Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

De arbeidsovereenkomst wordt op verzoek van de werkgever ontbonden wegens verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer, te weten schending van de re-integratieverplichtingen. Werkgever heedft voldaan aan de voorwaarde dat een deskundigenoordeel moet wroden overgelegd en dat de werknemer moet zijn aangemaand tot nakoming van de verplichtingen emn/of een loonsanctie is opgelegd. Er is ook sprake van ernstige verwijtbaarheid van de werknemer, zodat wordt ontbonden zonder inachtneming van een opzegtermijn en de gevraagde verklaring voor recht wordt toegewezen dat geen transitievergeoding verschuldigd is

Uitspraak



RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht

Sectie Kanton - locatie Alkmaar

Zaaknr./rolnr.: 5587705 \ OA VERZ 16-462

Uitspraakdatum: 21 maart 2017

Beschikking in de zaak van:

de stichting Stichting Zorgverlening ’s Heeren Loo,

gevestigd te Amersfoort

verzoekende partij

verder te noemen: ’s Heeren Loo

gemachtigde: mr. E.A.T. den Haan-van Wijk

tegen

[X] ,

wonende te [woonplaats]

verwerende partij

verder te noemen: [verweerster]

gemachtigde: geen

1 Het procesverloop

1.1. ’

s Heeren Loo heeft een verzoek gedaan om de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden. [verweerster] heeft geen verweerschrift ingediend.

1.2.

Op 7 februari 2017 en 7 maart 2017 heeft een zitting plaatsgevonden. [verweerster] is op beide zittingen niet verschenen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat ’s Heeren Loo ter toelichting van haar standpunt naar voren heeft gebracht. Voorafgaand aan de zittingen heeft ‘s Heeren Loo bij brieven van 3 februari 2017 en 1 maart 2017 nog stukken toegezonden.

2 De feiten

2.1.

[verweerster] , geboren 11 juli 1989, is op 25 oktober 2010 in dienst getreden bij ’s Heeren Loo. De laatste functie die [verweerster] vervulde, is die van Activiteitenbegeleider C, met een salaris van € 2.005,14 bruto per maand.

2.2.

Op 4 maart 2014 is [verweerster] wegens ziekte uitgevallen voor haar werk.

2.3.

[verweerster] heeft in het kader van haar re-integratie verschillende werkzaamheden verricht. Nadat in een arbeidskundige rapportage van 17 december 2014 was geconstateerd dat er binnen ’s Heeren Loo geen andere passende werkzaamheden meer voorhanden waren voor [verweerster] , is een re-integratietraject gestart gericht op het tweede spoor, bij een andere werkgever.

2.4.

Na afloop van een bevallingsverlof is [verweerster] verzocht om in het kader van de re-integratie te verschijnen bij de arbeidsdeskundige op 24 november 2015 en bij de bedrijfsarts op 17 december 2015. Op beide afspraken is [verweerster] niet verschenen. Op 7 januari 2016 is [verweerster] opnieuw niet verschenen bij een afspraak met de bedrijfsarts.

2.5.

Bij brief van 11 januari 2016 heeft ’s Heeren Loo aan [verweerster] meegedeeld dat vanwege het herhaaldelijk niet verschijnen bij de bedrijfsarts wordt overgegaan tot opschorting van de loonbetaling.

2.6.

In een brief aan [verweerster] van 22 maart 2016 heeft ’s Heeren Loo laten weten dat [verweerster] niet reageert op mails en berichten, dat zij niet meewerkt aan re-integratie en dat zij in gebreke blijft met het doen van een (tijdige) aanvraag voor een WIA-uitkering, waardoor ’s Heeren Loo genoodzaakt is de loonbetaling op te schorten en te staken.

2.7.

Op 19 mei 2016 is [verweerster] niet verschenen op een afspraak met ’s Heeren Loo en zij heeft ook geen contact opgenomen.

2.8.

Op 30 juni 2016 is [verweerster] niet verschenen voor een controle bij de bedrijfsarts.

2.9.

Ook op 1 november 2016 is [verweerster] niet verschenen op een afspraak met ’s Heeren Loo.

2.10. ’

s Heeren Loo heeft op en na 1 november 2016 geen contact meer kunnen krijgen met [verweerster] en niets meer van haar vernomen.

3 Het verzoek

3.1. ’

s Heeren Loo verzoekt de arbeidsovereenkomst met [verweerster] te ontbinden op grond van artikel 7:671b lid 1, onderdeel a, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), in verbinding met artikel 7:669 lid 3, onderdeel e, BW.

3.2.

Aan dit verzoek legt ’s Heeren Loo ten grondslag dat sprake is van – kort gezegd – verwijtbaar handelen van [verweerster] , doordat zij zonder deugdelijke grond haar re-integratieverplichtingen niet nakomt en van ’s Heeren Loo redelijkerwijs niet meer gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.

4 Het verweer

4.1.

[verweerster] heeft geen verweerschrift ingediend en is niet op de zittingen van 7 februari 2017 en 7 maart 2017 verschenen.

4.2.

Er is dus geen verweer gevoerd tegen het verzoek van ’s Heeren Loo.

5 De beoordeling

5.1.

Het gaat in deze zaak om de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen partijen moet worden ontbonden.

5.2.

De kantonrechter overweegt dat hij op de zitting van 7 februari 2017 heeft bepaald dat [verweerster] bij deurwaardersexploot moet worden opgeroepen voor de zitting van 7 maart 2017. ’s Heeren Loo heeft [verweerster] vervolgens voor de zitting van 7 maart 2017 laten oproepen met een exploot van de deurwaarder van 13 februari 2017. Daarbij is ook het verzoekschrift gevoegd. Gelet hierop is [verweerster] deugdelijk opgeroepen en kan de kantonrechter nu een beslissing nemen.

5.3.

De kantonrechter stelt vast dat het verzoek om ontbinding is gegrond op artikel 7:669 lid 3, onderdeel e, BW, in verband met het zonder deugdelijke grond niet nakomen door [verweerster] van – kort gezegd – haar re-integratieverplichtingen. Een verzoek op die grondslag kan gelet op artikel 7:671b lid 5, onderdeel b, BW alleen worden toegewezen als ’s Heeren Loo beschikt over een verklaring van een deskundige als bedoeld in artikel 7:629 a BW. Dat is het geval, nu ’s Heeren Loo een deskundigenoordeel van de arbeidsdeskundige van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: UWV) van 13 februari 2017 heeft overgelegd.

5.4.

Ook is voldaan aan de voorwaarde van artikel 7:671b lid 5, onderdeel a, BW te weten dat ’s Heeren Loo [verweerster] eerst schriftelijk heeft gemaand tot nakoming van haar re-integratieverplichtingen of de betaling van het loon heeft gestaakt. ’s Heeren Loo heeft immers onder andere in de brieven van 11 januari 2016 en 22 maart 2016 aan [verweerster] laten weten dat zij haar re-integratieverplichtingen moet nakomen en dat de loonbetaling wordt opgeschort en gestaakt.

5.5.

Naar het oordeel van de kantonrechter leveren de door ’s Heeren Loo naar voren gebrachte feiten en omstandigheden ook een redelijke grond voor ontbinding op, zoals bedoeld in artikel 7:669 lid 3, onderdeel e, BW. Uit de stukken en de toelichting door ’s Heeren Loo in het verzoekschrift en op de zitting blijkt dat [verweerster] bij herhaling en voortdurend haar re-integratieverplichtingen niet nakomt, doordat zij niet verschijnt bij afspraken met ’s Heeren Loo, de bedrijfsarts en de arbeidsdeskundige, zich onbereikbaar houdt en niet meewerkt aan het aanvragen van een WIA-uitkering. Ook in het deskundigenoordeel van de arbeidsdeskundige van het UWV van 13 februari 2017 wordt geconcludeerd dat de re-integratie-inspanningen van [verweerster] onvoldoende zijn, omdat zij herhaaldelijk afspraken niet nakomt, waardoor het re-integratieproces wordt verstoord. Dit rechtvaardigt de conclusie dat sprake is van verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerster] , zodanig dat van ’s Heeren Loo in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.

5.6.

Er is gelet op artikel 7:670 lid 1 BW geen sprake meer van een opzegverbod dat in de weg staat aan ontbinding van de arbeidsovereenkomst, omdat [verweerster] sinds 4 maart 2014 ongeschikt is tot het verrichten van haar arbeid wegens ziekte en die ongeschiktheid inmiddels dus meer dan twee jaar heeft geduurd.

5.7.

Herplaatsing van [verweerster] binnen een redelijke termijn ligt niet in de rede, omdat sprake is van verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerster] .

5.8. ’

s Heeren Loo heeft verzocht om bij ontbinding geen rekening te houden met de opzegtermijn, omdat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen van [verweerster] . Gelet op artikel 7:671b lid 8, onderdeel b, BW kan het einde van de arbeidsovereenkomst worden bepaald op een tijdstip zonder rekening te houden met de opzegtermijn, indien de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat het bij ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer gaat om bijvoorbeeld de situatie waarin de werknemer controlevoorschriften bij ziekte herhaaldelijk, ook na toepassing van loonopschorting, niet naleeft en hiervoor geen gegronde reden bestaat (zie: Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 3, pag. 39). Hiervoor is geoordeeld dat de arbeidsovereenkomst moet worden ontbonden, omdat [verweerster] bij herhaling en voortdurend haar re-integratieverplichtingen niet nakomt. Die gedragingen van [verweerster] zijn van dien aard dat het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van handelen of nalaten van [verweerster] dat, mede gezien de voorbeelden genoemd in de wetsgeschiedenis, als ernstig verwijtbaar moet worden aangemerkt. Daarbij neemt de kantonrechter in aanmerking dat uit de stukken niet blijkt van enige verklaring of gegronde reden voor het handelen en nalaten van [verweerster] . Met name blijkt niet van psychische klachten of problemen die reden zouden kunnen zijn om te oordelen dat geen sprake is van ernstig verwijtbaar gedrag.

5.9.

De conclusie is dat de kantonrechter het verzoek van ’s Heeren Loo zal toewijzen en dat de arbeidsovereenkomst zal worden ontbonden met ingang van 21 maart 2017.

5.10. ’

s Heeren Loo heeft ook gevraagd om een verklaring voor recht dat zij geen transitievergoeding verschuldigd is aan [verweerster] , eveneens op de grond dat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerster] . Op grond van artikel 7:673 lid 7, onderdeel c, BW is de transitievergoeding niet verschuldigd, indien het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer. Hiervoor is geoordeeld dat van dergelijk ernstig verwijtbaar handelen of nalaten door [verweerster] sprake is, zodat de gevraagde verklaring voor recht kan worden verleend.

5.11.

Nu aan de ontbinding geen vergoeding wordt verbonden, hoeft ’s Heeren Loo geen gelegenheid te krijgen het verzoek in te trekken.

5.12.

Gelet op de aard en de uitkomst van de zaak, is de kantonrechter van oordeel dat het redelijk is dat partijen ieder hun eigen proceskosten dragen.

6 De beslissing

De kantonrechter:

6.1.

ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 21 maart 2017;

6.2.

verklaart voor recht dat geen transitievergoeding verschuldigd is;

6.3.

bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;

6.4.

verklaart onderdeel 6.1 van deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

Deze beschikking is gewezen door mr. P.J. Jansen, kantonrechter en op 21 maart 2017 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

De griffier De kantonrechter


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature