Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Huurovereenkomst, gebreken. In kort geding staat de omvang van de gebreken noch de oorzaak daarvan vast.

Vordering wordt afgewezen.

Uitspraak



RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht

Locatie Groningen

Zaak\rolnummer: 3887885 / 15-33

Vonnis in kort geding d.d. 23 maart 2015

inzake

[A],

wonende te [woonplaats],

eiser, hierna [A] te noemen,

gemachtigde mr. E.Tj. van Dalen, advocaat te Groningen,

tegen

[B],

wonende te [woonplaats], [adres 1],

gedaagde, hierna [B] te noemen,

gemachtigde mr. H.J.M. Jansen, advocaat te Groningen.

PROCESGANG

Op de in de inleidende dagvaarding genoemde gronden heeft [A] gevorderd [B] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, bij wijze van voorlopige voorziening te gebieden om uiterlijk op 1 maart 2015, althans op een door de kantonrechter te bepalen termijn, de noodzakelijke herstelwerkzaamheden in de woning aan de [adres 1] te [woonplaats] door een daartoe deskundig bedrijf te laten uitvoeren, zodat de aanwezige schimmel- en vochtproblematiek in de woning op een afdoende en volledige wijze wordt verholpen, waarbij bouwkundige ing . H. Fokkens te Haren zal beoordelen of die werkzaamheden op een afdoende wijze zijn uitgevoerd op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- voor iedere dag dat gedaagde nalatig zal zijn aan de inhoud van dit gebod te voldoen, een en ander met veroordeling van [B] in de kosten van de procedure.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 9 maart 2015. Partijen zijn samen met hun gemachtigden ter zitting verschenen, waar zij hun wederzijdse standpunten (nader) uiteen hebben gezet. Van het verhandelde is door de griffier aantekening gehouden.

Partijen hebben ter zitting afgesproken dat zij een poging zouden ondernemen om alsnog een oplossing te vinden voor hun geschil. Daar zijn zij evenwel niet in geslaagd.

Het vonnis is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De feiten

Als gesteld en erkend, dan wel niet (gemotiveerd) weersproken, alsmede op grond van de in zoverre onbetwiste inhoud van de overgelegde producties staat het volgende vast.

Tussen partijen, [B] als verhuurder en [A] als huurder, bestaat sinds 2012 een huurovereenkomst met betrekking tot de woning aan de [adres 1] te [woonplaats].

3. [B] heeft in december 2013 een onderzoek laten uitvoeren naar de oorzaak van de luchtvochtigheid in de woning. Naar aanleiding van de uitkomst van dit onderzoek, heeft [B] in het voorjaar van 2014 herstelwerkzaamheden uitgevoerd. In verband met deze werkzaamheden heeft [A] tijdelijk in de woning aan de [adres 2] te [woonplaats] gewoond.

4. Bij vonnis van 2 oktober 2014 van de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, is de vordering in kort geding van [A] om [B] te veroordelen de noodzakelijke herstelwerkzaamheden aan het gehuurde door een erkend aannemer uit te laten voeren, afgewezen. De kantonrechter heeft in die zaak overwogen dat het door [A] aan zijn vordering te grondslag gelegde rapport van ing. H. Fokkens van 14 september 2014 tot stand is gekomen zonder [B] daarbij te horen en bij de uitkomsten van het onderzoek is door de deskundige vooral uitgegaan van aannames.

5. [B] heeft [A] vervolgens in een bodemprocedure op 30 oktober 2014 gedagvaard en vordert ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde omdat [A] over de periode april tot en met oktober 2014 een huurachterstand zou hebben laten ontstaan van € 1.904,42. De comparitie na antwoord in deze zaak staat gepland op 26 maart 2015.

De standpunten van partijen

6. [A] heeft in essentie doen betogen dat de gebreken nog steeds niet zijn verholpen. De gehele woning is beschimmeld hetgeen leidt tot een ongezonde leefomgeving en schade aan spullen van [A]. [A] kan niet langer in de woning blijven wonen maar kan, in verband met de financiële gevolgen van de schimmel, niet verhuizen. [A] betwist dat de schimmel wordt veroorzaakt door de wijze van bewoning. Van [A] kan niet worden gevergd dat hij de uitspraak in de reeds aanhangige bodemprocedure afwacht. Dat in die zaak op 26 maart 2015 een comparatie van partijen zal worden gehouden, maakt dit niet anders omdat niet te verwachten is dat partijen tot een schikking zullen komen en er waarschijnlijk een deskundige zal worden benoemd. Een vonnis in die procedure is daarom niet eerder dan in de zomer van 2015 te verwachten.

7. [B] stelt zich kort en goed op het standpunt dat [A] onbehoorlijk procedeert door thans een kort gedingprocedure te starten op basis van dezelfde stukken als de bodemprocedure. Gelet op voornoemde bodemprocedure heeft [A] geen spoedeisend belang. [A] heeft niet aannemelijk gemaakt dat er sprake is van ernstige schimmel. Ook in de bodemprocedure heeft [A] geen foto’s in het geding gebracht waaruit dat blijkt. De aannemer van [B] heeft in december 2014 alleen in de douche een kleine hoeveelheid schimmel aangetroffen. Het betreft een inpandige douche uit 1953. [B] heeft een ventilatiesysteem in de douche aangebracht. Bij normaal gebruik zou er dan ook geen schimmel kunnen ontstaan. [B] stelt zich op het standpunt dat [A] de woning verkeerd bewoont waardoor de woning vochtig is.

8. Waar nodig zal de kantonrechter bij de beoordeling nader op de standpunten van partijen ingaan.

De beoordeling

9. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [A] een spoedeisend belang bij zijn vordering omdat hij stelt dat de woning onbewoonbaar is vanwege schimmel. Van hem kan niet worden gevergd dat de uitkomst van de bodemprocedure wordt afgewacht omdat het ongewis is of partijen op 26 maart 2015 tot overeenstemming komen dan wel dat er binnen afzienbare tijd daarna een eindvonnis wordt gewezen.

10. In dit kort geding moet aan de hand van de door partijen gepresenteerde feiten, zonder nader onderzoek, beoordeeld worden of de vordering in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft, dat vooruitlopend daarop toewijzing reeds nu gerechtvaardigd is.

11. [A] stelt dat de schimmel wordt veroorzaakt door de staat van de woning. [B] betwist dat er sprake is van ernstige schimmel en stelt dat de schimmel wordt veroorzaakt door de wijze waarop [A] de woning bewoont. Nog los van het antwoord op de vraag of er sprake is van ernstige overlast door schimmel, kan de juistheid van de stelling van [A] dat de staat van de woning de oorzaak is van de schimmel, gelet op het verweer van [B], evenwel zonder nader feitelijk onderzoek c.q. nadere bewijsvoering niet worden vastgesteld. De door [A] overgelegde stukken uit de bodemprocedure maken dit niet anders nu ook daaruit niet kan worden opgemaakt waardoor de schimmel wordt veroorzaakt. Dat dit ook niet blijkt uit het door ing. H. Fokkens opgestelde rapport van 14 september 2014 is reeds in het vonnis in kort geding van 2 oktober 2014 overwogen en beslist.

12. Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zullen de vorderingen van [A] dan ook worden afgewezen.

13. [A] zal, als dein het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten.

BESLISSING IN KORT GEDING

De kantonrechter:

wijst de vordering af;

veroordeelt [A] in de kosten van de procedure welke tot op heden aan de zijde van [B] worden begroot op een bedrag van € 400,-.

Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.B. Faber-Siermann, kantonrechter, en op 23 maart 2015 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.

eh


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature