E-mail deze uitspraak

Uitspraak waar naar gelinkt wordt vanuit de e-mail die gestuurd zal worden:

ECLI:NL:RBMNE:2017:1723
Rechtbank Midden-Nederland, 4969796 / MC EXPL 16-3933

Inhoudsindicatie:

Echtgenote van gedaagde verduistert een bedrag van € € 572.184,67 van haar werkgever. Gedaagde wordt naast zijn echtgenote eveneens aangesproken op terugbetaling van voormeld bedrag. De kantonrechter overweegt dat de schuld van € 572.184,67 ingevolge de hoofdregel van artikel 1:94 lid 2 BW in beginsel in de gemeenschap valt. Van hoofdelijke aansprakelijkheid op grond van artikel 1:85 BW is echter geen sprake. Op grond van dit artikel zijn beide echtgenoten hoofdelijk aansprakelijk voor de ten behoeve van de gewone gang van de huishouding aangegane verbintenissen. De verduistering van de gelden die toebehoren aan eiser is geen activiteit die valt onder de gewone gang van de huishouding. Dit betekent dat uitsluitend degene die de gelden heeft verduisterd door eiser kan worden aangesproken, waarbij eiser in beginsel op grond van artikel 1:95 lid 1 BW wel het recht heeft zich te verhalen op de huwelijksgoederengemeenschap. De enkele stelling dat gedaagde uit hoofde van de gemeenschap van goederen (persoonlijk) aansprakelijk is, ziet op een onjuiste interpretatie van de wettelijke regels omtrent de huwelijksgoederengemeenschap. Die regels zien op de onderlinge draagplicht en/of verhaal en niet op de aansprakelijkheid zelf. Dit heeft ook te gelden voor het door gedaagde ingenomen standpunt dat de vordering van eiser moet worden gezien als een verknochte schuld toe te rekenen aan de echtgenote van gedaagde op grond van artikel 1:94 lid 3 BW . Gedaagde wel veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 85.102,43 uit hoofde van ongerechtvaardigde verrijking.

Van


Aan


Opmerkingen (optioneel)


E-mail

Terug

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie