Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Voorlopige voorziening loondoorbetaling is afgewezen, nu het handelen van werknemer naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter een dringende reden vormt.

Uitspraak



RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht

Sectie Kanton - locatie Alkmaar

Zaaknr./rolnr.: 4901523 \ KG EXPL 16-39 (NE)

Uitspraakdatum: 2 mei 2016

Vonnis in kort geding

De kantonrechter als voorzieningenrechter, rechtdoende in kort geding, heeft het volgende vonnis gewezen in de zaak van:

[naam] ,

wonende te [plaats]

eiser in kort geding

verder te noemen: [de werknemer]

gemachtigde: mr. D.F. de Rooy

tegen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid SPS Cryogenics B.V.,

gevestigd te Heerhugowaard

gedaagde in kort geding

verder te noemen: SPS

gemachtigde: mr. S. Ruijs (USG Legal Professionals B.V.)

1 Het procesverloop

1.1.

[de werknemer] heeft een voorziening gevorderd, zoals omschreven in de daartoe op 17 maart 2016 uitgebrachte dagvaarding.

1.2.

Op 18 april 2016 heeft een zitting plaatsgevonden waarbij tevens de verzoekschriftprocedure met kenmerk 4920629 OA VERZ 16-76 is behandeld. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.

2 De uitgangspunten

2.1.

[de werknemer] is op 5 juni 2012 bij SPS in dienst getreden in de functie van Algemeen Medewerker. Het laatst verdiende salaris van [de werknemer] bedraagt € 2.430,30 bruto.

2.2.

[de werknemer] heeft op 4 juni 2014, 21 november 2014, 15 juni 2015, 25 juni 2015, 20 juli 2015, 25 augustus 2015 en 16 oktober 2015 officiële waarschuwingen gekregen wegens te laat komen, het niet volgen van de juiste procedure bij ziekte dan wel het op het werk verschijnen onder invloed van drank.

2.3.

[de werknemer] is in de periode eind november tot 13 december 2015 gedetineerd geweest in verband met rijden onder invloed.

2.4.

De brief van 8 januari 2016 van SPS aan [de werknemer] luidt, voor zover van belang, als volgt:“(…)Naar aanleiding van uw ongeoorloofd verlof in verband met het feit dat u in hechtenis bent genomen, hebben wij bij terugkeer op maandag 14 december 2015 een gesprek gevoerd. In vervolg op dit gesprek bevestigen wij de gemaakte afspraken als volgt:- Uw salaris is over uw afwezige periode (30 november t/m 11 december 2015) geschorst- Middels dit ongeoorloofd verzuim is bij ons het limiet bereikt en zijn wij overeengekomen, dat u uw gedrag en inzet zult verbeteren en u zult gedragen als goed werknemer zijnde.- Bij een eerstvolgend ongeoorloofd voorval – ongeacht van welke aard – zullen wij direct overgaan tot het nemen van rechtsmaatregelen, welke direct resulteert in het onmiddellijk beëindigen van de arbeidsovereenkomst.- U wordt dringend verzocht zich aan de huisreglementen van SPS Cryogenics B.V., (waarvan een kopie voor alle duidelijkheid wordt bijgevoegd) alsmede de regels zoals de Wet voorschrijft op te volgen. Het mag al dan niet duidelijk zijn dat u de wet heeft overtreden en zich schuldig heeft gemaakt aan het overtreden van de Wet en u middels dit gedrag SPS Cryogenics B.V. behoorlijk heeft benadeeld.Wij gaan ervan uit dat u – middels de voornoemde opgesomde punten – de ernst van de situatie inziet en u zult laten blijken dat verdere acties niet noodzakelijk zullen zijn.U dient deze brief – met betrekking tot uw gedrag – op te vatten als laatste officiële waarschuwing.”

2.5.

[de werknemer] is op 29 februari 2016 op staande voet ontslagen. De ontslagbrief van eveneens 29 februari 2016 luidt, voor zover van belang, als volgt:“Refererend aan ons laatste gesprek d.d. 14-12-2015 en de brief welke u op 08-01-2016 van ons ontving, delen wij u mede dat het vandaag té laat aanwezig zijn op de werkvloer de druppel is geweest en wij hiermee uw arbeidsovereenkomst per direct beëindigen. (…)”

3 De vordering

3.1.

[de werknemer] vordert dat de kantonrechter bij wege van voorlopige voorziening SPS veroordeelt tot betaling van het salaris van € 2.430,00 per maand, te vermeerderen met emolumenten en vakantiegeld over de periode van 29 februari 2016 tot aan de dag waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd, alsmede tot betaling van een dwangsom van € 250,00 voor elke dag of dagdeel dat SPS niet voldoet aan het in deze te wijzen vonnis, kosten rechtens.

3.2.

[de werknemer] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat het ontslag nietig is. Een dringende reden voor het ontslag ontbreekt. Ook is geen toestemming gevraagd voor het ontslag aan het UWV en is geen verzoek gedaan aan de kantonrechter om de arbeidsovereenkomst te ontbinden. [de werknemer] betwist de aan het ontslag ten grondslag gelegde verwijten. [de werknemer] betwist verder dat sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding. Hij stelt zich op het standpunt dat de door SPS gemaakte verwijten ongegrond zijn en niet op waarheid berusten. Volgens [de werknemer] is het besparen van arbeidskosten de enige reden voor het ontslag. Bij SPS is een groot arbeidsverloop. Zo zijn dit jaar een werknemer en vorig jaar vier werknemers op staande voet ontslagen en hebben verschillende werknemers uit eigen beweging de arbeidsovereenkomst opgezegd. Dit alles kan door meerdere getuigen worden bevestigd.

4 Het verweer

4.1.

SPS betwist de vordering. Volgens SPS heeft [de werknemer] zich consistent schuldig gemaakt aan wangedrag. Zo heeft hij zich bij ziekmelding niet gehouden aan het bedrijfsreglement, heeft hij met regelmaat beledigend en negatief gedrag vertoond jegens zijn leidinggevende en collega’s, is hij meermaals ongeoorloofd afwezig geweest, is hij stelselmatig na aanvang van de tussen partijen overeengekomen werktijd verschenen voor het verrichten van zijn werkzaamheden, is hij diverse malen onder invloed van alcohol op de werkvloer verschenen en heeft hij zich niet gehouden aan de bij SPS geldende veiligheidsvoorschriften.

5 De beoordeling

5.1.

De spoedeisendheid van de zaak vloeit uit het gestelde voort en is in voldoende mate gebleken. De kantonrechter volgt SPS dan ook niet in haar betoog dat [de werknemer] de spoedeisendheid niet heeft aangetoond.

5.2.

Uit het over en weer betoogde, de overgelegde stukken en de omstandigheid dat de onderhavige procedure zich niet leent voor (nadere) bewijsvoering is de kantonrechter voorshands, rekeninghoudende met de vermoedelijke beslissing in de eventueel te volgen bodemzaak, het volgende van oordeel.

5.3.

De kantonrechter constateert dat [de werknemer] in deze kort gedingprocedure loonbetaling vordert, maar dat hij geen verzoekschrift heeft ingediend tot vernietiging van de opzegging. Wel bestrijdt [de werknemer] de dringende reden van het ontslag en stelt [de werknemer] dat hij in een nog te voeren bodemprocedure vernietiging van de opzegging zal verzoeken. Dit blijkt ook uit het faxbericht van 3 maart 2016 van de gemachtigde van [de werknemer] aan SPS. Deze brief is door SPS overgelegd bij het eveneens op de zitting van 18 april 2016 behandelde door SPS ingediende voorwaardelijk verzoekschrift tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [de werknemer] . Verder is de kantonrechter op de hoogte van een op 15 april 2016 ingediend verzoekschrift, waarin [de werknemer] verzoekt – naar de kantonrechter begrijpt – de opzegging te vernietigen. Vooruitlopend hierop vordert [de werknemer] bij wege van een voorlopige voorziening loonbetaling vanaf 29 februari 2016.

5.4.

Behoudens voor zover het ontslag op staande voet overeind blijft, is SPS in beginsel gehouden tot betaling van loon en tot het bieden van gelegenheid aan [de werknemer] om de overeengekomen arbeid te verrichten. Daarom dient te worden beoordeeld in hoeverre de verwachting bestaat dat het ontslag op staande voet in een eventuele bodemprocedure stand zal houden. Volgens artikel 7:677 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is ieder der partijen bevoegd de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen om een dringende reden, onder gelijktijdige mededeling van die reden aan de wederpartij. Tussen partijen is niet in geschil of het ontslag onverwijld is gegeven. Wel betwist [de werknemer] dat SPS een dringende reden voor de opzegging had. Aan de orde is dus de vraag of sprake is van een dringende reden.

5.5.

Een ontslag op staande voet is een uiterst middel en is slechts gerechtvaardigd indien van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Bij de beoordeling of sprake is van een dringende reden moeten alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang beschouwd, in aanmerking worden genomen. Daarbij behoort niet alleen in beschouwing te worden genomen de aard en de ernst van hetgeen de werkgever als dringende reden aanmerkt, maar onder meer ook de aard van de dienstbetrekking, de duur daarvan en de wijze waarop de werknemer die dienstbetrekking heeft vervuld, alsmede de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals de leeftijd en de gevolgen die een ontslag op staande voet met zich zou brengen.

5.6.

Door SPS is het te laat komen van [de werknemer] aan het ontslag ten grondslag gelegd. [de werknemer] moest evenwel begrijpen dat zijn eerdere gedragingen voor SPS hebben bijgedragen tot het geven van het ontslag. In de brief van 29 februari 2016 wordt immers vermeld dat het te laat komen de spreekwoordelijke druppel is. De kantonrechter is van oordeel dat SPS een duidelijk beleid, neergelegd in de huisreglementen, voert over onder meer de werktijden en de wijze van ziekmelden. De kantonrechter is voorshands van oordeel dat het ontslag op staande voet, gelet op de onder de feiten vermelde handelingen van [de werknemer] en het daaromtrent gevoerde beleid van SPS, rechtsgeldig is gegeven en dat aannemelijk is dat dit in een eventuele bodemprocedure stand zal houden. Dit mede gelet op de vele waarschuwingen en de korte duur van het dienstverband. Dat SPS een zwaarwegende betekenis toekent aan de naleving van haar huisreglementen, is door [de werknemer] niet weersproken. Gelet op het aantal officiële waarschuwingen en het op 14 december 2015 gevoerde gesprek met [de werknemer] en de op 8 januari 2016 verstuurde brief aan [de werknemer] , was het voor [de werknemer] duidelijk dat hij zich geen misstap meer kon veroorloven. Desondanks komt [de werknemer] op 29 februari 2016 opnieuw te laat op zijn werk. De kantonrechter is voorshands van oordeel dat [de werknemer] verwijtbaar heeft gehandeld door de officiële waarschuwingen niet serieus te nemen en zijn handelen niet aan te passen. Dat de inhoud van de waarschuwingsbrieven niet op waarheid berusten, zoals [de werknemer] stelt, is onvoldoende gemotiveerd onderbouwd. Hierbij neemt de kantonrechter mede in aanmerking dat [de werknemer] nimmer heeft geklaagd over de inhoud van deze brieven.

5.7.

Gelet op het voorgaande vormt het handelen van [de werknemer] , naar het voorlopige oordeel van de kantonrechter, een dringende reden op grond waarvan niet van SPS kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst met [de werknemer] te laten voortbestaan. De vordering van [de werknemer] zal daarom worden afgewezen, met veroordeling van [de werknemer] in de kosten van het geding.

6 De beslissing in kort geding

De kantonrechter:

6.1.

wijst de vordering af;

6.2.

veroordeelt [de werknemer] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor SPS worden vastgesteld op een bedrag van € 400,00 aan salaris van de gemachtigde van [de werknemer] .

Dit vonnis is gewezen door mr. W.A. Swildens, kantonrechter en op 2 mei 2016 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

De griffier De kantonrechter


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature