U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Medeplegen van met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd. Gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden. Feit 2 verjaard

Uitspraak



RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht

Locatie Groningen

Parketnummer: 18/670284-12

Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken

d.d. 26 maart 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboorteplaats],

GBA-adres: [woonplaats].

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van

12 maart 2015.

Verdachte is niet verschenen; wel is verschenen mr. W. Anker, advocaat te Breda, die verklaard heeft uitdrukkelijk tot de verdediging te zijn gemachtigd.

Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S. Kromdijk.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijzigingen van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:

1.

hij in of omstreeks de periode van 1 april 2005 tot en met 4 februari 2007 te [pleegplaats 1], gemeente Bellingwedde, meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, met [slachtoffer 1] ([geboortedatum 1]), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit

- tegen [slachtoffer 1] zeggen dat hij met zijn penis in zijn moeders vagina moest en/of

- tegen [slachtoffer 1] zeggen dat hij zich(in aanwezigheid van verdachten) moest aftrekken en het geven van aanwijzingen hoe hij dat moest doen en/of

- [slachtoffer 1] met zijn penis (waarbij al dan niet een soort pion/speenachtig voorwerp om zijn penis was bevestigd, dat met touwtjes om zijn heupen was gebonden) in of tegen zijn moeders vagina laten gaan en [slachtoffer 1] vervolgens op en neer gaande bewegingen laten maken en/of daarbij instructies geven aan [slachtoffer 1] en duwen op de billen van [slachtoffer 1] en/of

- het aftrekken van de penis van [slachtoffer 1];

2.

hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 5 februari 2007 te [pleegplaats 2], gemeente Bellingwedde, en/of [pleegplaats 3] en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk mishandelend een of meer perso(o)n(en) (te weten [slachtoffer 2] [geboortedatum 2] en/of [slachtoffer 1] [geboortedatum 1] en/of [slachtoffer 3] [geboortedatum 3] en/of [slachtoffer 4] [geboortedatum 4],) zijnde kinderen over wie hij, verdachte, het gezag uitoefent of die hij verzorgt of opvoedt als behorende tot een gezin,

- heeft/hebben geslagen en/of

- gedurende langere, althans enige tijd, al dan niet buitenshuis (in de winter

slechts gekleed in een onderbroek en t-shirt) op de knieën heeft/hebben laten zitten

met de handen op de rug en/of

- in een kuil in een bos (bij [plaats]) heeft/hebben laten leven/wonen en/of

- onvoldoende naar school heeft/hebben laten gaan en/of

- in een onhygiënische en/of voor bewoning ongeschikte woning in [plaats]

heeft/hebben laten wonen en/of

- niet voldoende heeft/hebben gevoed en/of

- niet voldoende voor hygiëne heeft/hebben gezorgd en/of

- bij derden om eten heeft/hebben laten vragen en/of

- onvoldoende heeft/hebben laten kleden bij koude weersomstandigheden en/of

- heeft/hebben beschuldigd van seksueel misbruik van een driejarig kind en/of van zijn moeder en/of

- voor de kinderen kenbaar een vuurwapen en/of munitie in de woning aanwezig

heeft/hebben gehad;

waardoor die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] pijn en/of letsel

heeft/hebben bekomen en/of waardoor de gezondheid van die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1]

en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] opzettelijk is benadeeld.

Ontvankelijkheid van de officier van justitie

Standpunt van de verdediging

De raadsman heeft zich in de eerste plaats op het standpunt gesteld dat de politie, blijkens een notitie van de politie , al vanaf 27 april 2009 op de hoogte was van het vermeende misbruik. De politie heeft op dat moment echter verzuimd om de regie zelf in handen te nemen. De politie heeft, in plaats van de betrokken personen eerst zelf te horen, erin toegestemd dat de gezinsvoogden [gezinsvoogd 1] en[gezinsvoogd 2] een gesprek voerden met de kinderen. Dit gesprek heeft plaatsgevonden op 29 april 2009 in aanwezigheid van de oma van de kinderen. De politie heeft derhalve ingestemd met het feit dat de minderjarige kinderen, in elkaars aanwezigheid en zonder deskundige begeleiding, met elkaar hebben gesproken, met het risico dat de kinderen elkaar onderling hebben beïnvloed, met alle gevolgen betreffende de betrouwbaarheid van hun verklaringen van dien (collaborative storytelling). Ook heeft oma het gesprek kunnen sturen. Door op deze wijze te handelen heeft de politie het risico genomen dat de betrouwbaarheid van de verklaringen van de kinderen reeds onherstelbaar was aangetast, nog voordat de politie zelf enig onderzoek had verricht. Dit heeft de waarheidsvinding belemmerd. Ook hebben de kinderen in de loop van de tijd nog ruimschoots de gelegenheid gehad om met elkaar over de vermeende feiten te spreken. Daarnaast is het alternatieve scenario, inhoudende dat niet verdachte, maar de heer [naam] de vermeende feiten heeft gepleegd, door de politie nooit serieus onderzocht. De raadsman is dan ook van oordeel dat de politie, onder leiding van het openbaar ministerie, de rechten van verdachte doelbewust en met grove onachtzaamheid heeft geschonden. Dat levert een ernstige inbreuk op een behoorlijke procesorde op. De officier van justitie dient dan ook voor zowel het onder 1 als 2 ten laste gelegde niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vervolging.

De raadsman is daarnaast van mening dat het onder 2 ten laste gelegde is verjaard. Ten aanzien van dit feit dient de officier van justitie ook om die reden niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vervolging van verdachte.

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie is van mening dat er geen sprake is geweest van een grove en bewuste benadeling van de rechten van de verdediging. Het openbaar ministerie is juist bij zedenzaken erg kritisch. De zaak is destijds ook voorgelegd aan het Landelijk Expertisecentrum Bijzondere Zedenzaken (LEBZ). Hoewel het expertisecentrum spreekt over een rommelig dossier, wijst men ook op de redelijk heldere en consequente verklaringen en op het ontbreken van een redelijk alternatief.

De officier van justitie is dan ook van mening dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in de vervolging en dat de verklaringen van de kinderen bruikbaar zijn.

De officier van justitie heeft ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde gesteld dat er sprake is van verjaring. Dit houdt verband met het feit dat op het moment dat toen de mishandelingen in 2005 tot en met 2007 gepleegd werden, het mishandelen van een stiefkind nog niet werd gezien als strafverzwarende omstandigheid. De mishandelingen (zonder strafverzwarende omstandigheid) zijn derhalve in de periode 1 januari 2011 tot en met 5 februari 2013, dus voor het uitbrengen van de dagvaarding in september 2013, verjaard. De officier van justitie heeft derhalve voor feit 2 tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie gerekwireerd.

Oordeel van de rechtbank

De rechtbank ziet in het dossier en de wijze waarop de politie heeft gehandeld geen aanleiding om te oordelen dat er sprake is geweest van een ernstige inbreuk op de beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming tekort is gedaan aan de belangen van verdachte inhoudende een eerlijke behandeling van zijn zaak.

Naar het oordeel van de rechtbank is verdachte bovendien steeds in de gelegenheid geweest om de gesignaleerde vermeende hiaten in het onderzoek aan de orde te stellen en zo nodig herstelacties te verrichten. Gelet op de jurisprudentie van de Hoge Raad is de sanctie van de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie gereserveerd voor uitzonderingsgevallen. Van een dergelijk uitzonderingsgeval is in casu geen sprake.

De rechtbank ziet dan ook geen reden om de officier van justitie om deze reden niet-ontvankelijk te verklaren in haar vervolging.

Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van verjaring. De rechtbank heeft geconstateerd dat op het moment dat de vermeende mishandelingen in 2005 tot en met 2007 gepleegd zouden zijn, het mishandelen van een stiefkind nog niet werd gezien als strafverzwarende omstandigheid.

Dit betekent dat ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde hooguit sprake kan zijn van mishandeling zonder de strafverzwarende omstandigheid. De verjaringstermijn is dan

zes jaren. De mishandeling is derhalve in de periode 1 januari 2011 tot en met 5 februari 2013, dus voor het uitbrengen van de dagvaarding in september 2013, verjaard. Nu er naar het oordeel van de rechtbank ook geen sprake is geweest van stuiting van de verjaring, zal de rechtbank de officier van justitie ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde niet-ontvankelijk verklaren in haar vervolging.

Bewijsvraag

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gesteld dat het onder 1 ten laste gelegde kan worden bewezen op grond van de aangifte van [slachtoffer 1], de verklaring van [medeverdachte 1], alsmede de verklaring van verdachte, afgelegd ten overstaan van de politie op 5 april 2012 .

Voor wat betreft de frequentie van het misbruik gaat de officier van justitie uit van de verklaring van [slachtoffer 1], omdat hij als slachtoffer geen belang heeft om de frequentie te overdrijven.

Standpunt van de verdediging

De raadsman heeft gesteld dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit ontkent. Verdachte heeft weliswaar tijdens het politieverhoor op 5 april 2012, nadat hij was geconfronteerd met de verklaringen van [medeverdachte 1], onder protest verklaard dat er tweemaal sprake is geweest van ontuchtig handelen, maar deze verklaring is door verdachte afgelegd, omdat hij [medeverdachte 1] niet wilde afvallen. Van een betrouwbare, coherente bekentenis is dan ook geen sprake. De verklaringen die eventueel tot het bewijs zouden kunnen strekken zijn dan ook enkel de verklaringen van [slachtoffer 1] en [medeverdachte 1].

Deze beide personen zijn op verzoek van de verdediging bij de rechter-commissaris gehoord. [slachtoffer 1] wilde echter bij de rechter-commissaris niet over het vermeende misbruik verklaren, met als gevolg dat de rechter-commissaris verdere vragen aangaande dit onderwerp heeft belet. Gelet op vorenstaande kan niet worden gezegd dat de verdediging haar fundamentele ondervragingsrecht ten aanzien van [slachtoffer 1] heeft kunnen effectueren. Ook ten aanzien van de getuigenverklaring van [medeverdachte 1] heeft verdachte zijn ondervragingsrecht niet kunnen verwezenlijken, nu zij zich bij de rechter-commissaris heeft beroepen op haar verschoningsrecht . Dat de verdediging in de gelegenheid is gesteld om kennis te nemen van de audiovisuele opnames van het verhoor van [medeverdachte 1] is niet een zodanige maatregel dat hierdoor geen sprake meer is van schending van het ondervragingsrecht als bedoeld in artikel 6 EVRM .

Daarnaast zijn er verschillen tussen de verklaringen van [slachtoffer 1] en [medeverdachte 1] en laat de totstandkoming van de verklaring van [slachtoffer 1] te wensen over, zoals reeds door de raadsman is opgemerkt bij zijn standpunt over de ontvankelijkheid van de officier van justitie. Ook inhoudelijk bevatten de verklaringen van [medeverdachte 1] zoveel exotische elementen dat iedere logica ontbreekt.

Gelet op vorenstaande is er naar de mening van de raadsman in zowel formeel als materieel opzicht geen mogelijkheid om de verklaringen van [slachtoffer 1] en van [medeverdachte 1] voor het bewijs te bezigen, zodat verdachte dient te worden vrijgesproken.

Beoordeling van het bewijs

De rechtbank heeft bij de beoordeling van het onder 1 ten laste gelegde acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen, in de wettelijke vorm opgemaakt, zakelijk weergegeven.

Een proces-verbaal van aangifte d.d. 3 november 2009, opgenomen op pagina 89 e.v. van dossier nummer PL01PL 2012052716 d.d. 29 mei 2012 van de politie Groningen (inclusief bijlage), inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] ([geboortedatum 1]), zakelijk weergegeven:

Ik noem mijn geslachtsdeel "knakworst". Het seksueel misbruik is begonnen in [pleegplaats 1] in 2006, een jaar voordat ik uit huis werd geplaatst. Ik moest dingen met mijn moeder doen in die periode. Ik moest van [verdachte] seks hebben met mijn moeder. Ik moest met mijn knakworst in het geslachtsdeel van mijn moeder. Mijn moeder lag op haar rug. Ze hield haar benen omhoog met haar handen onder haar hoofd. Haar benen hield ze uitelkaar en omhooggetrokken. Haar voeten stonden hierbij op het matras. [verdachte] zei tegen mij dat ik met mijn lul in de kut van mijn moeder moest. [verdachte] gaf dan instructies hoe ik het moest doen en wat ik moest doen. Ik moest van hem mijn onderbroek uittrekken. Hij zei dat ik heen en weer moest gaan in het geslachtsdeel van mijn moeder. Ik moest net zo lang door blijven gaan totdat hij stop zei. Voordat ik mijn knakworst in het geslachtsdeel van mijn moeder stopte, moest ik mij aftrekken. [verdachte] vertelde mij hoe ik mij moest aftrekken. [verdachte] zei dat ik mijn hand om mijn piemel heen moest doen totdat hij stijf was. Ik moest ook iets om mijn knakworst heen doen als ik seks met mijn moeder had. Dit was een soort pionachtig ding met koordjes er aan. Dit ding was oranje van kleur en hol van binnen. De touwtjes zaten dan om mijn heupen. Aan de achterkant van mijn lichaam knoopte [verdachte] de touwtjes vast met een strik. Ik moest dit ding om mijn knakworst doen. [verdachte] drukte heel vaak met zijn hand op mijn kont als ik seks met mijn moeder had. Hij deed dit om als het ware bijzetten te geven. Hij gaf telkens een goede zet met zijn hand. De seks met mijn moeder duurde meestal een 1/2 à 1 uur.

Mijn moeder zat meestal aan mijn knakworst. Zij deed dit dan met haar hand. Zij trok met die hand heen en weer aan mijn geslachtsdeel. Dit moest zij doen van [verdachte].

Een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 5 april 2012, opgenomen op pagina 380 e.v. van voornoemd dossier (inclusief bijlagen), inhoudende de bekennende verklaring van [medeverdachte 1], inhoudende, zakelijk weergegeven:

Het is in totaal twee keer gebeurd, op het matras in de woonkamer in [pleegplaats 1]. [slachtoffer 1] moest zich aftrekken, zodat ie harder werd. Er was een pion, een soort speen, die moest bij mij naar binnen . De touwtjes werden op zijn rug vastgebonden. [verdachte] maakte de speen vast op [slachtoffer 1] zijn rug. [slachtoffer 1] bleef op zijn knieën zitten en toen zei hij (rb leest: [verdachte]): “Ga maar over je moeder heen liggen”. Hij ging er een eindje in. Hij zat een eindje tussen mijn lippen. Niet in mijn kut. [verdachte] ging hem dan duwen. [verdachte] drukte op de kont van [slachtoffer 1]. Ik lag met opgetrokken benen. [slachtoffer 1] was een jaar of 10 à 11.

Een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 15 mei 2012, opgenomen op pagina 408 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de bekennende verklaring van [medeverdachte 1], inhoudende, zakelijk weergegeven:

Het is twee keer gebeurd. [verdachte] zei dat [slachtoffer 1] zijn broek uit moest doen. [slachtoffer 1] trok zijn onderbroek uit en kreeg de pion om die werd vastgebonden op zijn rug. Daarna ging hij op mij liggen. Ik had de handen achter mijn hoofd en mijn benen omhoog getrokken en een beetje uit elkaar. De pion zat plat tussen mijn schaamlippen.

[slachtoffer 1] moest op en neer. [slachtoffer 1] wilde dat niet. [verdachte] drukte [slachtoffer 1] op en neer. [verdachte] is met zijn hand bij hem bezig geweest. Ik heb 1 keer met mijn handen aan zijn piemeltje gezeten. Ik moest van [verdachte] doen wat hij eerder bij [slachtoffer 1] had gedaan.

[verdachte] pakte mijn hand. [verdachte] begon mijn hand op en neer te bewegen. [verdachte] pakte mijn hand vast om het lummeltje van [slachtoffer 1] op en neer te bewegen.

Een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 5 april 2012, opgenomen op pagina 362 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [verdachte], inhoudende zakelijk weergegeven :

V: Ze zegt dus dat ze seks met [slachtoffer 1] heeft gehad met die speen.

A: Die jongen kan door die speen niet voelen dat ze vochtig was. Zijn gevalletje zat dan in de speen.

A: Het is twee keer is gebeurd, maar wel in overleg met haar. Het is niet zo dat

ze niet wilde.

V: is het nou wel of niet gebeurd?

A: ja, het is wel gebeurd.

V: We willen de waarheid weten, daarvoor zitten we hier he?

A: Ja, het is echt gebeurd.

Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.

De rechtbank is van oordeel dat in de onderhavige zaak het begaan van het ten laste gelegde feit door verdachte blijkt uit de aangifte van [slachtoffer 1] en de verklaring van [medeverdachte 1]. Daarnaast heeft verdachte het ten laste gelegde op hoofdlijnen bekend. De rechtbank hecht, in tegenstelling tot de raadsman, wel waarde aan de bekennende verklaring van verdachte, nu deze verklaring de andere verklaringen ondersteunt. Voorts acht de rechtbank het niet geloofwaardig dat verdachte louter heeft bekend om zijn medeverdachte niet af te vallen. Verdachte heeft uit zichzelf details genoemd omtrent de speen. Tevens is verdachte nooit op deze bekennende verklaring teruggekomen. Ook de bekennende verklaring van verdachte kan derhalve strekken tot het bewijs.

Ten aanzien van de door de raadsman opgeworpen vermeende schending van artikel 6 EVRM overweegt de rechtbank het navolgende. De rechtbank stelt in de eerste plaats vast dat in de onderhavige zaak niet kan worden gezegd, dat de bewezenverklaring alleen of in beslissende mate steunt op één verklaring, en zeker niet op een verklaring van een niet-gehoorde getuige. De verdediging is immers in de gelegenheid gesteld om zowel [slachtoffer 1] als [medeverdachte 1] bij de rechter-commissaris te horen en heeft op die wijze in beginsel de betrouwbaarheid van deze verklaringen kunnen toetsen.

Naar het oordeel van de rechtbank moet de onderhavige gang van zaken met betrekking tot de ondervraging van beide getuigen, in het licht van de door artikel 6 EVRM beschermde waarborgen terzake, als volgt worden geduid. Het staat vast dat de verdediging geen onbeperkt ondervragingsrecht heeft kunnen uitoefenen, aangezien [medeverdachte 1] zich op haar verschoningsrecht heeft beroepen en de rechter-commissaris heeft aangegeven dat vragen aan [slachtoffer 1] over het vermeende seksuele misbruik zouden worden belet. Evenzeer staat wat de rechtbank betreft vast, dat voor de betreffende beperkingen van het ondervragingsrecht geldige redenen aanwezig waren. Het beroep op het verschoningsrecht van [medeverdachte 1] is wettelijk beschermd en in dit geval ook rechtmatig ingeroepen, terwijl de rechter-commissaris het beletten van de vragen aan [slachtoffer 1] naar het oordeel van de rechtbank terecht heeft gegrond op de kwetsbaarheid van de getuige enerzijds en zijn ondubbelzinnige mededeling niet meer te willen verklaren over het misbruik anderzijds. De rechtbank ziet zich vervolgens gesteld voor de vraag of de verklaringen van de betreffende getuigen van doorslaggevende betekenis zijn voor de bewezenverklaring. De rechtbank beantwoordt die vraag ontkennend. De betreffende verklaringen zijn – mede gelet op de aard van het ten laste gelegde – weliswaar van aanzienlijk gewicht voor de bewezenverklaring, maar het dossier bevat ook andere bewijsmiddelen die van groot belang zijn. De rechtbank wijst in het bijzonder op de bekennende verklaring van verdachte. Hieruit volgt dat aan geen van beide getuigenverklaringen, ieder voor zich noch gezamenlijk beschouwd, doorslaggevende betekenis toekomt.

Het voorgaande laat onverlet dat de geconstateerde beperkingen van het ondervragingsrecht er nimmer toe mogen leiden dat de procedure als geheel niet langer als een eerlijk proces in de zin van artikel 6 van het EVRM kan worden beschouwd. Van een dergelijke inbreuk is naar het oordeel van de rechtbank in het onderhavige geval echter geen sprake. De verdediging is immers op zichzelf wel in de gelegenheid geweest om beide getuigen bij de rechter-commissaris vragen te stellen en heeft van die gelegenheid ook daadwerkelijk gebruik gemaakt. Van belang hierbij is voorts, dat beide getuigen tijdens het verhoor bij de rechter-commissaris uitdrukkelijk hebben verwezen naar hun eerder, ten overstaan van de politie afgelegde verklaring en deze hebben bevestigd. Het stond de verdediging bovendien vrij om de betrouwbaarheid of geloofwaardigheid van de getuigen op andere wijze in twijfel te trekken. Ook van die gelegenheid heeft de verdediging overigens gebruik gemaakt. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de genoemde compenserende factoren dat de procedure als geheel met voldoende waarborgen omkleed is geweest. De rechtbank is gelet op vorenstaande dan ook van oordeel dat er geen sprake is van schending van artikel 6 EVRM .

Ook overigens is de rechtbank van oordeel dat voornoemde bewijsmiddelen elkaar, ook op details (onder meer ten aanzien van het pionachtige voorwerp en de positie waarin [medeverdachte 1] zich bevond) ondersteunen. De verklaringen zijn naar het oordeel van de rechtbank voldoende betrouwbaar. De voornoemde bewijsmiddelen kunnen derhalve dienen tot het bewijs.

Bewezenverklaring

Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat

hij in de periode van 1 april 2005 tot en met 4 februari 2007 te [pleegplaats 4], gemeente Bellingwedde, meermalen tezamen en in vereniging met een ander, met [slachtoffer 1] ([geboortedatum 1]), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit

- tegen [slachtoffer 1] zeggen dat hij met zijn penis in zijn moeders vagina moest en

- tegen [slachtoffer 1] zeggen dat hij zich (in aanwezigheid van verdachten) moest aftrekken en het geven van aanwijzingen hoe hij dat moest doen en

- [slachtoffer 1] met zijn penis (waarbij al dan niet een soort pion/speenachtig voorwerp om zijn penis was bevestigd, dat met touwtjes om zijn heupen was gebonden) in of tegen zijn moeders vagina laten gaan en [slachtoffer 1] vervolgens op en neer gaande bewegingen laten maken en /of daarbij instructies geven aan [slachtoffer 1] en duwen op de billen van [slachtoffer 1] en

- het aftrekken van de penis van [slachtoffer 1].

De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

Strafbaarheid van het feit

Het bewezen verklaarde levert op:

Medeplegen van met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd.

Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank gelet op de psychiatrische onderzoeksrapportage d.d. 28 augustus 2013, opgemaakt door drs. G.T. Blok, psychiater en de psychologische onderzoeksrapportage d.d. 27 augustus 2013, opgemaakt door drs. W.J.L. Lander, klinisch psycholoog.

De conclusies van deze rapporten luiden, zakelijk weergegeven, dat er bij verdachte geen sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Er zijn wel aanwijzingen voor een mogelijke gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een persoonlijkheidsstoornis met narcistische en antisociale trekken, maar er is onvoldoende informatie beschikbaar om deze diagnose definitief te stellen of uit te sluiten. Verdachte ontkent het ten laste gelegde nadrukkelijk. Om deze reden heeft er geen specifiek onderzoek plaatsgevonden naar de psychische gesteldheid van verdachte ten tijde van het ten laste gelegde. Het is onduidelijk of, en in hoeverre, een eventuele persoonlijkheidsstoornis de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte heeft beïnvloed, omdat er te weinig consistente en verifieerbare informatie beschikbaar is. Ook kan er hierdoor geen advies worden geven aangaande de toerekeningsvatbaarheid.

Nu niet aannemelijk is geworden dat verdachte niet of verminderd toerekeningsvatbaar is, gaat de rechtbank uit van de volledige toerekeningsvatbaarheid.

Gelet op vorenstaande acht de rechtbank verdachte strafbaar, nu ten opzichte van verdachte ook overigens geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

Strafoplegging

Vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren. De officier van justitie heeft hierbij onder meer de aard en ernst van het feit betrokken, alsmede het grote aandeel van verdachte in het feit. Voorts heeft zij de houding van verdachte, die tot op heden geen enkele verantwoording heeft genomen voor zijn gedrag, hierbij meegewogen. Daarnaast heeft zij rekening gehouden met de ouderdom van het feit.

Standpunt van de verdediging

De raadsman heeft, voor het geval de rechtbank de feiten wel bewezen mocht achten, aangevoerd dat de strafeis van de officier van justitie dient te worden gematigd. De raadsman is van mening dat er bij de op te leggen straf meer rekening dient te worden gehouden met het tijdsverloop, de leeftijd van verdachte, de strafeis in de zaak tegen de medeverdachte en het feit dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.

Oordeel van de rechtbank

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van de verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit de over hem opgemaakte rapportages, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.

Verdachte heeft samen met zijn medeverdachte ontuchtige handelingen gepleegd met zijn destijds minderjarige stiefzoon. Verdachte heeft op een berekenende manier misbruik gemaakt van zijn stiefzoon, die gelet op zijn jonge leeftijd zeer kwetsbaar was en juist bescherming nodig had. Door zijn handelwijze heeft verdachte zijn stiefzoon het gevoel van geborgenheid en veiligheid, waarop hij als opgroeiend kind in een gezin recht heeft, ontnomen. Verdachte heeft de belangen van zijn stiefzoon veronachtzaamd en heeft een ernstige inbreuk gemaakt op zijn lichamelijke integriteit, hetgeen in het algemeen als zeer ingrijpend wordt ervaren en nadelige psychische gevolgen van mogelijk lange duur met zich kan brengen.

Verdachte heeft voorts het grootste aandeel gehad in dit feit. Verdachte had een dominante, centrale en leidende rol in het gezin. Zijn medeverdachte was intellectueel ondergeschikt aan hem en kon zich, gelet op haar persoonlijkheid, nauwelijks onttrekken aan verdachte. Verdachte was degene die zijn stiefzoon er toe heeft aangezet om seks met zijn moeder te hebben. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.

De rechtbank is van oordeel dat een ernstig feit als het onderhavige in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt. In de over verdachte uitgebrachte rapportages ziet de rechtbank geen aanleiding om hiervan af te wijken. De rechtbank zal bij het bepalen van de straf wel meewegen dat het in de onderhavige zaak gaat om een feit dat lange tijd geleden is gepleegd. Om die reden en nu de rechtbank, anders dan de officier van justitie, niet bewezen acht dat de ontucht dagelijks plaatsvond, zal zij een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd.

Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur dient te worden opgelegd.

Vorderingen van de benadeelde partijen

Ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde

[slachtoffer 1] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder feit 1 en 2 ten laste gelegde feit, alsmede de gronden waarop deze berust. De vordering bestaat uit € 15.000,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente.

Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde

[slachtoffer 2], [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] hebben zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partijen in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van vorderingen tot vergoeding van door hen geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder feit 2 ten laste gelegde feit, alsmede de gronden waarop deze berusten. De vordering bestaat voor ieder afzonderlijk uit

€ 10.000,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente.

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie is van mening dat de vordering van [slachtoffer 1] geheel dient te worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voorts dient de hoofdelijkheid te worden bepaald.

De officier van justitie heeft gevorderd dat de vorderingen van [slachtoffer 2], [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk worden verklaard nu het openbaar ministerie ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging van verdachte.

Standpunt van de verdediging

Mocht de rechtbank toekomen aan de beoordeling van de vordering van [slachtoffer 1] dan is de raadsman van mening dat deze vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd. Er kan onvoldoende worden vastgesteld dat de schade enkel is voortgevloeid uit het strafbare feit. Gelet op de omvang en het karakter van de vordering leent deze zich niet voor behandeling in het strafproces.

De raadsman is ten aanzien van dat de vorderingen van [slachtoffer 2], [slachtoffer 4] en

[slachtoffer 3] van mening dat deze vorderingen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard, nu het openbaar ministerie ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging van verdachte.

Beoordeling

Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1] is de rechtbank van oordeel dat de vergoeding dient te worden gematigd, nu de vordering is gebaseerd op zowel het onder 1 als 2 ten laste gelegde en de rechtbank ten aanzien van feit 2 heeft geoordeeld dat de officier van justitie niet-ontvankelijk is in haar vervolging.

De rechtbank stelt de schade veroorzaakt door het onder 1 ten laste gelegde op dit moment vast op € 6.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 februari 2007. De rechtbank zal de vordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaren. De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade. Tevens zal de rechtbank de hoofdelijkheidsclausule opleggen.

De rechtbank acht ten aanzien van de vorderingen van [slachtoffer 2], [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging van verdachte ten aanzien van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan. De benadeelde partijen zullen daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vorderingen en de vorderingen kunnen slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 24c, 36f, 47, 57, 63 en 247 van het Wetboek van Strafrecht , zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart de officier van justitie ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde niet-ontvankelijk in de vervolging.

Verklaart het onder 1 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verklaart verdachte daarvoor strafbaar.

Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.

Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.

Beveelt dat de tijd die veroordeelde in Duitsland in het kader van deze zaak in detentie heeft doorgebracht, en de tijd die hij in verband met deze zaak in Nederland van zijn vrijheid beroofd is geweest, bij de tenuitvoerlegging van die straf geheel in mindering zal worden gebracht.

Beslissingen op de vorderingen van de benadeelde partijen

(Ten aanzien van feit 1)

Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe het hierna te noemen bedrag en veroordeelt veroordeelde mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 6.000,- (zegge: zesduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf

4 februari 2007 en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.

Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.

Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.

Legt aan veroordeelde de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], te betalen een bedrag van € 6.000,- (zegge: zesduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 februari 2007, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 65 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader van veroordeelde geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, veroordeelde in zoverre is of zal zijn bevrijd.

Bepaalt daarbij dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], daarmee de verplichting van veroordeelde om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien veroordeelde aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.

(Ten aanzien van feit 2)

Bepaalt dat de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 2], [slachtoffer 4] en

[slachtoffer 3] niet-ontvankelijk zijn en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kunnen worden aangebracht.

Bepaalt dat deze benadeelde partijen en veroordeelde de eigen kosten dragen.

Dit vonnis is gewezen door mr. H.L. Stuiver, voorzitter, mr. A.F. Gerding en

mr. A. Heidekamp, rechters, bijgestaan door mr. E.A.B. de Jong, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 maart 2015.

Mr. Stuiver is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Pagina 36 van dossier nummer PL01PL 2012052716 d.d. 29 mei 2012, van de politie Groningen.

Hoge Raad 11-3-2014, ECLI:NL:HR:2014:528.

Wet van 12 juni 2009 tot wijziging van onder meer het Wetboek van Strafrecht. Onder andere is toen artikel 304, onderdeel 1 °, gewijzigd. Het deel «zijn levensgezel of zijn kind» is toen vervangen door: zijn levensgezel, zijn kind, een kind over wie hij het gezag uitoefent of een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin (datum inwerkingtreding: 1 juli 2009).

artikel 300 j° artikel 70 Wetboek van Strafecht.

Pagina 364 e.v van voornoemd strafdossier.

ECLI:NL:XX:2012:BX3071 (Vidgen/Nederland).

ECLI:NL:HR:2013:1744 ( Rosin/Estland).

Zie ook de tekening (bijlage) die aangever heeft gemaakt (pagina 104).

Medeverdachte heeft de pion getekend. Zie bijlage 3 op pagina 400 van voornoemd dossier.

A= antwoord verdachte; V: vraag van verbalisanten.

Zie ook Hoge Raad 19 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ1439 en Hoge Raad 29 januari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BX5539.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature