U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

De rechtbank Midden-Nederland doet vandaag geen einduitspraak in de strafzaak tegen een 70-jarige man uit Soest. De man wordt verdacht van het veroorzaken van een dodelijk verkeersongeval. De rechtbank heropent het onderzoek en verwijst de strafzaak naar de rechter-commissaris.

Uitspraak



RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht

Zittingslocatie Utrecht

Parketnummer: 16/661746-15 (P)

Tussenvonnis van de meervoudige strafkamer van 4 mei 2017.

in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1946] ,

ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres

[adres] , [woonplaats] .

1 Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 20 april 2017. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. F. Schneider, advocaat te Bussum.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte, diens raadsman en de nabestaanden naar voren hebben gebracht.

2 Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:

Primair

op 7 oktober 2015 te Amersfoort als bestuurder van een personenauto rijdend op de Bunschoterstraat zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden waardoor de bestuurder van een scootmobiel, [slachtoffer] werd gedood;

Subsidiair

op 7 oktober 2015 te Amersfoort als bestuurder van een personenauto op de Bunschoterstraat gevaar heeft veroorzaakt en verkeer heeft gehinderd.

3 Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4 De volledigheid van het onderzoek ter terechtzitting

4.1

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft ter terechtzitting het volgende aangevoerd.

In het proces-verbaal van onderzoek verkeersinstallatie (hierna: proces-verbaal OV) is gekeken naar de loggegevens van de verkeersregelinstallatie op het kruispunt Bunschoterstraat/Maatweg in Hoogland, uitgaande van het tijdstip melding ongeval op (afgerond) 16:04 uur en de veronderstelling dat het ongeluk heel kort daarvoor moet hebben plaatsgevonden. Uit de tijdregistratie die zichtbaar is op de camerabeelden verstrekt van een dashcam uit de auto van een getuige die op de rijstrook voor tegemoetkomend verkeer reed en de interpretatie die daarvan op pagina 20 van het proces-verbaal Verkeersongevalsanalyse (hierna: proces-verbaal VOA) is gegeven, moet worden aangenomen dat het ongeluk plaatsvond om 16:02:30 uur. Aangezien in het proces-verbaal OV is vastgesteld dat de roodlichtnegatie heeft plaatsgevonden om 16:03:15 uur, staat volgens de raadsman vast dat verdachte niet door rood, maar door groen is gereden. Om die reden kunnen de getuigenverklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] niet als betrouwbaar worden aangemerkt en moet ervan worden uitgegaan dat sprake is van een onjuiste visuele perceptie. De verklaringen van verdachte en diens echtgenote zouden daarentegen wel als bewijs kunnen en moeten dienen. Als verklaring voor de vastgestelde roodlichtnegatie kan dienen dat op de dashcambeelden, zoals die ter terechtzitting zijn afgespeeld, te zien is dat na de auto van verdachte, andere auto’s komend uit dezelfde rijrichting doorrijden. Eén van die auto’s zal door rood zijn gereden.

4.2

Het proces-verbaal Onderzoek Verkeersinstallatie

De rechtbank overweegt dat het volgende blijkt uit het proces-verbaal OV.

Men lijkt inderdaad uit te zijn gegaan van de veronderstelling dat het ongeluk heeft plaatsgevonden kort voor de melding om 16:04 uur. In ieder geval is een roodlichtnegatie in het logbestand (activatie en de-activatie van de koplus vlak voor de stopstreep (pagina 20 van 26)) corresponderend met de rijrichting van verdachte (richting 8) op tijdstip 16:03:15 uur, beschouwd als het tijdstip waarop verdachte door rood reed. Kort na de roodlichtnegatie op richting 8 was overigens in de logfiles een verstoring in het lus bezettingen zichtbaar. Met name op de koplussen (081 en 082) en de lange lussen (083 en 084) van beide rijstroken richting 8 (pagina 22 van 26). Op basis van de veronderstelling dat de auto van verdachte verantwoordelijk was voor de roodlicht negatie is de snelheid van de auto van verdachte berekend van lus 8.9 naar lus 8.1. Uitgaande van de afstand tussen de koplus en het botspunt, de vastgestelde snelheid van de auto van verdachte en het tijdstip van roodlichtnegatie, zou de auto van verdachte op 16:03:17:0 uur op het botspunt moeten zijn geweest (pagina 24 van 26 OV).

4.3

Het oordeel van de rechtbank

Er is sprake van twee discrepanties in het dossier:

A. Het tijdstip van botsing volgens (de interpretatie van) de tijdregistratie van de dashcam (pagina 20 van het proces-verbaal VOA), wijkt af het tijdstip van botsing dat wordt afgeleid uit de analyse van de loggegevens van de verkeersregelinstallatie (pagina 24 van het proces-verbaal OV).

Op grond van de analyse van de loggegevens van de verkeersregelinstallatie, straalde het verkeerslicht in de rijrichting van verdachte al 14,2 seconden rood licht uit toen verdachte over de stopstreep reed (pagina 21 van het proces-verbaal OV). Dit is een hele lange tijd. Volgens het proces-verbaal VOA straalde overigens het rode licht 13,7 seconden op het moment van roodlichtnegatie (pagina 18 van het proces-verbaal VOA) en zou de auto van verdachte zich bij aanvang van de roodfase 312 meter voor de stopstreep hebben bevonden. Ook dit is een lange tijd en een grote afstand. Deze bevindingen vallen moeilijk te rijmen met de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] geciteerd op pagina 17 en 18 van het proces-verbaal OV. Uit die verklaringen volgt namelijk het beeld dat verdachte rood licht kreeg toen hij ongeveer 100 meter van de stopstreep verwijderd was en dat het licht zo’n 3 seconden op rood stond toen verdachte er onderdoor reed.

Op basis van deze discrepanties heeft de rechtbank behoefte aan nader onderzoek naar de hypothese van de verdediging dat in het proces-verbaal VOA en het proces-verbaal OV is uitgegaan van een onjuist tijdstip waarop de botsing zou hebben plaats gevonden en ten onrechte de beschreven roodlichtnegatie is toegeschreven aan de auto van verdachte.

De rechtbank zal, indien partijen daar toestemming voor geven, daartoe mr. D.C.P.M. Straver aanwijzen als gedelegeerd rechter-commissaris teneinde de Politie Midden-Nederland, afdeling Forensische Opsporing, Verkeersongevalsanalyse en Techniek, opdracht te geven een nader onderzoek in te stellen naar de toedracht van het onderhavige ongeval en daarbij de onder 5 geformuleerde vragen te beantwoorden.

5 Nader te verrichten onderzoek

Op basis van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat nader onderzoek dient te worden verricht. De rechtbank verzoekt het NFI derhalve nader onderzoek in te stellen naar de toedracht van het onderhavige ongeval en daarbij de volgende vragen te beantwoorden:

Betekent de toelichting bij foto 1 op pagina 20 van het proces-verbaal VOA dat is vastgesteld dat het moment van botsing kan worden gesteld op 16:02:30 uur, volgens de tijd die de dashcam heeft geregistreerd? Zo nee, waarom niet en kan aan de hand van de dashcambeelden een ander tijdstip worden vastgesteld waarop de botsing moet worden geacht plaats te hebben gevonden? Indien dat laatste het geval is dient u dat gemotiveerd te onderbouwen.

Is vastgesteld of de dashcamtijd de satelliettijd weergaf of anderszins objectief betrouwbaar te relateren is aan de atoomtijd die is vastgesteld betreffende de verkeersregelinstallatie?

a. Zo nee, waarom niet en kan alsnog worden vastgesteld of de dashcam een betrouwbare tijd weergaf? Indien dat tot de mogelijkheden behoort, dient dat nader onderzocht te worden.

b. Zo ja, waarom is dat tijdstip niet als uitgangspunt genomen bij de analyse van de loggegevens van de verkeersregelinstallatie en de weging van de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] ?

3. Is het mogelijk om alsnog een analyse uit te voeren betreffende de loggegevens van de verkeersinstallatie van 7 oktober 2015, waarbij de gegevens gelegen voor het tijdstip 16:02:50 uur (zijnde het tijdstip dat als eerste moment in de analyse van het proces-verbaal OV van 24 september 2015 wordt genoemd (zie pagina 20-22 van dit proces-verbaal)) worden meegenomen teneinde vast te stellen of kort voor het tijdstip 16:02:30 uur eveneens sprake is geweest van een roodlichtnegatie? Indien dit tot de mogelijkheden behoort, dient u een dergelijke analyse te maken.

4. Indien vraag 3 ontkennend moet worden beantwoord, zijn er andere mogelijkheden, bijvoorbeeld op basis van een analyse van de camerabeelden van de dashcam, om vast te stellen of de bevindingen die hebben geleid tot de conclusie met betrekking tot hypothese 6 op pagina 25 van het proces-verbaal OV, bevestigd of ontkracht kunnen worden?

a. Zo ja, dan dient u een onderzoek op basis van die mogelijkheden uit te voeren en uw bevindingen dienaangaande te rapporteren.

b. Zo nee, blijft u bij die bevindingen en zo ja, op grond waarvan en hoe verhoudt zich dat tot de verklaringen van voornoemde getuigen?

5. Zijn er nog andere punten die relevant kunnen zijn voor de beoordeling van deze zaak?

Voorts geeft de rechtbank de (gedelegeerd) rechter-commissaris de opdracht datgene te doen dat zij ambtshalve noodzakelijk acht, waaronder het horen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] .

6 Beslissing

De rechtbank:

heropent het onderzoek in deze zaak;

schorst het onderzoek ter terechtzitting en beveelt dat het onderzoek in deze zaak zal worden hervat op een nader te bepalen datum en tijdstip;

- beveelt de oproeping van verdachte en de raadsman tegen het tijdstip waarop het onderzoek ter terechtzitting zal worden hervat;

- beveelt dat de benadeelde partij de dag en het tijdstip van de volgende zitting schriftelijk wordt medegedeeld;

- stelt de stukken in handen van de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken opdat deze de hierboven onder 5 omschreven onderzoek laat uitvoeren en de hiervoor gestelde vragen laat beantwoorden, alsmede datgene te doen dat zij ambtshalve noodzakelijk acht, waaronder het horen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] .

Dit vonnis is gewezen door

mr. E.M. de Stigter, voorzitter,

mrs. D.C.P.M. Straver en J.W.B. Snijders Blok, rechters,

in tegenwoordigheid van mr. S. Passchier, griffier,

en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 mei 2017.

BIJLAGE: De tenlastelegging

Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat

Primair

hij op of omstreeks 07 oktober 2015 te Amersfoort als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Bunschoterstraat, ter hoogte van de kruising van de Bunschoterstraat met de Maatweg,

zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door

zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,

terwijl het zicht ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt of werd gehinderd,

met dat motorrijtuig, komende uit de richting Bunschoterstraat en gekomen bij

de kruising van de Bunschoterstraat met de Maatweg niet is gestopt voor een in

zijn richting geldend en al geruime tijd (13,7 seconden) rood licht

uitstralend verkeerslicht en/of

(vervolgens) met onverminderde snelheid genoemd(e) kruispunt/kruising is opgereden en/of is overgereden en/of (daarna) in botsing of aanrijding is gekomen met een bestuurder van een scootmobiel, komende vanuit de Maatweg, welke bestuurder, bij voor hem bestemd groen licht, bezig was de Bunschoterstraat (ter hoogte van de oversteekplaats) over te steken,

waardoor de bestuurder van dat scootmobiel (genaamd [slachtoffer] ) werd gedood;

art 6 Wegenverkeerswet 1994

Subsidiair

hij, op of omstreeks 07 oktober 2015, te Amersfoort, als bestuurder van een motorrijtuig (een personenauto), heeft gereden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Bunschoterstraat en naderende de met een verkeerslichteninstallatie geregelde kruising of splitsing van die Bunschoterstraat met de Maatweg

geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers is verdachte niet gestopt voor een in zijn richting geldend en al geruime tijd (13,7 seconden) rood licht uitstralend verkeerslicht en/of

(vervolgens) met onverminderde snelheid genoemd(e) kruispunt/kruising is opgereden en/of is overgereden en/of (daarna) in botsing of aanrijding is gekomen met een bestuurder van een scootmobiel (genaamd [slachtoffer] ), die bij voor hem bestemd groen licht, bezig was de Bunschoterstraat (ter hoogte van de oversteekplaats) over te steken,

door welke gedraging(en) gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;

art 5 Wegenverkeerswet 1994


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature