Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Rabo Vastgoedgroep maakt aanspraak op betaling van een bedrag van ruim 19 miljoen euro dat via de derdengeldrekening van het notariskantoor naar bankrekeningen van (vennootschappen van) cliënten van de notaris, hoofdrolspelers in de Vastgoedfraude, is gevloeid.

De rechtbank wijst de vorderingen van Rabo Vastgoedgroep af, omdat de gestelde onrechtmatige daad van de notaris jegens Rabo Vastgoedgroep onvoldoende is onderbouwd.

De rechtbank oordeelt dat Rabo Vastgoedgroep onder meer heeft nagelaten nader te concretiseren en te onderbouwen op welk moment de notaris voldoende wetenschap van het dubieuze karakter van de betrokken transacties moet hebben gehad om, gegeven de op hem rustende notariële zorgplicht, anders te handelen dan hij heeft gedaan. Verder heeft Rabo Vastgoedgroep tegenover het gemotiveerde verweer van de notaris onvoldoende gesteld om het causaal verband tussen de gemaakte verwijten en de geleden schade te kunnen vaststellen.

Als de notaris reeds bij het beoordelen van de winstdelingsovereenkomsten en het opstellen van de poolovereenkomsten gerede twijfel over de geoorloofdheid van de transacties had moeten hebben, zou de notaris zijn cliënten hiervan op de hoogte hebben moeten stellen en zijn medewerking hebben moeten weigeren. De rechtbank acht niet aannemelijk dat deze cliënten zich hierdoor zouden hebben laten weerhouden. Gelet op de omvang van de fraude, de toegepaste modus operandi en het profiel en de geslepenheid van de cliënten, zoals dat blijkt uit de gedingstukken, acht de rechtbank aannemelijk dat de fraude ook zonder tussenkomst van de notaris zou zijn uitgevoerd en voortgezet, zodat ook dan de schade zou zijn geleden.

Rabo Vastgoedgroep wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak



vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling privaatrecht

Sectie Handel & Insolventie

zaaknummer / rolnummer: C/15/208050 / HA ZA 13-535

Vonnis van 11 november 2015

in de zaak van

de naamloze vennootschap

RABO VASTGOEDGROEP HOLDING N.V.,

gevestigd te Hoevelaken,

eiseres,

advocaten mrs. S.J.H.M. Berendsen en W.A. Westenbroek te Amsterdam,

tegen

1 [de notaris] ,

wonende te [plaats] ,

hierna: [de notaris] ,

advocaat mr. J.M.K.P. Cornegoor te Amsterdam,

3. de maatschap

[de notaris] & [A],

gevestigd te [plaats] ,

hierna: de maatschap

niet verschenen,

4. de stichting

STICHTING DERDENGELDEN [de notaris] & [de notaris] NOTARISSEN,

gevestigd te [plaats] ,

hierna: de Stichting,

niet verschenen,

5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

NOTARISKANTOOR BERCKENRODE B.V.,

gevestigd te Heemstede,

hierna: Berckenrode,

advocaat mr. J.M.K.P. Cornegoor te Amsterdam,

6. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

UFDOOR B.V.,

gevestigd te Heemstede,

hierna: Ufdoor,

advocaat mr. J.M.K.P. Cornegoor te Amsterdam,

9. [de echtgenote van de notaris],

wonende te [plaats] ,

hierna: [de echtgenote van de notaris] ,

advocaat mr. J.M.K.P. Cornegoor te Amsterdam.

Partijen zullen hierna Rabo Vastgoedgroep respectievelijk [de notaris] , de maatschap, de Stichting, Berckenrode, Ufdoor (gezamenlijk aan te duiden als [de notaris] c.s.) en [de echtgenote van de notaris] genoemd worden.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

het tussenvonnis in het incident ex artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) van 16 juli 2014 en de daarin vermelde stukken;

het faxbericht zijdens [de notaris] c.s. van 24 januari 2015;

het faxbericht zijdens Rabo Vastgoedgroep van 26 januari 2015;

het proces-verbaal van de comparitie van 4 september 2015 en de daarin genoemde stukken.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1.

Rabo Vastgoedgroep houdt zich bezig met het beleggen in en het ontwikkelen en financieren van vastgoed in de particuliere en zakelijke markt in Europa.

2.2.

[de notaris] heeft samen met R. [A] (hierna: [A] ) in maatschapsverband een notariskantoor gevoerd onder de naam [de notaris] & [A] (hierna: het notariskantoor). De maatschapsovereenkomst is in 1998 van de zijde van [de notaris] aangegaan door diens vennootschappen Berckenrode (voorheen genaamd Koldenek B.V.) en Ufdoor. De maatschap is beëindigd per 1 augustus 2008.

2.3.

Ufdoor is enig aandeelhouder en bestuurder van Berckenrode. [de notaris] is enig aandeelhouder en bestuurder van Ufdoor.

2.4.

In het kader van het uitoefenen van de maatschap is de Stichting opgericht, met [de notaris] en [A] als bestuurders. De Stichting beheerde de kwaliteitsrekening van de maatschap (hierna: de kwaliteitsrekening). De Stichting is ontbonden en per 6 mei 2010 opgehouden te bestaan.

2.5.

[betrokkene 1] (hierna: [betrokkene 1] ) was een klant van het notariskantoor. Zijn zaken werden door [de notaris] behandeld. In 1995 is het projectontwikkelingsbedrijf van [betrokkene 1] overgenomen door Bouwfonds Nederlandse Gemeenten N.V. en Bouwfonds Vastgoedontwikkeling B.V. Deze laatste vennootschap is in 1998 met ABN AMRO Projectontwikkeling B.V. een joint venture aangegaan middels de commanditaire vennootschap Bouwfonds Vastgoedontwikkeling C.V. De voormelde vennootschappen zullen hierna gezamenlijk worden aangeduid als Bouwfonds.

2.6.

[betrokkene 1] is bij de overname van zijn projectontwikkelingsbedrijf in dienst van Bouwfonds getreden als (onder)directeur van de afdeling commercieel vastgoed.

[betrokkene 2] (hierna: [betrokkene 2] ), voormalig controller van het projectontwikkelingsbedrijf van [betrokkene 1] , is daarbij eveneens in dienst getreden van Bouwfonds.

[betrokkene 3] (hierna: [betrokkene 3] ), een oom van [betrokkene 1] , is op basis van een managementovereenkomst een adviesrelatie met Bouwfonds aangegaan. [betrokkene 2] , [betrokkene 1] en [betrokkene 3] zullen hier gezamenlijk ook worden aangeduid als [betrokkene 1] c.s.

2.7.

In 1998 en 1999 heeft Bouwfonds met projectontwikkelaar [X] (hierna [X] ) een drietal (projectontwikkelings)overeenkomsten gesloten ter zake van de Bouwfonds-projecten Coolsingel, Solaris en Hollandse Meester. Idlewild Consultants B.V. (hierna Idlewild), een vennootschap van [betrokkene 3] , heeft voor dezelfde projecten ‘winstdelingsovereenkomsten’ met [X] gesloten, die door [de notaris] zijn opgesteld. Daarbij hebben partijen een verdeelsleutel afgesproken voor de behaalde winst op voornoemde projecten. De overeenkomsten zijn gebruikt om gelden van Bouwfonds (dat door [X] voor te hoge bedragen werd belast) via [X] en Idlewild door te sluizen naar [betrokkene 1] c.s. Op basis van de winstdelingsovereenkomsten is door [X] op 17 april 2003 € 1.843.400,- (Coolsingel), tussen 15 februari 2002 en 22 oktober 2002 in totaal € 5.982.712,- (Solaris) en op 17 april 2003 € 1.179.829,- (Hollandse Meester) gestort op de kwaliteitsrekening.

2.8.

Idlewild heeft ook een door [de notaris] opgestelde winstdelingsovereenkomst met Maapron Vastgoed Maarssen B.V. (hierna: Maapron) gesloten voor het project Paasheuvelweg, in aansluiting op een (beëindigings)overeenkomst tussen Maapron en Bouwfonds. Ook in deze overeenkomst is een winstverdeling opgenomen, en is vastgelegd dat Idlewild niet naar buiten treedt. Op basis van de winstdelingsovereenkomst heeft Maapron op 17 juli 2000 en op 21 januari in totaal € 8.812.639,- op de kwaliteitsrekening gestort.

2.9.

Voor het project Waasland is door [projectontwikkelaar Y] (hierna: [Y] ) aan Bouwfonds een factuur voor de afkoop van ‘winstrechten’ ad € 2.600.000,- verzonden, zonder dat daarvoor enige reële zakelijke grondslag bestond. Een bedrag van € 1.300.000,- is in dat verband door [Y] op de kwaliteitsrekening gestort.

2.10.

Op basis van voormelde overeenkomsten is aldus tussen 17 juli 2000 en 21 oktober 2004 in totaal een bedrag van € 19.118.580,- gestort op de kwaliteitsrekening.

2.11.

[de notaris] heeft twee poolovereenkomsten (hierna: poolovereenkomsten) opgesteld, één tussen Bloemenoord Groep B.V., Idlewild Beheer B.V. en [betrokkene 2] Accounting Management en één tussen Bloemenoord Groep B.V., Idlewild Consultants B.V. en [betrokkene 2] Accounting Management. Beide overeenkomsten zijn op onbekende datum ondertekend. In beide overeenkomsten wordt verwezen naar de winstdelingsovereenkomsten met [X] en Maapron inzake de projecten Hollandse Meester en Solaris respectievelijk Paasheuvelweg. Uit de overeenkomsten blijkt dat deze zijn opgesteld om een regeling te treffen voor de onderlinge verhoudingen omdat partijen zijn overeengekomen dat zij allen gerechtigd zijn tot de baten en lasten die voortvloeien uit de winstdelingsovereenkomsten, ook al zijn die overeenkomsten niet door alle bij de poolovereenkomsten betrokken partijen ondertekend.

2.12.

De ontvangen gelden zijn na verloop van tijd overgemaakt naar bankrekeningen van (vennootschappen van) [betrokkene 1] c.s.

2.13.

[de echtgenote van de notaris] is de echtgenote van [de notaris] . Op 31 oktober 2007, 4 januari 2008 en 27 juni 2008 zijn door (een vennootschap van) [de notaris] betalingen van respectievelijk € 200.000,-, € 200.000,- en € 89.250,- aan [de echtgenote van de notaris] verricht.

2.14.

Op 13 november 2007 heeft een aantal arrestaties en huiszoekingen plaatsgevonden in het kader van een groot strafrechtelijk onderzoek, later bekend geworden als ‘de Vastgoedfraude’. Eind mei 2008 heeft in het kader van dit strafrechtelijk onderzoek op het notariskantoor een huiszoeking plaatsgevonden en is [de notaris] als (mede)verdachte aangemerkt.

2.15.

Bij vonnis van de strafkamer van de rechtbank Haarlem van 21 december 2012 is [de notaris] ter zake van de betalingen die betrekking hadden op de Bouwfonds-projecten Solaris, Coolsingel en Hollandse Meester veroordeeld voor – kort gezegd – het feitelijk leiding geven aan schuldwitwassen, begaan door de Stichting. Op het ingestelde hoger beroep is door het gerechtshof Amsterdam arrest gewezen op 27 februari 2015. Het Hof heeft [de notaris] (onder meer) schuldig bevonden aan witwassen. Het arrest is niet in het geding gebracht.

2.16.

De Kamer van Toezicht voor de Notarissen en Kandidaat Notarissen heeft naar aanleiding van een klacht van Rabo Vastgoedgroep [de notaris] bij uitspraak van 19 maart 2013 als notaris geroyeerd, omdat hij zijn onderzoeksplicht in ernstige mate heeft verzaakt en sprake is van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt.

2.17.

Artikel 7 lid 2 van de Verordening beroeps- en gedragsregels (voor notarissen) betreft de regeling voor het doen van een melding bij de Centrale Recherche Inlichtingendienst te Den Haag (hierna: CRI-melding) en luidt sinds 1 oktober 2000 als volgt:

“Indien de notaris een ernstig vermoeden heeft van het beramen of plegen van een misdrijf dat een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert en de notaris bovendien aanwijzingen heeft dat het gaat om een misdrijf beraamd of gepleegd in georganiseerd verband, dan kunnen de eer en het aanzien van het notariaat meebrengen dat de notaris van zijn vermoeden melding maakt. De melding dient te geschieden aan de Centrale Recherche Inlichtingendienst te Den Haag.”

3 Het geschil

3.1.

Rabo Vastgoedgroep vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:

I Ten aanzien van alle gedaagden met uitzondering van [de echtgenote van de notaris] :

- primair, hen hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan Rabo Vastgoedgroep van een bedrag van € 19.118.576,- althans ieder voor zich tot een door de rechtbank in goede justitie te bepalen deel van dat bedrag, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf bij nadere akte aan te duiden data tot de dag der algehele voldoening;

- subsidiair voor recht te verklaren dat zij onrechtmatig jegens Rabo Vastgoedgroep hebben gehandeld en jegens Rabo Vastgoedgroep hoofdelijk aansprakelijk zijn en hen hoofdelijk te veroordelen tot vergoeding van alle door Rabo Vastgoedgroep geleden en nog te lijden schade als gevolg van het onrechtmatig handelen, deze schade nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;

II Ten aanzien van de Stichting:

de vereffening van de ontbonden Stichting te heropenen ex artikel 2:23c van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) en over te gaan tot benoeming van een door de rechtbank in goede justitie nader te bepalen vereffenaar;

III Ten aanzien van [de notaris] en [de echtgenote van de notaris] :

de vernietiging van de rechtshandelingen die hebben geleid tot betalingen van [de notaris] aan [de echtgenote van de notaris] uit te spreken althans te aanvaarden en te bepalen dat het in deze zaak te wijzen vonnis voor een bedrag van € 489.250,- althans € 89.250,-, te vermeerderen met

wettelijke rente vanaf het moment van dagvaarden, kan worden geëxecuteerd tegen

[de echtgenote van de notaris] .

IV Ten aanzien van alle gedaagden:

- gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan Rabo Vastgoedgroep van

( a) de kosten van Rabo Vastgoedgroep als bedoeld ex artikel 6:96 lid 2 sub b BW, deze kosten nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;

( b) een bedrag gelijk aan de deurwaarderskosten als bedoeld in artikel 240 Rv te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;

( c) aan nakosten als bedoeld in artikel 237 lid 4 Rv een bedrag van € 131,- zonder betekening, verhoogd met een bedrag van € 68,- in geval van betekening, met bepaling dat, als deze kosten niet binnen zeven dagen na de dagtekening van het in dezen te wijzen vonnis worden voldaan, daarover vanaf de achtste dag na betekening van het vonnis wettelijke rente is verschuldigd; en

( d) de kosten van deze procedure met bepaling dat als deze kosten niet binnen zeven dagen na de dagtekening van het in dezen te wijzen vonnis worden voldaan, daarover vanaf de achtste dag na dagtekening van het vonnis, wettelijke rente is verschuldigd.

3.2.

Rabo Vastgoedgroep heeft aan haar vorderingen – kort samengevat – het volgende ten grondslag gelegd.

3.3.

[de notaris] heeft enorme geldbedragen op de kwaliteitsrekening ontvangen en heeft deze gelden vervolgens doorbetaald aan [betrokkene 1] c.s., zonder dat er een reële zakelijke grondslag voor de betalingen bestond. [de notaris] heeft aldus het reële risico genomen dat hij de belangen van derden zou schaden. [de notaris] was immers bekend met het feit dat [betrokkene 1] c.s. in dienst waren bij Bouwfonds en kon weten dat de enorme bedragen die hij op de kwaliteitsrekening ontving verband hielden met Bouwfonds-projecten. [de notaris] was voorts bekend met de winstdelingsovereenkomsten en heeft deze beoordeeld en hij was actief betrokken bij de poolovereenkomsten. Hij had kunnen weten dat de inhoud van deze overeenkomsten onjuist was, omdat steeds verschillende contractspartijen en winstgerechtigden werden genoemd. Voorts is [de notaris] geen rechtsgrond bekend gemaakt voor de substantiële (door)betalingen op en vanaf de kwaliteitsrekening en heeft hij nagelaten hiernaar nader onderzoek te doen en zo nodig maatregelen te nemen, noch heeft hij Bouwfonds gewaarschuwd. [de notaris] heeft aldus zijn zorgplicht als notaris geschonden en daarmee onrechtmatig gehandeld jegens Rabo Vastgoedgroep. Voorts heeft [de notaris] tegen de gedragsregels in geen CRI-melding gedaan, noch heeft hij een melding op grond van de Wet melding ongebruikelijke transacties (hierna: MOT‑melding) ter zake de litigieuze betalingen gedaan. Omdat [de notaris] onder de vlag van zijn notariskantoor heeft gehandeld, treffen deze verwijten tevens de vennootschappen van [de notaris] , de Stichting en de maatschap.

3.4.

Rabo Vastgoedgroep stelt voorts dat [de notaris] c.s. op grond van de artikelen 6:170, 6:171, 6:172 en 2:11 BW voor de onrechtmatige gedragingen van [de notaris] aansprakelijk is. De Stichting is voorts aansprakelijk omdat zij haar kwaliteitsrekening ter beschikking heeft gesteld. [de notaris] is ook in zijn hoedanigheid van bestuurder van de Stichting aansprakelijk, door toe te laten dat de Stichting onrechtmatig jegens Rabo Vastgoedgroep heeft gehandeld, aldus nog steeds Rabo Vastgoedgroep.

3.5.

Ten aanzien van [de echtgenote van de notaris] stelt Rabo Vastgoedgroep dat zij jegens Rabo Vastgoedgroep onrechtmatig heeft gehandeld door mee te werken aan paulianeuze betalingen. Zij heeft kort voor en na de arrestaties en huiszoekingen in het kader van de Vastgoedfraude drie forse geldbedragen ontvangen van (vennootschappen van) [de notaris] , met het doel liquide middelen aan het zicht en verhaal van Rabo Vastgoedgroep te onttrekken. De daaraan ten grondslag liggende rechtshandelingen zijn op grond van artikel 3:51 BW vernietigbaar en Rabo Vastgoedgroep kan als gevolg van de vernietiging rechtstreeks verhaal halen op de aan [de echtgenote van de notaris] betaalde gelden, aldus Rabo Vastgoedgroep.

3.6.

[de notaris] c.s. betwisten de vorderingen en hebben – samengevat – het volgende tot verweer gevoerd.

3.7.

Het vorderingsrecht van Rabo Vastgoedgroep is onvoldoende onderbouwd. De door [betrokkene 1] c.s. benadeelde partij is Bouwfonds. Rabo Vastgoedgroep heeft niet aangetoond dat zij de rechtsopvolger van Bouwfonds is. Dat ligt ook niet voor de hand nu ABN Amro Bank, een concurrent van de Rabobank , voor 40% deelnam in Bouwfonds. Voor zover de vorderingen al aan Rabo Vastgoedgroep zouden zijn gecedeerd, is hiervan aan [de notaris] c.s. geen mededeling gedaan. Dit brengt met zich dat de vorderingen zijn verjaard, aangezien door Rabo Vastgoedgroep verrichtte stuitingshandelingen geen effect hebben gehad.

3.8.

[de notaris] c.s. hebben niet onrechtmatig gehandeld jegens Rabo Vastgoedgroep. De door [de notaris] verrichte werkzaamheden (het beoordelen van de winstovereenkomsten en het opstellen van de poolovereenkomsten) betroffen geen werkzaamheden die aan een notaris zijn voorbehouden. Nu het niet gaat om zogenaamde ambtsverrichtingen, dient zijn optreden getoetst te worden aan de normen die voor een ieder gelden en niet aan de aan een notaris te stellen normen. Ook overigens is van schending van een notariële zorgplicht geen sprake. Daarvan kan slechts sprake zijn als [de notaris] beschikte over zwaarwegende aanwijzingen dat de gelden afkomstig waren uit misdrijf. Die aanwijzingen had [de notaris] niet. [de notaris] kende de frauduleuze (projectontwikkelings)overeenkomsten niet en wist ook niet dat de gelden afkomstig waren van Bouwfondsprojecten. Bovendien is ter zake van de projecten Paasheuvelweg en Waasland niet vastgesteld dat deze gelden afkomstig waren van fraude. [betrokkene 1] c.s. bewogen zich in hoge maatschappelijke kringen en bekleedden topposities bij grote bedrijven. Er was geen aanleiding te vermoeden dat de ontvangen gelden een criminele herkomst hadden, zeker niet nu openlijk zaken werd gedaan met eenvoudig naar [betrokkene 1] c.s. te herleiden vennootschappen. Daar komt bij dat [betrokkene 1] c.s. nadachten over de fiscale consequenties van de winstdelingsovereenkomsten, hetgeen doorgaans geen blijk geeft van criminele intenties. Op grond van zijn geheimhoudingsplicht was het [de notaris] overigens ook niet toegestaan de autoriteiten van de transacties op de hoogte te stellen, laat staan Bouwfonds te waarschuwen. Van overtreding van de Wet MOT is evenmin sprake. Het merendeel van de betalingen vond plaats voordat de Wet MOT op notarissen van toepassing werd. Voor wat betreft de betalingen die daarna hebben plaatsgevonden is gesteld noch gebleken dat die voldeden aan de indicatoren op grond waarvan gemeld zou moeten worden. [de notaris] is ook niet vervolgd voor het niet melden van de betreffende transacties.

3.9.

[de notaris] c.s. betwist voorts het causaal verband tussen de gedragingen van [de notaris] c.s. en de gestelde schade. [de notaris] c.s. voert daartoe aan dat Bouwfonds schade leed door en op het moment dat de frauduleuze (projectontwikkeling) overeenkomsten werden opgemaakt, althans toen op basis van die overeenkomsten werd betaald. Deze betalingen zijn echter niet ontvangen op de kwaliteitsrekening en [de notaris] was hier ook overigens niet bij betrokken. Op het moment dat de gelden op de kwaliteitsrekening werden gestort was de schade al geleden. De gelden waren immers daarvoor al door [betrokkene 1] c.s. aan het vermogen van Bouwfonds onttrokken. Het gebruik van de kwaliteitsrekening was bovendien geen essentieel onderdeel van de door [betrokkene 1] c.s. gepleegde fraude. Indien [de notaris] het gebruik van de kwaliteitsrekening had geweigerd, zou [betrokkene 1] c.s. wel een andere manier gevonden hebben om het geld weg te sluizen. Dat is in de omvangrijke vastgoedfraude ook veelvuldig gebeurd, bijvoorbeeld door middel van het sturen van valse facturen door vennootschappen van [betrokkene 1] c.s. Slechts een klein gedeelte van het geld is via de kwaliteitsrekening gelopen.

3.10.

[de notaris] c.s. betwist voorts de omvang van de schade nu Rabo Vastgoedgroep al is gecompenseerd door de forse schadevergoedingen die zijn betaald door in elk geval [betrokkene 1] , [betrokkene 3] , [X] en [Y] . Bovendien is sprake van een aanzienlijke mate van eigen schuld nu [betrokkene 1] er kennelijk in is geslaagd om Bouwfonds enorme bedragen afhandig te maken, terwijl hij slechts over een beperkte volmacht beschikte. Voor vrijwel alle transacties moet [betrokkene 1] dan ook van zijn superieuren toestemming hebben gekregen. Verder dient in het kader van de billijkheidscorrectie in acht te worden genomen dat Bouwfonds ook voordeel heeft gehad van de betrokkenheid van [betrokkene 1] c.s. bij haar organisatie.

3.11.

Rabo Vastgoedgroep maakt Ufdoor en Berckenrode geen zelfstandige verwijten. De gevorderde verklaring voor recht is daarom onbegrijpelijk. [de notaris] c.s. betwist bovendien dat de artikelen 6:170, 6:171, 6:172 en 2:11 BW in het onderhavige geval van toepassing zijn, aldus nog steeds [de notaris] c.s.

3.12.

Ook de tegen [de echtgenote van de notaris] ingestelde vorderingen zijn onbegrijpelijk, althans rechtens onmogelijk. Overigens is geen sprake van paulianeus handelen. De betalingen hebben plaatsgevonden ter uitvoering van het verrekenbeding in de huwelijkse voorwaarden tussen [de notaris] en [de echtgenote van de notaris] en het gaat hier dus niet om onverplichte rechtshandelingen. Bovendien is van wetenschap van benadeling ex art. 3:45 BW geen sprake en is door Rabo Vastgoedgroep in dit verband onvoldoende gesteld, aldus [de echtgenote van de notaris] .

3.13.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling

Het verzoek tot heropening van de vereffening van de Stichting

4.1.

Rabo Vastgoedgroep verzoekt heropening van de vereffening van de (reeds ontbonden) Stichting. Een dergelijke procedure dient bij verzoekschrift ingeleid te worden. De rechtbank zal daarom op de voet van artikel 69 Rv bevelen dat de procedure (op dat punt) in de stand waarin zij zich bevindt zal worden voortgezet volgens de regels die gelden voor de verzoekschriftprocedure, tenzij Rabo Vastgoedgroep binnen twee weken na het wijzen van dit vonnis schriftelijk aan de rechtbank bericht van voortzetting af te zien.

De betalingen aan [de echtgenote van de notaris]

4.2.

Rabo Vastgoedgroep vordert ex artikel 3:45 BW vernietiging van de rechtshandelingen die hebben geleid tot drie betalingen aan [de echtgenote van de notaris] , met daarbij de bepaling dat dit vonnis tot het bedrag van die betalingen tegen [de echtgenote van de notaris] ten uitvoer gelegd kan worden.

4.3.

Op grond van voormelde bepaling kan een schuldeiser de vernietiging inroepen van een onverplichte rechtshandeling, indien de schuldenaar bij het verrichten daarvan wist of behoorde te weten dat daarvan benadeling van een of meer schuldeisers in hun verhaalsmogelijkheden het gevolg zou zijn.

De rechtbank is van oordeel dat niet gebleken is dat sprake is van een onverplichte rechtshandeling. [de echtgenote van de notaris] heeft immers onweersproken aangevoerd dat de betalingen hebben plaatsgevonden op grond van een verrekenbeding dat is opgenomen in de tussen haar en [de notaris] overeengekomen huwelijkse voorwaarden. Het bestaan van dit verrekenbeding was ook (mede) aanleiding voor de opheffing van het (strafrechtelijk) conservatoir (ander) beslag op de banktegoeden van [de echtgenote van de notaris] . Gelet op het vorenstaande had het op de weg van Rabo Vastgoedgroep gelegen haar vordering ter zake van deze betalingen nader te onderbouwen. Nu Rabo Vastgoedgroep dat heeft nagelaten, zal de betreffende vordering als onvoldoende onderbouwd worden afgewezen.

De overige vorderingen

4.4.

Rabo Vastgoedgroep stelt zich op het standpunt dat [de notaris] c.s. onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld en gehouden is de als gevolg daarvan geleden schade van ruim € 19 miljoen te voldoen. Rabo Vastgoedgroep verwijt [de notaris] kort gezegd (1) schending van zijn notariële zorgplicht door na te laten nader onderzoek te doen naar de vraag of de via de kwaliteitsrekening lopende betalingen een zakelijke grondslag hadden en (2) geen CRI-melding te doen bij de Criminele Inlichtingendienst te Den Haag noch (3) een MOT-melding te doen. [de notaris] c.s. heeft volgens Rabo Vastgoedgroep aldus wezenlijk bijgedragen aan de fraude. De schade van Rabo Vastgoedgroep bestaat volgens haar uit het totaal bedrag van ruim € 19 miljoen dat op de kwaliteitsrekening is ontvangen en vervolgens naar rekeningen van (vennootschappen van) [betrokkene 1] c.s. is door betaald.

4.5.

Voor aansprakelijkheid ex artikel 6:162 BW dient sprake te zijn van (1) een onrechtmatige daad, (2) toerekenbaarheid van de daad aan de dader, (3) schade, (4) causaal verband tussen daad en schade en (5) relativiteit. [de notaris] heeft ten aanzien van meerdere van deze elementen gemotiveerd verweer gevoerd, met name ter zake van de onrechtmatigheid en het causaal verband. De rechtbank zal in het navolgende, gelet op de in dit verband door [de notaris] gevoerde verweren, per afzonderlijk verwijt de onrechtmatigheid en causaliteit behandelen.

Schending zorgplicht

4.6.

Artikel 21 lid 1 van de Wet op het notarisambt (Wna) verplicht de notaris de hem bij of krachtens de wet opgedragen of door een partij verlangde werkzaamheden te verrichten. Hij dient zijn dienst evenwel te weigeren wanneer naar zijn redelijke overtuiging of vermoeden de werkzaamheid die van hem wordt verlangd leidt tot strijd met het recht of de openbare orde, wanneer zijn medewerking wordt verlangd bij handelingen die kennelijk een ongeoorloofd doel of gevolg hebben of wanneer hij andere gegronde redenen voor weigering heeft. Bij gerede twijfel aan de goede bedoelingen van zijn cliënt dient de notaris zijn dienst te weigeren of zich door nader onderzoek te overtuigen van het geoorloofde karakter ervan. Onder bijzondere omstandigheden is de notaris verplicht hierbij ook zorg te dragen voor de belangen van derden welke mogelijkerwijs zijn betrokken bij de door hem verlangde ambtsverrichtingen. Deze zorgplicht kan ertoe leiden dat de notaris gegronde redenen heeft als bedoeld in artikel 21 Wna om de van hem gevraagde dienstverlening te weigeren of op te schorten. Verleent hij de gevraagde dienst toch, dan kan dit civielrechtelijke aansprakelijkheid jegens de betrokken derde met zich brengen.

4.7.

Rabo Vastgoedgroep legt aan haar vordering ten grondslag dat [de notaris] zijn zorgplicht jegens haar heeft geschonden door bij de voor [betrokkene 1] c.s. uitgevoerde werkzaamheden onvoldoende zorg te dragen voor de belangen van Bouwfonds. Zij stelt daartoe dat [de notaris] gegronde redenen had om aan de goede bedoelingen van [betrokkene 1] c.s. te twijfelen en niet zonder nader onderzoek hieraan zijn medewerking had mogen verlenen. Rabo Vastgoedgroep heeft echter nagelaten nader te concretiseren en te onderbouwen op welk moment [de notaris] voldoende wetenschap ter zake van het dubieuze karakter van de transacties moet hebben gehad om, gegeven de op hem rustende notariële zorgplicht, anders te handelen dan hij heeft gedaan. Rabo Vastgoedgroep heeft ter zitting aangevoerd dat in de periode van 21 april 1999 tot 25 november 2002 in de media meerdere berichten zijn verschenen waaruit [de notaris] had kunnen opmaken dat de in de winstdelingsovereenkomsten genoemde projecten van Bouwfonds waren en dat dit voor hem aanleiding had moeten zijn om ten aanzien van alle winstdelingsovereenkomsten, poolovereenkomsten en de substantiële doorbetaling van partners van Bouwfonds aan [betrokkene 1] c.s. ernstige vraagtekens te plaatsen, maar heeft desgevraagd niet een concreet moment kunnen aanwijzen waarop [de notaris] in voornoemde periode van 3 jaren geacht moest worden over voldoende aanwijzingen te beschikken. De in dit verband door Rabo Vastgoedgroep ingenomen stelling dat [de notaris] zelf Bouwfonds rechtstreeks had moeten waarschuwen omtrent de transacties, komt daarmee, wat daar verder ook overigens van zij, in de lucht te hangen.

4.8.

Rabo Vastgoedgroep heeft evenmin geconcretiseerd welk verwijt [de notaris] nu precies wordt gemaakt. Tegenover het gemotiveerde verweer van [de notaris] c.s., heeft Rabo Vastgoedgroep aldus onvoldoende gesteld om het causaal verband tussen het gemaakte verwijt en de geleden schade te kunnen vaststellen. De enkele stelling dat de meeste betalingen van Bouwfonds aan de desbetreffende projectontwikkelaars hebben plaatsgevonden nadat [de notaris] de winstdelingsovereenkomsten had beoordeeld en de eerste poolovereenkomst door [de notaris] was opgesteld, zoals Rabo Vastgoedgroep heeft betoogd, is in het licht van het vorenstaande onvoldoende om het vereiste causaal verband te kunnen aannemen.

De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen dat niet in geschil is dat indien bij [de notaris] op enig moment twijfel zou zijn ontstaan omtrent de betrouwbaarheid van de transacties waarbij zijn dienstverlening werd gevraagd, hij niet anders had kunnen doen dan het weigeren van zijn ministerie. Als [de notaris] reeds bij het beoordelen van de winstdelingsovereenkomsten en het opstellen van de poolovereenkomst gerede twijfel over de geoorloofdheid hiervan had moeten hebben, zoals Rabo Vastgoedgroep lijkt te suggereren, zou [de notaris] [betrokkene 1] c.s. hiervan op de hoogte hebben moeten stellen en zijn medewerking hebben moeten weigeren. Met [de notaris] c.s. is de rechtbank van oordeel dat niet aannemelijk is dat [betrokkene 1] c.s. zich hierdoor zou hebben laten weerhouden. Gelet op de omvang van de fraude, de toegepaste modus operandi en het profiel en de geslepenheid van [betrokkene 1] c.s. zoals dat blijkt uit de gedingstukken, acht de rechtbank aannemelijk dat de fraude ook zonder tussenkomst van [de notaris] zou zijn uitgevoerd en voortgezet, zodat ook dan de schade zou zijn geleden. Daarbij is van belang dat Rabo Vastgoedgroep niet heeft weersproken dat [betrokkene 1] c.s. veelvuldig andere manieren heeft gebruikt om ‘overwinst’ van projectontwikkelaars over te hevelen en slechts een klein gedeelte van de met de vastgoedfraude ontvreemde gelden via de kwaliteitsrekening is doorbetaald.

CRI-melding

4.9.

Rabo Vastgoedgroep verwijt [de notaris] c.s. voorts dat hij geen CRI-melding heeft gedaan. Rabo Vastgoedgroep stelt daartoe dat als [de notaris] zijn zorgplicht had nageleefd, hij een vermoeden had moeten hebben van het plegen van een misdrijf dat een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert. Rabo Vastgoedgroep heeft echter nagelaten nader te concretiseren op welk moment (vóórdat de betalingen uit het vermogen van Bouwfonds verdwenen) sprake was van feiten en omstandigheden van dien aard dat bij [de notaris] een ernstig vermoeden had dienen post te vatten dat [betrokkene 1] c.s. bezig waren ernstige misdrijven te plegen. Rabo Vastgoedgroep heeft in het bijzonder nagelaten uiteen te zetten welke feiten en omstandigheden [de notaris] op welk moment bekend waren omtrent die misdrijven en de mogelijke plegers daarvan en of die wetenschap voldoende concreet en specifiek was om een ernstig vermoeden in vorenbedoelde zin te rechtvaardigen. Evenmin heeft Rabo Vastgoedgroep feiten en omstandigheden aangevoerd op grond waarvan aannemelijk is dat een CRI‑melding tot beëindiging van die misdrijven zou hebben geleid en/of dat daarmee de schade als gevorderd zou zijn voorkomen. Nu Rabo Vastgoedgroep aldus niet aan haar stelplicht heeft voldaan, zal dit verwijt als onvoldoende onderbouwd worden gepasseerd.

MOT-melding

4.10.

Het verwijt van Rabo Vastgoedgroep dat [de notaris] ten onrechte geen MOT-melding heeft gedaan, is hetzelfde lot beschoren. Tegenover de gemotiveerde betwisting zijdens [de notaris] heeft Rabo Vastgoedgroep niet, althans onvoldoende, gemotiveerd gesteld dat en op welke gronden aan de zogenaamde objectieve en subjectieve indicatoren van de ‘indicatorenlijst ongebruikelijke transacties’ zou zijn voldaan. Voorts heeft Rabo Vastgoedgroep niet weersproken dat de Wet MOT eerst per 1 juni 2003 op notarissen van toepassing werd, terwijl een groot deel van de betalingen toen al had plaatsgevonden. De in dat verband geponeerde stelling dat [de notaris] vóór die datum op grond van het ongeschreven recht een MOT-melding had moeten doen, is gelet op de betwisting zijdens [de notaris] onvoldoende onderbouwd. Bovendien heeft Rabo Vastgoedgroep, bij gemotiveerde betwisting zijdens [de notaris] , haar stelplicht verzaakt door onder meer in het midden te laten wanneer [de notaris] een MOT-melding had moeten doen, wat die melding in had moeten houden, wat in concreto het gevolg van de melding zou zijn geweest en welke schade door die melding voorkomen had kunnen worden.

Conclusie

4.11.

Gelet op het voorgaande heeft Rabo Vastgoedgroep onvoldoende gemotiveerde stellingen geponeerd die, indien bewezen, grond bieden om wat betreft de aan [de notaris] gemaakte verwijten onrechtmatigheid en causaal verband met de gestelde schade aan te nemen. De vorderingen van Rabo Vastgoedgroep tegen [de notaris] zullen daarom worden afgewezen. Daaruit volgt dat de vorderingen tegen de Stichting en de maatschap en tegen Ufdoor en Berckenrode eveneens afgewezen dienen te worden. De verwijten aan het adres van deze gedaagden zijn immers afgeleid van de verwijten aan [de notaris] en de vorderingen strekken tot vergoeding van dezelfde schade.

4.12.

De door [de notaris] c.s. opgeworpen vraag of Rabo Vastgoedgroep wel vorderingsgerechtigd is, kan gelet op het voorgaande in het midden blijven. Datzelfde geldt voor het door [de notaris] c.s. gevoerde verjaringsverweer.

4.13.

Rabo Vastgoedgroep zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.

4.14.

De kosten aan de zijde van [de notaris] , Berckenrode, Ufdoor en [de echtgenote van de notaris] worden begroot op:

- griffierecht € 3.715,00

- salaris advocaat 6.422,00 (2,0 punten × tarief € 3.211,00)

Totaal € 10.137,00

4.15.

De kosten aan de zijde van de niet verschenen maatschap en Stichting worden tot op heden begroot op nihil.

5 De beslissing

De rechtbank

5.1.

verwijst de zaak voor wat betreft het verzoek ex artikel 2:23c BW in de stand waarin deze zich bevindt naar de rekestenkamer van de sectie Handel & Insolventies, Afdeling Privaatrecht, van deze rechtbank, behoudens tegenbericht zijdens Rabo Vastgoedgroep binnen twee weken na heden,

5.2.

beveelt dat de procedure betreffende het verzoek ex artikel 2:23 c BW, indien geen tegenbericht wordt ontvangen, zal worden voortgezet volgens de regels die gelden voor de verzoekschriftprocedure,

5.3.

wijst de vorderingen voor het overige af,

5.4.

veroordeelt Rabo Vastgoedgroep in de proceskosten, aan de zijde van [de notaris] c.s. en [de echtgenote van de notaris] tot op heden begroot op € 10.137,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW van af veertien dagen na heden tot de dag van volledige betaling, en aan de zijde van de maatschap en de Stichting tot op heden begroot op nihil.

Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. Schotman, mr. H.A. Pott Hofstede en mr. M.M. Kruithof en in het openbaar uitgesproken op 11 november 2015.

type:

coll:


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature