Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Individuele voorziening Jeugwet.

Uitspraak



RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Alkmaar

Bestuursrecht

zaaknummer: HAA 16/1605

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 april 2017 in de zaak tussen

[eiser 1] en mevrouw [eiser 2] , in hun hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordigers van [minderjarige] , te [woonplaats] , eisers

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heiloo, verweerder

(gemachtigde: E.J.H.M. Meijer).

Procesverloop

Bij besluit van 16 februari 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eisers voor de periode van 25 september 2015 tot en met 30 september 2016 ten behoeve van hun dochter [naam 1] individuele voorzieningen op grond van de Jeugdwet (Jw) verstrekt, inhoudende persoonlijke verzorging voor 9,5 uur per week, begeleiding individueel voor 4 uur per week, begeleiding groep voor 9 dagdelen per maand en logeren voor 2 etmalen per maand, in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb).

Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een

verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 maart 2017. Eisers zijn verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en [naam 2] , kwaliteitsmedewerker jeugd.

Overwegingen

1. [naam 1] , geboren op [geboortedatum] , heeft het Williams-Beuren Syndroom. Als gevolg hiervan heeft zij een ontwikkelingsachterstand op diverse gebieden en is zij zowel verstandelijk als lichamelijk beperkt. Er is bij [naam 1] onder meer sprake van slappe spierspanning, problemen in de grove en fijne motoriek, een typisch uiterlijk en hartproblemen. Eisers ontvingen in het verleden voor [naam 1] zorg vanuit de AWBZ.

2.1.

Op 1 januari 2015 is de Jw van kracht geworden. Sindsdien is het college van burgemeester en wethouders van de woongemeente van de belanghebbende verantwoordelijk voor het treffen van voorzieningen op het gebied van jeugdhulp en waarborgt het college een deskundige toeleiding naar, advisering over, bepaling van en het inzetten van de aangewezen voorziening. Eén van de uitgangspunten van de Jw is eigen kracht in het jeugdbeleid waarbij participatie, zelfredzaamheid en wat de jeugdige en de ouders zelf kunnen om het probleem op te lossen, voorop staan. Daarnaast is het college verantwoordelijk voor de indicatiestelling.

2.2.

Ingevolge artikel 2.1, aanhef en onder a, van de Jw is het gemeentelijke beleid inzake preventie, jeugdhulp, kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering en de uitvoering van jeugdhulp, kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering gericht op het voorkomen en de vroege signalering van en vroege interventie bij opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen.

2.3.

Ingevolge artikel 2.2, eerste lid, van de Jw stelt de gemeenteraad periodiek een plan vast dat richting geeft aan de door de gemeenteraad en het college te nemen beslissingen betreffende preventie en jeugdhulp, de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering.

2.4.

Ingevolge artikel 2.3, eerste lid, van de Jw beoordeelt verweerder of een jeugdige jeugdhulp nodig heeft om gezond en veilig op te groeien, te groeien naar zelfstandigheid, voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren. Ten behoeve hiervan treft verweerder voorzieningen op het gebied van jeugdhulp en waarborgt verweerder een deskundige toeleiding naar de aangewezen voorziening. Daarbij houdt verweerder rekening met de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de jeugdige en de ouders.

2.5.

De raad van de gemeente Heiloo heeft ingevolge de Jw de Verordening Jeugdhulp BUCH 2015 (de Verordening) vastgesteld, die op 1 januari 2015 in werking is getreden. Daarnaast heeft verweerder het Besluit jeugdhulp gemeente Heiloo (het Besluit) vastgesteld, dat eveneens op 1 januari 2015 in werking is getreden.

3. De rechtbank stelt allereerst vast dat eisers een groot aantal procedurele beroepsgronden naar voren hebben gebracht. Deze beroepsgronden, door verweerder in het verweerschrift en ter zitting gemotiveerd weersproken, kunnen niet leiden tot een vernietiging van het bestreden besluit. Er bestaat geen grond voor het oordeel dat de besluitvorming in bezwaar en de gang van zaken rond de hoorzitting in strijd zijn met de toepasselijke bepalingen in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Weliswaar staat vast dat verweerder niet tijdig heeft beslist op het bezwaar van eisers, maar dat vormt op zichzelf genomen geen grond voor vernietiging van het bestreden besluit.

4. De rechtbank stelt voorts vast dat [naam 1] sinds 29 maart 2016 recht heeft op zorg op basis van een indicatie die is afgegeven op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz). De aan [naam 1] verstrekte individuele voorzieningen op grond van de Jw betreffen dan ook een afgesloten periode in het verleden. Dit betekent dat de rechtbank bij iedere individuele voorziening zal dienen na te gaan of er nog belang bestaat bij een inhoudelijke beoordeling van de beroepsgronden die zich daartegen richten. Op grond van vaste rechtspraak is immers eerst sprake van (voldoende) procesbelang indien het resultaat dat de indiener van een beroepschrift met het indienen van beroep nastreeft ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. Dat leidt in ieder geval tot het oordeel dat de beroepsgrond over de duur van de toegekende jeugdhulp onbesproken zal blijven, nu daarbij geen belang meer bestaat.

persoonlijke verzorging

5.1.

Ten behoeve van [naam 1] is een pgb voor persoonlijke verzorging toegekend met een omvang van 9,5 uur per week. Het beroep van eisers richt zich tegen deze omvang. Zij stellen zich op het standpunt dat er een voorziening voor persoonlijke verzorging had moeten worden toegekend met een omvang van - de door eisers ook aangevraagde - 21 uur per week. Ter zitting hebben eisers desgevraagd gesteld deze hulp ook daadwerkelijk in deze omvang aan [naam 1] te hebben verleend, in ieder geval in een omvang van meer dan de toegekende 9,5 uur per week. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat eisers een financieel belang hebben bij een inhoudelijke beoordeling van dit onderdeel van hun beroep. De door hen verleende hulp kan immers alsnog achteraf worden vergoed.

5.2.

Uit de stukken en de toelichting namens verweerder ter zitting blijkt dat de verstrekte 9,5 uur persoonlijke verzorging tot stand is gekomen door de door eisers aangevraagde 21 uur (bestaande uit 3 uur persoonlijke verzorging per dag) tot uitgangspunt te nemen. Verweerder heeft dit aantal vervolgens met 7 uur verminderd, omdat volgens verweerder - die hiervoor aansluiting heeft gezocht bij de CIZ-indicatiewijzer 2014 (behorend bij de Beleidsregels indicatiestelling AWBZ 2014) - dagelijks 1 uur als gebruikelijke zorg voor kinderen boven de 12 jaar moet worden aangemerkt. Op de resterende 14 uur per week heeft verweerder - opnieuw op basis van de CIZ-indicatiewijzer - nog 3 uur vanwege voorliggende zorg in het voortgezet speciaal onderwijs afgetrokken. Tot slot heeft verweerder hierop nog 1,5 uur in mindering gebracht vanwege de persoonlijke verzorging die [naam 1] gedurende 4 uur per maand tijdens het logeren, de 1,5 uur per maand tijdens begeleiding groep en 2 uur per maand tijdens begeleiding individueel ontvangt.

5.3.

De rechtbank stelt vast dat verweerder voorafgaand aan het toekennen van de gevraagde voorziening niet in kaart heeft gebracht wat de objectieve behoefte van [naam 1] is aan persoonlijke verzorging. Zoals uit het vorenstaande blijkt heeft verweerder immers bij het vaststellen van de zorgbehoefte van [naam 1] slechts het door eisers gestelde aantal benodigde uren voor persoonlijke verzorging tot uitgangspunt genomen, zonder concreet na te gaan wat deze zorg dagelijks omvat (de aard, frequentie en intensiteit van de zorghandelingen, alsmede de tijd die daarmee gemoeid is) en zonder te beoordelen of met (al) deze zorg ook het beoogde resultaat wordt bereikt, derhalve of deze zorg nodig is. Bij de toekenning van een individuele voorziening op grond van de Jw is immers niet de activiteit als zodanig leidend, maar gaat het gelet op het bepaalde in artikel 2.3, eerste lid, van de Jw om het daarmee te bereiken resultaat, waaronder het gezond en veilig opgroeien en het groeien naar zelfstandigheid. Evenmin heeft verweerder onderzocht in hoeverre de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de ouders in dat verband toereikend zijn. Voorts heeft verweerder zonder toereikende grondslag een deel van de uren als gebruikelijke zorg aangemerkt. De Jw noch de Verordening en het Besluit bevatten een definitie van gebruikelijke zorg. Evenmin bevatten de Verordening of het Besluit objectieve criteria aan de hand waarvan kan worden beoordeeld en vastgesteld wanneer sprake is van gebruikelijke en bovengebruikelijke zorg. Hoewel de rechtbank het op zich voorstelbaar vindt dat verweerder aansluiting heeft gezocht bij de CIZ-indicatiewijzer, is daarvoor in de Jeugdwet, de Verordening noch het Besluit een grondslag te vinden. Naar het oordeel van de rechtbank klemt het echter vooral dat van een concrete toetsing van de situatie van [naam 1] en eisers aan de in de CIZ-indicatiewijzer neergelegde criteria niet heeft plaatsgevonden. De enkele verwijzing naar hetgeen daarin is neergelegd over gebruikelijke zorg en de criteria die in het algemeen gelden voor 12 tot 18-jarigen kan niet als toereikende motivering worden aangemerkt. De Jw vereist immers een op de individuele situatie van de jeugdige en diens ouders toegespitste motivering, waarbij niet alleen de leeftijd van de betreffende jeugdige van belang is, maar ook zorgvuldig moeten worden gekeken naar de specifieke problematiek, de beperkingen en het ontwikkelingsniveau van de jeugdige alsmede de behoeften en persoonskenmerken van de jeugdige én de ouders. Een dergelijke motivering ontbreekt in dit geval.

5.4.

Dit leidt tot het oordeel dat het bestreden besluit op dit onderdeel onzorgvuldig is voorbereid en een deugdelijke motivering ontbeert.

begeleiding individueel

6.1.

De beroepsgronden van eisers tegen de toegekende voorziening begeleiding individueel voor 4 uur per week betreffen niet de omvang van de begeleiding, maar uitsluitend het door verweerder in het kader van het verstrekte pgb gehanteerde uurtarief van € 36,00. Ter zitting hebben eisers desgevraagd verklaard dat zij in de in geding zijnde periode ook daadwerkelijk individuele begeleiding hebben ingekocht. Omdat het uurtarief niet toereikend was voor de betaling van de zorgverlener van hun voorkeur ( [naam 3] van [naam 4] Zorg), hebben zij ervoor gekozen om minder uren in te kopen tegen een hoger tarief. Op die manier konden zij toch de kosten voldoen.

6.2.

Nu eisers niet meer aan individuele begeleiding hebben besteed dan hen aan pgb is verstrekt, is de rechtbank van oordeel dat belang bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep van eisers op dit onderdeel ontbreekt. Een hoger uurtarief en daarmee een hogere vergoeding achteraf kan er immers niet toe leiden dat eisers alsnog kosten van individuele begeleiding over de in geding zijnde periode kunnen voldoen die thans (nog) niet zijn voldaan. Een gegrondverklaring van het beroep op dit punt zal voor eisers dan ook geen feitelijke betekenis (kunnen) hebben. Daarbij neemt de rechtbank tevens in aanmerking dat in dit stadium niet is gebleken, ook niet desgevraagd ter zitting, dat de wijze waarop eisers de individuele begeleiding in de bestreden periode hebben bekostigd voor hen in de toekomst, bijvoorbeeld bij het indienen van een verantwoording, financiële consequenties zal hebben. Ook hierin kan derhalve geen belang worden gevonden. Tot slot doet zich hier niet de situatie voor dat een inhoudelijk oordeel van het beroep op dit onderdeel kan worden betrokken bij eventuele toekomstige aanvragen van eisers om - vergelijkbare - hulp ingevolge de Jw, nu [naam 1] thans valt onder de Wlz. De rechtbank zal dan ook hetgeen eisers in beroep over de toegekende begeleiding individueel naar voren hebben gebracht onbesproken laten.

begeleiding groep

7. Vanwege het ontbreken van belang zal de rechtbank een bespreking van de beroepsgronden gericht tegen de toegekende voorziening begeleiding groep eveneens onbesproken laten. Ter zitting hebben eisers immers verklaard in de in geding zijnde periode van deze voorziening geen gebruik te hebben gemaakt.

logeren

8.1

Het beroep van eisers gericht tegen de voorziening logeren richt zich tegen de omvang en het uurtarief. Ter zitting hebben eisers desgevraagd verklaard dat zij in de in geding zijnde periode ook daadwerkelijk van deze voorziening gebruik hebben gemaakt. Omdat het toegekende pgb niet toereikend was voor de betaling van de zorgverlener van hun voorkeur (logeerweekenden bij [naam 5] Actief), hebben zij ervoor gekozen om een weekend te schrappen. Op die manier konden zij toch de kosten voldoen en zijn zij binnen het hen toegekende pgb gebleven.

8.2.

Nu eisers niet meer aan logeren hebben besteed dan hen aan pgb is verstrekt, is de rechtbank van oordeel dat belang bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep van eisers op dit onderdeel ontbreekt. De rechtbank verwijst naar hetgeen reeds onder 6.2 met betrekking tot begeleiding individueel is overwogen. De rechtbank zal dan ook hetgeen eisers in beroep over de toegekende voorziening logeren naar voren hebben gebracht onbesproken laten.

vervoer

9. Eisers hebben in beroep ten slotte aangevoerd dat verweerder ten onrechte niet een voorziening voor vervoer van en naar de locatie van voortgezet speciaal onderwijs heeft toegekend. Daargelaten dat eisers dit niet eerder in de procedure naar voren hebben gebracht, is de rechtbank van oordeel dat deze beroepsgrond niet slaagt. Op grond van artikel 2.3, tweede lid, van de Jw kan immers uitsluitend een voorziening worden getroffen voor het vervoer van en naar een locatie waar jeugdhulp wordt geboden. School is geen jeugdhulpaanbieder als bedoeld in artikel 1.1 van de Jw . Reeds daarom kon verweerder hiervoor geen individuele voorziening op grond van de Jw toekennen.

conclusie

10.1.

Zoals onder 5.4 is overwogen is sprake van een zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek waar het de toegekende voorziening persoonlijke verzorging betreft. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder in de gelegenheid te stellen het bedoelde gebrek te herstellen. Dat herstellen kan hetzij met aanvullend onderzoek en een aanvullende motivering, hetzij, voor zover nodig, met een nieuw besluit. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen verweerder het gebrek kan herstellen op zes weken na verzending van de tussenuitspraak.

10.2.

Verweerder moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb èn om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk , maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als verweerder gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eisers in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van verweerder. In beginsel, ook in de situatie dat verweerder de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.

10.3.

De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat betekent dat de rechtbank over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:

- draagt verweerder op binnen twee weken aan de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen;

- stelt verweerder in de gelegenheid om binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen in deze tussenuitspraak;

- houdt iedere verdere beslissing aan.

Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Slijkhuis, rechter, in aanwezigheid van I.M. Wijnker-Duiven, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 april 2017.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature