Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Vrijspraak gijzeling. Veroordeling vrijheidsberoving en afpersing, meermalen gepleegd. Eendaadse samenloop. Verminderd toerekeningsvatbaar. 30 maanden gevangenisstraf. Geen voorwaardelijk deel gevangenisstraf, voorwaarden zijn beter op de persoonlijke omstandigheden van verdachte ten tijde van de VI vast te stellen.

Uitspraak



RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf

Locatie Alkmaar

Meervoudige strafkamer

Parketnummer: 15/800516-16 (P)

Uitspraakdatum: 28 februari 2017

Tegenspraak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 14 februari 2017 in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,

ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] ,

thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Nieuwegein, Huis van Bewaring te Nieuwegein.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie

mr. G. Visser en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. J.J.C. Engels, advocaat te Heerhugowaard, naar voren hebben gebracht.

1 Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:

Feit 1

hij op of omstreeks 04 november 2016 te Heiloo, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een persoon, genaamd [slachtoffer 2] , wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, met het oogmerk (een) ander(en), te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] , te dwingen iets te doen of niet te doen, te weten: het tekenen van contract, althans een document, en/of het aangaan van een schuld en/of het overmaken van een of meer girale geldbedragen immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] vastgehouden in een bedrijfspand aan de [straatnaam] en/of verhinderd dat [slachtoffer 2] dit bedrijfspand zou verlaten;

en/of

hij op of omstreeks 04 november 2016 te Heiloo, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft hij, verdachte en/of zijn mededader(s) voornoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] vastgehouden in een bedrijfspand aan de [straatnaam] en/of verhinderd dat [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] dit bedrijfspand zouden verlaten;

Feit 2

hij op of omstreeks 04 november 2016 te Heiloo tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door

geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] te dwingen tot ondertekening van een contract, in elk geval het aangaan van een schuld, immers heeft verdachte en/of zijn mededader

- ( meermalen) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, gericht op voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] , en/of

- ( meermalen) een priem, althans een scherp en/of puntig voorwerp voor de ogen van [slachtoffer 2] gehouden en/of

- ( meermalen) voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] geschopt en/of getrapt en/of geslagen en/of

- woorden geroepen en/of gezegd als: "Nu tekenen. Je gaat nu tekenen" en/of "Het is menens. Geen geintjes. Ik krijg er voor betaald en ik vind het euk" en/of "Ik wil mijn geld " en/of "Wil je toekijken hoe ik haar overhoop knal" en/of "Als je niet betaalt, dan kan je toekijken hoe ik de ogen van je dochter er uit steek", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.

2 Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3 Inleiding

In verband met een zakelijk geschil met zijn voormalige compagnons [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] is medeverdachte [medeverdachte] op vrijdagmiddag 4 november 2016 naar het pand aan de [straatnaam] te Heiloo gegaan. Hij had verdachte, die hij in het uitgaansleven van Amsterdam had ontmoet, meegenomen. In het pand aan de [straatnaam] treffen medeverdachte [medeverdachte] en verdachte niet alleen de beide voormalige compagnons aan, maar ook [slachtoffer 2] , de 21-jarige dochter van een van de compagnons.

De rechtbank dient te beoordelen of verdachte al dan niet samen met medeverdachte [medeverdachte] [slachtoffer 2] heeft gegijzeld met het oogmerk om de voormalige compagnons te dwingen een contract te tekenen en/of geld over te maken en/of er sprake is geweest van vrijheidsberoving van alle drie in het pand aan de [straatnaam] aanwezige personen. Voorts dient de rechtbank te beoordelen of er sprake is van afpersing door te dreigen met en gebruik te maken van geweld.

4 Bewijs

4.1.

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten.

4.2.

Standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft naar voren gebracht dat verdachte een aandeel heeft gehad in hetgeen hem ten laste is gelegd. Ten aanzien van de juridische kwalificering van de feiten refereert zij zich aan het oordeel van de rechtbank. Mogelijk is er sprake van eendaadse samenloop.

4.3.

Partiële vrijspraak feit 1

Naar het oordeel van de rechtbank is de onder feit 1 ten laste gelegde gijzeling niet wettig en overtuigend bewezen zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.

Uit het dossier, de beelden en het geluidsfragment is duidelijk geworden dat het door medeverdachte [medeverdachte] beoogde pittige gesprek steeds verder escaleert naarmate de tijd verstrijkt. Nadat beide compagnons het door medeverdachte [medeverdachte] voorgelegde contract hebben ondertekend, wil medeverdachte [medeverdachte] dat de compagnons geld naar hem overmaken. Op een gegeven moment houdt medeverdachte [medeverdachte] , nadat er al meerdere bedreigingen waren geuit en geweldshandelingen hebben plaatsgevonden, een puntig voorwerp voor het gezicht van [slachtoffer 2] en roept: “Ik steek in haar oog he, ik steek in haar oog. Blijf zitten. Je hebt vijf seconden. Vier. Daar naar toe. Overmaken. Drie …” (p. D.22). Daarna wordt [slachtoffer 2] gesommeerd om te gaan zitten en haar telefoon af te geven.

Naar het oordeel van de rechtbank is geen sprake van gijzeling als bedoeld in artikel 282a Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) wegens het ontbreken van het oogmerk daartoe. De bedreiging van [slachtoffer 2] met een puntig voorwerp moet worden gezien in het licht van het hele scala van geweld en bedreigingen met geweld dat daaraan voorafgaat gedurende bijna een uur.

4.4.

Redengevende feiten en omstandigheden

De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 ten laste gelegde vrijheidsberoving (tweede gedeelte van de alternatief/cumulatief geformuleerde tenlastelegging) en de onder 2 ten laste gelegde afpersing op grond van het volgende.

[slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) heeft aangifte gedaan van gijzeling en afpersing op 4 november 2016. Omstreeks 17.30 uur wil [slachtoffer 1] met zijn dochter ( [slachtoffer 2] , hierna: [slachtoffer 2] ) en zijn compagnon ( [slachtoffer 3] , hierna: [slachtoffer 3] ) het pand aan de [straatnaam] te Heiloo verlaten. Bij de buitendeur ziet hij medeverdachte [medeverdachte] en een voor hen onbekend persoon (hierna: verdachte). De medeverdachte is de ex-compagnon van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] van het bedrijf [X] Op indringende wijze zegt de medeverdachte dat hij wil praten. Op het moment dat ze allen in het kantoor zijn, moet [slachtoffer 2] op een stoel gaan zitten en moet [slachtoffer 1] bij [slachtoffer 3] gaan staan. Verdachte gaat bij de deur staan zodat geen van de aanwezigen weg kan lopen. De medeverdachte gooit papieren op de bar en zegt: “Nu tekenen. Je gaat nu tekenen”. En de medeverdachte zegt: “Kijk uit, want hij schiet hoor. Hij schiet echt.” Er wordt gedreigd dat maten van de verdachten bij de echtgenotes van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] staan. Uiteindelijk tekenen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] de papieren. De medeverdachte zegt dat hij zijn maten terug zal roepen als [slachtoffer 1] hem nu geld geeft. Als [slachtoffer 1] achter de bar vandaan komt en naar de deur loopt, voelt hij dat de medeverdachte hem een harde vuistslag tegen de rechterzijde van zijn gezicht en twee of drie keer een keiharde trap tegen zijn linker been geeft. [slachtoffer 2] raakt in paniek en gaat staan, waarna de medeverdachte haar een trap tegen haar been geeft.

Verdachte heeft drie barkrukken voor de deur gezet en zegt: “Het is menens. Geen geintjes. Ik ben ingehuurd, ik krijg ervoor betaald en ik vind het leuk. Ik wil mijn geld”. [slachtoffer 3] biedt aan 5.000,- euro te betalen, maar de medeverdachte wil meer geld. Na een ‘klik’ geluid haalt verdachte een vuurwapen tevoorschijn en richt het wapen op het hoofd van [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] voelt de loop tegen zijn hoofd. Verdachte zegt: “Het is menens”. Vervolgens richt hij het wapen op [slachtoffer 2] en zegt: “Het is menens. Ik heb niets te verliezen. Wil je toekijken hoe ik haar overhoop knal”? [slachtoffer 1] ziet dat de medeverdachte een priem in zijn hand heeft en met zijn andere hand het hoofd van [slachtoffer 2] vastpakt en de priem voor haar ogen houdt. De medeverdachte zegt: “Als je niet betaalt, kan je toekijken hoe ik de ogen van je dochter eruit steek”.

Verdachte loopt naar [slachtoffer 3] , geeft hem een harde klap in zijn gezicht en neemt hem in een nekklem/houdgreep. Als de medeverdachte in de richting van [slachtoffer 3] en verdachte loopt, weet [slachtoffer 1] naar het kantoor te vluchten en uit het raam te klimmen terwijl de medeverdachte, die hem achtervolgde en daarbij een deur intrapte, aan zijn been trekt. [slachtoffer 1] komt op het platte dak van de buren terecht, zo’n vier à vijf meter boven de grond. Als hij van het platte dak springt, breekt hij zijn pols. Het getekende contract houdt in dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] aan verdachte een bedrag van in totaal € 767.573,00 dienen te betalen.

De aangifte van [slachtoffer 1] wordt ondersteund door die van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] .

Al bij binnenkomst geeft de medeverdachte [slachtoffer 3] een trap tussen zijn benen. Verdachte is ervan op de hoogte dat [slachtoffer 3] dochters en een zoon heeft en zegt dat er lood in het huis van [slachtoffer 3] zal komen. Hij zegt dat hij twee maanden bezig is geweest het huis van [slachtoffer 3] te observeren en dat er nu twee auto’s voor zijn woning staan. Na ondertekening van het contract willen verdachten geld hebben. De medeverdachte wil dat [slachtoffer 3] inlogt op zijn bankrekening maar daar voelt [slachtoffer 3] niets voor. [slachtoffer 3] is wel bereid 5.000,- euro over te maken als de medeverdachte beneden wacht. Maar de medeverdachte wil 100.000,- euro. Verdachte houdt een zwart pistool voor het gezicht van [slachtoffer 3] . Even later richt hij het pistool ook op [slachtoffer 2] en op het hoofd van [slachtoffer 1] . Dat is een aantal keren gebeurd. Hij dreigt hen dood te schieten en bij [slachtoffer 2] te beginnen. De medeverdachte houdt een soort priem voor het hoofd van [slachtoffer 2] . Dat doet hij om [slachtoffer 1] zover te krijgen het geld over te maken. Op het moment dat verdachten doorkrijgen dat [slachtoffer 3] met zijn mobiele telefoon geluidsopnamen maakt, ontstaat er een handgemeen. Verdachte geeft [slachtoffer 3] met zijn vuist klappen in het gezicht en neemt [slachtoffer 3] in een nekgreep. De medeverdachte loopt naar [slachtoffer 3] en de verdachte toe. Op dat moment lukt het [slachtoffer 1] om via het kantoor te ontsnappen. [slachtoffer 2] gaat naar beneden. [slachtoffer 3] heeft zich zeer ernstig bedreigd gevoeld.

[slachtoffer 2] ziet dat verdachte een pistool op [slachtoffer 3] richt en dat de medeverdachte met zijn vuist een harde klap op de linker kaak van [slachtoffer 1] geeft. [slachtoffer 2] moet op een stoel zitten en krijgt een harde trap van de medeverdachte op haar linker bovenbeen. Vervolgens richt verdachte het pistool op haar slaap en zegt dat haar vader moet lijden. [slachtoffer 2] denkt dat ze dood gaat en ziet haar leven aan zich voorbij trekken. De medeverdachte dreigt met een knalroze voorwerp, dat aan de onderzijde zwart is, in haar hoofd te prikken. Als [slachtoffer 1] het kantoor in vlucht, ziet [slachtoffer 2] kans de barkruk voor de deur weg te halen, de trap af te rennen en beneden de paniekknop in te drukken.

Uit de door [slachtoffer 2] gemaakte geluidsopnamen blijkt dat verdachte of de medeverdachte onder meer het volgende hebben gezegd:

Teken die shit, teken gewoon. Teken.

Ik wil mijn geld.

Gewoon, teken, ik wacht op teken, tekenen nou.

Er valt niet te onderhandelen.

Ik word er voor betaald. Het is mijn werk dus ik vind het prima.

Dat is de laatste die ik doodschiet. Jij bent de eerste. …. Jij bent de eerste. Dan mag je zien, dan mag je toekijken.

Nou is het menens.

Ik steek in haar oog he. Ik steek het in haar oog.

Verdachte heeft verklaard dat hij een nepwapen had meegenomen. Hij ging mee met de medeverdachte om het intimiderend over te laten komen. Hij zou 20% krijgen van de drie à vier ton die de medeverdachte nog tegoed had.

Bewijsoverweging puntig voorwerp

De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier onvoldoende blijkt dat de medeverdachte specifiek met een priem heeft gedreigd. De slachtoffers hebben daarover niet eensluidend verklaard en de medeverdachte heeft ten overstaan van de rechter-commissaris verklaard dat het voorwerp waarmee hij dreigde een pen was. De rechtbank acht bewezen dat de medeverdachte met een puntig voorwerp heeft gedreigd.

Eendaadse samenloop

Naast eenheid van tijd en plaats is voor een eendaadse samenloop nodig dat de betreffende strafbepalingen dezelfde strekking hebben. Zowel artikel 282 Sr als artikel 317 Sr beschermen de persoonlijke vrijheid. Artikel 317 Sr beschermt daarnaast ook het vermogen. Nu de beide bepalingen mede dezelfde strekking hebben, is naar het oordeel van de rechtbank sprake van eendaadse samenloop.

4.5.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat

Feit 1

hij op 4 november 2016 te Heiloo, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers heeft hij, verdachte met zijn mededader voornoemde [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] vastgehouden in een bedrijfspand aan de [straatnaam] en verhinderd dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] dit bedrijfspand zouden verlaten;

Feit 2

hij op 4 november 2016 te Heiloo tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot ondertekening van een contract, in elk geval het aangaan van een schuld, immers heeft verdachte en/of zijn medeverdachte

- meermalen een op een vuurwapen gelijkend voorwerp gericht op voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] , en

- een puntig voorwerp voor de ogen van [slachtoffer 2] gehouden en

- meermalen voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] geschopt en geslagen en

- geroepen en/of gezegd: "Nu tekenen. Je gaat nu tekenen" en "Het is menens. Geen geintjes. Ik krijg er voor betaald en ik vind het leuk" en "Ik wil mijn geld" en "Wil je toekijken hoe ik haar overhoop knal" en "Als je niet betaalt, dan kan je toekijken hoe ik de ogen van je dochter er uit steek", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.

De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.

Hetgeen aan verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

5 Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:

de eendaadse samenloop van

ten aanzien van feit 1

medeplegen van opzettelijk iemand van de vrijheid beroven en beroofd houden, meermalen gepleegd

en

ten aanzien van feit 2

afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer personen, meermalen gepleegd

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

6 Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

7 Motivering van de sanctie

7.1.

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van de periode die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.

7.2.

Standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte niet een persoon is die op een volwassen en evenwichtige manier in het leven stond ten tijde van het plegen van het delict. Er waren grote financiële problemen omdat hoofd- en onderaannemers niet of veel te laat betaalden voor de werkzaamheden die verdachte als stratenmaker (ZZP-er) had uitgevoerd. Door de financiële problemen had verdachte nauwelijks of geen geld om eten te kopen. Uit de pro Justitia rapportage blijkt dat de psycholoog verdachte verminderd toerekeningsvatbaar acht ten tijde van het delict. De raadsvrouw verzoekt de rechtbank daar rekening mee te houden bij het bepalen van de strafmaat. In dat kader is het jammer dat het Adolescentenstrafrecht niet meer van toepassing is op verdachte, aldus de raadsvrouw.

7.3.

Oordeel van de rechtbank

Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.

In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.

Verdachte is door de medeverdachte in het uitgaansleven benaderd om met hem mee te gaan naar diens voormalige compagnons omdat zij de medeverdachte nog een fiks bedrag schuldig zouden zijn. Verdachte werd 20% van het bedrag in het vooruitzicht gesteld. Verdachte rekende daarbij op een bedrag tussen de 20.000 en 30.000 euro. Met verdachtes aanwezigheid zou wat meer druk uitgeoefend kunnen worden op de voormalige compagnons van de medeverdachte. Verdachte heeft al snel ingestemd vanwege zijn enorme financiële problemen.

Laat op een vrijdagmiddag zijn verdachten naar het bedrijf van de voormalige compagnons gegaan met de bedoeling hen een door de medeverdachte opgesteld contract te laten tekenen.

In het contract is vermeld dat de beide compagnons aan de medeverdachte een bedrag van ruim € 767.000,00 schuldig zijn. Op het kantoor zijn die betreffende middag niet alleen beide compagnons aanwezig, maar ook de 21-jarige dochter van een van beide compagnons. De slachtoffers worden door de verdachten geschopt en geslagen. Bovendien worden zeer ernstige bedreigingen geuit, inhoudende niet alleen de drie slachtoffers wat aan te zullen doen, maar ook hun gezinnen die door handlangers tegelijkertijd zouden zijn bezocht. Nadat de beide compagnons onder druk het contract ongelezen hebben getekend is het nog niet klaar. De medeverdachte wil dat ter plekke wordt ingelogd op de bankrekening van het bedrijf van de compagnons en dat een bedrag van € 100.000,00 op zijn bankrekening wordt overgemaakt. Gedurende het incident, dat bijna een uur duurt, nemen de bedreigingen en het geweld toe. Een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, dat verdachte uit eigen beweging had meegenomen, wordt meerdere malen op de slachtoffers gericht en ook tegen de hoofden van de slachtoffers gehouden. Daarnaast wordt een puntig voorwerp voor het gezicht van de dochter gehouden en gedreigd het voorwerp in haar ogen te steken. Een beangstigende situatie, zoals ook uit de geluidsopname duidelijk wordt, en een nachtmerrie voor de slachtoffers. Uit de ter terechtzitting voorgelezen verklaringen van de drie slachtoffers blijkt dat de overval enorm veel impact op hen heeft gehad en dat zij nog steeds erg veel last hebben van de gevolgen. Er is sprake van zeer ernstige feiten, die de rechtbank verdachte ten zeerste aanrekent.

De rechtbank neemt het verdachte voorts kwalijk dat hij een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft meegenomen en de slachtoffers onder meer daarmee ernstig heeft bedreigd. . Daarmee heeft hij het geweld tijdens het incident verder laten escaleren en de daarmee gepaard gaande angst aan de zijde van de slachtoffers vergroot. Dat het mogelijk om een nepvuurwapen ging, zoals door verdachte is verklaard, maakt de bedreiging niet minder erg dan met een echt vuurwapen. De slachtoffers wisten immers niet dat het vuurwapen mogelijk niet echt was.

Tijdens het verhoor bij de politie heeft verdachte direct aangegeven dat hij zich ten tijde van de overval ervan bewust was dat hij fout bezig was toen hij vreselijke dingen tegen de slachtoffers zei en hen in zo ernstige mate bedreigde en geweld aan deed.

De ernst van het feit rechtvaardigt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor langere duur.

Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 13 januari 2017, waaruit blijkt dat verdachte reeds eerder ter zake van mishandeling is veroordeeld tot een geldboete en tot een deels voorwaardelijke taakstraf.

Voorts heeft de rechtbank gelet op over verdachte uitgebrachte rapportages.

In de NIFP consultbrief van 12 december 2016 brengt [naam], psychiater, naar voren dat er aanwijzingen zijn voor een mogelijk beperkt intellect en mogelijke persoonlijkheidsproblematiek (narcistisch en antisociaal van kleur). Geadviseerd wordt een monodisciplinair psychologisch pro Justitia onderzoek uit te voeren.

Dat onderzoek is uitgevoerd door [naam], Gz-psycholoog. De door hem opgestelde pro Justitia rapportage, gedateerd 27 januari 2017, houdt onder meer het volgende in.

Betrokkene is niet lijdende aan een ziekelijke stoornis maar wel aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens te weten een verstandelijke beperking, licht van ernst. In de persoonlijkheid worden enkele antisociale trekken (lacunair geweten, egocentrisme) geconstateerd maar er is geen sprake van een persoonlijkheidsstoornis mede omdat deze trekken overlap vertonen met de vastgestelde cognitieve beperking.

Bij betrokkene was er in aanloop tot het tenlastegelegde sprake van financiële problemen die voortkwamen uit wanbetaling van zijn opdrachtgevers. Betrokkene heeft in eerste instantie de eerste financiële tegenslagen kunnen opvangen maar gaandeweg kwam hij er niet meer uit. Uit eer en trots heeft hij geen of in ieder geval onvoldoende hulp gevraagd bij vrienden en familie. Hij vond en vindt dat hij zijn eigen problemen op moet lossen. Enkele weken voor het tenlastegelegde kreeg betrokkene het voorstel om geld te verdienen door vermeend geld van zijn mededader terug te eisen bij de latere slachtoffers. Betrokkene wijst in eerste instantie dit aanbod af maar na een week komt hij er op terug. Dit is geen impulsieve beslissing geweest maar betrokkene heeft, vanuit zijn cognitieve beperkingen, onvoldoende gedragsalternatieven overwogen. Geadviseerd wordt betrokkene het tenlastegelegde in verminderde mate toe te rekenen . Betrokkene, een man met een verstandelijke beperking, licht van ernst, is zich er weliswaar van bewust dat zijn gedrag strafbaar en verwijtbaar is, maar hij is vanuit de verminderde cognitieve capaciteiten verminderd in staat om zich te verplaatsen in de ander. Tevens is hij door deze beperking verminderd in staat geweest om lange termijn consequenties te overzien en gedragsalternatieven te overwegen. Om de kans op recidive te verkleinen, zal betrokkene moeten accepteren dat hij soms hulp moet inschakelen, onder andere bij zijn financiële problemen. Een verplicht reclasseringscontact zou hem kunnen helpen en zou hem eventueel doorverwijzen naar schuldhulpverlening. Verder zou de kans op recidive verminderd kunnen worden indien betrokkene leert om, in samenwerking met een behandelaar, gedragsalternatieven te bedenken en af te wegen. Een dergelijke behandeling zal kunnen plaatsvinden bij een forensische polikliniek zoals De Waag. De psycholoog adviseert genoemde ambulante behandeling bij een forensische polikliniek opleggen als bijzondere voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijke straf.

Met de conclusie van dit rapport kan de rechtbank zich verenigen.

Voorts is over verdachte een voorlichtingsrapport uitgebracht, gedateerd 2 februari 2017 en opgesteld door [naam], als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland te Utrecht. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.

De reclassering ziet een man die als ZZP-er hard werkt en zo zelfstandig mogelijk zijn leven probeert vorm te geven. Betrokkene kwam echter financieel in de problemen, vermoedelijk mede voortkomend uit beperkte cognitieve vermogens. Daarnaast is hij terughoudend in het vragen van hulp. Door de financiële problemen liep de stress bij betrokkene steeds hoger op. Hij sliep slecht en gebruikte hiervoor cannabis. Onder deze omstandigheden raakte betrokkene beïnvloedbaar voor het plegen van het onderhavige delict. Hierbij heeft hij onvoldoende rekening gehouden met de gevolgen voor slachtoffers en de gevolgen voor zichzelf. Mogelijk houdt dit verband met zijn cognitieve beperking. In het pro Justitia rapport wordt echter ook gesproken over een lacunair geweten en egocentrisme.

De reclassering ziet beschermende factoren in het ondersteunende gezin van betrokkene. Daarnaast is hij een harde werker. Deze factoren kunnen ingezet worden bij de vermindering van recidive wanneer hij terugkeert in de maatschappij. De reclassering acht het wenselijk dat betrokkene vaardigheden aanleert om op adequate wijze problemen aan te pakken, tijdig hulp te vragen en zijn financiën op orde te houden. In het kader van een penitentiair programma zouden interventies ingezet kunnen worden op het gebied van (forensische) psychiatrie, budgettering en elektronische controle opdat betrokkene niet in de omgeving van zijn slachtoffers mag begeven.

Hoewel verdachte hulp nodig heeft om zijn leven na de detentie weer op de rit te krijgen, is de rechtbank van oordeel dat het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden daartoe thans niet het meest geschikte middel is. Gezien de duur van de detentie die aan verdachte zal worden opgelegd en diens jonge leeftijd kunnen omstandigheden veranderen en eventuele opgelegde bijzondere voorwaarden niet meer op de dan geldende situatie van verdachte toepasbaar zijn. De rechtbank kiest er daarom voor om thans een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, zodat verdachte in het kader van de Voorwaardelijke Invrijheidstelling passende voorwaarden kunnen worden opgelegd.

Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van 30 maanden passend en geboden is.

8 Vorderingen van de benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van (bij wijze van voorschot) € 15.516,29 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit:

1. smartengeld € 10.000,00

een gebroken pols met operatie en inbrengen osteosynthesemateriaal

materiaal dat na een jaar weer verwijderd moet worden en hand-,

tandletsel, geestelijk letsel 2. extra gereden kilometers in verband met bezoeken aan advocaat,

Slachtofferhulp, politiebureau, rechtbank Haarlem, rechtbank Alkmaar,

ziekenhuis, huisarts, psycholoog, tandarts, handfysiotherapeut

t/m maandag 27/2/17,

totaal 427,8 km tegen € 0,29 per km in 2016 en € 0,26 in 2017 € 100,85

3. nota alarminstallatie huisadres € 1.270,50

4. medicijnen (eigen risico) € 38,27

5. tandartskosten reeds gemaakt € 66,06

begroting voor vervangen kroon getroffen element € 683,19

6. eigen risico ziektekostenverzekering 2016 € 131,75

7. eigen risico ziektekostenverzekering 2017 € 385,00

8. parkeerkosten in verband met bezoeken aan advocaat, rechtbank Haarlem,

rechtbank Alkmaar, politiebureau, ziekenhuis € 62,67

9. pedicure € 28,00

10. tijdsbesteding uren in verband met gebeurtenis t/m 9 januari 2017:

63 uur, dus gemiste omzet en dus verlies van arbeidsvermogen, geschat € 2.500,00

11. niet vergoede behandelingen fysiotherapie 2017, geschat € 250,00

De officier van justitie heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de hoogte van het bedrag aan vergoeding van immateriële schade.

Ten aanzien van de materiële schade heeft de officier van justitie verzocht het verlies aan arbeidsvermogen te schatten, nu de hoogte daarvan niet exact is vast te stellen. De overige posten zijn voor toewijzing vatbaar, met uitzondering van een bedrag van € 220,50 aan BTW nu de factuur van [naam] (alarminstallatie) is gericht aan [naam BV van slachtoffer 1] en die factuur, blijkens de verklaring van de heer [slachtoffer 1] ter terechtzitting, ook door die B.V. wordt betaald.

De raadsvrouw heeft bepleit de verzochte vergoeding voor reiskosten, parkeergelden, medische kosten in verband met de gebroken pols, tandartskosten in verband met de kroon en het verlies aan arbeidsvermogen af te wijzen. De verzoeken om vergoeding van reiskosten, parkeergelden en verlies aan arbeidsvermogen zijn onvoldoende onderbouwd. Ten aanzien van de gebroken pols stelt de raadsvrouw dat er slechts een indirect, te ver verwijderd, causaal verband is. De noodzaak om de kroon te vervangen is niet aangetoond. Bovendien gaat het om een schatting. Behandeling van deze vordering zou een onevenredige belasting voor het strafproces opleveren. Indien de rechtbank van oordeel is dat het verlies aan arbeidsvermogen wel voor vergoeding in aanmerking komt, verzoekt de raadsvrouw het bedrag aanzienlijk te matigen.

Ten aanzien van het smartengeld heeft de raadsvrouw naar voren gebracht dat de onderbouwing ziet op een ander soort zaak (schot in het hoofd).

Voorts dient het bedrag aan BTW niet vergoed te worden nu de rekening inzake de alarminstallatie op het woonhuis door het bedrijf betaald wordt.

De rechtbank is van oordeel dat de onbetwiste materiële schade ten aanzien van de posten 2, 4, 5, 6, 7, 8, 9 en 11, totaal tot een bedrag van € 1.745,79, rechtstreeks voortvloeit uit de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten . De alarminstallatie komt niet voor vergoeding, nu deze keuze niet als rechtstreekse schade kan worden aangemerkt. Ten aanzien van het verlies aan arbeidsvermogen is de rechtbank van oordeel dat behandeling van deze vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.

Tevens komt de rechtbank vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van € 7.500,00 billijk voor gelet op de thans beschikbare onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. Het slachtoffer heeft zich onder behandeling van een psycholoog moeten laten stellen en het bestaan van psychisch letsel is zonder meer aannemelijk.

In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 4 november 2016 tot aan de dag der algehele voldoening. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien de medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd. Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.

De rechtbank zal de benadeelde ten aanzien van het niet toegewezen deel van de immateriële schade, de alarminstallatie en het verlies aan arbeidsvermogen niet ontvankelijk verklaren in zijn vordering.

De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 8.742,17 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit:

1. smartengeld € 6.500,00

zware kneuzing linker bovenbeen, geneest langzaam, ernstig geestelijk letsel

2. extra gereden kilometers in verband met bezoeken aan advocaat,

Slachtofferhulp, rechtbank Haarlem, rechtbank Alkmaar, politiebureau

Alkmaar, medische behandelaars

totaal 325,6 km tegen € 0,29 per km in 2016 en € 0,26 in 2017 € 90,37

3. parkeerkosten in verband met bezoeken aan ziekenhuis, politiebureau,

advocaat, rechtbank Alkmaar, rechtbank Haarlem, Slachtofferhulp € 44,17

4. kosten medicijnen € 15,66 5. tandartskosten bitje in verband met tandenknarsen € 288,34

6. jas beschadigd, 80% van de nieuwwaarde € 63,95

7. schoenen beschadigd, 80% van de nieuwwaarde € 39,68

8. extra beveiligingsmaatregelen nieuwe woning eind februari 2017 € 1.200,00

9. besteding uren in verband met regeldingen rondom gebeuren

t/m 2 december 2016, totaal 28 uur, verlies van arbeidsvermogen, geschat € 500,00 *

* Ter terechtzitting heeft mr. A.M. Wolf namens de benadeelde het verlies aan arbeidsvermogen zoals opgenomen onder punt 9. ingetrokken nu er doorbetaling van loon heeft plaatsgevonden.

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle verzochte vergoedingen kunnen worden toegewezen nu zij voldoende zijn onderbouwd en in voldoende causaal verband met de overval staan.

De raadsvrouw heeft bepleit de verzochte vergoeding voor reiskosten, parkeergelden, jas en schoenen af te wijzen wegens onvoldoende onderbouwing. Ook de verzochte vergoeding voor beveiliging van het ouderlijk huis dient te worden afgewezen nu de vader daartoe eveneens een verzoek heeft gedaan.

De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade ten aanzien van de posten 2, 3, 4 en 5, totaal tot een bedrag van € 438,54, rechtstreeks voortvloeit uit de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten. De alarminstallatie komt niet voor vergoeding in aanmerking, nu de keuze voor een alarminstallatie in de nieuw te betrekken woning niet kan worden aangemerkt als rechtstreekse schade. Voorts komen de jas en de schoenen niet voor vergoeding in aanmerking wegens onvoldoende onderbouwing van het causaal verband.

Tevens komt de rechtbank vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van € 6.500,00 billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. Het is zonder meer aannemelijk dat sprake is van psychisch letsel en het slachtoffer heeft zich onder behandeling van een psycholoog moeten laten stellen.

In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 4 november 2016 tot aan de dag der algehele voldoening. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien de medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd. Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.

De rechtbank zal de benadeelde ten aanzien van de alarminstallatie, de jas en de schoenen niet ontvankelijk verklaren in haar vordering.

De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 7.875,60 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit:

1. smartengeld in verband met geestelijk letsel € 5.500,00

2. extra gereden kilometers in verband met bezoeken aan advocaat,

Slachtofferhulp, politiebureau, rechtbank Haarlem, rechtbank Alkmaar € 131,43

3. parkeerkosten in verband met bezoeken aan advocaat, rechtbank Haarlem,

rechtbank Alkmaar, politiebureau, Slachtofferhulp € 44,17

4. extra beveiliging woonhuis, geschat € 1.270,50

5. geschat verlies aan arbeidsvermogen in verband met nasleep van de

gijzeling en behandeling bij psycholoog € 1.000,00

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat onder nummers 1 t/m 4 verzochte vergoedingen kunnen worden toegewezen nu zij voldoende zijn onderbouwd en in voldoende causaal verband met de overval staan. De officier van justitie heeft verzocht het verlies aan arbeidsvermogen te schatten, nu de hoogte daarvan niet exact is vast te stellen.

De raadsvrouw heeft bepleit de verzochte vergoeding voor smartengeld, reiskosten, parkeergelden en het verlies aan arbeidsvermogen wegens onvoldoende onderbouwing af te wijzen. Behandeling van de vordering inzake het verlies aan arbeidsvermogen levert bovendien een onevenredige belasting van het strafgeding op. Indien de rechtbank van oordeel is dat het verlies aan arbeidsvermogen wel voor vergoeding in aanmerking komt, verzoekt de raadsvrouw het bedrag aanzienlijk te matigen.

Ten aanzien van het verzoek om vergoeding van de alarminstallatie van het woonhuis heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

Ten aanzien van alle vorderingen heeft de raadsvrouw verzocht eventuele toe te wijzen bedragen aanzienlijk te matigen en de datum van het vonnis aan te houden als ingangsdatum voor de toe te wijzen bedragen gezien de huidige financiële positie van verdachte en het feit dat in de nabije toekomst daarin geen verbetering mag worden verwacht.

De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade ten aanzien van de posten 2 en 3, totaal tot een bedrag van € 175,60, rechtstreeks voortvloeit uit de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten. De alarminstallatie komt niet voor vergoeding in aanmerking nu de keuze voor deze aanschaf niet als rechtstreekse schade kan worden aangemerkt. Ten aanzien van het verlies aan arbeidsvermogen is de rechtbank van oordeel dat behandeling van deze vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.

Tevens komt de rechtbank vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van € 5.500,00 billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. Het slachtoffer heeft zich onder behandeling van een psycholoog moeten laten stellen en de rechtbank acht het bestaan van psychisch letsel zonder meer aannemelijk.

In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 4 november 2016 tot aan de dag der algehele voldoening. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien de medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd. Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.

De rechtbank zal de benadeelde ten aanzien van de alarminstallatie en het verlies aan arbeidsvermogen niet ontvankelijk verklaren in zijn vordering.

schadevergoedingsmaatregel

De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 1 en 2 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: vrijheidsbeneming en afpersing] aanleiding ter zake van de vordering van alle drie benadeelde partijen de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

9 Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:

artikel 36f, 47, 55, 282 en 317 van het Wetboek van Strafrecht ,

zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10 Beslissing

De rechtbank:

Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.5. weergegeven.

Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.

Bepaalt dat de onder 4.5. bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren.

Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.

Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden.

Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Wijst gedeeltelijk toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer 1] geleden schade tot een bedrag van € 9.245,79 (zegge: negenduizend tweehonderdvijfenveertig euro en negenenzeventig cent), bestaande uit € 1.745,79 voor de materiële en € 7.500,00 voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 4 november 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 1] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting. Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door de medeverdachte is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.

Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.

Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.

Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 1] (slachtoffernummer 16-01041/01) de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 9.245,79 (zegge: negenduizend tweehonderdvijfenveertig euro en negenenzeventig cent), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 4 november 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 81 (eenentachtig) dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.

Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens de medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.

Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.

Wijst gedeeltelijk toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer 2] geleden schade tot een bedrag van € 6.938,54 (zegge: zesduizend negenhonderdachtendertig euro en vierenvijftig cent), bestaande uit € 438,54 voor de materiële en € 6.500,00 voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 4 november 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 2] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting. Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door de medeverdachte is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.

Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.

Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.

Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 2] (slachtoffernummer 16-01041/03) de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 6.938,54 (zegge: zesduizend negenhonderdachtendertig euro en vierenvijftig cent), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 4 november 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 69 (negenenzestig) dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.

Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens de medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.

Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.

Wijst gedeeltelijk toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer 3] geleden schade tot een bedrag van € 5.675,60 (zegge: vijfduizend zeshonderdvijfenzeventig euro en zestig cent), bestaande uit € 175,60 voor de materiële en € 5.500,00 voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 4 november 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 3] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting. Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door de medeverdachte is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.

Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.

Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.

Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 3] (slachtoffernummer 16-01041/02) de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 5.675,60 (zegge: vijfduizend zeshonderdvijfenzeventig euro en zestig cent), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 4 november 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 63 (drieënzestig) dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.

Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens de medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.

Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.

Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum

Dit vonnis is gewezen door

mr. P.H.B. Littooy, voorzitter,

mr. A.S. van Leeuwen en mr. J.O.Y. Elagab, rechters,

in tegenwoordigheid van de griffier mr. C.M.A. van der Meij,

en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 februari 2017.

De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.

P-v aangifte [slachtoffer 1] , p. Z.1:3.

P-v aangifte [slachtoffer 1] , p. Z.1:4.

P-v aangifte [slachtoffer 1] , p. Z.1:5 en geschriften, zijnde foto’s, p. Z.1:7-9, en een medische verklaring van SEH-artsen [SEH arts 1] en [SEH arts 2] van Noordwest Ziekenhuisgroep, gedateerd 9 november 2016, p. Z.1:10.

Een geschrift, zijnde een getekend contract gedateerd 3 november 2016.

P-v verhoor aangever [slachtoffer 3] , p. Z2:1 (8ste zin van onder).

P-v verhoor aangever [slachtoffer 3] , p. Z.2:2.

P-v verhoor aangever [slachtoffer 3] , p. Z.2:4 (op 3/4 van de pagina).

P-v verhoor aangever [slachtoffer 3] , p. Z.2:2 (onder het midden).

P-v verhoor aangever [slachtoffer 3] , p. Z.2:3 (bovenaan).

P-v verhoor aangever [slachtoffer 3] , p. Z.2:5 (11de zin van onder).

P-v verhoor aangeefster [slachtoffer 2] , p. Z.3:3.

P-v bevindingen, p D.9:9 (iets boven het midden).

P-v bevindingen, p D.9:10 (bovenaan).

P-v bevindingen, p D.9:10 (14de regel van boven).

P-v bevindingen, p D.9:11 (halverwege).

P-v bevindingen, p. D.9:17 (iets boven het midden).

P-v bevindingen, p. D.9:17 (iets onder het midden).

P-v bevindingen, p. D.9:19 (halverwege).

P-v bevindingen, p. D.9:22 (bovenaan).

P-v verhoor verdachte, p. C.10 (onder het midden) en C.11 (bovenaan).


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature