelde partij heeft in de zaak met parketnummer 18.152742-13 een civiele vordering ten bedrage van € 2.428,28 aan materiële schade ingediend.

De raadsvrouw van verdachte heeft geconcludeerd dat de benadeelde partij niet ontvankelijk

dient te worden verklaard in haar vordering dan wel dat deze afgewezen behoort te worden,.

nu de vordering van de benadeelde partij deels door verdachte is voldaan en de benadeelde partij de rolluiken heeft teruggehaald. Zij betwist o.a. dat de teruggenomen rolluiken bij verkoop niet meer dan €826,45, althans een gangbare marktprijs hadden kunnen opbrengen.

De rechtbank acht het causaal verband tussen het bewezen verklaarde feit en de geleden materiële schade aanwezig. Verdachte is voor de schade civielrechtelijk aansprakelijk. De rechtbank acht de vordering echter slechts tot een bedrag van € 205,14 voldoende aannemelijk gemaakt.

Ten aanzien van het overig deel van de vordering oordeelt de rechtbank dat dit deel van de vordering onvoldoende is onderbouwd en niet van eenvoudige aard is en derhalve nader onderzoek zou vergen wat een te zware belasting van het strafgeding oplevert. Voor dat deel van de vordering zal de benadeelde partij niet ontvankelijk worden verklaard en zal zij haar vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen.

Schadevergoedingsmaatregel [naam bedrijf 1] te [plaats 3]

Met betrekking tot de in het bewezenverklaarde in de zaak met parketnummer 18.152742-13 acht de rechtbank de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht tot een bedrag van € 205,14 aansprakelijk voor de schade, die door dat strafbare feit is toegebracht.

Aan de verdachte zal de verplichting worden opgelegd dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer.

Benadeelde partij [naam bedrijf 2] te [plaats 6]

De benadeelde partij heeft met betrekking tot het tenlastegelegde feit in de zaak met parketnummer

18.112007-13 een vordering tot vergoeding van geleden materiële schade ingediend ten bedrage van

€ 4.537,81.

De rechtbank acht het aan de verdachte tenlastegelegde feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen.

De benadeelde partij zal niet ontvankelijk worden verklaard in haar vordering en zij kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 22c, 22d, 36f, en 63 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing van de rechtbank

t.a.v. parketnummer 18.112192-13:

De rechtbank verklaart de dagvaarding nietig.

t.a.v. parketnummer 18.112007-13:

De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.

De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [naam bedrijf 2] te [plaats 6] niet ontvankelijk is in haar vordering en dat zij deze vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

De benadeelde partij en de verdachte dragen de eigen kosten.

t.a.v. parketnummer 18.152742-13:

De rechtbank verklaart bewezen dat het primair tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.

De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de primair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.

De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een taakstraf bestaande uit 80 uren werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid met bevel dat, voor het geval de verdachte deze werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 40 dagen zal worden toegepast.

De rechtbank veroordeelt de verdachte aan de benadeelde partij [naam bedrijf 1] te [plaats 3] de som van € 205,14 te betalen en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij, tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.

De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij voor het overig deel niet ontvankelijk is in haar vordering.

De benadeelde partij kan haar vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen en de benadeelde partij en de verdachte dragen voor dat deel de eigen kosten.

De rechtbank legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve

van het slachtoffer [naam bedrijf 1] te [plaats 3] een bedrag van € 205,14 te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door 4 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.

De rechtbank verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormeld bedrag ten behoeve van het slachtoffer de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij doet vervallen, alsmede dat betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen.

Dit vonnis is gewezen door mr. E. Läkamp, voorzitter, mr. J. van Bruggen en mr. P.J. van Steen, rechters, in tegenwoordigheid van J. Bos, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 3 maart 2015.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature