U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Verdachte heeft zeer beperkt meegewerkt aan onderzoek in PBC. Desondanks is een psychotische stoornis vastgesteld. Rechtbank verklaart verdachte, ondanks minder ver strekkende uitspraken van de deskundigen, geheel ontoerekeningsvatbaar. Volgt OVAR en plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis (art 37 Sr)

Uitspraak



RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf

Locatie Alkmaar

Meervoudige strafkamer

Parketnummers: 15/800001-16 + 15/107926-13 (TUL) + 23/001688-15 (TUL) (P)

Uitspraakdatum: 15 september 2016 (bij vervroeging)

Tegenspraak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 6 september 2016 in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,

thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Vught.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.M. van den Berg en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. M.J. Bouwman, advocaat te Zaandam, naar voren hebben gebracht.

1 Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

Feit 1

hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 december 2015 tot en met 30 december 2015 te Zaandam, gemeente Zaanstad, meermalen, althans eenmaal, (telkens)

- [aangeefster] (zijnde zijn, verdachtes, moeder) heeft mishandeld door:

- ( op 18 december 2015) die [aangeefster] tegen een/de be(e)n(en) te schoppen en/of te trappen en of in een arm van die [aangeefster] te knijpen en/of

- ( op 26 en/of 27 december 2015) die [aangeefster] heeft mishandeld door die [aangeefster] op/tegen het hoofd te slaan en/of tegen een/de be(e)n(en) te schoppen en/of

- meermalen, althans eenmaal, (telkens) hard aan de haren van die [aangeefster] te rukken en/of te trekken

en/of

- [aangever] heeft mishandeld door (op 18 december 2015) die [aangever] meermalen in het gezicht te krabben en/of de keel van die [aangever] hard dicht te drukken, althans hard in de keel van die [aangever] te knijpen

en/of

- [aangeefster 2] heeft mishandeld door meermalen, althans eenmaal, (telkens) hard aan de haren van die [aangeefster 2] te rukken en/of te trekken;

Feit 2

hij op of omstreeks 18 december 2015, althans in de periode van 1 december 2015 tot en met 30 december 2015 te Zaandam, gemeente Zaanstad, [aangever] en/of [aangeefster] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,

immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [aangever] en/of [aangeefster] dreigend de woorden toegevoegd :"Als jullie dat doen, dan maak ik jullie dood" en/of "Als jullie geen geld geven of niet doen wat ik wil, dan maak ik jullie dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;

Feit 3

hij in of omstreeks de periode van 1 december 2015 tot en met 30 december 2015 te Zaandam, gemeente Zaanstad, (meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk een of meer deur(en) en/of twee, althans een ruit(en) en/of drie, althans een of meer vaas/vazen (in een woning aan de [adres] ), in elk geval enig goed, (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan [aangeefster] en/of een of meer andere perso(o)n(en), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, (telkens) heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt, immers heeft hij, verdachte, die deur(en) en/of ruit(en) kapot getrapt en/of geschopt en/of geslagen en/of die vazen kapot gegooid;

Feit 4

hij op of omstreeks 23 oktober 2014 te Zaandam, gemeente Zaanstad, opzettelijk beledigend (een) ambtena(a)r(en), te weten [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] , (beiden) hoofdagent van politie Noord-Holland, gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, met handhaving van de openbare orde belast, in diens/dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de/het woord(en) "Kankerlijers" en/of "Klootzakken", althans (een) woord(en) van gelijke beledigende aard en/of strekking.

2 Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak.

De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank het Openbaar Ministerie ten aanzien van feit 4 niet-ontvankelijk zal verklaren, nu verdachte op 22 september 2015 reeds door het gerechtshof Amsterdam voor dit feit is veroordeeld. De raadsman heeft dit onderschreven.

Uit een zich in het dossier bevindend afschrift van het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 22 september 2015 blijkt dat verdachte inderdaad reeds voor het thans onder 4 ten laste gelegde feit is veroordeeld. Nu over dit feit onherroepelijk is beslist, kan verdachte niet andermaal wegens dit feit worden vervolgd. De officier van justitie dient daarom ten aanzien van dit deel van de tenlastelegging niet-ontvankelijk verklaard te worden.

Voorts overweegt de rechtbank ambtshalve het volgende. Onder 3 is aan verdachte onder meer ten laste gelegd – kort gezegd – het vernielen van een aantal vazen. Uit het dossier volgt dat de betreffende vazen toebehoorden aan de moeder van verdachte, [aangeefster] . Vernieling is een zogeheten relatief klachtdelict. Verdachte is een bloedverwant in de rechte linie van degene tegen wie het misdrijf is gepleegd. Op grond van artikel 353 juncto artikel 316, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht (Sr) vindt in een dergelijke situatie vervolging alleen plaats op een tegen verdachte gerichte klacht van degene tegen wie het misdrijf is gepleegd. Nu zo’n klacht, of een andere aanwijzing dat aangeefster vervolging van haar zoon in verband met de vernieling wenst, in het dossier ontbreekt, moet de officier van justitie ook met betrekking tot dit onderdeel van de tenlastelegging niet-ontvankelijk verklaard worden in de vervolging.

Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het huis van zijn moeder in Zaandam aan de [adres] een huurwoning betrof. De rechtbank verbindt hieraan de conclusie dat de vernielde ruiten eigendom waren van de verhuurder van de woning, zodat ten aanzien van deze goederen – anders dan ten aanzien van de vazen – geen klachtvereiste geldt.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de officier van justitie voor het overige ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3 Bewijs

3.1.

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, met die restrictie ten aanzien van feit 1 dat zij niet wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte [aangeefster] tegen het hoofd heeft geslagen.

3.2.

Standpunt van de verdediging

Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat alleen bewezen verklaard kan worden dat verdachte op 18 december 2015 tegen de benen van [aangeefster] heeft geschopt en in haar arm heeft geknepen. Voor het overige moet verdachte bij gebrek aan steunbewijs van dit feit worden vrijgesproken. Voor zover verdachte zijn broer [aangever] schrammen in het gezicht heeft toegebracht, is dit het gevolg van het feit dat verdachte lange nagels had. Er was geen sprake van opzet, ook niet in voorwaardelijke vorm, op het veroorzaken van pijn of het toebrengen van letsel.

Ook ten aanzien van de onder 2 ten laste gelegde bedreigingen heeft de raadsman betoogd dat, naast de aangiften, elk steunbewijs ontbreekt, zodat verdachte moet worden vrijgesproken.

Feit 3 kan bewezen verklaard worden, gelet op de bekennende verklaring van verdachte, aldus de raadsman.

3.3.

Vrijspraak feit 2

Onder feit 2 wordt verdachte verweten dat hij zijn broer [aangever] en/of zijn moeder [aangeefster] verbaal heeft bedreigd met de dood.

Uit het dossier blijkt dat het om twee afzonderlijke gebeurtenissen gaat, elk tegen een andere persoon gericht en elk met hun eigen specifieke context, waarbij ook verschillende bewoordingen zouden zijn gebruikt. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet gezegd worden dat de aangiften van enerzijds [aangever] en anderzijds [aangeefster] elkaar over en weer ondersteunen en/of versterken. De conclusie moet luiden dat er onvoldoende wettig bewijs voorhanden is dat verdachte de ten laste gelegde bedreigingen heeft geuit, zodat hij hiervan moet worden vrijgesproken.

3.4.

Redengevende feiten en omstandigheden

Feit 1

De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde feit op grond van het volgende.

Op 30 december 2015 heeft [aangeefster] aangifte gedaan van mishandeling door haar zoon [verdachte] , hierna te noemen: verdachte. In het weekend van 26 en 27 december 2015 heeft aangeefster in haar woning aan de [adres] , een woordenwisseling gehad met verdachte, waarbij verdachte haar tegen haar benen heeft geschopt. Aangeefster heeft hierdoor letsel opgelopen aan de buitenkant van haar rechterknie in de vorm van een pijnlijke plek, die rood en blauw is. Dit letsel is gezien door de verbalisant die de aangifte opnam.

De huisarts heeft op 31 december 2015 geconstateerd dat op de knie van aangeefster lateraal een hematoom zichtbaar was.

[aangever] , een broer van verdachte, heeft op 18 december 2015 gezien hoe verdachte thuis aan de [adres] meerder trappen tegen het been van zijn moeder gaf en haar in haar arm kneep. [aangever] wilde zijn moeder beschermen en heeft geprobeerd verdachte weg te duwen. Toen [aangever] riep dat hij de politie ging bellen, probeerde verdachte zijn telefoon af te pakken. Verdachte heeft [aangever] bij zijn gezicht vastgehouden. Daarbij krabde hij [aangever] met zijn nagels in het gezicht, hetgeen een pijnscheut veroorzaakte. Vervolgens pakte verdachte zijn broer bij de keel en kneep deze hard dicht, waardoor hij moeilijk kon ademhalen. Ook dit ging gepaard met krabben, ditmaal ter hoogte van de rechterkaak, wederom met een pijnscheut als gevolg. De verbalisant heeft in het gezicht van aangever op twee door hem aangewezen plekken roodkleurige vlekken gezien, die leken op littekenweefsel van een wondje.

De huisarts heeft op 31 december 2015 geconstateerd dat bij aangever links pariëtaal een licht erytheem zichtbaar was.

Verdachte heeft ter zitting toegegeven dat hij zijn moeder in haar arm heeft geknepen en tegen haar been heeft geschopt. Toen zijn broer [aangever] tussen beide probeerde te komen, heeft verdachte hem bij zijn kin vastgepakt en weggeduwd. Verdachte had destijds lange nagels.

bewijsoverweging

De rechtbank acht op grond van vorenstaande bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang beschouwd, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zijn moeder heeft mishandeld door haar meermalen tegen de benen te schoppen en door in haar arm te knijpen en dat hij zijn broer [aangever] heeft mishandeld door hem in het gezicht te krabben en door diens keel dicht te knijpen, een en ander op de wijze zoals hieronder in de rubriek ‘bewezenverklaring’ nader aangeduid.

De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman dat geen sprake was van opzet op krabben in het gezicht van [aangever] . Verdachte had destijds naar eigen zeggen lange nagels. Door met deze lange nagels het gezicht en de keel van zijn broer vast te pakken heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij hem hierdoor zou krabben, hetgeen blijkens de bevindingen van de verbalisant en de huisarts ook daadwerkelijk is gebeurd. Naar het oordeel van de rechtbank had verdachte dan ook voorwaardelijk opzet op het krabben.

De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte zijn moeder tegen het hoofd heeft geslagen en aan haar haren heeft getrokken. Ook acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte aan de haren van zijn zuster [aangeefster 2] heeft getrokken. Voor deze gedragingen geldt dat telkens slechts één bewijsmiddel voorhanden is, terwijl steunbewijs ontbreekt. Het bewijsminimum wordt daarmee niet gehaald. Verdachte zal daarom van deze onderdelen van de tenlastelegging worden vrijgesproken.

Feit 3

De rechtbank komt tot gedeeltelijke bewezenverklaring van het onder 3 ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:

de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;

het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte met nummer PL1100-2015310944-1 van 30 december 2015, inhoudende de verklaring van [aangeefster 2] , pagina 18.

3.5.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:

Feit 1

hij op tijdstippen in de periode van 1 december 2015 tot en met 30 december 2015 te Zaandam, gemeente Zaanstad,

- [aangeefster] (zijnde zijn, verdachtes, moeder) meermalen heeft mishandeld door die [aangeefster] tegen de benen te schoppen en in een arm van die [aangeefster] te knijpen

en

- [aangever] heeft mishandeld door die [aangever] in het gezicht te krabben en de keel van die [aangever] hard dicht te drukken;

Feit 3

hij in de periode van 1 december 2015 tot en met 30 december 2015 te Zaandam, gemeente Zaanstad, opzettelijk en wederrechtelijk twee ruiten in een woning aan de [adres] , toebehorende aan een ander dan aan verdachte, heeft vernield, immers heeft hij, verdachte, die ruiten kapot geslagen.

Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4 Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:

Ten aanzien van feit 1:

Mishandeling, begaan tegen zijn moeder, meermalen gepleegd

en

mishandeling.

Ten aanzien van feit 3:

Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5 Strafbaarheid van verdachte

In februari van dit jaar heeft de gz-psycholoog E.M.J. de Kam getracht verdachte in het Huis van Bewaring psychologisch te onderzoeken. Uit haar rapport, gedateerd 26 februari 2016, blijk dat het echter niet mogelijk was verdachte in het Huis van Bewaring te onderzoeken. In de eerste plaats was het voor de onderzoeker niet mogelijk om relevante vragen aan verdachte te stellen, vanwege de oplopende spanning (ontvlambaarheid) en het onvoorspelbare gedrag van verdachte. De veiligheid kon binnen het Huis van Bewaring onvoldoende worden gegarandeerd. De korte observaties tijdens het contact met verdachte en hetero-anamnestische informatie gaven wel aanwijzingen voor psychiatrisch problematiek. Met name vielen op verdachtes gebrek aan sociale afstemming, zijn vreemde gedragingen, zijn achterdocht, zijn merkwaardige uiterlijk en slechte zelfzorg. Geadviseerd werd om verdachte te plaatsen in het Pieter Baan Centrum (hierna: PBC) voor klinische observatie.

Op 11 mei 2016 is verdachte ter observatie opgenomen in het PBC. Door de psychiater M. van Berkel en de psycholoog F.M. van Dorp is op 18 augustus 2016 naar aanleiding van deze opname gerapporteerd. Verdachte heeft in het PBC zeer beperkt meegewerkt aan het onderzoek. Desalniettemin zijn de onderzoekers van oordeel dat de gesprekken met verdachte, de observaties op de afdeling, de milieu-informatie en de informatie uit de beschikbare stukken voldoende basis bieden voor het stellen van een diagnose. Vastgesteld is dat bij verdachte sprake is van een psychotische stoornis.

Wat betreft de onderliggende oorzaak van deze psychotische stoornis is de psycholoog van mening dat hier onvoldoende informatie over beschikbaar is en zij komt daarom tot de diagnose psychotische stoornis niet anderszins omschreven.

De psychiater wijst erop dat er aanwijzingen zijn voor een duidelijke knik in het functioneren van verdachte, ongeveer vanaf het overlijden van zijn vader. Sindsdien vertoonde verdachte agressief gedrag, waardoor hij in problemen kwam op zijn stage en in zijn woonsituatie en regelmatig in aanraking kwam met de politie. Ook vertoonde hij vreemd gedrag, waaruit achterdocht en betrekkingsideeën spraken. In de periode na het overlijden van zijn vader is verdachte ook cannabis gaan gebruiken. Op basis van deze gegevens wijst de psychiater als meest waarschijnlijke onderliggende oorzaak voor de psychotische stoornis de ziekte schizofrenie aan. Hierbij speelt een rol dat er al sinds enkele jaren sprake is van symptomen waarbij er veel aanwijzingen zijn dat de symptomen tussendoor niet weg zijn geweest. Daarnaast is verdachte op alle levensgebieden slecht gaan functioneren, wat passend is bij de ziekte schizofrenie. Verder uiten de eerste symptomen van schizofrenie zich doorgaans aan het einde van de adolescentie (zoals in het geval van verdachte) en spelen stressfactoren (het overlijden van vader) hierbij vaak een rol. Verder is vanuit de literatuur bekend dat het feit dat verdachte een tweede generatie immigrant is, ook een verhoogd risico geeft op de ziekte schizofrenie. Een cannabis geïnduceerde psychose wordt niet waarschijnlijk geacht omdat de symptomen vrijwel onafgebroken aanwezig zijn, ook binnen detentie wanneer verdachte abstinent is van drugs en vanwege het uitgebreide disfunctioneren op de diverse levensgebieden. Daarnaast is vanuit de wetenschappelijke literatuur bekend dat er een duidelijke relatie is tussen schizofrenie en gebruik van cannabis. De ziekte schizofrenie verlaagt namelijk de drempel om cannabis te gebruiken waarbij cannabis vaak gebruikt wordt als een vorm van zelfmedicatie. Anderzijds geeft gebruik van cannabis risico op het ontstaan of verergeren van psychotische symptomen.

Meer specifiek is er volgens de psychiater zeer waarschijnlijk sprake van schizofrenie van het paranoïde type.

De deskundigen zijn voorts van mening dat er voldoende aanwijzingen zijn om vast te stellen dat er op zijn minst enig verband is tussen de psychotische symptomen en het handelen van verdachte ten tijde van de bewezen verklaarde feiten. In de eerste plaats speelde ten tijde van de bewezen verklaarde feiten het afwijkende gedrag van verdachte een grote rol. Uit de aangiften in het dossier blijkt dat verdachte naar aanleiding van kleine voorvallen met veel agressie reageerde en ook dat mogelijk achterdocht een rol speelde. Uit het onderzoek blijkt dat de psychotische symptomen van verdachte op gedragsmatig niveau met een (sterk) verminderde impulscontrole tot uiting komen. Door zijn psychotische stoornis kan verdachte de situatie onvoldoende overzien, zijn gedrag daarop onvoldoende afstemmen en reageert hij impulsief en agressief.

De psychiater stelt vast dat er op zijn minst sprake is van sterk verminderde toerekeningsvatbaarheid en dat er mogelijk sprake is van ontoerekeningsvatbaarheid.

De psycholoog, die tot een minder ernstige diagnose komt dan de psychiater, spreek van op zijn minst verminderde toerekeningsvatbaarheid, maar sluit een verdergaande mate van doorwerking van de stoornis in het gedrag van verdachte ten tijde van de bewezen verklaarde feiten niet uit.

Alles overziend, acht de rechtbank op grond van het verhandelde ter terechtzitting en de inhoud van de hiervoor genoemde rapporten aannemelijk geworden dat de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte ten tijde van de bewezen verklaarde feiten in dusdanig overheersende mate zijn beïnvloed door de ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens, dat dit de conclusie rechtvaardigt dat die feiten hem wegens die stoornis niet kunnen worden toegerekend. Verdachte is daarom niet strafbaar voor hetgeen te zijne laste bewezen is verklaard. De rechtbank zal verdachte dus van alle rechtsvervolging ontslaan.

6 Motivering van de maatregel

6.1.

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank zal gelasten dat verdachte wordt geplaatst in een psychiatrisch ziekenhuis voor een termijn van één jaar.

6.2.

Standpunt van de verdediging

Wat de verdediging betreft zijn er twee opties voor de afdoening van deze zaak.

In het geval dat de rechtbank verdachte toerekeningsvatbaar acht, is er gezien de betrekkelijke ernst van de feiten geen ruimte om een straf op te leggen die langer is dan de periode die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Deze optie heeft als nadeel dat verdachte in een gat valt, terwijl hij wel op weg geholpen moet worden.

Wanneer de rechtbank verdachte daarentegen ontoerekeningsvatbaar verklaart, ligt plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis ex artikel 37 Sr voor de hand.

6.3.

Oordeel van de rechtbank

Verdachte heeft zijn moeder en zijn jongere broer in hun eigen huis mishandeld. Ook heeft hij in de woning vernielingen aangericht. De slachtoffers waren beiden bang voor verdachte en moeten zich door diens agressieve, intimiderende en bedreigende gedrag in huis bijzonder onveilig hebben gevoeld.

De rechtbank heeft bij de beantwoording van de vraag of aan verdachte een maatregel dient te worden opgelegd de hiervoor onder 5. besproken rapporten betrokken.

De deskundigen van het Pieter Baan Centrum schatten het klinisch recidiverisico op aan de ten laste gelegde feiten gelijkwaardige delicten in als hoog. De bij verdachte vastgestelde psychotische stoornis is thans nog onverminderd aanwezig en zal zonder behandeling ook in de toekomst van grote invloed zijn op het recidivegevaar. In het verleden heeft verdachte meermalen het advies gekregen psychische hulp te zoeken. Het gegeven dat desondanks geen hulpverlening op gang is gekomen, toont de beperkte behandelbereidheid van verdachte. Dit hangt samen met de vastgestelde stoornis en is in lijn met de resultaten van het onderzoek, waaruit namelijk blijkt dat verdachte geen ziektebesef en geen ziekte-inzicht heeft en ook niet intrinsiek gemotiveerd is om behandelingen aan te gaan.

Ook op basis van het taxatie-instrument de HCR-20 wordt het risico dat verdachte in de toekomst opnieuw agressief gedrag zal vertonen als hoog ingeschat.

De deskundigen zijn de mening toegedaan dat het, om het hoge risico op recidive te verminderen, noodzakelijk is dat verdachte wordt behandeld. Ingeschat wordt dat dit in eerste instantie een klinische behandeling zal moeten zijn. Medicamenteuze behandeling tegen psychose, psycho-educatie en ondersteuning bij praktische zaken als huisvesting, financiën en dagbesteding zullen hierbij een belangrijke rol spelen. Een dergelijke behandeling en ondersteuning kan het beste vanuit een klinische setting gebeuren, waarbij toegewerkt wordt naar een intensieve vorm van ambulante behandeling met mogelijk woonbegeleiding. Bovendien is de inschatting dat verdachte ambulante afspraken nu niet zal nakomen doordat hij momenteel nog teveel psychotische symptomen heeft en hij het nut er niet van inziet.

Wanneer de rechtbank oordeelt dat verdachte als ontoerekeningsvatbaar beschouwd moet worden, dan wordt ingeschat dat een behandeling in het kader van artikel 37 Sr haalbaar moet zijn. De deskundigen schatten in dat een klinische behandeling van maximaal een jaar voldoende is om verdachte zodanig te stabiliseren en te motiveren, dat verdere behandeling buiten een justitieel kader om mogelijk zal zijn.

De rechtbank heeft hiervoor onder 5. reeds geoordeeld dat de bewezen verklaarde feiten wegen een ziekelijke stoornis van de geestvermogens niet aan verdachte kunnen worden toegerekend. De rechtbank is voorts, mede gelet op de adviezen van de deskundigen, van oordeel dat verdachte door zijn stoornis een gevaar oplevert voor anderen, dan wel voor de algemene veiligheid van goederen of personen. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de plaatsing van verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis op de voet van artikel 37 Sr voor de duur van één jaar aangewezen. De rechtbank zal deze maatregel dan ook aan verdachte opleggen.

7 Vorderingen tot tenuitvoerlegging

Bij vonnis van 4 april 2014 in de zaak met parketnummer 15/107926-13 heeft de politierechter te Alkmaar verdachte ter zake van mishandeling en mishandeling terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolg heeft, veroordeeld tot onder meer een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op twee jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.

De mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering is op 18 mei 2014 aan de verdachte betekend.

De bij genoemd vonnis vastgestelde proeftijd is ingegaan op 18 mei 2014 en was ten tijde van het indienen van de vordering van de officier van justitie niet geëindigd.

De officier van justitie heeft bij schriftelijke vordering d.d. 18 januari 2016 gevorderd dat de rechtbank zal gelasten dat die voorwaardelijke straf alsnog ten uitvoer zal worden gelegd. Ter zitting heeft de officier van justitie haar vordering gewijzigd, in die zin dat zij thans afwijzing van de vordering vraagt.

Bij arrest van 22 september 2015 in de zaak met parketnummer 23/15107926-13 heeft het gerechtshof te Amsterdam verdachte ter zake van – kort gezegd – mishandeling, belediging van een ambtenaar in functie en bedreiging veroordeeld tot onder meer een voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 75 uren, subsidiair 37 dagen vervangende hechtenis. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op twee jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.

De mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering is op 26 november 2015 aan de verdachte toegezonden.

De bij genoemd arrest vastgestelde proeftijd is ingegaan op 6 oktober 2015 en was ten tijde van het indienen van de vordering van de officier van justitie niet geëindigd.

De officier van justitie heeft bij schriftelijke vordering d.d. 18 januari 2016 gevorderd dat de rechtbank zal gelasten dat die voorwaardelijke straf alsnog ten uitvoer zal worden gelegd. Ter zitting heeft de officier van justitie haar vordering gewijzigd, in die zin dat zij thans afwijzing van de vordering vraagt.

De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is over de vorderingen te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.

Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijden aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis.

Gelet hierop kunnen de vorderingen worden toegewezen. De rechtbank zal hiertoe echter niet besluiten. De strafbare feiten kunnen verdachte immers niet worden toegerekend en bovendien is de tenuitvoerlegging niet opportuun, omdat verdachte op grond van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht in een psychiatrisch ziekenhuis wordt geplaatst. De vorderingen worden daarom afgewezen.

8 Toepasselijke wettelijke voorschriften

De artikelen 37, 57, 300, 304 en 350 van het Wetboek van Strafrecht zijn van toepassing.

9 Beslissing

De rechtbank:

 Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging van verdachte ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde feit, alsmede ten aanzien van het onderdeel van de tenlastelegging onder feit 3 dat ziet op de vernieling van ‘drie, althans een of meer vaas/vazen’.

 Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder feit 2 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.

 Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.5. weergegeven.

Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder de feiten 1 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.

Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.

 Verklaart verdachte voor het bewezenverklaarde niet strafbaar en ontslaat verdachte daarvoor van alle rechtsvervolging.

 Gelast de plaatsing van verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar.

 Wijst af de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter te Alkmaar in de zaak met parketnummer 15/107926-13 opgelegde voorwaardelijke straf.

 Wijst af de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de bij arrest van het gerechtshof Amsterdam in de zaak met parketnummer 23/001688-15 opgelegde voorwaardelijke straf.

Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum

Dit vonnis is gewezen door

mr. H. Brouwer, voorzitter,

mr. A. Warmerdam en mr. H.A. Stalenhoef, rechters,

in tegenwoordigheid van de griffier A. Helder,

en (bij vervroeging) uitgesproken op de openbare terechtzitting van 15 september 2016.

Mr. Brouwer en mr. Helder zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.

Het proces-verbaal van aangifte met nummer PL1100-2015310941-1 van 30 december 2015, inhoudende de verklaring van [aangeefster] , pagina's 4 en 5.

Een geschrift, te weten een briefrapport, afkomstig van L. Jansen, huisarts en gedateerd 31 december 2015, p. 7.

Het proces-verbaal van aangifte met nummer PL1100-2015 310943-1 van 30 december 2015, inhoudende de verklaring van [aangever] , pagina's 9 en 10.

Een geschrift, te weten een briefrapport, afkomstig van L. Jansen, huisarts en gedateerd 31 december 2015, p. 14.

De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 6 september 2016.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature