U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

De rechtbank Noord-Nederland heeft op 1 mei 2015 een vrouw veroordeeld voor het medeplegen van verduistering van een grote som geld , terwijl zij het geld als bewindvoerder onder zich had. Nadat de jongere zus van de vrouw werd getroffen door een beroerte werd de vrouw door de kantonrechter als bewindvoerder aangesteld. Vervolgens is door de vrouw en haar echtgenoot in een periode van anderhalf jaar tijd vrijwel het gehele vermogen van de zus, ongeveer € 180.000,-- verduisterd en naar Tunesië overgebracht. De rechtbank heeft de vrouw een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van negen maanden opgelegd.

Uitspraak



RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht

Locatie Leeuwarden

parketnummer 18/730563-13

vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 1 mei 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],

thans verblijvende te [land],

niet als ingezetene ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens en zonder

bekende feitelijke woon- of verblijfplaats.

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 april 2015.

Verdachte is niet verschenen; wel is verschenen mr. W. Boonstra, advocaat te Leeuwarden, die verklaard heeft uitdrukkelijk tot de verdediging te zijn gemachtigd.

Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. M. Groenewegen.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

verdachte op verschillende tijdstippen, althans enig tijdstip, gelegen in of omstreeks de periode van 13 januari 2010 tot en met 14 juli 2011, te [pleegplaats], (althans) in de gemeente Smallingerland, en/of elders in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk een hoeveelheid of hoeveelheden geld (tot (in totaal) (ongeveer) 189.834,98 euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of verdachtes mededader(s), en welke hoeveelheid of hoeveelheden geld, althans welk(e) goed(eren) verdachte onder zich had in haar hoedanigheid van bewindvoerder, in elk geval

anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft/hebben toegeëigend.

In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in haar belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:

- veroordeling voor het ten laste gelegde;

- oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden.

Beoordeling van het bewijs

De rechtbank past bij de beoordeling van het ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe.

1.

De inhoud van een zaaksdossier, OPS-dossiernummer PL02R2 2011103493, gesloten op 14 januari 2013, bestaande uit diverse processen-verbaal en schriftelijke stukken waaronder:

een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL02DH 2011103493-1, d.d. 7 oktober 2011 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [persoon]:

Ik ben werkzaam bij [bedrijf]. De kantonrechter te Heerenveen heeft bij beschikking van 14 juli 2011 mij en mijn collega aangesteld als bewindvoerders van [slachtoffer]. Wij zijn door de kantonrechter aangewezen als de opvolger van de vorige bewindvoerder [verdachte]. [verdachte] is op 13 januari 2010 door de kantonrechter te Heerenveen aangewezen als bewindvoerder van [slachtoffer], omdat [slachtoffer] niet meer in staat was haar vermogen te beheren, omdat zij omstreeks september 2009 was getroffen door een hersenbloeding.

[verdachte] heeft de fiscale aangifte voor [slachtoffer] neergelegd bij haar eigen boekhouder [boekhouder] te [plaats]. Deze constateerde dat een aanzienlijk deel van het vermogen van [slachtoffer] was verdwenen, omdat aan liquide vermogen was verdwenen een bedrag van ca. € 180.000,00. Daarop heeft [boekhouder] de kantonrechter in kennis gesteld. Vervolgens heeft de kantonrechter bij beschikking van 14 juli 2011 [verdachte] ontslagen als bewindvoerder van [slachtoffer] en ons ([bedrijf]) benoemd tot de nieuwe bewindvoerder van [slachtoffer]. Als nieuwe bewindvoerders hebben wij direct een onderzoek ingesteld naar het beheer van het vermogen van [slachtoffer], zoals het werd gevoerd door [verdachte] gedurende de periode van haar bewind vanaf 13 januari 2010 tot en met 14 juli 2011.

Wij ([bedrijf]) hebben aan de hand van de door ons verzamelde gegevens een speciale vermogensbeschrijving opgemaakt die aangeeft het vermogen van [slachtoffer] bij aanvang (13 januari 2010) en einde (14 juli 2011) van het bewind van [verdachte]. Hierin wordt vastgesteld dat het geldelijke vermogen van [slachtoffer] gedurende het bewind van [verdachte] is geslonken. Hierin wordt exact aangegeven op welke wijze de bedragen zijn verdwenen. Verduisterd is:

van rekening [nummer 1] Friesland Bank :

- betaald aan mobiel bellen (web)shops € 105,00

- betaald aan autobedrijven- en automaterialenhandels € 10.617,98

- betaald aan kringloopwinkel € 105,00

- betaald aan Bouwmarkten € 118,97

- betaald aan reis- en ticketbureau's € 1.822,89

- betaald aan GWK Travelex-kantoren € 2.025,66

- betaald aan loterijen (met aftrek van prijzenopbrengst) € 1.463,00

- betaald aan tankstations € 336,53

- opgenomen uit pinautomaten € 70.394,94

- overgeboekt naar uw eigen rekening [nummer 4] € 23.850,00

- overgeboekt naar de rekening van uw echtgenoot

[medeverdachte] [nummer 3] € 14.250,00

van rekening [nummer 2] ABN AMRO:

- betaald aan RDW schorsing kenteken € 23,90

- betaald aan mobiel bellen (web)shops € 20,00

- betaald aan web shops € 532,50

- betaald aan kringloopwinkel € 146,50

- betaald aan consumenten elektronica winkels (Mediamarkt) € 104,49

- betaald aan bouwmarkt(en) € 20,00

- betaald aan GBW Travelex-kantoren € 4.327,77

- betaald aan tankstations € 249,10

- opgenomen uit pinautomaten € 24.400,00

- overgeboekt naar uw eigen rekening [nummer 4] € 15.482,30

- overgeboekt naar de rekening van uw echtgenoot

[medeverdachte] [nummer 3] € 8.100,00

------------------

€ 178.496,53

een schriftelijk stuk, te weten een beschikking van de kantonrechter d.d. 14 juli 2011, onder meer inhoudende:

Rechthebbende [slachtoffer]. De kantonrechter te Heerenveen heeft bij beschikking van 13 januari 2010 een bewind ingesteld over de goederen en gelden die (zullen) toebehoren aan rechthebbende. Bij dezelfde beschikking is [verdachte] tot bewindvoerder benoemd.

De kantonrechter heeft geconstateerd dat de bewindvoerder ernstig tekort is geschoten in haar taken als bewindvoerder. Er is een aanzienlijke som geld verdwenen uit het vermogen van rechthebbende, zonder dat de bewindvoerder voor uitgaven machtiging van de kantonrechter heeft gevraagd. De bewindvoerder heeft ter zitting van 7 juli 2011 toegegeven dat zij vermogen van de rechthebbende heeft aangewend zonder toestemming van de kantonrechter. De kantonrechter is van oordeel dat sprake is van een gewichtige reden die het ontslag van de bewindvoerder rechtvaardigt. De kantonrechter ontslaat met ingang van heden [verdachte], wonende te [pleegplaats], als bewindvoerder. Deze beschikking is gegeven en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 juli 2011.

een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL02R2 2011103493-4, d.d. 1 december 2011 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [boekhouder]:

Ik ben boekhouder. In februari 2010 kwam de mij bekende [verdachte] bij mij op kantoor. Zij vertelde mij dat zij sinds januari 2010 het bewind had gekregen over de goederen en de gelden in eigen toebehorend aan [slachtoffer]. Zij vroeg mij of ik voor [slachtoffer] de aangiften inkomstenbelasting en de zaken met betrekking tot het UWV wilde regelen. Ik kreeg daartoe de jaaroverzichten van de bank, met daarop de opgave van de banksaldo's. Ook kreeg ik jaaropgaven van het UWV. Begin 2011 kreeg ik de gegevens van 2010 aangeleverd om voor mevrouw [slachtoffer] de aangifte inkomstenbelasting voor dat jaar op te maken. Toen ontdekte ik dat er een forse vermogensdaling had plaatsgevonden op de bankrekeningen van mevrouw [slachtoffer]. Op 1 januari 2010 bedroeg het saldo aan bank-, giro- en spaartegoeden € 182.250,00. Op 31 december 2010 bedroeg het voornoemde saldo slechts € 28.442,00.

een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL02R2 2011103493-5, d.d. 24 mei 2012 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:

Ik ben gehuwd met [medeverdachte]. Mijn zus heet [slachtoffer]. In september 2009 heeft mijn zus [slachtoffer] een hersenbloeding gehad. De situatie was zodanig dat zij haar zaken niet meer kon afhandelen. Om deze reden heb ik uit mijzelf de bewindvoering van mijn zus aangevraagd bij het kantongerecht te Heerenveen. De kantonrechter heeft mij op 13 januari 2010 benoemd als bewindvoerder. De bewindvoering houdt in dat ik het vermogen van mijn zus moest beheren. Tevens moest ik ervoor zorgen dat de lopende zaken werden afgehandeld, zoals het betalen van nota’s, het afhandelen van belastingen enzovoort. Bij de aanvraag van de bewindvoering moest ik via een formulier, eerste beschrijving, vermelden wat het totale vermogen van mijn zus was. Ik heb toen alleen de gegevens van de lopende rekening en de waarde van haar woning op de formulieren vermeld. Enkele weken na mijn benoeming als bewindvoerder kreeg ik post van mijn zus. Ik kreeg toen een afschrift van de Friesland bank. Op dat afschrift stonden de bedragen van de depositorekeningen vermeld. Ik heb deze gegevens niet doorgegeven aan de kantonrechter. Dat had ik wel moeten doen.

Een gedeelte van het vermogen van mijn zus heb ik via geldautomaten contant opgenomen. Een ander gedeelte van het vermogen heb ik gestort op mijn eigen rekening, genummerd [nummer 4] van de ABN AMRO en een ander gedeelte heb ik gestort op rekening van mijn man [medeverdachte]. Ik kan niet verklaren hoeveel geld ik contant heb opgenomen van de rekening van mijn zus. Via de pinautomaat heb ik contante geldopnames verricht vanaf de Friesland Bank rekening van mijn zus. De gelden van die opnames heb ik opgespaard. Als mijn man naar Tunesië ging voor familiebezoek dan kreeg hij contant geld van mij mee. Ik kan niet meer verklaren hoeveel hij per keer contant van mij meekreeg. Dat zijn verschillende bedragen geweest. Mijn man nam dan het contante geld mee naar Tunesië en wisselde de euro’s om in Tunesische Dinars. Deze Dinars liet hij achter bij zijn familie in een ijzeren kistje. In juni 2010 heb ik in Tunesië een geldbedrag opgenomen van de rekening van mijn zus. Ik kan mij niet meer herinneren wat ik met dat geldbedrag heb gedaan. Ik heb geldbedragen overgemaakt op de rekening van mijn man en de rekening van mijzelf. Ik had daarvoor geen toestemming gekregen van de kantonrechter. Nadat die geldbedragen waren overgemaakt op onze rekeningen, hebben wij, mijn man en ik, die geldbedragen weer via geldautomaten opgenomen. Ook zijn in Tunesië opnames gedaan bij geldautomaten. Ik moest bij de bank aantonen dat ik de bewindvoerder was van mijn zus. Nadat ik de nodige formulieren had ingevuld werd het geld van de deposito’s overgemaakt naar de lopende rekening van mijn zus. Vervolgens stortte ik het geld weer door naar mijn rekening of naar de rekening van mijn man. Ook werd via de geldautomaat contant geld opgenomen. Dit alles ging zonder dat ik daarvoor toestemming had van de kantonrechter. Alle gelden van mijn zus zijn in Tunesië omgewisseld in Dinars. Zodoende hebben mijn man en ik ongeveer 180.000 euro naar Tunesië gebracht. Ik heb tegen mijn man gezegd dat deze gelden van mijn zus waren. Dus mijn man wist dat dit geld van mijn zus was. Mijn man is ook op de hoogte van de toestand van mijn zus. Hij weet dat ik bewindvoerder was. Mijn man heeft het meeste geld in Tunesië omgewisseld voor Dinars en heeft het geld daar bewaard. Ik begrijp dat ik mij schuldig heb gemaakt aan verduistering van de gelden.

Redengeving bewezenverklaring

De rechtbank acht de in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden redengevend voor hetgeen hierna bewezen zal worden verklaard en de rechtbank heeft op grond daarvan de overtuiging bekomen dat verdachte het hierna bewezen verklaarde heeft begaan.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:

verdachte op verschillende tijdstippen, gelegen in de periode van 13 januari 2010 tot en met 14 juli 2011, in Nederland, telkens tezamen en in vereniging met een ander, telkens opzettelijk een hoeveelheid geld, in totaal 178.496,53 euro, dat toebehoorde aan

[slachtoffer], en welke hoeveelheid geld, verdachte onder zich had in haar hoedanigheid van bewindvoerder, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.

De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:

medeplegen van verduistering, gepleegd door haar die het goed als bewindvoerder onder

zich heeft, meermalen gepleegd.

Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het reclasseringsadvies opgemaakt door Reclassering Nederland op

13 december 2013, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.

De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van verduistering van een grote som geld, terwijl ze het geld als bewindvoerder onder zich had. Nadat de jongere zus van verdachte in september 2009 werd getroffen door een beroerte, werd verdachte op haar eigen initiatief door de kantonrechter als bewindvoerder aangesteld. Verdachte heeft vervolgens in een periode van anderhalf jaar vrijwel het gehele vermogen van haar zus (ongeveer

€ 180.000,--) van de rekeningen van haar zus gepind, dan wel overgeschreven naar haar eigen bankrekening of de bankrekening van haar echtgenoot. Volgens verdachte is al het geld naar Tunesië, het geboorteland van haar echtgenoot, gegaan.

De rechtbank neemt het verdachte zeer kwalijk dat zij haar positie als bewindvoerder van haar zus op grove wijze heeft misbruikt en zichzelf en haar echtgenoot heeft verrijkt ten koste van haar zus die ten gevolge van haar gezondheidstoestand voor de afwikkeling van haar financiële zaken afhankelijk was van verdachte.

Uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat zij niet eerder is veroordeeld.

Ondanks dat de rechtbank de behandeling van de onderhavige strafzaak meerdere malen heeft aangehouden, is verdachte niet ter terechtzitting verschenen. Het is de reclassering echter in 2013 wel gelukt om verdachte te spreken en een reclasseringsonderzoek te verrichten. Door de ontkennende houding van verdachte is het voor de reclassering niet mogelijk om een strafadvies de formuleren.

De rechtbank heeft uit het reclasseringsonderzoek en de verklaring van verdachte bij de politie de indruk gekregen dat bij verdachte de ethische en morele bezwaren in het geheel ontbreken en dat verdachte enkel haar eigen belang en dat van haar echtgenoot nastreeft.

De rechtbank is dan ook, met de officier van justitie, van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf aangewezen is. De rechtbank zal bij de hoogte van de straf rekening houden met het feit dat verdachte niet eerder is veroordeeld, de leeftijd van verdachte en het tijdsverloop. Daarbij wordt wel in aanmerking genomen dat een deel van dit tijdsverloop aan verdachte te wijten is. Alles overwegend zal de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van negen maanden opleggen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 47, 57 en 323 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.

Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden.

Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.

Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mr. I.M. Dölle en

mr. Th.A. Wiersma, rechters, bijgestaan door G.T. Zandstra-Alkema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 mei 2015.

w.g.

Dölle

VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT

Dölle

de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,

Wiersma

locatie Leeuwarden,

Zandstra-Alkema


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature