U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Strafontslag van toezichthouder houdt stand. Het plichtsverzuim bestaat eruit dat betrokkene zijn werkgever niet heeft geïnformeerd over zijn oplopende schulden en faillissement en het aanleiding geven tot nieuwe loonbeslagen. Betrokkene was daarvoor al eens gewaarschuwd. Mede gelet op zijn functie is het strafontslag niet onevenredig.

Uitspraak



RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht

zaaknummer: HAA 15/2988

uitspraak van de meervoudige kamer van 21 januari 2016 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M.M. Bonsen-Lemmers),

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer, verweerder

(gemachtigden: mr. Y.J. Hopman, E.L. Adriaan).

Procesverloop

Bij besluit van 20 januari 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser met ingang van 26 januari 2015 primair onvoorwaardelijk strafontslag verleend en subsidiair ingaande 26 januari 2015 ontslag verleend vanwege ongeschiktheid voor de functie anders dan wegens ziekte of gebreken.

Bij besluit van 22 mei 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 december 2015. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1.1.

De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. Eiser is per 1 augustus 2003 aangesteld en laatstelijk werkzaam in de functie van medewerker toezicht algemene dienst. In 2008 is de echtgenote van eiser overleden. Omdat eiser niet in staat was de kosten van de crematie te voldoen, heeft verweerder hem daarvoor een renteloze lening verleend.

1.2.

In 2010 hebben gesprekken met eiser plaatsgevonden over onder meer zijn schulden, die tot meerdere loonbeslagen hebben geleid. Bij besluit van 23 maart 2010 heeft verweerder aan eiser een schriftelijke waarschuwing gegeven met betrekking tot zijn schuldenproblematiek, waarbij hij erop is gewezen dat schuldenproblematiek sanctioneerbaar is en is de afspraak dat hij zijn schuldenproblematiek oplost, vastgelegd. Eiser is vervolgens schuldhulpverlening geboden.

1.3.

In oktober 2014 heeft verweerder signalen ontvangen dat eiser (nieuwe) achterstanden heeft in betalingen (onder meer ziektekostenpremie, gemeentelijke belastingen). Naar aanleiding daarvan vinden gesprekken met eiser plaats en daaruit komt naar voren dat eiser failliet is verklaard. Hij heeft op verzoek van verweerder de uitspraak van zijn faillissement van [datum 1] 2012 en de uitdelingslijsten (van [datum 2] 2013 en [datum 3] 2014) overgelegd. Daaruit blijkt dat er nog een restschuld van ruim € 32.000,-- bestaat.

1.4.

Bij het primaire besluit heeft verweerder aan eiser ingaande 26 januari 2015 de straf van onvoorwaardelijk ontslag opgelegd wegens zeer ernstig plichtsverzuim. Daaraan heeft verweerder ten grondslag gelegd dat eiser opnieuw aanleiding heeft gegeven tot loonbeslag, dat hij verweerder niet heeft geïnformeerd over zijn financiële situatie, dat eiser door zijn handelen eraan heeft bijgedragen dat het WSNP-traject is beëindigd en dat dit heeft geleid tot een faillissement en dat hij verweerder daar niet over heeft geïnformeerd, noch over de hoogte van de resterende schuld. Verweerder acht dit niet verenigbar met eisers functie. Subsidiair heeft verweerder ontslag verleend wegens ongeschiktheid voor de functie anders dan wegens ziekte of gebrek.

1.5.

Verweerder heeft het primaire besluit, contrair aan het advies van de Bezwarencommissie personele zaken gemeente Haarlemmermeer (hierna: Bezwarencommissie) geen strafontslag te verlenen, gehandhaafd. De Bezwarencommissie achtte de straf van ontslag niet evenredig, gelet op de persoonlijke omstandigheden van eiser, waaronder het overlijden van zijn echtgenote, die altijd de administratie deed, zijn veronderstelling dat de bewindvoerder alle financiële zaken voor hem zou regelen en hij meende dat het faillissement een voortzetting was van het WSNP-traject, zodat hij verweerder daar niet over hoefde te informeren. Op basis van goed werkgeverschap heeft de commissie geadviseerd eiser ontslag te verlenen wegens ongeschiktheid voor de functie anders dan wegens ziekte of gebrek.

2.1.

Eiser heeft aangevoerd dat strafontslag gegeven alle omstandigheden disproportioneel is. Door het besluit is hij in nog grotere financiële problemen geraakt. Ten onrechte heeft verweerder het laakbare gedrag zwaarder laten wegen dan het jarenlange onberispelijke dienstverband. Volgens eiser had verweerder geen goede gronden af te wijken van het advies van de Bezwarencommissie. Het advies van de Bezwarencommissie is gestoeld op feiten en omstandigheden die eiser in de bezwarenprocedure naar voren heeft gebracht. Uit het bestreden besluit blijkt niet waarom verweerder anders dan de Bezwarencommissie tot het oordeel komt dat vastgehouden moet worden aan het strafontslag. Dat zou immers moeten blijken uit een zorgvuldige afweging van de persoonlijke omstandigheden en de gevolgen van het besluit. Nu van een dergelijke zorgvuldige afweging weging niet is gebleken kan het bestreden besluit volgens eiser niet in stand blijven.

2.2.

Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat het dienstverband van eiser niet onberispelijk te noemen is. Verweerder heeft daarbij onder meer gewezen op de berisping die eiser heeft gekregen in verband met fraude tijdens een examen en de omstandigheid dat eiser meermaals is aangesproken op zijn gedrag. Verder heeft verweerder opgemerkt dat eiser er ook meermaals op is gewezen dat hij zijn schuldenproblematiek diende op te lossen, waarbij eiser ook duidelijk gemaakt is dat loonbeslagen tot sancties zouden kunnen leiden. Verweerder heeft eiser hulp geboden door schuldhulpverlening in te zetten.

Naar aanleiding van de stelling van eiser dat de schulden door het besluit oplopen, heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat voortzetting van het dienstverband in 2010 niet bijgedragen heeft tot vermindering van de schuldenproblematiek; er zijn sinds 2010 nieuwe schuldenaren bijgekomen. Verder heeft verweerder erop gewezen dat het voor de beslagvrije voet niet uitmaakt of eiser een uitkering op grond van de Werkloosheidswet of bijstand ontvangt. Wel zouden de schulden sneller afgelost kunnen worden met een hogere uitkering, maar dat vormt geen reden af te zien van strafontslag.

De persoonlijke omstandigheden van eiser waren bij verweerder bekend en zijn ook meegewogen in het besluit. Dit komt ook naar voren in het besluit, nu daarin is opgenomen dat weliswaar sprake is van een ingrijpende gebeurtenis, maar dat dit onvoldoende is om eiser niet toe te rekenen dat hij verweerder in 2012 niet op de hoogte heeft gesteld van zijn faillissement. Zijn leidinggevende heeft hem regelmatig gevraagd hoe de stand van zaken was, waarop eiser iedere keer heeft aangegeven dat het goed ging. Eiser had moeten en kunnen begrijpen dat hij zijn leidinggevende had moeten informeren over wijzigingen in zijn situatie. Dat eiser heeft aangenomen dat het faillissement een voortzetting zou zijn van het WSNP-traject moet volgens verweerder voor zijn rekening blijven.

Verweerder heeft daaraan nog toegevoegd dat niet voorbij kan worden gegaan aan de functie van eiser: medewerker toezicht met bijzondere opsporingsbevoegdheid. Door geen enkel verantwoordelijkheidsbesef te tonen ten aanzien van zijn schuldenproblematiek en door verweerder niet te informeren over de ontwikkelingen heeft hij zich niet gedragen als een integer en betrouwbaar ambtenaar, hetgeen wel noodzakelijk is in zijn functie als toezichthouder.

3. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.

3.1.

De rechtbank stelt voorop dat tussen partijen geen verschil van mening bestaat over de feiten. Evenmin is in geschil dat eiser de hem onder 1.4 verweten gedragingen heeft begaan en dat die plichtsverzuim opleveren. Niet gesteld, noch gebleken is dat het plichtsverzuim niet ten volle aan eiser kan worden toegerekend. Dit betekent dat verweerder in beginsel de bevoegdheid toekwam eiser een disciplinaire straf op te leggen. De rechtbank ziet zich vervolgens gesteld voor de vraag of verweerder in redelijkheid aan eiser de disciplinaire straf van onvoorwaardelijk ontslag heeft kunnen opleggen. Bij de beoordeling van de vraag of de opgelegde sanctie evenredig is aan het plichtsverzuim zijn onder meer de aard en ernst van het plichtsverzuim van belang.

3.2.

De rechtbank is van oordeel dat de gedragingen van eiser, bestaand uit het herhaaldelijk aanleiding geven tot loonbeslagen en het onvolledig informeren van verweerder over zijn – verslechterende – financiële positie, op zichzelf bezien de maatregel van strafontslag rechtvaardigen.

3.3.

De door eiser naar voren gebrachte persoonlijke omstandigheden zijn naar het oordeel van de rechtbank niet van zodanig gewicht dat deze leiden tot de conclusie dat de opgelegde straf onevenredig is. Weliswaar is sprake van een langdurig dienstverband, echter niet kan worden staande gehouden dat dit onberispelijk was. Niet betwist is immers dat eiser een berisping heeft gekregen en diverse malen is aangesproken op zijn gedrag.

De omstandigheid dat eiser in de veronderstelling verkeerde dat zijn faillissement geen verandering bracht in zijn financiële positie en hij dit daarom niet aan verweerder heeft gemeld, moet voor zijn rekening blijven. Van eiser mocht – zeker als gewaarschuwd man – worden verwacht dat hij verweerder van alle financiële ontwikkelingen op de hoogte hield. Door geen duidelijkheid te verschaffen over zijn schuldenpositie heeft eiser onvoldoende verantwoordelijkheidsbesef getoond ten aanzien van zijn rol in de organisatie. Aan eiser in zijn functie van medewerker toezicht mogen hoge eisen met betrekking tot betrouwbaarheid en integriteit gesteld worden. Voor zover eiser niet in staat was het overzicht te behouden, lag het op zijn weg daarvoor hulp te zoeken. Dat eiser, zoals ter zitting door gemachtigde is gesteld, daartoe niet of nauwelijks in staat is, is niet nader onderbouwd.

Het feit dat eisers financiële problemen als gevolg van het strafontslag groter zijn geworden, is inherent aan het strafontslag, maar vormt geen grond het strafontslag onevenredig te achten.

De beroepsgronden van eiser treffen daarom geen doel.

4. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. L.N. Nijhuis, voorzitter, en mr. drs. J.H.A.C. Everaerts en mr. M. Kraefft, leden, in aanwezigheid van mr. J.H. Bosveld, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 januari 2016.

griffier voorzitter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature