U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Sociale verzekeringsfraude. Geen reden om Openbaar Ministerie niet ontvankelijk te verklaren of om de verdachte vrij te spreken na rechtmatigheidsonderzoek in Turkije.

Uitspraak



RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf

Locatie Alkmaar

Meervoudige strafkamer

Parketnummer: 15/147769-12 (P)

Uitspraakdatum: 27 juni 2014

Tegenspraak (gemachtigd raadsman)

Vonnis

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 13 juni 2014 in de zaak tegen:

[verdachte 1] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],

ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres ([adres].

De politierechter heeft de zaak onder het parketnummer 15/147769-12 op 20 maart 2014 naar deze kamer verwezen.

Deze zaak met bovengenoemd parketnummer is gelijktijdig, maar niet gevoegd, behandeld met de zaak tegen de medeverdachte [verdachte 2] met het parketnummer 15/147768.12.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie

mr. G. Visser en van wat de raadsman van verdachte, mr. R. Küçükünal, advocaat te Schiedam, naar voren hebben gebracht.

1 Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:

hij (op een of meerdere tijdstip(pen)) in of omstreeks de periode van 1 april 2001 tot 1 maart 2012 te Zaandam, gemeente Zaanstad, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, (telkens) in strijd met een hem, verdachte, en/of zijn mededader bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten artikel 65 van de Algemene bijstandswet (Abw) en/of artikel 17 van de Wet Werk en Bijstand (WWB), (telkens) opzettelijk heeft/hebben nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, zulks terwijl dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl verdachte, en/of zijn mededader wist(en), althans redelijkerwijze moest(en) vermoeden dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming, te weten een aanvullende (bijstands)uitkering/AIO-aanvulling krachtens de Algemene bijstandswet en/of de Wet Werk en Bijstand, dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader toen en aldaar (telkens) opzettelijk nagelaten de gemeente

Zaanstad en/of de Sociale Verzekeringsbank (SVB) (tijdig) in te lichten dat hij, verdachte, en/of zijn mededader,

- onroerend goed (in Turkije) in eigendom had(den) en/of heeft/hebben gehad en/of beschikte(n) over vermogen, te weten acht, althans een of meerdere, appartement(en) en/of gebouw(en) (in de provincie Istanbul, in de gemeente en/of het dorp Tuzla)

- in de periode van 1 december 1982 tot 1 maart 2012 inkomsten heeft/hebben genoten uit (ouderdoms)pensioen (uit Turkije) (van het SGK).

2 Beroep op niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in de vervolging

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie het besluit tot vervolging heeft genomen op grond van een onrechtmatig onderzoek, in het kader van (aanvullende) uitkeringen van de Sociale Dienst van de gemeente Zaanstad respectievelijk de Sociale Verzekeringsbank (hierna kortweg: SVB), uitgevoerd door het Bureau Sociale Zaken van de Nederlandse Ambassade in Turkije.

De raadsman stelt dat de Sociale Verzekeringsbank zijn cliënt met name naar aanleiding van een langdurige vakantie in Turkije ten onrechte als verdachte heeft aangemerkt. Naar aanleiding hiervan hebben opsporingsambtenaren van voornoemd Bureau Sociale Zaken een onderzoek opgestart in Turkije. De raadsman voert aan dat de SVB hiermee heeft gehandeld in strijd met onder meer artikel 1 van de Grondwet, artikel 7a van de Algemene wet gelijke behandeling , het gelijkheidsbeginsel en het verbod op willekeur alsmede een informatie-verplichting met betrekking tot mogelijke strafrechtelijke gevolgen van een verklaring.

De raadsman betoogt dat het bewijs onrechtmatig is verkregen en niet mag worden gebruikt in het strafrechtelijk onderzoek.Primair stelt de raadsman zich op het standpunt dat de officier van justitie als gevolg van dit onrechtmatig optreden van de opsporingsambtenaren van de Sociale Dienst niet ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging.

De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het onderzoek in Turkije is gedaan in het kader van een bestuursrechtelijk rechtmatigheidsonderzoek. De Sociale Verzekeringsbank heeft evenals de Sociale Dienst van de gemeente Zaanstad een zelfstandige bevoegdheid om een dergelijk onderzoek in het buitenland te doen uitvoeren.De beslissing tot vervolging is genomen naar aanleiding van de resultaten van dit onderzoek. Hierna is [verdachte 1] als verdachte, door de opsporingsambtenaren van de SVB gehoord. De officier van justitie stelt dat de SVB de bevoegdheid heeft om onderscheid te maken tussen het bestuursrechtelijke en het strafrechtelijke deel van het onderzoek en dat er geen redenen zijn om het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk te verklaren.

De rechtbank is van oordeel dat uit het bestuursrechtelijke deel van het onderzoek niet blijkt van gebreken die zouden moeten doorwerken in de strafzaak. Bij dit oordeel heeft de rechtbank mede acht geslagen op de ter terechtzitting besproken uitspraak van de toenmalige rechtbank Haarlem, gewezen op 20 juli 2012 in de zaak tussen de verdachte en de SVB. De officier van justitie is daarom ontvankelijk in de vervolging.

3 Voorvragen

De rechtbank heeft ook overigens vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Inleiding

De verdachte wordt ervan beschuldigd dat hij zich samen met zijn vrouw[verdachte 2] (hierna te noemen: de medeverdachte) schuldig heeft gemaakt aan sociale zekerheidsfraude door niet te voldoen aan de wettelijke verplichting om de benodigde gegevens te verstrekken die van invloed kunnen zijn op de duur en/of de hoogte van de uitkering.

De rechtbank zal dienen te beoordelen of de verdachte en/of zijn medeverdachte in de ten laste gelegde periode de inlichtingenplicht hebben geschonden door de gemeente Zaanstad en/of de Sociale Verzekeringsbank niet in te lichten over het bezit van onroerend goed in Turkije en over het feit dat de medeverdachte in Turkije een ouderdomspensioen ontving, terwijl zij wisten dat die gegevens van belang waren voor de verstrekking van hun uitkering.

5 Bewijs

5.1.

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.

5.2.

Standpunt van de verdediging

De raadsman van de verdachte heeft subsidiair betoogd dat het bewijs onrechtmatig is verkregen en dat de verdachte daarom dient te worden vrijgesproken. De raadsman beroept zich hiertoe op de hierboven in het kader van een voorvraag reeds besproken en als ontoereikend beoordeelde gronden.

Daarnaast bepleit de raadsman dat de verdachte en de medeverdachte door het niet opgeven van bezittingen of uitkering in het buitenland nooit de intentie hebben gehad zichzelf te verrijken. De verdachten hebben bij het verkrijgen van de erfenis in Turkije nooit het idee gekregen dat dit vermogen was dat moest worden opgegeven bij de uitkeringsinstantie in Nederland. Deze erfenis, bestaande uit 8 appartementen in Turkije, stond weliswaar op naam van [verdachte 1], maar deze erfenis werd ook verdeeld onder zijn broers en zussen in Turkije. De raadsman stelt voorts dat mevrouw [verdachte 2] het ouderdomspensioen, dat zij in Turkije ontving, nooit heeft geïnd, maar aan haar familie in Turkije schonk. Beide verdachten hebben dit pensioen in Turkije nooit als inkomen beschouwd.

5.3.

Redengevende feiten en omstandigheden

De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van het volgende.

Uit het proces-verbaal van bevindingen van de sociaal rechercheur K.J. van Iersel blijkt dat de verdachte [verdachte 1] vanaf 1 april 2001 een gekorte uitkering AOW pensioen voor een gehuwde ontving. Op deze uitkering ontving [verdachte 1] een inkomensafhankelijke toeslag voor het feit dat hij samenwoonde met een partner, jonger dan 65 jaar.

De verdachte [verdachte 2] ontving vanaf 1 april 2009 een gekorte AOW pensioenuitkering voor een gehuwde.

Naar aanleiding van een langdurige vakantie van de verdachte en de medeverdachte in Turkije is op verzoek van de SVB op 12 augustus 2010 door het Bureau Sociale Zaken van de Nederlandse Ambassade te Ankara een rechtmatigheidsonderzoek ingesteld in Turkije. Uit dit onderzoek kwam naar voren dat de verdachte mede- eigenaar (50%) is van een drietal appartementen en dat de medeverdachte eigenaresse is van een zestal appartementen. Deze appartementen zijn gelegen in Tuzla /Istanbul (Turkije) en zijn in het kader van dit onderzoek op 18 Augustus 2010 getaxeerd op een bedrag van € 200.000,- (het aandeel van de verdachte bedraagt derhalve € 100.000,-) respectievelijk € 250.000. De verdachte en zijn medeverdachte hebben voor voormelde onroerend goederen belastingaangifte gedaan in Tuzla/Istanbul in Turkije. Uit het onderzoek in Turkije is voorts naar voren gekomen dat de medeverdachte [verdachte 2] vanaf 1 december 1982 in Turkije ouderdomspensioen ontvangt ter hoogte van € 360,- per maand.

De verbalisant Van Iersel heeft in zijn in noot 2 genoemde proces-verbaal van bevindingen aandacht gevraagd voor de volgende relevante aspecten van wet en praktijk.Vanaf 2007 heeft de SVB de uitvoering van de aanvullende WWB voor AOW-gerechtigden gefaseerd overgenomen van de gemeenten. Per 1 januari 2010 heeft de SVB de uitvoering volledig overgenomen en is bij die gelegenheid de WWB voor 65-plussers hernoemd tot de Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen (hierna te noemen: AIO).

Beide verdachten ontvingen sinds tenminste 1 april 2001 een aanvulling op hun inkomen krachtens de WWB. De SVB heeft de betaling van de aanvulling op het AOW pensioen van de verdachten met ingang van 1 juli 2009 van de gemeente Zaanstad overgenomen.

In het dossier werden geen stukken aangetroffen waaruit vastgesteld kon worden dat de verdachten melding hebben gemaakt van vermogen en/of inkomen in het buitenland. Dit gegeven is van invloed op de hoogte van de WWB uitkering.

De verdachten werden bij de aanvang van de uitkering door middel van de toegezonden “verplichtingen” gewezen op de verplichting tot het melden van elke verandering van feiten en omstandigheden die van invloed kan zijn op de hoogte en/of het recht op uitkering.

Op de website van de SVB is informatie te vinden over de omstandigheden waaronder recht bestaat op de AIO-aanvulling. Ook wordt uitgelegd wat onder het begrip vermogen wordt verstaan. Vermeld wordt dat als iemand een eigen huis heeft er andere regels gelden en daarom contact met de SVB moet worden opgenomen.

In het dossier is een formulier Aanvraag om AOW-pensioen ten name van de verdachte [verdachte 1] opgenomen, dat op 14 november 2000 te Zaandam was ingevuld en ondertekend door beide verdachten. Bij de vraag “heeft uw huwelijkspartner/huisgenoot jonger dan 65 jaar inkomen werd “ja” aangekruist.

In het dossier van [verdachte 1] bevindt zich een formulier “Inkomen (huwelijks)partner” ten name van de verdachte Y. [verdachte 1] dat op 14 november 2000 te Zaandam was ingevuld en ondertekend door de verdachte [verdachte 1]. Bij de vraag: “heeft uw (huwelijks) partner overig inkomen?” werd nee aangekruist.

Eveneens bevond zich in het dossier een Inkomsten opgave formulier op grond van de AIO ten name van de verdachte [verdachte 1], volledig ingevuld en ondertekend te Zaandam op 11 mei 2010.

Op dit formulier kruiste verdachte op de vraag over ”Vermogen” de optie “geen vermogen” aan. Een van de alternatieven op deze vraag was de optie “ onroerend goed, bijv. huis, vakantiehuis of garage binnen en buiten Nederland”.

Bij de vraag of betrokkene en/of diens partner inkomsten sedert november 2009 geniet werd “pensioen (ook uit buitenland) ” aangekruist. Er werd geen opgave gedaan van een buitenlands pensioen. Onder de kop “Opmerkingen” vermeldt verdachte na verwijzing naar de inkomsten ontvangen van de SVB en een Nederlands bedrijfspensioenfonds expliciet “Verder geen inkomsten”.

In het dossier van genoemde verdachte [verdachte 1] bevond zich een Inlichtingenformulier behorend bij het heronderzoek ABW van de gemeente Zaanstad. Dit formulier is door verdachte voor akkoord ondertekend op 12 september 2003. Bij de vraag: “heeft u onroerende zaken, anders dan opgegeven onder vraag 6, was “nee” aangekruist. Bij de vraag over “”overige inkomsten” is ”nee” ingevuld..

De verdachte [verdachte 1] heeft tegenover de rechercheurs van de Sociale Recherche verklaard dat het klopt dat hij en zijn vrouw appartementen in Turkije bezitten, die aan hen en andere familieleden zijn nagelaten door zijn ouders. De verdachte [verdachte 1] heeft voorts verklaard dat het klopt dat zijn vrouw sinds 1 december 1982 pensioen uit Turkije ontvangt.

Aan de verdachte [verdachte 1] is een inkomstenopgave AIO aanvulling, gedateerd 11 mei 2010 getoond. Hij heeft verklaard dat hij dit formulier zelf heeft ingevuld, met zijn kinderen erbij.

Aan de verdachte [verdachte 1] is het blad “Uw AOW/Anw” getoond en hem is meegedeeld dat daarin staat dat hij wijzigingen moet doorgeven aan de Sociale Verzekeringsbank. De verdachte [verdachte 1] heeft verklaard dat hij dit blad niet leest en steeds heeft weggegooid.

De verdachte [verdachte 1] heeft verklaard dat hij en zijn vrouw bij het invullen van de formulieren steeds uitgingen van de situatie in Nederland en niet van de situatie in Turkije.

5.4.

Bewijsoverweging

Van belang is dat de verdachte de plicht heeft inlichtingen te verschaffen waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van zijn uitkering en de uitkering van de medeverdachte. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte en zijn medeverdachte wisten dat voornoemde gegevens van belang waren voor de verstrekking van hun AOW-pensioen en de aanvulling daarop dan wel voor de hoogte of de duur daarvan. De rechtbank heeft bij dit oordeel meegewogen dat de vragen op de formulieren van de gemeente Zaanstad en de Sociale Verzekeringsbank duidelijk en helder zijn geformuleerd en niet anders kunnen worden geïnterpreteerd dan dat zij het eigendom van de appartementen in Turkije en de pensioenuitkering van de verdachte [verdachte 2] dienden op te geven bij de gemeente Zaanstad respectievelijk de Sociale Verzekeringsbank.

Uit de hierboven genoemde verklaring van de verdachte [verdachte 1], afgelegd tegenover de Sociale Recherche en de hiervoor in de diverse noten aangehaalde formulieren, is gebleken dat beide verdachten wetenschap hadden omtrent de aanwezigheid van het niet opgegeven vermogen en de niet opgegeven uitkering van verdachte [verdachte 2], alsmede dat het invullen van de formulieren een activiteit was van beide verdachten dan wel één van hen.Het niet lezen en weggooien van formulieren met relevantie informatie over het aanvragen van de uitkering en het niet goed lezen van de inhoud van de formulieren doet aan het voorgaande niet af, aangezien dit voor rekening en risico van beide verdachten komt.Daarbij komt het volgende. De zienswijze, inhoudende dat inkomen en vermogen geen rol speelt bij de beoordeling van de behoefte aan een aanvullende uitkering zolang dit inkomen of vermogen buiten de grens wordt genoten of in bezit gehouden, is ook zonder lezing van de voor juistheid te ondertekenen formulieren zodanig exceptioneel dat de verdachten gehouden zouden zijn om de juistheid van die visie te toetsen bij de uitkeringsinstantie.

De rechtbank beoordeelt het bovenstaande als een bewuste en nauwe samenwerking, berustend op een gezamenlijk besluit, om buitenlandse inkomsten en vermogensbestanddelen voor de uitkerende instantie te verzwijgen.

5.5.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat

hij in de periode van 1 april 2001 tot 1 maart 2012 te Zaandam, gemeente Zaanstad, tezamen en in vereniging met een ander, telkens in strijd met een zijn, verdachte en zijn mededader bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten artikel 65 van de

Algemene bijstandswet (Abw) en/of artikel 17 van de Wet Werk en Bijstand (WWB), opzettelijk hebben nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, zulks terwijl dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl verdachte, en zijn mededader wisten dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming, te weten een aanvullende (bijstands)uitkering/AIO-aanvulling krachtens de Algemene bijstandswet en de Wet Werk en Bijstand, dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming, immers heeft hij, verdachte, en zijn mededader toen en aldaar opzettelijk nagelaten de gemeente Zaanstad en/of de Sociale Verzekeringsbank (SVB) in te lichten dat hij, verdachte en/of zijn mededader,

- onroerend goed in Turkije in (mede)eigendom hadden en beschikten over vermogen, te weten acht appartementen in de provincie Istanbul, in de gemeente en/of het dorp Tuzla

- in de periode van 1 december 1982 tot 1 maart 2012 inkomsten hebben genoten uit (ouderdoms)pensioen uit Turkije;

Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

6 Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:

Medeplegen van het in strijd met een hem bij wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, terwijl het feit kan strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, en terwijl hij weet dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van zijn of een anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming, dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming, meermalen gepleegd.

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

7 Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

8 Motivering van de sanctie

8.1.

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden alsmede tot een werkstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis.

8.2.

Standpunt van de verdediging

De raadsman stelt zich op het standpunt dat bij een bewezenverklaring schuldig verklaring zonder oplegging van straf of maatregel dient te volgen. De raadsman stelt dat de verdachte door zijn leeftijd en slechte gezondheid detentie ongeschikt is en fysiek niet in staat is om een werkstraf uit te voeren. Ook heeft de verdachte volgens de raadsman onvoldoende financiële middelen om een geldboete te voldoen. Bovendien moeten de verdachte en de medeverdachte een bedrag van € 75.000,- terugbetalen aan de gemeente Zaanstad in verband met de ten onrechte ontvangen uitkeringen.

8.3.

Oordeel van de rechtbank

Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon en de draagkracht van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting, uit het uittreksel justitiële documentatie en uit het reclasseringsadvies, gedateerd 28 januari 2013, is gebleken.

In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.

De verdachte heeft, samen met zijn medeverdachte, gedurende bijna 11 jaar, het kadastrale (mede) eigendom van 9 appartementen in Turkije, in 2010 getaxeerd op een waarde van € 350.000,- niet opgegeven aan de betrokken uitkeringsinstantie. Ook heeft de verdachte samen met zijn medeverdachte de door zijn partner (medeverdachte) sedert 1 December 1982 ontvangen ouderdomspensioen niet opgegeven aan de betrokken uitkeringsinstantie. Door zijn handelen heeft de verdachte misbruik gemaakt van het sociale zekerheidsstelsel. Hij heeft zichzelf en de medeverdachte bevoordeeld ten koste van de gemeenschap en heeft het vertrouwen waarop het stelsel van sociale voorzieningen in Nederland is gebaseerd, geschaad.

De rechtbank acht langdurig misbruik van de sociale voorzieningen een ernstig feit waarop, gelet op de duur daarvan en gelet op het benadelingsbedrag, in beginsel moet worden gereageerd met de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.

De rechtbank acht de door de raadsman aangevoerde detentie-ongeschiktheid van de verdachte onvoldoende onderbouwd. Zo is ter terechtzitting erkend dat geen sprake is van de in de pleitnota opgenomen ziekte van Alzheimer. De rechtbank begrijpt echter wel dat het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, gelet op verdachte’s fysieke conditie en leeftijd, bezwarend is voor de verdachte.

De rechtbank is van oordeel dat gelet op het voorgaande niet kan worden volstaan met een voorwaardelijke straf of een schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel.

De rechtbank zal aan de verdachte een werkstraf opleggen van na te melden duur.

De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier en uit hetgeen door de raadsman is aangevoerd op de terechtzitting niet is gebleken dat de verdachte fysiek niet in staat is om een werkstraf uit te voeren. Indien de verdachte bij dit standpunt blijft zal het alternatief van de vervangende hechtenis uiteraard uitkomst kunnen bieden.

Het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf naast deze taakstraf, zoals door de officier van justitie gevorderd, acht de rechtbank in deze zaak niet opportuun.

Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van het na te noemen aantal uren moet worden opgelegd.

9 Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:

Artikelen 22c, 22d, 57, 227b van het Wetboek van Strafrecht.

10 Beslissing

De rechtbank:

Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 5.5 weergegeven.

Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.

Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 6 vermelde strafbare feit oplevert.

Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot het verrichten van 60 (zestig) uren taakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 30 (dertig) dagen hechtenis.

Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum

Dit vonnis is gewezen door

mr. M.M. van Weely, voorzitter,

mr. P.H.B. Littooy en mr. J.S.A.M. Schokkenbroek, rechters,

in tegenwoordigheid van de griffier GA.M. Delis,

en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 juni 2014.

Op 8 augustus 2012 gepubliceerd onder ECLI: NL:RBHAA:2012:BX4068.

Het proces-verbaal van bevindingen met het nummer 000047847, gedateerd 14 maart 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar K.J. van Iersel, doorgenummerde blz. 1 t/m 19.

Een geschrift, zijnde een toekenningsbeschikking AOW-pensioen en toeslag van de Sociale Verzekeringsbank, gedateerd 4 januari 2001, bijlage 6 bij het proces-verbaal.

Een geschrift, zijnde een toekenningsbeschikking AOW-pensioen van de Sociale Verzekeringsbank, gedateerd 25 november 2008, bijlage 7 bij het proces-verbaal.

Een geschrift, zijnde de rapportage vermogens onderzoek Turkije van de afdeling Sociale Zaken van de Nederlandse Ambassade in Ankara, gedateerd 18 augustus 2010, bijlage 1 bij het proces-verbaal.

Een geschrift, zijnde een afdruk van de website van de SVB, bijlage 10 bij het proces-verbaal.

Een geschrift, zijnde een afdruk van de website van de SVB, bijlage 10 bij het proces-verbaal.

Een geschrift, zijnde het aanvraagformulier AOW-pensioen, ondertekend op 14 november 2000.

Een geschrift, zijnde een formulier “Inkomen (huwelijks)partner, ondertekend op 14 november 2000.

Een geschrift, zijnde een inkomstenopgave formulier AIO, ondertekend op 11 mei 2010, bijlage 15 bij het proces-verbaal

Een geschrift, zijnde een heronderzoeks inlichtingenformulier, ondertekend op 12 september 2003, bijlage 16 bij het proces-verbaal.

Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte [verdachte 1], gedateerd 1 maart 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar K.J. van Iersel, bijlage 4 bij het proces-verbaal.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature