U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Verstekzaak. Gezamenlijk gezag omgezet in eenhoofdig gezag van de vrouw. De man bemoeit zich niet dan wel nauwelijks met de verzorging en opvoeding van de minderjarige. De man heeft zelf persoonlijke problemen. Als partijen afspraken maken worden deze door de man niet nageleefd. De man heeft als ouder de plicht een minderjarige kind te verzorgen en opvoeden en door zijn houding geeft de man geen inhoud aan zijn verantwoordelijkheid als gezagsdragende ouder. Het gezamenlijk gezag staat een goede en adequate behartiging van de belangen van de minderjarige in de weg.

Uitspraak



RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Sectie Familie & Jeugd

locatie Alkmaar

zaaknummer / rekestnummer: C/15/222143 / FA RK 15-899

Beschikking d.d. 23 september 2015 betreffende de echtscheiding

in de zaak van:

[naam vrouw],

wonende te Wieringerwaard, gemeente Hollands Kroon,

hierna te noemen de vrouw,

advocaat mr. E. van Meeteren, gevestigd te Schagen,

tegen

[naam man],

wonende te Schagen,

hierna te noemen de man.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het verzoekschrift van de vrouw, ingekomen op 13 februari 2015;

- het betekeningsexploot, en

- het bericht van de vrouw met bijlagen van 13 augustus 2015, ontvangen op

14 augustus 2015.

1.2.

Binnen de daarvoor gestelde termijn is door de man geen verweerschrift ingediend.

1.3.

De rechtbank heeft op 11 juni 2015 een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) ontvangen, gedateerd op 9 juni 2015.

1.3.

De behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van 27 augustus 2015.

Bij die gelegenheid zijn verschenen de vrouw, bijgestaan door mr. Van Meeteren voornoemd. Tijdens de mondelinge behandeling is eveneens verschenen mevrouw [naam], namens de Raad.

De man is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.

1.4.

Gelet op de leeftijd van de minderjarige [naam kind] is hij niet gehoord.

2 De beoordeling

2.1.

Partijen zijn met elkaar gehuwd op [datum] te Schagen.

2.2.

Het minderjarige kind van partijen is [naam kind], geboren op

[geboortedatum] te Alkmaar.

2.3.

Scheiding

2.3.1.

De vrouw heeft verzocht de echtscheiding tussen partijen uit te spreken. Zij heeft gesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht.

2.3.2.

Op grond van artikel 815, lid twee van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), voor zover hier van belang, dient een (inleidend) verzoekschrift tot echtscheiding een ouderschapsplan te bevatten ten aanzien van het minderjarige kind van partijen over wie zij al dan niet gezamenlijk het gezag uitoefenen. Nu het ouderschapsplan in de wet is geformuleerd als een processuele eis bij een verzoek tot echtscheiding heeft de rechtbank de bevoegdheid een echtgenoot in het verzoek tot echtscheiding niet-ontvankelijk te verklaren, tenzij er redenen zijn om aan te nemen dat het ouderschapsplan redelijkerwijs niet kan worden overgelegd (artikel 815, lid zes Rv ).

Door de vrouw is geen ouderschapsplan overeenkomstig artikel 815, lid twee Rv overgelegd. De vrouw heeft gesteld dat uit een onderzoek bij de man aanwijzingen naar voren zijn gekomen voor een narcistische persoonlijkheidsstoornis die zich vooral uit in relaties. De man gedraagt zich impulsief en stelt zich zorgmijdend op. Hij ligt volgens de vrouw al meer dan een jaar op bed en drinkt dagelijks vanaf de namiddag alcohol. De vrouw zegt dat zij niet in staat is afspraken met de man te maken. Nu de vrouw voldoende heeft gemotiveerd dat het voor haar op dit moment redelijkerwijs niet mogelijk is een door beide partijen akkoord bevonden ouderschapsplan over te leggen, zal de rechtbank de vrouw ontvangen in haar verzoek tot echtscheiding.

2.3.3.

Het verzoek tot echtscheiding zal, als niet weersproken en op de wet gegrond, worden toegewezen.

2.4.

Gezag

2.4.1.

De vrouw heeft verzocht te bepalen dat het gezag over de minderjarige na echtscheiding alleen aan haar toekomt. Ter onderbouwing van dit verzoek heeft de vrouw aangevoerd dat de man sinds de minderjarige tweeënhalf jaar is, geen initiatief toont in de verzorging en opvoeding van de minderjarige. De vrouw regelt alles voor de minderjarige en de man vindt dat prima. De vrouw was verbaasd dat de man zijn medewerking heeft verleend aan het inschrijven van de minderjarige op een basisschool. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de vrouw er op gewezen dat de tussen partijen afgesproken zorgregeling niet van de grond komt omdat de man deze niet naleeft.

2.4.2.

De Raad adviseert dit verzoek van de vrouw af te wijzen. Naar mening van de Raad is er geen sprake van een situatie dat de minderjarige klem of verloren raakt tussen partijen en daarnaast heeft de vrouw tot op heden in de verzorging en opvoeding van de minderjarige geen problemen ondervonden.

2.4.3.

Hoofdregel is dat ouders na echtscheiding het ouderlijk gezag gezamenlijk blijven uitoefenen. Van deze hoofdregel kan worden afgeweken indien er een onaanvaardbaar risico is dat de minderjarige klem of verloren zou raken tussen partijen en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd verbetering in komt dan wel het anderszins in het belang van de minderjarige is om tot wijziging van het gezag te komen.

2.4.4.

Voor gezamenlijk ouderlijk gezag is vereist dat de ouders in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig belang over de minderjarige in gezamenlijk overleg kunnen nemen, althans ten minste in staat zijn afspraken te maken over situaties die zich rond de minderjarige kunnen voordoen, zodanig dat de minderjarige niet klem of verloren raakt tussen de ouders. Uit hetgeen de vrouw naar voren heeft gebracht, blijkt dat de man, sinds het moment dat de minderjarige zo’n tweeënhalf jaar is – de minderjarige is inmiddels vier jaar –, zich niet dan wel nauwelijks heeft bemoeid met de opvoeding van de minderjarige. Blijkens het Raadsrapport heeft de man aangegeven dat hij alles best vindt wat moeder voor de minderjarige beslist: ‘hij woont nu toch bij haar”. Volgens de vrouw heeft de man deze houding ook aangenomen bij zijn kinderen, van thans 16 en 14 jaar, die hij met een ex-echtgenote heeft.

Uit het Raadsrapport komt voorts naar voren dat de man bekend is met ernstige depressies en een alcoholprobleem. Daarnaast is de man gediagnosticeerd met een narcistische persoonlijkheidsstoornis. Hij is aangemeld bij het GGZ en krijgt via internet hulpverlening en begeleiding voor zijn alcoholprobleem. De GGZ-behandelaar heeft aangegeven dat de behandelrelatie niet heel lang zal duren zolang de vader niet bereid is zelf actief iets te doen aan zijn leefstijl en de manier waarop hij met mensen om moet gaan.

Uit hetgeen de vrouw naar voren heeft gebracht, blijkt tot slot dat partijen niet (goed) met elkaar kunnen communiceren en indien er wel afspraken worden gemaakt (over bijvoorbeeld de uitvoering van de zorgregeling), blijkt dat deze afspraken door de man niet worden nagekomen.

2.4.5.

De vrouw heeft naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk gemaakt dat de man zich, reeds voor de echtscheidingsprocedure van partijen, passief opstelt met betrekking tot de verzorging en opvoeding van de minderjarige. Het ouderlijk gezag omvat echter de plicht en het recht van de ouder om een minderjarig kind te verzorgen en op te voeden. Door zijn houding ten opzichte van de minderjarige en de vrouw geeft de man geen inhoud aan zijn verantwoordelijkheid als gezagsdragende ouder en staat het gezamenlijk gezag aan een goede en adequate behartiging van de belangen van de minderjarige in de weg. Dat de man thans wel toestemming heeft verleend om de minderjarige op een school in te schrijven, maakt het oordeel van de rechtbank niet anders aangezien uit deze enkele toestemming op zich niet blijkt dat de man thans wel een gedragsverandering heeft ondergaan en zich actief met de opvoeding en verzorging van de minderjarige wil bezig houden. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat het in het belang van de minderjarige is dat de vrouw alleen met het gezag over hem wordt belast. De rechtbank zal dit verzoek van de vrouw dan ook toewijzen.

2.5

Hoofdverblijfplaats

In haar brief van 13 augustus verzoekt de vrouw voorwaardelijk, als de rechtbank van oordeel is dat het gezamenlijk gezag gehandhaafd dient te blijven, om in de beschikking op te nemen dat de minderjarige bij haar zijn hoofdverblijfplaats zal krijgen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de vrouw dit verzoek ingetrokken, zodat dit verzoek geen verdere behandeling meer behoeft.

2.6.

Verdeling zorg- en opvoedingstaken

2.6.1.

De vrouw heeft verzocht een regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: de zorgregeling) vast te stellen. Zij verzoekt te bepalen dat de zorgregeling zal worden begeleid, voor zover dit al mogelijk is.

2.6.2.

In het Raadsrapport adviseert de Raad te bepalen dat de minderjarige om de week op zaterdagochtend van 10.30 uur tot 12.00 uur op de kinderboerderij in Schagen contact zal hebben met de man. Deze regeling komt overeen met de regeling die partijen in onderling overleg met elkaar hebben afgesproken.

2.6.3.

Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de tussen partijen afgesproken zorgregeling door de man niet wordt nageleefd. Desondanks heeft de vrouw aangegeven dat zij ermee kan instemmen dat de door de Raad voorgestelde regeling door de rechtbank wordt vastgesteld omdat zij het in het belang van de minderjarige acht dat hij contact met de man heeft. Zij hoopt dat het vaststellen van de regeling door de rechtbank voor de man aanleiding zal zijn om deze regeling daadwerkelijk na te leven. Zij heeft daarbij voorts gesteld dat indien de regeling gedurende langere tijd niet door de man zal worden nageleefd de vast te leggen zorgregeling eerst zal moeten worden opgebouwd.

2.6.4.

Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om het advies van de Raad te volgen en de geadviseerde zorgregeling in deze beschikking vast te stellen.

2.7.

Onderhoudsbijdragen

2.7.1.

De vrouw heeft verzocht een door de man te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige (hierna ook: kinderbijdrage) van € 250,- per maand en een door de man te betalen bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud (hierna ook: partnerbijdrage) van € 500,- per maand vast te stellen.

2.7.2.

De rechtbank zal het verzoek met betrekking tot de kinder- en partnerbijdrage als niet weersproken en op de wet gegrond toewijzen.

2.8.

Verdeling

2.8.1.

De vrouw heeft in haar inleidende verzoekschrift verzocht de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap tussen partijen vast te stellen en partijen in de gelegenheid te stellen binnen een door de rechtbank te bepalen termijn een zogenaamd webformulier bij de rechtbank in te dienen. In haar brief van 13 augustus 2015 geeft de vrouw aan dat zij heeft besloten dat zij het niet langer nodig acht dat de rechtbank de verdeling vaststelt. Zij verzoekt de rechtbank thans wel partijen te bevelen dat zij over dienen te gaan tot verdeling van de gemeenschap van goederen, met benoeming van een notaris en onzijdige personen overeenkomstig de wet. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de vrouw met betrekking tot haar laatste verzoek aangegeven dat zij niet weet of de volledige huwelijksgoederengemeenschap van partijen is verdeeld en om die reden belang heeft bij haar verzoek.

2.8.2.

De rechtbank zal het verzoek van de vrouw met betrekking tot het bevel tot verdeling als niet weersproken en op de wet gegrond toewijzen.

2.9

Raadsadvies

De vrouw heeft in haar inleidende verzoekschrift verzocht te bepalen dat advies ingewonnen wordt bij de Raad teneinde de rechtbank in de gelegenheid te stellen een zorgregeling vast te stellen. In haar brief van 13 augustus 2015 geeft de vrouw aan dat dit verzoek vervalt. De rechtbank begrijpt daaruit dat de vrouw haar verzoek heeft ingetrokken en stelt vast dat dit verzoek geen verdere behandeling meer behoeft.

3 De beslissing

De rechtbank:

3.1.

spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd te Schagen op [datum];

3.2.

bepaalt dat het gezag over de minderjarige [naam kind], geboren op [geboortedatum] te Alkmaar, alleen toekomt aan de vrouw;

3.3.

bepaalt dat ten aanzien van voornoemde minderjarige de zorg- en opvoedingstaken als na te melden zullen worden verdeeld:

de minderjarige zal bij de man zijn om de week op zaterdagochtend van 10.30 uur tot 12.00 uur op de kinderboerderij in Schagen;

3.4.

bepaalt dat de man € 250,- per maand dient te betalen aan de vrouw als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de voornoemde minderjarige, met ingang van de dag van inschrijving van de beschikking tot echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;

3.5.

bepaalt dat de man € 500,- per maand dient te betalen aan de vrouw als uitkering tot levensonderhoud, met ingang van de dag van inschrijving van de beschikking tot echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;

3.6.

beveelt partijen over te gaan tot verdeling van hun gemeenschap ten overstaan van een notaris. Voor het geval partijen het binnen veertien dagen na inschrijving van de beschikking tot echtscheiding over de keuze van een notaris niet eens zij, benoemt de rechtbank mr. P.J.M. Stouthart, notaris te Schagen, of diens waarnemer of opvolger. Wanneer de man niet meewerkt aan de verdeling zal mr. V.E. de Haas, advocaat te Schagen als zijn vertegenwoordiger optreden. Wanneer de vrouw niet meewerkt aan de verdeling zal mr. P.J.M. Ros, advocaat te Schagen als haar vertegenwoordiger optreden;

3.7.

verklaart de beslissing, behoudens ten aanzien van de echtscheiding, uitvoerbaar bij voorraad.

Deze beschikking is gegeven door mr. J.L. Roubos, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. M. Knoop-Gerritsen op 23 september 2015.

Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature