U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Eisers vorderen staken inbreuk auteursrecht, subsidiair verbod slaafse nabootsing, meer subsidiair verbod onrechtmatig handelen (onrechtmatige concurrentie)

Het betreft vuurvaste tegels voor verwerking in industriële ovens.

Gedaagden zijn partij met wie in het verleden is samengewerkt.

De voorzieningenrechter is van oordeel dat geen van de vorderingen van eisers toewijsbaar zijn

Uitspraak



vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling privaatrecht

Sectie Handel & Insolventie

Locatie Haarlem

zaaknummer / rolnummer: C/15/239702 / KG ZA 16-128

Vonnis in kort geding van 28 april 2016

in de zaak van

1 de rechtspersoon naar Zwitsers recht MOKESYS AG,

statutair gevestigd te Birsfelden (Zwitserland),

2. de rechtspersoon naar Zwitsers recht MOKESA AG,

statutair gevestigd te Basel (Zwitserland),

3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

MOKESA NEDERLAND B.V.,

statutair gevestigd te Apeldoorn en kantoor houdende te Gouda,

eiseressen,

advocaat mr. D.J. Mensink te Groningen,

tegen

1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

VAN DER HOEFF REFRACTORIES B.V.,

gevestigd en kantoor houdende te Limmen,

2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

VDH ENGINEERING B.V.,

gevestigd en kantoorhoudende te Limmen,

3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

VAN DER HOEFF BEHEER EN BELEGGING B.V.,

gevestigd en kantoor houdende te Limmen,

4. [gedaagde4],

vennoot en enig bestuurder van gedaagde sub 3,

wonende te [woonplaats],

gedaagden,

advocaat mr. H. Roerdink te Amsterdam.

Eiseressen worden hierna ook Mokesys, Mokesa AG en Mokesa NL genoemd. Eiseressen gezamenlijk worden hierna ook Mokesys c.s. genoemd. Gedaagden worden hierna VDH Refractories, VDH Engineering, VDH Beheer en [gedaagde4] genoemd. Gedaagden gezamenlijk worden hierna ook [gedaagde4] c.s. genoemd.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

de dagvaarding met producties

de conclusie van antwoord met producties

de akte houdende overlegging producties 7A en 27A van de zijde van Mokesys c.s.

- de mondelinge behandeling op 14 april 2016, bij welke gelegenheid zijn verschenen van de zijde van Mokesys c.s.: de heer [A.] (‘Direktor’ van Mokesys en Mokesa AG), vergezeld van een tolk, de heer [B.] (‘Präsident’ van Mokesys en Mokesa AG), de heer [C.] (bedrijfsjurist van Mokesys en Mokesa AG), mr. Van Essen, bijgestaan door mr. Mensink voornoemd en mr. H.W. Bethlehem en van de zijde van [gedaagde4] c.s.: de heer [gedaagde4] voor zich in privé en als (indirect) bestuurder van de overige gedaagden, bijgestaan door mr. Roerdink voornoemd

de pleitnota van Mokesys c.s.

de pleitnota van [gedaagde4] c.s.

de ter gelegenheid van de mondelinge behandeling van de zijde van [gedaagde4] c.s. overgelegde productie betreffende een octrooi uit 1935 op een “metallic arch”.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1.

Mokesys c.s. houdt zich onder meer bezig met de productie van en handel in vuurvaste tegels (‘platten’) die worden gebruikt in industriële verbrandingsovens waarin warmte wordt omgezet in stoom. De tegels dienen daarachter gelegen pijpen, die gevuld zijn met water, enerzijds te beschermen tegen de warmte en dienen anderzijds warmte door te laten, zodat stoom kan worden gegenereerd.

2.2.

VDH Refractories en VDH Engineering houden zich onder meer bezig met het ontwikkelen, bouwen, onderhouden en reviseren van petrochemische installaties, energiecentrales, vuilverbrandingsinstallaties en hittebestendige installaties en schoorstenen. Zij handelt eveneens in vuurvaste tegels voor industriële verbrandingsovens.

2.3.

[gedaagde4] is enig bestuurder van VDH Beheer. VDH Beheer is enig bestuurder en enig aandeelhouder van VDH Engineering. VDH Engineering is enig bestuurder en enig aandeelhouder van VDH Refractories.

2.4.

In 2009 werd in Nederland Mokesa Benelux B.V. (hierna: Mokesa Benelux) opgericht. De aandelen in deze vennootschap werden voor 60% gehouden door de heer [B.] (hierna: [B.]), de enig aandeelhouder en bestuurder van Mokesys, voor 20% door [gedaagde4] en voor 20% door [D.] (hierna: [D.]). VDH Beheer was algemeen directeur van Mokesa Benelux.

2.5.

Nadat verschil van inzicht was ontstaan tussen de aandeelhouders van Mokesa Benelux, hebben [B.] en VDH Beheer op 18 april 2014, met instemming van [D.], een overeenkomst tot (ver-)koop van aandelen gesloten, waarbij [B.] zijn aandelen in Mokesa Benelux verkocht aan VDH Beheer. De aandelen zijn op deze datum aan VDH Beheer geleverd.

2.6.

Op 18 april 2014 hebben Mokesa, Mokesys en Mokesa Benelux een overeenkomst gesloten (hierna: de beëindigingsovereenkomst), die onder meer het volgende inhoudt:

“(…)

Voorraad Mokesa AG

3. Mokesa AG zal haar voorraad goederen op locatie [adres] uiterlijk op 18 april 2014 afhalen, conform (handgeschreven) voorraadlijst, partijen bekend. De kosten hiervan komen voor rekening van Mokesa AG.

Naamswijziging

4. Van der Hoeff Beheer en Beleggingen B.V., bestuurder van Mokesa Benelux B.V. zal zorgdragen dat ten tijde van de levering van de aandelen, doch uiterlijk 19 april 2014 de statutaire en handelsnaam van de vennootschap Mokesa Benelux B.V. aldus zal wijzigen dat daarin het woord “Mokesa of Mokesys” niet meer voorkomt en is het haar verboden deze naam “Mokesa of Mokesys” in de toekomst te gebruiken in welke vorm of uitdrukking dan ook. Dit verbod voor het gebruik van deze naam geldt eveneens voor elke vennootschap gelieerd aan de heer [gedaagde4], als voor hem privé, alsook andere aandeelhouder(s) van Mokesa Benelux B.V.

(…)”

2.7.

Ter uitvoering van de overeengekomen naamswijziging heeft VDH Beheer de naam van Mokesa Benelux gewijzigd in Van der Hoeff Refractories B.V. In mei 2015 is de naam opnieuw gewijzigd, thans in VDH Engineering. Vervolgens is op 22 mei 2015 VDH Refractories opgericht.

2.8.

Mokesys c.s. brengt zogenaamde ‘platten’, vuurvaste warmtegeleidende tegels, op de markt, onder meer met de productaanduiding ‘MS 90G 27 2’, die er als volgt uitzien:

vooraanzicht

achteraanzicht

2.9.

[gedaagde4] c.s. brengt onder de naam “VDH-R platte” en “e-VDH-R platte” vuurvaste warmte geleidende tegels op de markt die er als volgt uitzien:

vooraanzicht

achteraanzicht

2.10.

De tegels van Mokesys c.s. zijn groter van formaat dan de tegels van [gedaagde4] c.s.

In een zijaanzicht ziet dat er zo uit:

waarbij de bovenste tegel afkomstig is van Mokesys c.s. en de onderste van [gedaagde4] c.s.

2.11.

Bij brief van haar advocaat van 6 november 2015 heeft Mokesys c.s. gesteld dat [gedaagde4] c.s. met haar tegels inbreuk maakt op het auteursrecht dat Mokesys c.s. op haar tegels heeft, alsmede dat sprake is van een onrechtmatige nabootsing/verveelvoudiging waardoor nodeloos verwarring wordt geschapen bij het publiek en waardoor Mokesys c.s. schade lijdt. Daarnaast heeft zij gesteld dat [gedaagde4] c.s. onrechtmatig handelt door kennis die [gedaagde4] bij Mokesys c.s. heeft opgedaan wederrechtelijk te gebruiken. Zij heeft [gedaagde4] c.s. gesommeerd – samengevat – dit handelen te staken en gestaakt te houden, afnemers te instrueren voorraad terug te zenden, voorraad te vernietigen, informatie te verstrekken over voorraad en verkoop, winst af te dragen, in te stemmen met een boetebeding, en een bedrag van € 20.000,00 te betalen als voorschot op onder meer schadevergoeding.

2.12.

Deze brief, noch navolgende correspondentie, hebben er toe geleid dat [gedaagde4] c.s. aan de sommaties gevolg heeft gegeven. [gedaagde4] c.s. betwist dat sprake is van auteursrechtinbreuk en/of onrechtmatig handelen.

3 Het geschil

3.1.

Mokesys c.s. vordert dat:

“het U.A. voorzieningenrechter (…) moge behage bij vonnis, alles voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad (…),

PRIMAIR

1. Gedaagden hoofdelijk te gebieden met onmiddellijke ingang na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis iedere inbreuk op de auteursrechten van Mokesys c.s. eiseressen met betrekking tot de vormgeving van de in het lichaam van de dagvaarding omschreven en afgebeelde VDH-platten, welke op de markt worden gebracht onder de naam VDH-boiler Tile Systeem en meer specifiek als het e-VDH-R System c.q. de e.VDH-R Platte, te (doen) staken en gestaakt te (doen) houden, meer in het bijzonder door gedaagden ieder gebruik en/of de exploitatie in Nederland van de ‘VDH-platten’ te verbieden;

SUBSIDIAIR

2. Gedaagden hoofdelijk te gebieden met onmiddellijke ingang na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis ieder onrechtmatig handelen ten opzichte van eiseressen bestaande uit (het doen laten) produceren en verhandelen van de in het lichaam van de dagvaarding omschreven en afgebeelde ‘VDH platten’, welke platten op de markt worden gebracht onder de naam VDH boiler Tile Systeem en meer specifiek als het e-VDH-R System c.q. de e.VDH-R Platte, te (doen) staken en gestaakt te (doen) houden, meer in het bijzonder door gedaagden ieder gebruik en/of de exploitatie van de ‘VDH-platten’ te verbieden;

MEER SUBSIDIAIR

3. Gedaagden te bevelen om met onmiddellijke ingang na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis, de stelselmatige nabootsing van de producten van eiseressen te staken en gestaakt te houden, door het verhandelen, importeren en/of exporteren van de van de in het lichaam van de dagvaarding omschreven en afgebeelde ‘VDH-platten’, welke platten op de markt worden gebracht onder de naam VDH-boiler Tile Systeem en meer specifiek als het e-VDH-R System c.q. de e.VDH-R Platte, meer in het bijzonder door [gedaagde4] c.s. ieder gebruik en/of de exploitatie van de ‘VDH-platten’ te verbieden;

MEER MEER SUBSIDIAIR

4. Gedaagden hoofdelijk te gebieden met onmiddellijke ingang na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis ieder onrechtmatig handelen ten opzichte van eiseressen bestaande uit het voeren van onrechtmatige concurrentie door het (doen laten) produceren en in de markt aanbieden van de ‘VDH-platten’ te staken en gestaakt te houden.

ZOWEL PRIMAIR, ALS SUBSIDIAIR, ALS MEER SUBSIDIAIR, ALS MEER MEER SUBSIDIAIR

5. Gedaagden hoofdelijk te gebieden met onmiddellijke ingang na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis ieder onrechtmatig handelen ten opzichte van eiseressen bestaande uit het doen van uitlatingen waaruit derden zouden kunnen doen vermoeden dat er een commerciële, dan wel zakelijke band bestaat tussen eiseressen,gedaagden of E-R-S en eiseressen, te staken en gestaakt te houden;

6. Gedaagden te bevelen om aan de onder 1., onder 2., onder 3., onder 4 dan wel onder 5 gevorderde geboden te voldoen op straffe van verbeurte van een dwangsom voor iedere overtreding dan wel niet-nakoming van het bevel van

€ 10.000,-- voor iedere dag - en voor iedere gedaagde, een gedeelte van een dag daarvan tot een gehele gerekend - dat de overtreding dan wel niet-nakoming voortduurt, waarbij de dwangsommen worden gemaximeerd op een bedrag van

€ 1.000.000,-, te rekenen vanaf het moment dat het vonnis aan gedaagden wordt betekend, met gelijktijdig bevel om aan de inhoud daarvan te voldoen;

7. Gedaagden in deze procedure, hoofdelijk, des dat de één betalende de ander zal zijn bevrijd, te veroordelen tot betaling van de volledige proces- en nakosten van het geding aan eiseressen te voldoen, zoals gespecificeerd in de (…) kostenstaat, conform 1019h Rv, (…)”

3.2.

Mokesys c.s. legt aan haar vorderingen primair ten grondslag dat sprake is van inbreuk op het auteursrecht van Mokesys. Subsidiair legt zij aan haar vorderingen slaafse nabootsing ten grondslag. Zij stelt dat als gevolg van die slaafse nabootsing gevaar voor verwarring bestaat. Meer subisidiar legt zij aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde4] c.s. onrechtmatig jegens haar handelt. Zij stelt dat sprake is van oneerlijke concurrentie, nu [gedaagde4] c.s. onrechtmatig gebruik maakt van de know how die [gedaagde4] tijdens de samenwerking in Mokesa Benelux heeft opgedaan. Mokesys c.s. stelt dat zij door het handelen van [gedaagde4] c.s. schade heeft geleden in de vorm van gederfde winst en reputatieschade en dat zij vermogensschade heeft geleden als gevolg van de redelijke kosten die zij heeft moeten maken ter vaststelling van de schade en aansprakelijkheid. De in de dagvaarding meer meer subsidiair aangevoerde grondslag dat sprake is van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de beëindigingsovereenkomst, heeft Mokesys c.s. ter zitting ingetrokken.

3.3.

Mokesys c.s. heeft ter zitting uitdrukkelijk te kennen gegeven zich niet op haar octrooi te beroepen. De voorzieningenrechter zou (ingevolge het bepaalde in artikel 80 Rijksoctrooiwet 1995 ) overigens ook niet bevoegd zijn om te oordelen over de vraag of sprake is van een inbreuk op het octrooirecht van Mokesys. Het gaat Mokesys c.s. om het uiterlijk van de tegel met de productaanduiding ‘MS 90G 27 2’ in zijn geheel, derhalve om meer dan (het uiterlijk van) de elementen waarvoor octrooi is verleend.

3.4.

[gedaagde4] c.s. voert verweer.

3.5.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling

Internationale bevoegdheid voorzieningenrechter en toepasselijk recht

4.1.

Mokesys en Mokesa AG zijn gevestigd in Zwitserland, [gedaagde4] c.s. zijn gevestigd c.q. woonachtig in Nederland. Om die reden valt dit (internationale) geschil onder het werkingsgebied van het Verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken van 30 oktober 2007 (EVEX-II).

4.2.

Op grond van artikel 2 van EVEX-II dienen degenen die woonplaats hebben op het grondgebied van een door dit verdrag gebonden staat te worden opgeroepen voor de gerechten van die staat. [gedaagde4] c.s. zijn gevestigd c.q. woonachtig in Nederland, zodat de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt.

4.3.

Ook op grond van het bepaalde in artikel 5 lid 3 EVEX-II, waarin is bepaald dat bij verbintenissen uit onrechtmatige daad bevoegd is het gerecht van de plaats waar het schade brengende feiten zich heeft voorgedaan of kan voordoen, kom de Nederlandse rechtsmacht toe. Mokesys c.s. stelt immers dat [gedaagde4] c.s. onrechtmatig handelen jegens haar door in Nederland op haar auteursrecht inbreukmakende tegels te produceren en te verhandelen.

4.4.

Tussen partijen is niet in geschil dat op de gesteld tussen hen geldende rechtsverhoudingen Nederlands recht van toepassing is.

Spoedeisend belang

4.5.

[gedaagde4] c.s. stelt zich op het standpunt dat Mokesys c.s. geen spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen, aangezien Mokesys c.s. er reeds sinds de aandelenoverdracht in april 2014 mee bekend was dat [gedaagde4] c.s. vuurvaste tegels verkocht, daar niet eerder dan in november 2015 tegen is gaan protesteren en pas een half jaar later dit kort geding aanhangig heeft gemaakt. Mokesys c.s. hebben aldus volgens [gedaagde4] c.s. onvoldoende voortvarend gehandeld.

4.6.

De voorzieningenrechter volgt [gedaagde4] c.s. hierin niet. Mokesys c.s. heeft voldoende gemotiveerd gesteld dat zij, toen zij in juni 2014 voor het eerst bemerkte dat er verwarring bestond bij een leverancier over de fabricage van tegels, dacht dat het om een incident ging, en dat zij pas in oktober 2015 tot de conclusie kwam dat [gedaagde4] c.s. inbreukmakende tegels maakte en verhandelde. Zij heeft voorts voldoende gemotiveerd gesteld dat zij vervolgens direct actie heeft ondernomen en heeft getracht buitengerechtelijk te bewerkstelligen dat [gedaagde4] c.s. het door Mokesys c.s. gewraakte handelen zou staken. Pas toen dat niet lukte is zij tot dagvaarding overgegaan. Uit deze gang van zaken blijkt naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet dat Mokesys c.s. onvoldoende voortvarend heeft gehandeld. Gelet op de aard van de vordering heeft zij voldoende spoedeisend belang.

Ontvankelijkheid Mokesa AG en Mokesa NL

4.7.

[gedaagde4] c.s. voert in de eerste plaats aan dat Mokesa AG en Mokesa NL niet in hun vorderingen jegens [gedaagde4] c.s. kunnen worden ontvangen, omdat onvoldoende is gesteld of gebleken dat zij een eigen belang hebben bij de ingestelde vorderingen.

4.8.

Dit verweer faalt. Mokesys c.s. stelt dat [gedaagde4] c.s. onrechtmatig heeft gehandeld jegens Mokesa AG en Mokesa NL. Deze eiseressen kunnen dan ook worden ontvangen in hun vorderingen. Of Mokesys c.s. zich terecht op dit standpunt stelt, komt pas bij de inhoudelijke beoordeling aan de orde.

Ontvankelijkheid jegens VDH Beheer en [gedaagde4]

4.9.

[gedaagde4] c.s. stelt zich voorts op het standpunt dat VDH Beheer en [gedaagde4] ten onrechte in het geding zijn betrokken, aangezien alleen VDH Engineering en VDH Refractories zich bezig houden met de productie en verkoop van de tegels. VDH Beheer houdt zich bezig met interim-management op het gebied van industriële installaties en vuurvast technologie en het geven van onderwijs. [gedaagde4] in persoon heeft alleen gehandeld in zijn hoedanigheid van bestuurder en aan hem kan geen voldoende ernstig verwijt worden gemaakt waardoor hij in persoon aansprakelijk gesteld zou kunnen worden, aldus [gedaagde4] c.s.

4.10.

In reactie hierop stelt Mokesys c.s. dat haar belang zich niet beperkt tot de partijen die de tegels fabriceren en verkopen. Ten aanzien van VDH Beheer stelt zij belang te hebben omdat VDH Beheer als feitelijke rechtsopvolger van Mokesa Benelux de beëindigingsovereenkomst niet naleeft. Daarnaast wijst Mokesys c.s. er op dat de rechtsvoorganger van VDH Beheer de overeenkomst tot (ver-)koop van aandelen heeft ondertekend en daarmee heeft ingestemd met het niet going-concern overnemen van de vennootschap. Dit acht Mokesys c.s. relevant in het kader van het door haar gestelde onrechtmatig handelen van [gedaagde4] c.s. Aldus heeft Mokesys c.s. voldoende gesteld om in haar vordering jegens VDH Beheer te worden ontvangen. Ook hier geldt dat de gegrondheid van de stellingen pas bij de inhoudelijke beoordeling aan de orde komt.

4.11.

Mokesys c.s. stelt voorts belang te hebben bij haar vordering tegen [gedaagde4], (onder meer) omdat hij (indirect) bestuurder is van de overige gedaagden. In dit kader betoogt Mokesys c.s., onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 23 november 2012 (ECLI:NL:PHR:2012:BX5881 (Spaanse Villa)), dat [gedaagde4] gelet op zijn zeer sterke persoonlijke betrokkenheid in privé verantwoordelijk is voor de gedragingen van de overige gedaagden. Daarmee heeft Mokesys c.s. naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter voldoende gesteld om ontvankelijk te zijn in haar vordering. Ten aanzien van de gegrondheid van dit standpunt overweegt de voorzieningenrechter als volgt.

Persoonlijke aansprakelijkheid [gedaagde4] voor handelen vennootschappen

4.12.

Indien een vennootschap tekortschiet in de nakoming van een verbintenis of een onrechtmatige daad pleegt (daaronder begrepen het maken van inbreuk op een recht van intellectuele eigendom), is uitgangspunt dat alleen de vennootschap aansprakelijk is voor daaruit voortvloeiende schade. Onder bijzondere omstandigheden is evenwel, naast aansprakelijkheid van die vennootschap, ook ruimte voor aansprakelijkheid van een bestuurder van de vennootschap. Voor het aannemen van zodanige aansprakelijkheid is vereist dat die bestuurder ter zake van de benadeling persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Het antwoord op de vraag of de bestuurder persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt, is afhankelijk van de aard en ernst van de normschending en de overige omstandigheden van het geval (HR 5 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2628 (RCI Financial Services/K)).

4.13.

Het Spaanse Villa arrest waar Mokesys c.s. zich op beroept, had geen betrekking op de vraag of de betrokkene persoonlijk aansprakelijk kon worden gehouden voor een tekortkoming of onrechtmatig handelen van de vennootschap, maar op de vraag of de betrokkene, optredend als deskundig bemiddelaar, had gehandeld in strijd met een op hem persoonlijk in die hoedanigheid rustende zorgvuldigheidsnorm. In het onderhavige geval is gesteld noch gebleken dat [gedaagde4] een op hem rustende zorgvuldigheidsnorm heeft geschonden. Mokesys c.s. kan dan ook niet met een beroep op het Spaanse Villa arrest betogen dat [gedaagde4] persoonlijk aansprakelijk is voor het gestelde onrechtmatig handelen van de gedaagde vennootschappen.

4.14.

Indien sprake is van handelen van een persoon in het kader van zijn taakvervulling als bestuurder van een vennootschap, zoals in het onderhavige geval, dient de vraag of hij ook persoonlijk aansprakelijk is voor de schade die de wederpartij lijdt ten gevolge van wanprestatie of een onrechtmatige daad van de vennootschap, steeds overeenkomstig de hiervoor in 4.12 bedoelde verzwaarde maatstaf van bestuurdersaansprakelijkheid te worden beantwoord.

4.15.

Mokesys c.s. heeft echter nagelaten feiten en omstandigheden te stellen op grond waarvan geoordeeld zou kunnen worden dat [gedaagde4] een ernstig persoonlijk verwijt kan worden gemaakt ten aanzien van het handelen van VDH Refractories, VDH Engineering en VDH Beheer. De enkele stelling dat hij alle ins en outs van die vennootschappen kende is onvoldoende om dat oordeel te dragen. Aldus heeft Mokesys c.s. op dit punt niet aan haar stelplicht voldaan. De vordering jegens [gedaagde4], voor zover gegrond op bestuurdersaansprakelijkheid, zal om die reden worden afgewezen.

4.16.

Voor zover Mokesys c.s. heeft bedoeld te betogen dat [gedaagde4] zelf onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld door zijn kennis en kunde aan te wenden ten behoeve van VDH Refractories, VDH Engineering en VDH Beheer, oordeelt de voorzieningenrechter daarover in r.o. 4.37 en verder.

Inbreuk auteursrecht

4.17.

Mokesys c.s. stelt dat [gedaagde4] c.s. inbreuk maakt op haar auteursrecht, omdat de tegels die [gedaagde4] c.s. produceren en verhandelen een kopie zijn van het ontwerp van de tegels van Mokesys c.s. Ter zitting heeft Mokesys c.s. verduidelijkt dat zij zich beroept op het auteursrecht op haar tegels met de productaanduiding ‘MS 90G 27 2’ (hierna: de Mokesys-tegels).

Maker

4.18.

[gedaagde4] c.s. voert hier in de eerste plaats tegen aan dat uitsluitend Mokesys als maker van de Mokesys-tegels kan worden aangemerkt en dat de overige eiseressen in deze geen vorderingsrecht hebben.

4.19.

Ter zitting heeft Mokesys c.s. erkend dat uitsluitend Mokesys als maker van de Mokesys-tegels kan worden aangemerkt. De voorzieningenrechter gaat er dan ook van uit dat Mokesys auteursrechthebbende is. Dat Mokesa AG en Mokesa NL eigen rechten hebben om tegen auteursrechtinbreuken op te treden is, voor zover zij dat al hebben bedoeld te stellen, door Mokesys c.s. tegenover de betwisting daarvan door [gedaagde4] c.s., niet (voldoende) onderbouwd. Mokesa AG en Mokesa NL kunnen de gestelde auteursecht inbreuk reeds daarom niet aan hun vorderingen ten grondslag leggen.

4.20.

In het navolgende wordt beoordeeld of Mokesys zich terecht op het door haar gestelde auteursrecht beroept.

Werk

4.21.

[gedaagde4] c.s. voeren aan dat de Mokesys-tegels geen auteursrechtelijk beschermd werk zijn. Volgens [gedaagde4] c.s. wordt niet voldaan aan de vereisten van een oorspronkelijk karakter en persoonlijk stempel van de maker, nu – beknopt weergegeven – de keuzes die Mokesys bij haar ontwerp heeft gemaakt technisch en functioneel bepaald zijn.

4.22.

Bij de beoordeling van dit verweer stelt de voorzieningenrechter de maatstaf als geformuleerd door de Hoge Raad in het arrest van 12 april 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY1532 (Stokke/Fikszo), voorop. Voor auteursrechtelijke bescherming onder de Auteurswet is vereist dat het desbetreffende werk een eigen oorspronkelijk karakter heeft en het persoonlijk stempel van de maker draagt (vgl. HR 30 mei 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC2153 (Endstra)). Het HvJEU heeft dit begrip aldus geformuleerd dat het moet gaan om “een eigen intellectuele schepping van de auteur van het werk” (HvJEU 16 juli 2009, nr. C-5/08, ECLI:NL:XX:2009:BJ3749 (Infopaq I). Deze maatstaf geldt evenzeer wanneer het een gebruiksvoorwerp betreft (vgl. BenGH 22 mei 1987, nr. A 85/3, ECLI:NL:XX:1987:AK1803, NJ 1987/881 en HR 15 januari 1988, ECLI:NL:HR:1988:AG5738 (Screenoprints)). Aanleiding voor de veronderstelling dat zulks naar Europees recht anders zou zijn, is er niet.

Dit werkbegrip vindt haar begrenzing waar het eigen, oorspronkelijk, karakter van het ontwerp enkel datgene betreft wat noodzakelijk is voor het verkrijgen van een technisch effect. Elementen van het werk die louter een technisch effect dienen of te zeer het resultaat zijn van een door technische uitgangspunten beperkte keuze, zijn van bescherming uitgesloten (vgl. HvJEU 22 december 2010, nr. C-393/09, ECLI:NL:XX:2010:BP0405 (BSA) en HR 16 juni 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU8940 (Kecofa/Lancôme)). Daarbij verdient opmerking dat deze uitsluiting van auteursrechtelijke bescherming zich niet uitstrekt tot alle elementen die een technische functie bezitten: daarmee zou de industriële vormgeving ten onrechte buiten het bereik van het auteursrecht geplaatst worden. Het feit dat het werk voldoet aan technische en functionele eisen laat overigens onverlet dat de ontwerpmarges of keuzenmogelijkheden zodanig kunnen zijn geweest dat voldoende ruimte bestond voor creatieve keuzes van de maker die een werk in auteursrechtelijke zin kunnen opleveren. (vgl. HR 8 september 2006, ECLI:NL:HR:2006:AX3171 (Slotermeervilla’s) en Hoge Raad 12 april 2013, ECLI:NL:HR: BY1522, Hauck/Stokke).

Ook een verzameling of bepaalde selectie van op zichzelf niet beschermde elementen kan een (oorspronkelijk) werk zijn in de zin van de Auteurswet, mits die selectie het persoonlijk stempel van de maker draagt.

4.23.

Voorts is van belang dat een technische oplossing die voorwerp van een octrooi is (of is geweest) daardoor niet per se als “noodzakelijk voor het verkrijgen van een technisch effect” van auteursrecht is uitgesloten, namelijk niet als die oplossing de toepassing van andere vormgeving ter verkrijging van hetzelfde technische effect niet te zeer beperkt (vgl. Hof ’s-Hertogenbosch, 7 juli 2015, ECLI:NL:GSHSHE:2015:2508).

4.24.

Volgens Mokesys bestond er bij het ontwerp van de Mokesys-tegel, ondanks de technische vereisten waaraan de tegel moest voldoen, voldoende ruimte voor creatieve keuzes. In de dagvaarding heeft zij in dit kader gesteld dat alleen de keuze voor het materiaal van de Mokesys-tegel technisch bepaald is en dat er voldoende “subjectief functionele vormgevingselementen” zijn waarin sprake is van eigen smaak of voorkeur van de maker: de gleuf in de tegel, de bolling van de tegel, de breedte, de hoekige omtrekvorm, de bedrijfskenmerken, de kleur en de coating van de tegel. In dit kader heeft Mokesys gewezen op alternatieven in de markt (het “Umfeld”).

4.25.

Ter zitting heeft Mokesys c.s. echter erkend dat de door haar als alternatief voorgestelde blokken en stenen geen werkelijk alternatief zijn. Slechts tegels zijn geschikt om de beoogde functie (zie r.o. 2.1) te vervullen. Ook heeft zij erkend dat de tegels hoekig moeten zijn, aangezien de schachten waarin deze worden aangebracht hoekig zijn. Daarnaast heeft zij erkend dat de kleur van de tegel de natuurlijke kleur is van het gebruikte (technisch bepaalde) materiaal en dat er geen sprake is van een apart aangebrachte coating, maar van een toplaag die door het bakproces ontstaat. Van al deze elementen kan derhalve niet worden geoordeeld dat de maker eigen creatieve keuzes heeft kunnen maken. Ook ten aanzien van het aangebrachte bedrijfskenmerk en de breedte van de tegel kan niet worden geoordeeld dat deze het resultaat zijn van eigen creatieve keuzes van de maker: [gedaagde4] c.s. heeft onbetwist gesteld dat dit kenmerk verwijst naar een gangbare aanduiding van Mokesys als producent (MS), in combinatie met de steekmaat, het aantal pijpen dat afgedekt moet worden, de dikte van de tegel, het jaartal van de productie en/of het batchnummer en daarnaast heeft [gedaagde4] c.s. onbetwist gesteld dat de breedte van de tegel is ingegeven door de ruimte tussen de achter de tegel liggende pijpen.

4.26.

In reactie hierop heeft Mokesys c.s. ter zitting gesteld dat het eigen persoonlijk karakter van het werk en het persoonlijk stempel van de maker zijn gelegen in de sleuf aan de achterzijde en de bolling aan de voorzijde van haar tegel. Mokesys betoogt in dit kader dat voor de verticale sleuf aan de achterzijde en de bolling aan de voorzijde andere keuzes mogelijk waren geweest en dat de keuze die zij heeft gemaakt haar eigen creatieve keuze is geweest. Ter onderbouwing van dit betoog wijst zij op het rapport dat zij heeft laten opstellen door ir. [E.] (hierna: [E.]), Nederlands en Europees octrooigemachtigde. Deze heeft onder meer het volgende opgemerkt:

“(…)

De aanwezigheid van deze ribbel met een constante radius geflankeerd door vlakke oppervlakken is niet noodzakelijk voor het verkrijgen van een technisch effect.(…) Indien gewenst zou worden dat (globaal) de tegel tegenover de groef even dik is aan weerszijden van de groef, zou ook de groef meer verdiept geplaatst kunnen worden (…). Als gewenst wordt de tegel aan weerszijden van de groef dichter op de leidingen aan te laten sluiten dan bij een vlakke tegel het geval zou zijn, om tussen de tegel en de leidingen (voor gelijkmatige warmteoverdracht) een vulling van een constante dikte te verkrijgen, zou in plaats van vlakke oppervlakken aan weerszijden van de ribbel, een naar de rand toe gekromd of doorlopend schuin verlopende uitvoering van de tegel mogelijk zijn geweest.(…)

Hoewel het technisch kader waarin deze Mokesa tegels worden toegepast op het eerste gezicht weinig vormgevingsvrijheid lijkt toe te laten, blijkt aldus dat het technisch gezien niet nuttig of nodig is om de specifieke vormgeving van deze Mokesa tegels die in geplaatste toestand de functie van de wand visueel benadrukt toe te passen.

In het geval van de tegels van [gedaagde4] (…) geldt dit des te meer, omdat deze tegels een groef hebben die minder diep is dan de Mokesa tegels. De ribbel ter plaatse van de groef verschaft daardoor bij de [gedaagde4] tegels meer extra materiaaldikte (…) dan het voorkomen van een verdunning ter plaatse van de groef (…) nodig zou zijn geweest. Ter plaatse van de ribbel is de materiaaldikte daardoor groter dan ter plaatse van de flankerende vlakke oppervlakken.

(…)

Door een ribbel met constante radius toe te passen die aan weerszijden geflankeerd wordt door vlakke oppervlakken is de vormgeving van de tegel van [gedaagde4], en in het bijzonder van een bekleding samengesteld uit deze tegels, visueel identiek aan de vormgeving van de Mokesa tegel resp. aan een daaruit gevormde wandbekleding, terwijl dit voor de technische functionaliteit niet noodzakelijk is.(…)”

4.27.

[gedaagde4] c.s. heeft hiertegenover gemotiveerd betoogd dat de sleuf noodzakelijk is voor het ophangen van de tegels en daarmee technisch bepaald is, dat een sleuf in een ontwerp bovendien niet nieuw is maar al sinds 1930 in verschillende octrooien terugkomt, dat de bolling zowel technisch (verstevigen van de tegel op de plaats waar de sleuf is aangebracht) als functioneel (vergroten oppervlakte warmteoverdracht) bepaald is en dat andere keuzes zoals door [E.] aangevoerd niet logisch en/of niet praktisch zijn. Gelet op de oppervlakte waarin de tegels doorgaans verwerkt worden mogen ze immers niet te dik en te zwaar worden.

4.28.

De voorzieningenrechter overweegt hieromtrent als volgt.

4.29.

Ter zitting heeft de heer [A.] namens Mokesys verklaard dat de sleuf in de Mokesys-tegel er toe dient de tegels te kunnen ophangen aan de pijpenwand, terwijl de tegels niet gefixeerd worden, zodat zij (door veranderingen in hitte) kunnen uitzetten en krimpen. Hij heeft voorts verklaard dat de tegenover de sleuf liggende bolling is gemaakt om de tegel te verstevigen. Zou deze bolling er niet zitten dan zou de tegel, door de aanwezigheid van de sleuf, op het punt van de sleuf te dun zijn. Zou niet slechts voor een bolling worden gekozen maar voor een verdikking van de gehele tegel, dan zou de tegel op de niet tegenover de sleuf liggende gedeelten dikker zijn dan nodig voor de beschermingsfunctie, hetgeen afbreuk doet aan de warmtegeleidende functie. De voorzieningenrechter acht het gelet hierop aannemelijk dat de bodemrechter tot het oordeel zal komen dat de sleuf en de bolling noodzakelijk zijn voor het verkrijgen van een technisch effect, althans te zeer het resultaat zijn van een door technische uitgangspunten beperkte keuze.

4.30.

Anders dan Mokesys c.s. betoogt betekent het feit dat er volgens [E.] alternatieven denkbaar zijn voor de sleuf en de bolling, niet zonder meer dat moet worden geconcludeerd dat de betreffende elementen niet louter een technisch effect dienen. Er moet sprake zijn van reële alternatieven die geen afbreuk doen aan de technische functie en die niet zinloos of futiel zijn (vgl. Hof ‘s-Gravenhage, 29 maart 2016, ECLI:NL:GDHA:216:928). [gedaagde4] c.s. heeft ter zitting gemotiveerd uiteengezet dat de door [E.] voorgestelde alternatieven er toe leiden dat de tegel op punten dikker is dan nodig, dan wel dat de tegel aan stevigheid inboet. Waar partijen het er over eens zijn dat de meest efficiënte tegel dik genoeg is om de achterliggende pijpen te beschermen en dun genoeg om hitte door te laten, moet het kiezen voor een vorm die de vorm van de sleuf volgt, worden gezien als een keuze voor een zo optimaal mogelijk technisch effect (in de woorden van Mokesys c.s. “een optimaal compromis (…) tussen enerzijds een goed rendement en anderzijds een lange levensduur van de ketel”). Zou een andere vorm zijn gekozen, dan zou dat betekenen dat de tegel ofwel minder zou beschermen, ofwel minder warmte zou doorlaten, en daarmee minder efficiënt zou zijn. Daarmee is voorshands aannemelijk dat de door [E.] genoemde alternatieven geen reële alternatieven zijn.

4.31.

Een en ander betekent dat het bestaan van de door [E.] geschetste alternatieven geen afbreuk doet aan de conclusie dat zowel de keuze voor de sleuf als voor de bolling zijn ingegeven door het met de tegel beoogde technisch effect, althans te zeer het resultaat zijn van een door technische uitgangspunten beperkte keuze.

4.32.

Op grond van het hiervoor overwogene komt de voorzieningenrechter tot het oordeel dat aannemelijk is dat de bodemrechter zal oordelen dat geen sprake is van een auteursrechtelijke beschermd werk. De vorderingen, voor zover gebaseerd op een gestelde inbreuk op het auteursrecht, worden om die reden afgewezen.

Slaafse nabootsing

4.33.

Mokesys c.s. stelt zich subsidiair op het standpunt dat sprake is van slaafse nabootsing van de Mokesys-tegel door [gedaagde4] c.s. Zij stelt dat [gedaagde4] c.s. te weinig is afgeweken van haar ontwerp en te weinig andere keuzes heeft gemaakt waar dat mogelijk was. Zij stelt voorts dat als gevolg daarvan het verwarringsgevaar zich heeft verwezenlijkt, aangezien er verwarring is ontstaan bij de producenten, Saint Gobain en VGT-Dyko, over de herkomst van de opdracht om tegels te maken.

4.34.

Bij de beoordeling van deze grondslag neemt de voorzieningenrechter als uitgangspunt dat het volgens vaste jurisprudentie een ieder in beginsel vrij staat producten na te bootsen, mits geen inbreuk wordt gemaakt op intellectuele eigendomsrechten van derden. Het nabootsen van een product wordt pas onrechtmatig indien de nabootser zonder aan de deugdelijkheid en bruikbaarheid afbreuk te doen op bepaalde punten evengoed een andere weg had kunnen inslaan en door dit na te laten verwarring sticht (HR 20 november 2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ6999 (Lego)). De zorgvuldigheid eist dat de nabootser op die punten waar het kan, met betrekking tot de vormgeving die niet bepalend is voor de deugdelijkheid en de bruikbaarheid van het product, een andere vormgeving kiest. Op degene die de bescherming inroept rust de last te bewijzen dat de nabootser evengoed ook een andere weg had kunnen inslaan.

In aanmerking nemende dat van de nabootser niet verlangd wordt dat hij aan de

deugdelijkheid en de bruikbaarheid afbreuk doet teneinde verwarring te voorkomen, staat het de nabootser vrij een in het nagebootste product gekozen technische oplossing toe te passen, ook al zouden er alternatieve technische oplossingen zijn om hetzelfde technisch effect te bereiken (vgl. HR 31 mei 1991, ECLI:NL:HR:ZC0259 (Raamuitzetter)). Het bovenstaande doet er niet aan af dat van de nabootser wel geëist mag worden dat hij voor een andere vormgeving van het element waarin de technische oplossing is belichaamd en/of van andere elementen van het product kiest om verwarring te voorkomen indien en voor zover dat mogelijk is zonder aan de deugdelijkheid en de bruikbaarheid afbreuk te doen. Deze verplichting gaat echter in beginsel niet zover dat hij gehouden is een, extra kosten meebrengend, zinloos element toe te voegen, of een afwijking aan te brengen die te futiel is om verwarring te voorkomen; dan zou er immers geen sprake zijn van een andere weg die hij “even goed” had kunnen inslaan teneinde verwarring te voorkomen (vgl. Hof ‘s-Gravenhage, 29 maart 2016, ECLI:NL:GDHA:216:928).

4.35.

Zoals hiervoor in r.o. 4.25 tot en met 4.31 is overwogen, zijn de elementen die Mokesys kenmerkend acht voor de Mokesys-tegel allemaal ofwel het resultaat van het vervaardigingsproces, ofwel (te zeer) door de technische functie van de tegels bepaald. Voorts is overwogen dat aannemelijk is dat de door Mokesys c.s. onder verwijzing naar het rapport van [E.] genoemde vormgevingsalternatieven afbreuk doen aan de deugdelijkheid of de bruikbaarheid van de tegels. Daarbij komt dat het toevoegen van een andere kleur (zoals door Mokesys c.s. gesuggereerd) naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter te beschouwen als toevoeging van een zinloos element, daar de tegels van beide partijen de natuurlijke kleur hebben die volgt uit de technisch bepaalde keuze voor het materiaal en het bakproces. Dit alles leidt tot het voorshandse oordeel dat, voor zover sprake zou zijn van het nabootsen van de Mokesys-tegel door [gedaagde4] c.s. ([gedaagde4] c.s. bestrijdt dat daarvan sprake is), Mokesys c.s. zich daar niet op grond van het leerstuk van slaafse nabootsing tegen kan verzetten, ook al zou moeten worden aangenomen dat de Mokesys-tegel een eigen plaats heeft op de relevante markt en dat door [gedaagde4] c.s. verwarring wordt gesticht.

4.36.

De vorderingen van Mokesys c.s. kunnen gelet op het voorgaande niet op de subsidiair ingestelde grond worden toegewezen.

Onrechtmatig handelen

4.37.

Meer subsidiair legt Mokesys c.s. aan haar vordering ten grondslag dat sprake is van onrechtmatige concurrentie aangezien [gedaagde4] c.s. de door Mokesys c.s. verworven reputatie en de voor Mokesys c.s./de Mokesys-tegel gewekte belangstelling te eigen bate aanwendt. [gedaagde4] c.s. exploiteert volgens Mokesys c.s. het duurzame debiet dat Mokesys c.s. gedurende een periode van meerdere decennia heeft opgebouwd en breekt dat debiet stelselmatig af, meer in het bijzonder door gebruik te maken van het netwerk en de know how die Mokesys c.s. aan [gedaagde4] ter beschikking heeft gesteld gedurende hun samenwerking. Deze know how had [gedaagde4] volgens Mokesys c.s. nergens anders kunnen opdoen. Ter zitting heeft Mokesys c.s. hieraan toegevoegd dat [gedaagde4] c.s. heeft meegelift met de naam Mokesa en de productspecificaties door, aanleunend tegen die naam en Mokesys-tegel, producenten te benaderen met opdrachten tot productie.

4.38.

Ook deze grondslag faalt. Daartoe is het volgende redengevend.

4.39.

[gedaagde4] c.s. heeft, door overlegging van het curriculum vitae van [gedaagde4], onderbouwd betoogd dat [gedaagde4] al decennia vóór de samenwerking met Mokesys c.s., althans [B.], actief was op de markt van de vuurvast technologie. Zij heeft voorts onbetwist gesteld dat het juist de kennis en de klantenkring van [gedaagde4] was die [B.] ertoe bewoog hem “weg te kapen” bij zijn voormalig werkgever Gouda Vuurvast en dat hij deze kennis en klantenkring heeft ingebracht in Mokesa Benelux. Wel erkent [gedaagde4] c.s. dat [gedaagde4] zijn kennis bij Mokesa Benelux heeft uitgebreid maar zij betwist dat zij, of [gedaagde4], thans vertrouwelijke informatie gebruikt of een zorgvuldigheidsnorm schendt. Het had op de weg van Mokesys c.s. gelegen om hiertegenover feiten en omstandigheden te stellen waaruit blijkt dat Mokesys c.s. wél vertrouwelijke informatie gebruikt, of een zorgvuldigheidsnorm schendt. Dat heeft zij echter nagelaten.

4.40.

In dit kader is nog van belang dat [gedaagde4] c.s. er terecht op wijst dat de beëindigingsovereenkomst geen non-concurrentiebeding of relatiebeding bevat, zodat ook uit dien hoofde niet kan worden gesteld dat sprake is van onrechtmatige concurrentie.

De aard van de overeenkomst en het feit dat blijkens de door Mokesys c.s. als productie 7A overgelegde brief van 28 maart 2014 bij de (ver-)koop van de aandelen in Mokesa Benelux is ingestemd met een korting op de voor de aandelen te betalen prijs, onder meer omdat “er geen sprake meer is van onveranderde going concern voortzetting van de activiteiten” bieden, anders dan Mokesys c.s. ter zitting heeft betoogd, onvoldoende grond om te concluderen dat de bij de beëindigingsovereenkomst betrokken partijen een non-concurrentiebeding hebben afgesproken. Voorshands valt niet in te zien waarom in dat geval niet uitdrukkelijk een concurrentiebeding zou zijn opgenomen in de (door een advocaat opgestelde) beëindigingsovereenkomst. Aldus is voorshands onvoldoende aannemelijk dat partijen de bedoeling hebben gehad een non-concurrentiebeding af te sluiten. Voor bewijslevering op dit punt is in het bestek van het kort geding geen plaats.

4.41.

Dat [gedaagde4] c.s. ten onrechte meelift met de naam Mokesa en de productgegevens van Mokesys c.s., volgt de voorzieningenrechter evenmin. De als productie 12 door Mokesys c.s. overgelegde brief van 12 oktober 2014 onderbouwt dit standpunt niet. Uit deze brief blijkt niet dat [gedaagde4] c.s. op enigerlei wijze zelf de suggestie zou hebben gewekt nog steeds aan Mokesys c.s. gelieerd te zijn of anderszins zou hebben gerefereerd aan Mokesys c.s. en/of de Mokesys-tegel.

Ook de als productie 14 overgelegde correspondentie met producent Saint Gobain onderbouwt het standpunt van Mokesys c.s. niet. Saint Gobain schrijft:

“Die Bestellung wurde für uns (…) von der Mokesa Benelux BV getätigt. Dabei sind wir davon ausgegangen, dass es sich um eine Schwestergesellschaft der Mokesa AG handelte. Es gab keine schriftliche Information über eine Trennung der gemeinsamen Aktivitäten. Es wurden auch nicht identische Platten verfertigt, sondern ähnlichen Platten auf Basis einer eigenen Zeichnung und Form der Mokesa Benelux BV. Unseres Wissens nach sind alle Rechte und Pflichten der Mokesa Benelux BV auf die [gedaagde4] Refractories übergegangen, da es sich um eine Fortsetzung der Aktivitäten unter neuen Namen handeln soll. Da es Rechtsstreitigkeiten zwischen beiden Häusern geben soll und es sich damit um ein schwebendes Verfahren handelt, wurde uns von unseren Anwälten geraten, keinerlei Unterlagen beiden Häusern zur Verfügung zu stellen.”

Hieruit blijkt niet dat het aanvankelijke misverstand is veroorzaakt door [gedaagde4] c.s. Ten slotte blijkt uit de door Mokesys c.s. als producties 20 en 21 overgelegde e-mails aan klanten dat VDH Refractories duidelijk maakt een zelfstandige onderneming te zijn.

4.42.

De conclusie luidt dat Mokesys c.s. het door haar gestelde onrechtmatig handelen, tegenover de betwisting daarvan door [gedaagde4] c.s., onvoldoende heeft onderbouwd.

4.43.

Het voorgaande brengt met zich dat de vorderingen van Mokesys c.s. ook op de meer subsidiair ingestelde gronden niet kunnen worden toegewezen.

Slotsom

4.44.

Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat de vorderingen van Mokesys c.s. integraal dienen te worden afgewezen.

4.45.

Mokesys c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van dit geding. [gedaagde4] c.s. vordert een proceskostenveroordeling overeenkomstig het bepaalde in artikel 1019h van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, waarbij zij aanvoert dat, nu sprake is van meerdere grondslagen, de inbreuk op het auteursrecht voor 80% in de proceskostenveroordeling verdisconteerd moet worden en dat de overige grondslagen voor 20% meegewogen moeten worden. Mokesys c.s. hebben ter zitting met deze verdeelsleutel ingestemd. Mokesys c.s. heeft voorts geen verweer gevoerd tegen de hoogte van de door [gedaagde4] c.s. gestelde werkelijk gemaakte kosten van € 34.623,50. Met toepassing van de verdeelsleutel leidt dit er toe dat [gedaagde4] c.s. ten aanzien van het salaris van de advocaat aanspraak maakt op (80% van € 34.623,50 =) € 27.698,80 ter zake van de gestelde auteursrechtinbreuk en (20% van

€ 816,00 =) € 163,20 ter zake van de overige grondslagen, derhalve in totaal € 27.862,00. De proceskosten van [gedaagde4] c.s. kunnen derhalve als volgt worden begroot:

- vast recht: € 619,00

- salaris van de advocaat: € 27.862,00

totaal: € 28.481,00.

5 De beslissing

De voorzieningenrechter

5.1.

wijst de gevorderde voorzieningen af;

5.2.

veroordeelt Mokesys c.s. in de kosten van dit geding tot op heden aan de zijde van [gedaagde4] c.s. begroot op € 28.481,00;

5.3.

verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. J.I. de Vreese-Rood en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier C. Vis-van Zanden op 28 april 2016.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Gerelateerde wetgeving

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature