U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Zittingsplaats:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Vonnis na beantwoording prejudiciële vraag door Hoge Raad. Huur roerende zaken is boedelschuld vanaf faillissement.

Uitspraak



RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht

Locatie Leeuwarden

zaak-/rolnummer: 2273398 \ CV EXPL 13-6204

vonnis van de kantonrechter d.d. 17 maart 2015

inzake

de besloten vennootschap

DOKA NEDERLAND B.V.,

gevestigd te Oss,

eiseres in conventie,

verweerster in reconventie,

gemachtigde: mr. M. Hoogenboom, advocaat te Rotterdam,

tegen

MR. M.D. KALMIJN,

in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van de besloten vennootschap

BETON- EN AANNEMERSBEDRIJF VEENSTRA B.V.,

kantoorhoudende te Leeuwarden,

gedaagde in conventie,

eiser in reconventie,

gemachtigde: mr. I.J. Woltman, advocaat te Leeuwarden.

Partijen zullen hierna "Doka" en "de curator" worden genoemd.

Procesverloop

1.1

Het verdere verloop van de procedure blijkt (voor zover van belang) uit:

- het tussenvonnis van 8 juli 2014, waarbij de Hoge Raad is verzocht om de in dit vonnis genoemde prejudiciële vraag te beantwoorden;

- de conclusie van de advocaat-generaal bij de Hoge Raad van 5 december 2014;

- het arrest van de Hoge Raad van 9 januari 2015, houdende een prejudiciële beslissing;

- de door beide partijen genomen aktes.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

De verdere beoordeling van het geschil in conventie en reconventie

2. De inhoud van voornoemd tussenvonnis dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.

3. Gelet op de nauwe samenhang tussen de geschillen in conventie en reconventie zal de kantonrechter deze geschillen hierna gezamenlijk behandelen.

4. In meergenoemd tussenvonnis heeft de kantonrechter de Hoge Raad verzocht om de volgende prejudiciële vraag te beantwoorden:

"In artikel 39 Fw , laatste volzin, is bepaald dat van de dag der faillietverklaring af de huurprijs boedelschuld is. Geldt deze bepaling ook ten aanzien van de huur van roerende zaken (als de onderhavige)?"

5. De Hoge Raad heeft in zijn arrest (ECLI:NL:HR:2015:42) de prejudiciële vraag bevestigend beantwoord. Volgens de Hoge Raad geldt ook ten aanzien van roerende zaken de regel van artikel 39 lid 1 Fw dat van af de dag der faillietverklaring de huurprijs boedelschuld is. Hiertoe heeft de Hoge Raad overwogen:

3.4.1. Volgens art. 39 lid 1 Fw kan, indien de gefailleerde huurder is, zowel de curator als de verhuurder de huur tussentijds door opzegging doen eindigen, op een termijn van in beginsel ten hoogste drie maanden. Volgens de laatste volzin van art. 39 lid 1 Fw is de huurprijs vanaf de dag der faillietverklaring boedelschuld.

De wetgever heeft met de regeling van het artikellid de curator de mogelijkheid willen geven om, in afwijking van het wettelijk uitgangspunt dat het faillissement geen wijziging brengt in de verbintenissen die voortvloeien uit een overeenkomst (Van der Feltz I, p. 409), lopende huurovereenkomsten op korte termijn te beëindigen, opdat de verschuldigde huur na het faillissement niet kan oplopen tot een hoog bedrag.

Voor deze mogelijkheid heeft hij de verhuurder gecompenseerd door de huurprijs vanaf de dag der faillietverklaring tot boedelschuld te verklaren en door hem ook de bevoegdheid te geven tot tussentijdse beëindiging van de huurovereenkomst. (Van der Feltz I, p. 419-420)

3.4.2. De tekst van art. 39 lid 1 Fw spreekt van 'huur', zonder onderscheid te maken tussen huur van onroerende zaken en huur van roerende zaken. Dit wijst erop dat deze bepaling ook van toepassing is op de huur van roerende zaken. Dit volgt ook uit de hiervoor in 3.4.1. weergegeven ratio van de regeling van deze bepaling. Deze doet immers evenzeer opgeld bij de huur van roerende zaken. Er is onvoldoende grond om, in afwijking van tekst en ratio van art. 39 lid 1 Fw, in dit verband onderscheid te maken tussen de huur van onroerende zaken en die van roerende zaken. De vraag moet dus bevestigend worden beantwoord.

6. Doka heeft bij akte na arrest van de Hoge Raad gesteld dat met deze uitspraak thans vast staat dat de huurvorderingen van de zijde van Doka vanaf de dag van het faillissement (preferente) boedelschulden zijn, met als conclusie dat de vorderingen in conventie op dat punt toewijsbaar zijn.

7. De curator heeft bij akte na arrest van de Hoge Raad aangevoerd dat gelet op dit arrest kan worden vastgesteld dat de verschuldigde huurpenningen vanaf de dag der faillietverklaring in beginsel een boedelschuld zijn. Echter, slechts een zeer klein gedeelte van de huurpenningen vanaf de dag der faillietverklaring kan in het voorliggende geval als boedelschuld worden aangemerkt. Het faillissement is pas op 22 januari 2013 uitgesproken, zodat nimmer de huur over de gehele maand januari 2013 als boedelschuld kan worden gezien. Daarnaast heeft de curator Doka reeds eind februari 2013 te kennen gegeven wanneer zij de verhuurde zaken kan verwijderen en ophalen. Het is de eigen keuze van Doka geweest om dat niet te doen. De huur voor de maanden maart en april 2013 kan daarom niet als boedelschuld worden genoteerd, zo stelt de curator. Wat betreft de huur over de maand februari 2013 voert de curator aan dat hij kosten heeft moeten maken om de gehuurde zaken te verwijderen aangezien Doka dat heeft nagelaten. De kosten voor verwijdering en transport van deze zaken hebben in totaal € 14.313,75 excl. BTW bedragen (incl. BTW: € 17.319,64). Deze kosten komen voor verrekening in aanmerking. Het overschot wordt in reconventie gevorderd en voor zover verrekening in conventie niet mogelijk is, worden deze kosten geheel in reconventie gevorderd, aldus de curator.

8. De kantonrechter overweegt dat in het licht van het arrest van de Hoge Raad naar aanleiding van voornoemde prejudiciële vraag moet worden geoordeeld dat de verschenen huurtermijnen vanaf de dag van faillietverklaring een boedelschuld zijn als bedoeld in artikel 39 lid 1 Fw . De in verband daarmee door Doka in conventie gevorderde verklaring voor recht is dan ook - in zoverre - toewijsbaar. Doka heeft onbetwist gesteld dat de huurtermijnen vanaf de dag der faillietverklaring tot en met april 2013 een bedrag van € 27.573,33 belopen. In dit verband kan ook worden verwezen naar de als productie 5 bij conclusie van repliek in conventie door Doka overgelegde nadere specificatie van de vordering en de aldaar genoemde huurtermijnen. De kantonrechter houdt deze berekening dan ook voor juist. De optelling van de factuurbedragen over de (gehele) maanden januari, februari, maart en april 2013 (vermeld onder r.o. 2.7. van het tussenvonnis van 13 mei 2013) zou overigens ook op een hoger totaalbedrag uitkomen. Verder overweegt de kantonrechter dat in het tussenvonnis van 13 mei 2014 reeds is bepaald dat Doka niet gehouden was om de gehuurde zaken zelf te retourneren, maar dat de verantwoordelijkheid daarvoor bij de curator lag. Het niet ophalen van de verhuurde zaken door Doka heeft, anders dan de curator meent, dan ook geen invloed op de hoogte van de boedelschuld.

9. Over de door Doka in conventie gevorderde schadevergoeding ad € 4.175,87 met betrekking tot de vermiste zaken is in het tussenvonnis van 13 mei 2014 reeds geoordeeld dat deze vordering niet toewijsbaar is. Dat geldt naar het oordeel van de kantonrechter dan ook voor de ter zake gevorderde verklaring voor recht.

10. De curator heeft bij akte na arrest van de Hoge Raad verwezen naar een tegenvordering die hij hetzij in conventie in verrekening wil brengen hetzij waarvan hij in reconventie betaling eist. Over deze tegenvordering heeft de kantonrechter al een oordeel gegeven in het tussenvonnis van 13 mei 2014. Verwezen wordt naar hetgeen aldaar - in reconventie - is overwogen en beslist (r.o. 9.1. tot en met 9.5.). De tegenvordering is ongegrond bevonden. Volledigheidshalve merkt de kantonrechter nog op dat hiermee ook het in conventie gedane beroep op verrekening strandt.

11. Het door Doka gevorderde bedrag van € 27.573,33 is dan ook toewijsbaar, vermeerderd met de daarover gevorderde wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119 a BW.

12. De curator vordert daarnaast betaling van interne administratiekosten en buitengerechtelijke incassokosten. De administratiekosten worden afgewezen, nu deze geacht worden in buitengerechtelijke incassokosten te zijn begrepen. Ook de incassokosten acht de kantonrechter overigens niet toewijsbaar, nu Doka heeft nagelaten om de betreffende werkzaamheden deugdelijk te specificeren en met stukken te onderbouwen.

13. De curator zal als de in overwegende mate in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het geding in conventie worden veroordeeld. De proceskosten in reconventie zijn in eerder stadium reeds vastgesteld.

De proceskosten in conventie worden aan de zijde van Doka vastgesteld op:

- dagvaardingskosten € 92,82

- vast recht € 896,00

- salaris gemachtigde € 1.000,00 (2,5 punt x € 400,00)

-------------

€ 1.988,82.

14. De gevorderde nakosten zijn (slechts) toewijsbaar tot het in kantonzaken gehanteerde maximale tarief van € 100,00.

15. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten is toewijsbaar, als hierna in het dictum te melden.

BESLISSING

De kantonrechter:

in conventie

I. verklaart voor recht dat de huurvorderingen van Doka op de curator ten bedrage van in totaal € 27.573,33 als boedelschulden in de zin van artikel 39 lid 1 Fw moeten worden aangemerkt;

II. veroordeelt de curator tot betaling aan Doka van € 27.573,33, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 1 juni 2013 tot aan de dag der algehele voldoening;

III. veroordeelt de curator in de kosten van het geding, aan de zijde van Doka vastgesteld op € 1.988,82, alsmede in de nakosten ad € 100,00, beide te vermeerderen met de wettelijke rente daarover indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de dag van betekening van dit vonnis zijn voldaan;

IV. verklaart het vonnis voor wat betreft de veroordelingen sub II. en III. uitvoerbaar bij voorraad;

V. wijst af het meer of anders gevorderde;

in reconventie

VI. wijst de vorderingen van de curator af;

VII. veroordeelt de curator in de kosten van het geding, aan de zijde van Doka vastgesteld op € 600,00.

Aldus gewezen door mr. S.B. van Baalen, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 maart 2015 in tegenwoordigheid van de griffier.

c 744


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Gerelateerde advocaten

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature