U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Wettelijke beslistermijn (on)rechtmatige daad. Formele rechtskracht. Schoolvergoeding

Uitspraak



RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht

Locatie Groningen

zaak-/rolnummer: 3390203 \ CV EXPL 14-12705

vonnis van de kantonrechter d.d. 11 februari 2015

inzake

de publiekrechtelijke rechtspersoon GEMEENTE GRONINGEN,

gevestigd en kantoorhoudende te Groningen, Grote Markt 1,

opposante, verder te noemen de Gemeente,

gemachtigde: mr. R. Snel, advocaat te Groningen,

tegen

[geopposeerde],

wonende te[plaats], geopposeerde, verder te noemen [geopposeerde],

gemachtigde: mr. E.T. van Dalen, advocaat te Groningen

PROCESVERLOOP

Bij verstekvonnis van 22 juli 2014 is de vordering van [geopposeerde] tegen de Gemeente toegewezen.

De Gemeente is in verzet gekomen bij dagvaarding van 27 augustus 2014. Bij de verzetdagvaarding zijn producties overgelegd.

[geopposeerde] heeft bij conclusie van antwoord in oppositie een nadere toelichting gegeven.

De Gemeente heeft daarop gereageerd bij repliek in oppositie.

Vonnis is nader bepaald op heden.

Overwegingen

1 Feiten en omstandigheden

1.1

Als enerzijds gesteld en anderzijds niet, althans onvoldoende betwist en alsmede gelet op de producties voor zover niet betwist staat tussen partijen het navolgende vast.

1.2

[geopposeerde] heeft in 20008/2009 een stuk grond aan [adres] te Groningen gekocht met de bedoeling de grond te ontwikkelen. Hij heeft op het[adres] een appartementencomplex en acht grondgebonden woningen gerealiseerd.

1.3

Bouwkundig Bureau FDBAB heeft namens [geopposeerde] een verzoek ingediend (het formulier van de gemeente Groningen "integraal vooroverleg") met het verzoek het schetsbouwplan te toetsen aan welstand en bestemmingsplan. Dat verzoek is ontvangen op 19 juli 2012.

1.4

De welstandscommissie van de gemeente Groningen heeft ter zake van dat schetsplan opgemerkt dat de aanvraag "in hoofdopzet aan redelijke eisen van welstand" voldoet. Daarbij is tevens aangegeven "dat de gekozen ontwerpopzet een zorgvuldige uitwerking vereist. De commissie ziet de nadere uitwerking graag tegemoet".

1.5

Op 7 september 2012 heeft de stedenbouwkundige afdeling van de Gemeente, Stadsontwerp, geadviseerd geen medewerking te verlenen aan het bouwplan. Dit omdat het bouwplan in strijd is met de toepasselijke bestemming omdat de toegestane bouwhoogte wordt overschreden.

1.6

De Gemeente heeft bij brief van 13 september 2012 FDBAB aangegeven dat de welstandscommissie met het plan kan instemmen en dat het vergroten van het gebouw door middel van een extra bouwlaag volgens het advies van Stadsontwerp in strijd is met het bestemmingsplan. Aangegeven is dat een aangepast plan tegemoet wordt gezien.

1.7

FDBAB heeft op 15 november 2012 een aangepaste geveltekening ingezonden en daarbij aangegeven dat zodra de reactie is ontvangen het plan verder zal worden uitgewerkt en zal worden ingediend voor een reguliere aanvraag voor een bouwvergunning.

1.8

Op 27 november 2012 heeft de welstandscommissie over het tweede schetsplan aangegeven dat de voorlopige adviesaanvraag naar het oordeel van de welstandscommissie strijdig is met redelijke eisen van welstand.

De afdeling Ruimtelijke Plannen heeft op 14 december 2012 aangegeven dat het tweede schetsplan strijdig is omdat de toegestane bouwhoogte wordt overschreden. Verder is aangegeven dat met een binnenplanse ontheffing kan worden meegewerkt en dat hiervoor een procedure moet worden gevolgd. "Een verhoging van dit complex is ruimtelijk gezien verantwoord, mits er rekening gehouden wordt met een passende hoogte aan de straatzijde van het pand. Het voorliggende plan is op voldoende wijze aangepast en komt tegemoet aan de opmerkingen vastgelegd in ons eerder advies (7-9-2012). Stadsontwerp attendeert de welstand erop, om het plan kritisch te bekijken. Conclusie: Stadsontwerp adviseert positief ten aanzien van dit plan."

1.9

FDBAB heeft op 29 januari 2013 voor de derde voorbehandeling een aangepaste tekening ingediend. De welstandscommissie heeft op 5 maart 2013 aangegeven niet positief te kunnen adviseren over deze aanvraag omdat de aanvraag niet voldoet aan redelijke eisen van welstand. Aangegeven is onder meer: "Hoewel de commissie positief is over de hoofdopzet van de eerste ingediende voorbehandeling, blijkt deze opbouw van het stedenbouwkundig perspectief niet aan het beleid van de gemeente te kunnen voldoen."

Stadsontwerp heeft in het advies van 2 april 2013 onder meer aangegeven: "Een verhoging van dit complex is ruimtelijk gezien verantwoord, mits er rekening wordt gehouden met de woonkwaliteit van de omwonenden. Gelet op de onderlinge afstanden van de omliggende gebouwen is een verhoging van dit gebouw, vooral aan de voorzijde, ruimtelijk gezien bedenkelijk. De ligging van het gebouw ten opzichte van de zonnestanden en de belendende bebouwing is echter zodanig dat er niet of nauwelijks sprake is van een toename van schaduwwerking. In dezelfde straat is voor een hoekpand ook een vergroting aangevraagd, waarbij ook dit pand vier bouwlagen krijgt. In die zin is de vierde bouwlaag passend in de nieuwe stedenbouwkundige context van deze omgeving. De afgeschuinde voorkant van de vierde laag, een eerder advies van Stadsontwerp, is gelet op het voorgaande, ruimtelijk gezien van ondergeschikte aard."

1.10

Bij schrijven van 4 april 2013 heeft het college van burgemeester en wethouders van de Gemeente aan FDBAB aangegeven dat Stadsontwerp en de welzijnscommissie positief adviseren ten aanzien van een extra bouwlaag in de vorm van een rechte opbouw. Tevens is aangegeven dat dit betekent dat voorlopig met het voornemen kan worden ingestemd. Voorts is aangegeven dat een aanvraag van een omgevingsvergunning noodzakelijk is en dat bij de indiening van de aanvraag pas een definitief oordeel zal worden gegeven.

1.11

[geopposeerde] heeft op 26 april 2013 een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend voor het uitbreiden van een woongebouw met een vierde bouwlaag aan[adres] te Groningen.

1.12

De Gemeente heeft hem op 3 mei 2013 medegedeeld dat de aanvraag wordt behandeld middels de reguliere procedure met een termijn van acht weken, waarbij de beslistermijn eventueel met zes weken kan worden verlengd.

1.13

Bij brief van 3 mei 2013 heeft de Gemeente [geopposeerde] aangegeven dat de aanvraag niet volledig was op het punt van de parkeervoorziening en heeft verzocht de ontbrekende gegevens binnen zes weken na die brief toe te zenden. Daarmee is tevens aangegeven dat de beslistermijn op grond van artikel 4:15 Awb wordt opgeschort.

1.14

De Gemeente heeft [geopposeerde] bij brief van 23 mei 2013 aangegeven dat na ontvangst van de aanvullende stukken op 22 mei 2013 de aanvraag compleet is en dat de opschorting daarmee eindigt.

1.15

Op 30 mei 2013 heeft Stadsontwerp positief geadviseerd ter zake van de aanvraag. De welstandscommissie heeft op 4 juni 2013 aangegeven dat vanwege de in dat advies aangegeven punten nog niet positief kan worden geadviseerd.

1.16

De Gemeente heeft [geopposeerde] op 12 juni 2013 verzocht de aanvraag op een aantal punten aan te passen met name op de in die brief aangegeven onderdelen ter zake van het Bouwbesluit, de constructie, de brandveiligheid en de welstandseisen.

1.17

Bij brief van 14 augustus 2013 heeft de Gemeente FDBAB aangegeven dat de beslistermijn op grond van de WABO zal verstrijken. Tevens is aangegeven dat FDBAB middels een mail heeft bevestigd in te stemmen met een opschorting van de beslistermijn voor maximaal zes weken.

1.18

De welstandscommissie heeft op 1 oktober 2013 aangegeven nog steeds positief te zijn over de opzet van het gebouw doch nog niet positief te kunnen adviseren op de aanvraag omdat hij nog niet voldoet aan redelijke eisen van welstand met name voor wat betreft het materiaalgebruik.

1.19

Bij mail van 2 oktober 2013 is aan de gemachtigde van [geopposeerde] voorgesteld de beslistermijn nogmaals op te schorten. (De gemachtigde van) [geopposeerde] heeft op 2 oktober 2013 aangegeven akkoord te zijn met opschorting van de beslistermijn.

1.20

De welstandscommissie heeft op 25 oktober 2013 positief geadviseerd ter zake van de aanvraag.

1.21

Bij besluit van 29 oktober 2013 heeft het college van burgemeester en wethouders van de Gemeente [geopposeerde] medegedeeld de gevraagde omgevingsvergunning voor het uitbreiden van het woongebouw met een vierde bouwlaag aan [adres] te Groningen te verlenen.

1.22

[geopposeerde] heeft bij brief van 25 november 2013 de Gemeente aansprakelijk gesteld omdat te traag is gereageerd en de aanvraag van [geopposeerde] voor de omgevingsvergunning veel te traag is afgehandeld. [geopposeerde] heeft daardoor extra kosten moeten maken voor het bouwkundig bureau en de architect en tevens kon daardoor de verhuur van de vier appartementen zes maanden later dan noodzakelijk aanvangen. Gevorderd is een schadevergoeding van € 22.500,00.

1.23

De aansprakelijkheidsverzekeraar van de Gemeente Centraal Beheer heeft daarop aangegeven geen grond te zien voor toekenning van schadevergoeding.

2 Het standpunt van [geopposeerde]

2.1

Op 14 juli 2012 is al een complete aanvraag gedaan voor de integrale voorbehandeling. De op die datum ingediende complete aanvraag had door de Gemeente binnen redelijke termijn moeten worden afgewikkeld. De Gemeente had daar niet 16 maanden over moeten doen. Uiteindelijk is op basis van het eerste plan de omgevingsvergunning verleend. [geopposeerde] is de dupe geworden van een stammenstrijd tussen enerzijds de Dienst RO/EZ en anderzijds de welstandscommissie.

De Gemeente verschuilt zich ten onrechte achter het argument dat de formele aanvraag van 26 april 2013 dateert.

2.2

Er is sprake van een rechtmatige overheidsdaad. De rechtmatigheid van de omgevingsvergunning staat vast. [geopposeerde] heeft daartegen geen bezwaar aangetekend nu hij immers die vergunning ook wilde.

2.3

Het bedrag aan schadevergoeding bestaat uit de huur van vier appartementen à € 800,00 per maand gedurende een periode van zes maanden (een bedrag van € 19.200,00) alsmede de kosten voor het bouwkundig bureau en de architect van € 3.350,00.

2.4

Bij antwoord in oppositie is nader aangegeven dat de Gemeente niet ingaat op de omstandigheid dat de afhandeling van omgevingsaanvraag veel te lang heeft geduurd.

De oorzaak van de schade is, zo heeft [geopposeerde] herhaald, dat de Gemeente er 16 maanden over heeft gedaan om op basis van de eerste aanvraag te komen tot het verlenen van een vergunning.

2.5

Die trage afwikkeling is onrechtmatig. Dat standpunt heeft niets van doen met de formele rechtskracht nu hij niet de aan hem op 29 oktober 2013 verleende vergunning ter discussie stelt. Hij is het geheel eens met die vergunning.

Zou wel moeten worden uitgegaan van de formele rechtskracht, dan, zo stelt [geopposeerde] subsidiair, zou in dit specifieke geval een uitzondering daarop moeten worden aangenomen. Dit omdat de Gemeente onnodig 16 maanden heeft gedaan over de verlening van een vergunning. [medewerker] van de afdeling RO/EZ heeft hem ook te kennen gegeven dat de aanvraag veel te traag is afgewikkeld

2.6.

Formeel dient de rechtsgrond van de vordering te zijn onrechtmatige daad in de zin van artikel 6:162 BW .

2.7

[geopposeerde] heeft de Gemeente bij brief van 25 november 2013 aansprakelijk gesteld voor de schade als gevolg van die veel te trage afwikkeling. Uiterst subsidiair stelt [geopposeerde] dat die brief als een bezwaar tegen de verlening van de bouwvergunning moet en door de Gemeente had moeten worden opgevat. Dat zou betekenen dat nog een bestuursrechtelijke traject openstaat.

3 Het standpunt van de Gemeente

De Gemeente voert verweer dat voor zover van belang, onderstaand zal worden besproken.

4 Beoordeling

4.1

[geopposeerde] heeft ter onderbouwing van zijn vordering tot betaling van schadevergoeding met name gesteld dat uitgaande van de indiening van het eerste plan op 19 juli 2012 en de vergunningverlening op 30 oktober 2013, de beslistermijn veel te lang namelijk 16 maanden heeft geduurd.

4.2

[geopposeerde] stelt tevens dat met die veel te lange beslistermijn sprake is van een rechtmatige dan wel, bij conclusie van antwoord in oppositie, een onrechtmatige overheidsdaad op basis waarvan de gemeente [geopposeerde] een schadevergoeding dient te betalen als gevorderd.

4.3

Overwogen wordt als volgt. In het arrest van de Hoge Raad van 11 januari 2013 (ECLI:NL:HR:2013:BX7579) is aan de orde gekomen de vraag of en zo ja onder welke omstandigheden het overschrijden van een wettelijke beslistermijn een toerekenbare onrechtmatige overheidsdaad oplevert.

In rechtsoverweging 3.3 wordt door de Hoge Raad ter zake van die vraag het volgende overwogen:

"3.3 Het hof is bij zijn oordeel dat de termijnoverschrijding onrechtmatig is jegens [verweerders] – terecht – uitgegaan van de maatstaf die is geformuleerd in HR 22 oktober 2010, LJN BM7040, NJ 2011/6. Deze maatstaf houdt in dat de enkele omstandigheid dat een bestuursorgaan een besluit neemt met overschrijding van de wettelijke beslistermijn, onvoldoende is voor het oordeel dat op grond van art. 6:162 BW aansprakelijkheid bestaat voor schade die eventueel voortvloeit uit die termijnoverschrijding en dat voor die aansprakelijkheid bijkomende omstandigheden nodig zijn die meebrengen dat het bestuursorgaan, door pas na het verstrijken van de wettelijke beslistermijn een besluit te nemen, in strijd handelt met de in het maatschappelijk verkeer jegens een belanghebbende in acht te nemen zorgvuldigheid. … … Opmerking verdient nog dat de in genoemd arrest aanvaarde regel dat de enkele overschrijding van de wettelijke beslistermijn onvoldoende is voor aansprakelijkheid op grond van art. 6:162 BW, daarop berust dat die termijn in de eerste plaats ertoe strekt het bestuursorgaan met voortvarendheid te laten beslissen, en voor betrokkenen duidelijkheid te scheppen op welke termijn de beslissing is te verwachten. De wettelijke beslistermijn beoogt niet zonder meer om ook te beschermen tegen mogelijke schade die voor een belanghebbende kan ontstaan bij uitblijven van de beslissing binnen die termijn."

4.4

De door [geopposeerde] genoemde periode van 16 maanden is een optelling van de periode van de drie ambtelijke voorbehandelingen vanaf het moment van het op 19 juli 2012 indienen van het voorlopig schetsplan en de duur van de behandeling van de op 26 april 2013 door [geopposeerde] ingediende aanvraag voor een omgevingsvergunning tot en met de verlening van de omgevingsvergunning op 29 oktober 2013.

4.5

[geopposeerde] heeft naar hij primair stelt, geen bezwaar ingediend tegen de hem verleende omgevingsvergunning. Uiterst subsidiair heeft hij gesteld dat zijn brief tot aansprakelijkstelling van de Gemeente wel als zodanig moet worden aangemerkt. De Gemeente heeft gesteld dat gelet op de leer van de formele rechtskracht, dit betekent dat daarmee ook de voorbereidingshandelingen voorafgaand aan het besluit gedekt zijn.

4.6

Indien er van wordt uitgegaan dat [geopposeerde] geen rechtsmiddelen heeft aangewend tegen de toekenning van een vergunning, wordt het volgende overwogen. De overschrijding van de beslistermijn door het bestuursorgaan is in de rechtspraak buiten de leer van de formele rechtskracht geplaatst. Een belanghebbende als [geopposeerde] zou anders bezwaar en/of beroep moeten instellen tegen het besluit om hem een omgevingsvergunning toe te kennen terwijl hij geen bezwaar heeft tegen de verleende vergunning. Verwezen wordt in dat opzicht naar de noot van R.J.N. Schlössels, sub 4, bij voormeld arrest van de Hoge Raad.

4.7

Naar ook tussen partijen vaststaat, maken de onderhavige ambtelijke voorbehandelingen over de periode vanaf 19 juli 2012 geen deel uit van een bij wet geregelde procedure. Die voorbehandelingen bieden een informele mogelijkheid voor personen die overwegen een bouwaanvraag in te dienen, een ambtelijke inschatting te krijgen over de vraag of een in te dienen bouwaanvraag al dan niet een gerede kans van slagen heeft. Dit biedt dan de mogelijkheid van aanpassing van een bouwplan en tevens de mogelijkheid af te wegen al dan niet (aanzienlijke) kosten te maken voor een bouwaanvraag. Partijen zijn het er eveneens over eens dat de onderhavige ambtelijke voorbehandelingen waarbij een ambtelijke inschatting is gegeven over eventuele strijd met het bestemmingsplan en welstandsaspecten, niet gebonden is aan wettelijke beslistermijnen. De kantonrechter ziet geen aanleiding om tot een ander opvatting op dat onderdeel te komen.

4.8

[geopposeerde] verwijt de Gemeente dat de Gemeente onnodig veel te lang heeft gewacht met de beslissing op het op 19 juli 2012 ingediende plan. Zou er wel sprake zijn geweest van een wettelijke beslistermijn ook waar het gaat om de ambtelijke voorbehandelingen, hetgeen dus niet aan de orde is, dan zou die enkele stelling gelet op het door de Hoge Raad geformuleerde criterium al onvoldoende zijn geweest om tot de conclusie te kunnen komen dat sprake is van een onrechtmatige daad aan de zijde van de Gemeente.

4.9

In dit geval gaat het om de ambtelijke voorbehandeling van een ingediend plan en de daarop volgende behandeling van de aanvraag voor een omgevingsvergunning.

Voor de fase vanaf de indiening van de aanvraag voor een omgevingsvergunning op 26 april 2013 gelden wel wettelijke beslistermijnen. De Gemeente heeft, onbetwist, gesteld dat inclusief de met instemming van [geopposeerde] toegepaste opschorting van besluitvorming, in dat traject geen sprake is van overschrijding van geldende wettelijke beslistermijnen. De kantonrechter ziet mede gelet op de feitelijke toelichting, geen aanleiding om tot een andere conclusie te komen.

4.10

Voor een optelling van de behandelingsduur van de niet bij wet geregelde ambtelijke voorbehandeling en die van de aanvraag voor de omgevingsvergunning bestaat gelet op de bedoeling van die voorbehandeling, geen aanleiding.

Bij die ambtelijke voorbehandeling wordt op voorhand een inschatting gegeven van de mogelijkheden van een bouwplan zowel waar het gaat om bestemmingsplan(voorschriften), bouwvoorschriften en welstandseisen zonder dat direct al, bijvoorbeeld in de vorm van betaling van leges, kosten moeten worden gemaakt.

Mede gelet op het gehanteerde criterium in verband met de wettelijke beslistermijn valt niet in te zien dat de enkele duur van de onderhavige ambtelijke voorbehandeling een onrechtmatige daad oplevert waarvoor de Gemeente aansprakelijk is.

4.11

[geopposeerde] heeft ook geen andere feiten en omstandigheden gesteld die tot de conclusie kunnen leiden dat in de voorfase sprake is geweest van aan de Gemeente toe te rekenen onrechtmatig handelen. De bezwaren van [geopposeerde] beperken zich immers tot de totale "beslistermijn". Gelet op de aard en de inhoud van de uitgebrachte adviezen richtten de adviezen zich op aanpassing van het schetsplan en de detaillering zulks gelet op de eisen van het bestemmingsplan en de geldende bouw- en welstandsvoorschriften.

Het is aan het college van burgemeester en wethouders om op een ingediende aanvraag voor de toekenning van een omgevingsvergunning te beslissen. De gevraagde vergunning is verleend. Niet gesteld of gebleken is dat sprake is van een situatie waarin in de voorfase (ambtelijk) onjuiste mededelingen of andersluidende toezeggingen zijn gedaan.

4.12

Zou [geopposeerde] van mening zijn geweest dat de voorbehandeling niet met voldoende voortvarendheid werd doorgezet dan wel sprake was van een advies waarmee hij zich niet kon verenigen, dan had [geopposeerde] een aanvraag kunnen indienen voor de toekenning van een omgevingsvergunning.

4.13

[geopposeerde] heeft uiterst subsidiair gesteld dat zijn brief van 25 november 2013 tot aansprakelijkstelling van de Gemeente voor de geleden schade moet of had moeten worden aangemerkt als een bezwaarschrift. Die stellingen kunnen in deze procedure niet nader aan de orde komen. [geopposeerde] stelt overigens ook zelf dat die brief wellicht bestuursrechtsrechtelijk een ingang kan bieden.

4.14

Op grond van vorenstaande overwegingen is de kantonrechter dan ook niet tot de conclusie gekomen dat sprake is van een (on)rechtmatige overheidsdaad op grond waarvan [geopposeerde] jegens de Gemeente aanspraak heeft op de door hem gevorderde schadevergoeding. Die vordering dient dan ook (alsnog) te worden afgewezen.

Dit betekent dat het vonnis waarvan verzet, dient te worden vernietigd en dat de vorderingen van [geopposeerde] alsnog dienen te worden afgewezen.

Beslissing

De kantonrechter:

- verklaart het verzet van de Gemeente gegrond en vernietigt het vonnis van 22 juli 2014;

-wijst de vorderingen van [geopposeerde] af;

-veroordeelt [geopposeerde] in de proceskosten daaronder begrepen de kosten van de verstekprocedure en veroordeelt [geopposeerde] om aan de Gemeente te betalen een bedrag van

€ 800,00 voor salaris gemachtigde;

- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Aldus gewezen door mr. B. van den Bosch, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 februari 2015 in tegenwoordigheid van de griffier.

Typ: BvdB

Coll:


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature