Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Koopovereenkomst pony terecht ontbonden wegens non-conformiteit; geen schadevergoeding want tekortkoming niet toerekenbaar.

Uitspraak



RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht

Sectie Kanton - locatie Hoorn

Zaaknr/rolnr.: 413605 CV EXPL 12-3385

Uitspraakdatum: 13 mei 2013

Vonnis in de zaak van:

[naam eiser 1] en [naam eiser 2], beiden wonende te [plaats eisende partijen]

eisende partijen

verder gezamenlijk ook te noemen: [kopers], en afzonderlijk te noemen: [koper 1] en [koper 2]

gemachtigde: mr. S. Dik, verbonden aan DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringsmaatschappij N.V. te Amsterdam

tegen

[naam gedaagde partij], (mede) handelend onder de naam [X 1], wonende te[plaats gedaagde partij]

gedaagde partij

verder ook te noemen: [verkoper]

procederend in persoon.

Het procesverloop

1.

[kopers] hebben bij dagvaarding van 8 augustus 2012 een vordering ingesteld. [verkoper] heeft schriftelijk geantwoord. Na beraad heeft de kantonrechter bij vonnis van 15 oktober 2012 een verschijning van partijen ter terechtzitting bevolen.

2.

Die zitting heeft plaatsgevonden op 18 februari 2013, waar [koper 1] en [koper 2] zijn verschenen, bijgestaan door mr. Dik, en waar [verkoper] in persoon is verschenen. Met het oog op de zitting hebben [kopers] bij brieven van 11 februari en 18 februari 2013 nog stukken overgelegd.

3.

Bij vonnis van 4 maart 2013 heeft de kantonrechter [verkoper] in de gelegenheid gesteld om bij akte te reageren op de door [kopers] overgelegde stukken. Partijen hebben daarna geen akte meer genomen. Vervolgens is bepaald dat vandaag uitspraak wordt gedaan.

De feiten

4.

Op 30 maart 2012 hebben [kopers] van of via [verkoper] een pony gekocht, genaamd Luna, voor een bedrag van € 1.400,00 (hierna: de pony).

5.

Bij brief van 3 mei 2012 is namens [kopers] aan [verkoper] gemeld dat de pony kort na aankoop tekenen van kreupelheid vertoonde en dat de pony niet geschikt was om te worden bereden door de dochter van [kopers], zoals de bedoeling was van de aankoop. Met die brief is de koopovereenkomst ook buitengerechtelijk ontbonden, waarbij [kopers] zich op het standpunt hebben gesteld dat de pony niet voldeed aan de verwachtingen die [kopers] op grond van de overeenkomst mochten hebben.

Het geschil

6.

[kopers] vorderen – na wijziging en vermeerdering van eis – dat voor recht wordt verklaard dat zij de koopovereenkomst op goede gronden hebben ontbonden, dat [verkoper] wordt veroordeeld om de pony op te halen en dat hij wordt veroordeeld tot terugbetaling van de koopsom van € 1.400,00. Verder vorderen [kopers] dat [verkoper] wordt veroordeeld tot betaling van schadevergoeding, nader op te maken bij staat, en tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente. Daarbij stellen [kopers] – kort weergegeven – dat de pony kreupel is en een pijnlijke rug heeft, waardoor deze niet geschikt is voor het doel waarvoor zij gekocht is, te weten als rijpony. Nu de pony daarom niet beantwoordt aan de koopovereenkomst tussen partijen, is die overeenkomst terecht ontbonden, aldus [kopers] Verder stellen [kopers] dat zij schade hebben geleden door de transportkosten van de pony en de kosten van verzorging en medische behandeling, en dat [verkoper] daarvoor aansprakelijk is.

7.

[verkoper] stelt in de eerste plaats dat de zaak naar de kantonrechter te Groningen moet worden verwezen. Verder voert hij – samengevat – het volgende aan. [verkoper] is van mening dat hij de pony niet beroepsmatig heeft verkocht, maar als wettelijk vertegenwoordiger van zijn dochter. Daarnaast voert [verkoper] aan dat de pony bij de feitelijke levering op 1 april 2012 in goede conditie was, en dat als de pony al kreupel is, dit moet zijn ontstaan ná 1 april 2012. Ook wijst [verkoper] erop dat hij geen enkele garantie heeft gegeven ten aanzien van de koop van de pony. [verkoper] meent in dit verband dat de pony aan een nader onderzoek onderworpen zou moeten worden, om vast te kunnen stellen wat er aan de hand is en wanneer een eventuele kreupelheid is ontstaan. Wat betreft de gevorderde schadevergoeding stelt [verkoper] dat hij niet aansprakelijk is voor enige schade, en dat [kopers] ruim de tijd hebben gehad om te beslissen over de aankoop van de pony en met een adviseur hebben kunnen overleggen.

8.

Bij de beoordeling wordt zo nodig nog nader ingegaan op de standpunten van partijen.

De beoordeling

9.

Het gaat in deze zaak om de vraag of [kopers] de koopovereenkomst terecht hebben ontbonden en of zij aanspraak kunnen maken op schadevergoeding. Daaraan voorafgaand moet echter eerst de vraag worden beantwoord of de zaak moet worden verwezen naar de rechtbank Groningen, zoals [verkoper] in zijn conclusie van antwoord heeft verzocht.

10.

De kantonrechter merkt het hierboven genoemde verzoek van [verkoper] aan als een beroep op de onbevoegdheid van de rechtbank Noord-Holland, sectie Kanton, locatie Hoorn, en als een incidentele vordering tot verwijzing van de zaak naar de rechtbank Noord-Nederland, sectie Kanton, locatie Groningen. Daarover wordt het volgende overwogen.

11.

Volgens de hoofdregel van artikel 99 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is, tenzij de wet anders bepaalt, bevoegd de rechter van de woonplaats van de gedaagde. Dat is in dit geval gezien de woonplaats van [verkoper] de rechtbank Noord-Nederland, sectie Kanton, locatie Groningen.

12.

In artikel 101 Rv is bepaald dat in zaken betreffende een overeenkomst die wordt gesloten door een partij die handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf en een natuurlijk persoon die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf, mede bevoegd is de rechter van de woonplaats of, bij gebreke daarvan, van het werkelijk verblijf van die natuurlijke persoon. Die zaken worden ook wel aangeduid als consumentenzaken of zaken betreffende een consumentenkoop. Nu [kopers] in [woonplaats] wonen is in dat geval bevoegd de rechtbank Noord-Holland, sectie Kanton, locatie Hoorn.

13.

De kantonrechter acht zich op grond van artikel 101 Rv bevoegd in deze zaak, omdat de vordering van [kopers] naar zijn oordeel gebaseerd is op een overeenkomst waarbij [verkoper] heeft gehandeld in de uitoefening van een beroep of bedrijf, en [kopers] als consument. Daartoe wordt het volgende overwogen.

14.

Uit de door [kopers] en [verkoper] overgelegde stukken blijkt dat [verkoper] een bedrijf uitoefent onder de naam [X 2], met een website onder de naam www.[(x)].nl. Volgens het uittreksel van de Kamer van Koophandel bestaat de activiteit van de onderneming onder meer uit een paardenpension en -rusthuis. Uit een verklaring van de administrateur van [verkoper] blijkt dat zijn onderneming niet als handelsstal staat geregistreerd, maar dat er incidenteel wel paarden worden verkocht of ingekocht.

15.

Uit een uitdraai van de website www.[(x)].nl van 9 maart 2012 blijkt dat de pony op die website te koop is aangeboden, waarbij is vermeld dat de “rijdster” [A] is, de dochter van [verkoper]. [kopers] hebben op die advertentie gereageerd met een e-mail van 27 maart 2012, gericht aan het e-mailadres info@[(x)].nl, waarbij zij hebben gevraagd of de pony nog te koop was en wat de vraagprijs is. Op die e-mail is gereageerd met een e-mail van 27 maart 2012 vanaf het adres info@[(x)].nl, waarin door [verkoper] wordt aangegeven dat de pony nog te koop is en dat hij denkt aan een bedrag van € 1.750,00. Onderaan die e-mail staat na de naam van [verkoper]: [X 2].

16.

Ter zitting is gebleken dat [verkoper] en [koper 2] op 30 maart 2012 in het kantoor van [verkoper] hebben onderhandeld over de prijs voor de pony, waarbij [verkoper] een bod van [koper 2] van € 1.400,00 heeft aanvaard. Daarbij heeft [verkoper] wel aangegeven dat zijn dochter nog moest beslissen of [kopers] de pony mochten hebben.

17.

Gelet op de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden moet worden geconcludeerd dat [verkoper] de pony heeft verkocht in de uitoefening van zijn bedrijf, en dat [kopers] er ook op mochten vertrouwen dat dit het geval was. [verkoper] heeft de pony immers te koop aangeboden via de website van zijn onderneming [X 2], hij heeft met [kopers] gecorrespondeerd over de aankoop via zijn zakelijke e-mailadres info@[(x)].nl en zich daarbij gepresenteerd onder de naam [X 2], en hij heeft zelf met [koper 2] onderhandeld over de prijs. Een dergelijke gang van zaken kan naar het oordeel van de kantonrechter niet anders worden gezien dan als een verkoop door [verkoper] in de uitoefening van zijn bedrijf.

18.

Dat de onderneming [X 2] doorgaans geen paarden of pony’s koopt en verkoopt, zoals [verkoper] stelt, doet aan het voorgaande niet af. Blijkens eerdergenoemde verklaring van de administrateur van [verkoper] worden er in ieder geval wel incidenteel paarden verkocht of ingekocht. Bovendien is de pony in ieder geval via de website van [X 2] verkocht, zoals hiervoor is overwogen.

19.

De stelling van [verkoper] dat de pony niet beroepsmatig kan zijn verkocht, omdat de pony eigendom is van zijn dochter, treft ook geen doel. Ook al zou de pony eigendom zijn (geweest) van zijn dochter, dan nog geldt dat gelet op hetgeen hiervoor is overwogen sprake is van een bedrijfsmatige verkoop. In dat licht heeft [koper 2] uit de opmerking van [verkoper] dat zijn dochter nog moest beslissen of [kopers] de pony mochten hebben dan ook niet hoeven afleiden dat sprake was van een particuliere verkoop, maar veeleer dat de dochter van [verkoper] er zeker van wilde zijn dat de pony op een goede plek terecht kwam.

20.

Niet in geschil is dat [kopers] niet hebben gehandeld in de uitoefening van een beroep of bedrijf, maar als consument. Dat betekent dat de rechtbank Noord-Holland, sectie Kanton, locatie Hoorn, op grond van artikel 101 Rv bevoegd is. De incidentele vordering tot verwijzing zal daarom worden afgewezen.

21.

Naar het oordeel van de kantonrechter hebben [kopers] de koopovereenkomst terecht ontbonden. Daarbij wordt het volgende in aanmerking genomen.

22.

Uit artikel 7:17 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) volgt dat de afgeleverde zaak aan de overeenkomst moet beantwoorden. Volgens artikel 7:17 lid 2 BW is dat niet het geval als de zaak niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten.

23.

Niet in geschil is dat [kopers] de pony hebben gekocht voor hun dochter met de bedoeling dat de pony zou kunnen worden bereden, en dat deze bedoeling ook voor [verkoper] duidelijk was. Uit de door [kopers] overgelegde verklaring van een dierenarts van 1 mei 2012 blijkt dat die dierenarts bij onderzoek heeft vastgesteld dat de pony extreme pijn heeft aan de rug en dat de pony daardoor ongeschikt is als rijpony voor een beginnend ruiter. Voor zover [verkoper] de juistheid van de verklaring van de dierenarts heeft willen betwisten, is die betwisting onvoldoende gemotiveerd en onderbouwd. Gelet daarop neemt de kantonrechter als vaststaand aan dat de pony niet beantwoordt aan de overeenkomst tussen partijen, nu de pony ongeschikt is als rijpony.

24.

Naar de kantonrechter begrijpt, stelt [verkoper] zich met name ook op het standpunt dat het gebrek aan de pony pas na aankoop en levering moet zijn ontstaan. Dat standpunt kan niet worden gevolgd. Zoals volgt uit hetgeen hiervoor onder punt 13 tot en met 20 is overwogen, moet de overeenkomst tussen partijen als een consumentenkoop worden aangemerkt. Op grond van artikel 7:18 lid 2 BW wordt bij een consumentenkoop vermoed dat de zaak bij aflevering niet aan de overeenkomst heeft beantwoord, indien de afwijking van het overeengekomene zich binnen een termijn van zes maanden na aflevering openbaart. De ongeschiktheid van de pony als rijpony heeft zich binnen zes maanden na aflevering geopenbaard, zodat vermoed moet worden dat die ongeschiktheid al bij aflevering bestond. [verkoper] kan daartegenover bewijs leveren dat die ongeschiktheid pas na aflevering is ontstaan, maar [verkoper] heeft in dat kader onvoldoende gesteld om tot bewijslevering te kunnen worden toegelaten. De enkele stelling dat de pony bij aflevering in goede conditie was en daarna ook geblesseerd kan zijn geraakt in een weide met andere paarden, is daarvoor niet genoeg.

25.

Uit het voorgaande volgt dat [kopers] de overeenkomst terecht op grond van artikel 7:22 lid 1, onder a, BW hebben ontbonden. Dat betekent dat de door [kopers] gevraagde verklaring voor recht dat zij de koopovereenkomst op goede gronden hebben ontbonden, kan worden toegewezen. In geval van ontbinding zijn partijen volgens artikel 6:271 BW verplicht om de reeds ontvan gen prestaties ongedaan te maken. Gelet daarop zal [verkoper] ook worden veroordeeld om de pony op te halen en de koopsom van € 1.400,00 terug te betalen. Ook de wettelijke rente over het bedrag van € 1.400,00 is toewijsbaar, nu [verkoper] in verzuim is met terugbetaling van dat bedrag,

26.

Over de vordering van [kopers] tot schadevergoeding wordt het volgende overwogen.

27.

De kantonrechter stelt voorop dat de enkele omstandigheid dat de pony niet beantwoordt aan de koopovereenkomst, nog niet betekent dat [verkoper] verplicht is om de door [kopers] gestelde schade te vergoeden. Daarvoor is volgens artikel 6:74 BW ook nodig dat de tekortkoming – bestaande uit de ongeschiktheid van de pony als rijpony – aan [verkoper] kan worden toegerekend. Gelet op artikel 6:75 BW kan de tekortkoming aan [verkoper] worden toegerekend, indien die tekortkoming is te wijten aan zijn schuld, of krachtens wet, rechtshandeling of in het verkeer geldende opvattingen voor zijn rekening komt.

28.

[kopers] hebben ter zitting gesteld dat de tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst aan [verkoper] moet worden toegerekend, omdat [verkoper] bedrijfsmatig heeft gehandeld. De kantonrechter begrijpt dat [verkoper] daartegenover stelt dat de tekortkoming niet aan hem kan worden toegerekend, omdat hij niet beter wist dan dat de conditie van de pony goed was en hij geen garantie heeft gegeven.

29.

De kantonrechter ziet onvoldoende grond om te oordelen dat de tekortkoming aan [verkoper] moet worden toegerekend. De enkele stelling van [kopers] dat [verkoper] bedrijfsmatig heeft gehandeld, brengt dat nog niet mee. In dit verband verwijst de kantonrechter mede naar de uitspraak van het Hof Amsterdam van 7 februari 2012 (gepubliceerd op www.rechtspraak. nl, onder LJN-nummer BV8924), waaruit moet worden afgeleid dat ook in geval van een consumentenkoop niet kan worden gezegd dat een tekortkoming in zijn algemeenheid krachtens in het verkeer geldende opvattingen voor rekening van de verkoper komt, nu ook consumenten (een deel van) het risico dragen dat een gekochte zaak wegens een verborgen gebrek niet aan de overeenkomst blijkt te beantwoorden. Dat sprake zou zijn van schuld van [verkoper] is niet gesteld, en overigens hebben [kopers] ook niet betwist de stelling van [verkoper] dat hij niet beter wist dan dat de pony bij aflevering in goede conditie verkeerde. Verder is niet weersproken dat [verkoper] geen garanties heeft gegeven op basis waarvan de tekortkoming voor zijn rekening zou moeten komen.

30.

De conclusie is dat de vordering van [kopers] om [verkoper] te veroordelen tot betaling van schadevergoeding, nader op te maken bij staat, wordt afgewezen.

31.

De door [kopers] gestelde buitengerechtelijke werkzaamheden – in ieder geval bestaande uit twee brieven van hun gemachtigde – blijken uit de stukken en rechtvaardigen een vergoeding daarvoor. De vergoeding zal worden toegewezen tot een bedrag van € 210,00, te weten het door [kopers] gevorderde percentage van 15% over het toe te wijzen bedrag van € 1.400,00.

32.

Nu [verkoper] overwegend ongelijk krijgt, moet hij de proceskosten van [kopers] betalen.

De beslissing

De kantonrechter:

in het incident:

Wijst de vordering tot verwijzing van de zaak af.

in de hoofdzaak:

Verklaart voor recht dat de overeenkomst tussen partijen op goede gronden is ontbonden.

Veroordeelt [verkoper] om uiterlijk binnen tien dagen na betekening van dit vonnis de pony op te halen, op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag dat [verkoper] na genoemde termijn in gebreke blijft met het ophalen van de pony, met een maximum van € 10.000,00.

Veroordeelt [verkoper] om aan [kopers] de aankoopsom van € 1.400,00 terug te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 augustus 2012 tot de dag van algehele voldoening.

Veroordeelt [verkoper] om aan [kopers] te betalen de buitengerechtelijke incassokosten tot een bedrag van € 210,00.

Veroordeelt [verkoper] in de proceskosten, die tot heden voor [kopers] worden vastgesteld op een bedrag van € 583,17 (€ 76,17 dagvaardingskosten, € 207,00 aan griffierecht en een bedrag van € 300,00 voor salaris van de gemachtigde van [kopers]).

Verklaart deze veroordeling(en) uitvoerbaar bij voorraad.

Wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, bijgestaan door de griffier en op 13 mei 2013 in het openbaar uitgesproken.

De griffier

De kantonrechter


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Gerelateerde advocaten

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature