U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Nietigheid testament vanwege wilsonbekwaamheid erflater ten tijde van het opmaken van het testament? Afwijzing van de vorderingen.

Uitspraak



vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel rechthandelskamer

locatie Lelystad

zaaknummer / rolnummer: C/16/404001 / HL ZA 15-344

Vonnis van 8 maart 2017

in de zaak van

[eiseres] ,

wonende te [woonplaats] ,

eiseres,

advocaat mr. J.C.M. Bonnier te Wijchen,

tegen

1. de stichting

DE STICHTING LEGER DES HEILS,

gevestigd te Almere,

2. de vereniging

NATIONALE VERENIGING DE ZONNEBLOEM,

gevestigd te Breda,

gedaagden,

advocaat mr. C.F.J. Heemskerk te Amsterdam.

Partijen zullen hierna [eiseres] en het Leger des Heils en de Zonnebloem genoemd worden.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

het tussenvonnis van 23 maart 2016

de akte overlegging producties XVIII t/m XX van de zijde van [eiseres]

de akte overlegging productie 23 van de zijde van het Leger des Heils en de Zonnebloem

het proces-verbaal van comparitie van 10 oktober 2016

de comparitieaantekeningen van de zijde van [eiseres]

de comparitieaantekeningen van de zijde van het Leger des Heils en de Zonnebloem

de opmerkingen over de inhoud van het proces-verbaal van de zijde van het Leger des Heils en de Zonnebloem.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1.

[eiseres] heeft 55 jaar samengeleefd met de heer [A] (hierna [A] ). Ongeveer de laatste 20 jaar van de samenleving is [eiseres] gehuwd geweest met [A] . Met betrekking tot de vermogensrechtelijke gevolgen van dit huwelijk zijn op 6 mei 1993 huwelijkse voorwaarden opgemaakt, inhoudende dat tussen [eiseres] en [A] enkel een gemeenschap van inboedel zou bestaan en voor het overige geen gemeenschap. In de huwelijkse voorwaarden is geen verrekeningsbeding opgenomen, ook niet voor het geval het huwelijk zou eindigen door overlijden. Ten tijde van het opmaken van de huwelijkse voorwaarden was [A] al zeer vermogend.

2.2.

[A] heeft op 23 februari 2012 zijn testament gewijzigd, onder herroeping van alle eerder door hem gemaakte testamenten. In het nieuwe testament heeft [A] , kort gezegd, het Leger des Heils en de Zonnebloem aangewezen als zijn erfgenamen. Aan zijn stief(klein)kinderen heeft [A] € 20.000,- per persoon gelegateerd en aan zijn vrouw heeft [A] het vruchtgebruik van het woonhuis dat als hoofdverblijf van [eiseres] en [A] fungeerde gelegateerd, alsmede de inboedel van die woning en het vruchtgebruik van een geldsom van € 1.000.000,00 met recht van vertering van die geldsom. Daarnaast heeft hij aan [eiseres] een toelage toegekend van € 1.000,00 per maand. Per saldo hebben het Leger des Heils en de Zonnebloem ieder een bedrag van ruim 12.000.000 geërfd.

2.3.

Het voorlaatste testament van 11 oktober 2006 hield, kort gezegd, in dat [A] aan [eiseres] een prelegaat van € 700.000,00 toekende en dat zij, onder de last van de in het testament opgenomen legaten, tot enig erfgenaam was benoemd. Aan ieder stiefkind had [A] een legaat toegekend ter grootte van 10% van het zuiver saldo van de nalatenschap na aftrek van het prelegaat. Aan goede doelen werd bijna 70% van de waarde van de nalatenschap vermaakt.

2.4.

Het eerste (telefonische) contact tussen [A] en de notaris over de wijziging van het testament van 11 oktober 2006 heeft plaatsgevonden op 4 november 2011. In dat gesprek is een afspraak gemaakt voor een intakegesprek op 10 november 2011. Tijdens het intakegesprek heeft [A] zijn wensen voor zijn testament uiteengezet. Vervolgens hebben op 17 november en 5 december 2011 gesprekken tussen de notaris en [A] plaatsgevonden bij de notaris over (de inhoud van) het nieuwe testament.

2.5.

Op advies van de notaris heeft [A] zich medisch-psychiatrisch laten onderzoeken om zijn wilsbekwaamheid ten aanzien van het opstellen van een testament vast te stellen. [A] is voor dit onderzoek door zijn huisarts verwezen naar dr. Querido (hierna Querido). Dit onderzoek heeft plaatsgevonden op 22 december 2011.

2.6.

Querido heeft, nadat hij [A] heeft gezien en onderzocht, op 22 december 2011 een verklaring afgegeven dat [A] :

“- wilsbekwaam is om zijn testament te wijzigen en te bepalen wie de erfgenamen van zijn nalatenschap zullen zijn

- in staat is de emotionele gevolgen van de wijziging van zijn testament te overzien.”

2.7.

In het definitief verslag van het onderzoek naar wilsbekwaamheid, opgesteld door Querido, staat onder meer:

“Betrokkene licht de achtergronden van zijn wens om zijn testament te veranderen toe. In 2005 heeft hij de laatste wijziging aangebracht, in 2005 was er een wijziging in het familierecht. In 2010 was hij “inkeerder”, hij heeft vrijwillig (en boetevrij) spaartegoeden in o.a. Liechtenstein aangegeven bij de belastingen en door de recessie is zijn vermogen in waarde gedaald.

(…)

Opleiding en werk

Op zijn 16e moest hij gaan werken, begon als jongste bediende, hij werd snel vertegenwoordiger in textiel, verdiende veel commissie, werd eigen grossier (textiel) en op zijn 30e had hij zijn eerste miljoen verdiend. Hij heeft vervolgens veel zaken met en in Duitsland, is gaan importeren en heeft ten slotte op zijn 60e zijn zaak verkocht.

Huidige leefsituatie

ADL en IADL zelfstandig. Hij staat rond 07:00 uur op, leest de krant, brengt effecten orders uit, is druk met dieren (schapen, kippen), beweegt veel, fietst circa een uur per dag en doet regelmatig aan fitness. Hij speelt een paar avonden bridge. Hij kent zijn 6 jaar oudere echtgenote sedert zijn 22e, ze zijn op latere leeftijd (61e) getrouwd, voor zijn partner was het haar tweede huwelijk. Ze hebben samen geen kinderen, zij heeft uit haar eerste huwelijk 3 dochters, die hij beschouwt als zijn eigen dochters.

(…)

Psychiatrisch onderzoek (samenvatting, zie bijlage)

Betrokkene komt met de auto die hij de nabij gelegen parkeergarage heeft geparkeerd. Hij is keurig op tijd en maakt vlot en vaardig contact. Hij praat snel en veel en het is lastig hem hierin te onderbreken, hij dwaalt wel af van het onderwerp, vervalt in details, het kost wat moeite hem bij de vraag c.q. het onderwerp te houden. Echter de aandacht valt goed vast te houden gedurende 60 minuten, de concentratie imponeert niet gestoord, ook het geheugen vertoont geen lacunes, met name het korte termijn geheugen is ongestoord. Denken coherent, geen inhoudelijk of formele denkstoornissen, geen psychotische fenomenen. Gedurende het gesprek vertelt hij wel tweemaal hetzelfde verhaal. Waarneming en oriëntatie ongestoord. Affect geen tekenen die wijzen op angst, verhoogde arousal of stress, geen verhoogde emotionele labiliteit, wel enige lichte agitatie als doorgevraagd wordt op sommige onderwerpen. De stemming imponeert neutraal.”

2.8.

In de checklist Wilsbekwaamheid verandering testament, ingevuld door Querido, staat onder meer:

“A. begrip van de draagwijdte

- Begrijpt cliënt dat het gaat om een beslissing over zijn/haar bezittingen?

JA

- Begrijpt cliënt dat zijn/haar wilsbeschikking pas na zijn/haar dood wordt uitgevoerd?

JA

B. Kennis van goederen en personen

- Weet cliënt bij benadering wat zijn/haar bezittingen zijn?

JA

Betr heeft op zijn 30e eerste miljoen verdiend; heeft dat aanzienlijk vermeerderd.

- Kan cliënt, zonder zich ernstig te vergissen, zijn/haar rechthebbenden opnoemen?

JA, noemt vrouw en 3 aangenomen dochters

C. Begrip van de gevolgen

- Weet de cliënt hoe zijn/haar bezittingen zouden worden verdeeld zonder testament?

Betr heeft in 2005 laatste wijziging aangebracht

- Begrijpt cliënt wat de aanpassing van het testament inhoudt? Wat verandert er?

JA, betr. maakt zijn keuze om zijn wil te veranderen duidelijk en bij herhaling kenbaar. Hij gaat uitgebreid in op zijn betrokkenheid bij goede doelen, waaronder de Zonnebloem en het Leger des Heils aan wie hij het grootste deel van zijn bezit wil nalaten. Zijn vrouw en aangenomen kinderen erven aanzienlijk minder, hij verzekert echter dat hij zijn vrouw goed verzorgt achterlaat en dat zij het vruchtgebruik van de woning krijgt. Op de vraag welke factoren voor hem van belang waren bij het komen tot zijn besluit, vertelt hij uitvoerig en begrijpelijk over zijn betrokkenheid bij goede doelen. Betrokkene redeneert logisch, reageert adequaat op kritische vragen, maakt duidelijk hoe hij tot zijn keuze is gekomen en hij begrijpt zeer goed de verandering die hij wil doorvoeren en de consequenties die dat heeft. er is geen twijfel, hij is duidelijk en helder in zijn overwegingen. Hij realiseert zich de impact dat hij zijn wil drastisch wil wijzigen. We staan hier uitgebreid bij stil, bij herhaling legt hij zijn bedoelingen logisch en beredeneert uit.”

2.9.

In de evaluatie capaciteiten, ingevuld door Querido, staat onder meer:

“1. Financiën & beheer goederen

Niet beperkt

- Kan omgaan met contant/bankpas

Ja, betr toont bankpas, noemt bankrekening en laat parkeerkaartje zien dat hij gekocht heeft

- Beheert financiën of goederen

Ja, betr. eigen financiën en brengt effectenorders uit, is

- Houdt administratie bij

JA, betr. houdt eigen administratie bij

(…)

2 Rechtshandelingen (testament) stellen

Niet beperkt

- In staat te oordelen

JA, intellectuele functies – oordeelsvermogen: realiteitsbesef, zelfinschatting, normbesef, decorumbesef zijn intact

- Besef aard van rechtshandeling

JA, wijzigen testament, noemt notaris, vertelt over eerder wijziging in 2005

- Kan belangrijke informatie onthouden bij nemen beslissing

Ja, geheugen uitgebreid getest oa. MMSE, legt ook bijv een ingewikkelde spelsituatie Bridge uit en hoe hij beslissing heeft genomen; vertelt ook over handel in effecten.”

2.10.

De notaris en [A] hebben elkaar daarna nog drie keer gezien. Op 11 januari en 9 februari 2012 hebben zij het concept-testament doorgesproken en op 23 februari 2012 is het testament verleden.

2.11.

Op 4 april 2013 is [A] op 82-jarige leeftijd overleden. [A] beschikte op dat moment over een vermogen van ruim € 26.000.000.

2.12.

Na het overlijden van [A] heeft [eiseres] bij Querido om informatie verzocht over het door hem uitgevoerde onderzoek naar de wilsbekwaamheid van [A] . Querido heeft, met een beroep op zijn geheimhoudingsplicht, geweigerd de gevraagde informatie te verschaffen.

2.13.

[eiseres] heeft daarop een kort gedingprocedure geëntameerd tegen Querido om alsnog toegang te krijgen tot de door haar gewenste informatie. De vorderingen van [eiseres] zijn in eerste instantie afgewezen. Bij arrest van 21 oktober 2014 heeft het hof Arnhem-Leeuwarden de vorderingen alsnog toegewezen, daartoe onder meer overwegend:

“Naar het oordeel van het hof heeft [eiseres] met de door haar overgelegde gegevens van haar huisarts, de longarts en de GGz onderbouwd dat zijzelf gedurende de laatste jaren van het leven van [A] een aanzienlijke karakterverandering bij [A] heeft geconstateerd en dat zij die constatering bij herhaling ook kenbaar heeft gemaakt aan haar artsen. De gegevens bieden ook aanknopingspunten voor de juistheid van de stelling van [eiseres] dat [A] leed aan dementie. In de verwijsbrief van GGz wordt uitdrukkelijk melding gemaakt van het feit dat [A] bij GGz onder behandeling is vanwege vasculaire dementie. Niet in geschil is dat indien [A] daadwerkelijk aan dementie leed deze ziekte kan hebben veroorzaakt dat hij niet voldoende in staat was om de inhoud van zijn testament, en de gevolgen ervan, te overzien. Onder deze omstandigheden dient er naar het oordeel van het hof van te worden uitgegaan dat sprake is van zwaarwegende aanwijzingen dat [A] niet beschikte over zijn verstandelijke vermogens en derhalve niet bekwaam was om te testeren. Daaraan doet niet af dat Querido na onderzoek van [A] heeft verklaard dat [A] wel wilsbekwaam was, nu Querido (gelet op het door hem ingenomen standpunt begrijpelijk) vanwege zijn geheimhoudingsplicht dat oordeel niet heeft willen onderbouwen.”

2.14.

[eiseres] heeft de door Querido gegeven verklaring van wilsbekwaamheid vervolgens samen met het medisch dossier van [A] ter beoordeling voorgelegd aan dr. Th. Trompetter, arts en medisch adviseur. Deze concludeert in zijn verslag van de beoordeling van 8 januari 2015 als volgt:

“De conclusie in bijlage 3 “beoordeling wilsbekwaamheid” dat mijnheer [A] in staat is ‘een beslissing te nemen’ is vanzelfsprekend. Daar was in dit geval geen enkel psychiatrisch onderzoek voor nodig geweest.

De vraag was niet zozeer of er sprake was van ‘lichte dementie’, maar moest natuurlijk zijn of mijnheer [A] in staat was te beslissen over een drastische wijziging in zijn testament, zelfs een uiterst verstrekkend besluit met enorme gevolgen voor zijn echtgenote en drie dochters, in de uitzonderlijke mate die in dit geval aan de orde was. Die conclusie kan op basis van dit dossier mijns inziens medisch gezien niet worden getrokken.

1. Dit onderzoek [van Querido, rb] dekt niet de conclusies voer de reikwijdte van de te nemen hoogst opmerkelijke en uitzonderlijke beslissingen.

2. Cognitief zou mijnheer [A] op basis van dit dossier goed functioneren. Des te opmerkelijker zijn de gerapporteerde gedragsproblemen.

3. De psychiater heeft ten aanzien van het cognitief functioneren een uitgebreid medisch dossier opgemaakt. Persoonlijke notities ontbreken, alles is getypt en van diverse bijlagen voorzien.

4. Er heeft ondanks diverse gerapporteerde gedragsproblemen geen overleg plaatsgevonden met derden: niet met behandelend specialisten, niet met familieleden en ook niet met de notaris.

5. Ten aanzien van mogelijke beïnvloeding door derden (de goede doelen zelf?) is geen onderzoek vermeld en heeft blijkbaar geen beoordeling plaatsgevonden, terwijl mensen met gedragsproblemen, psychogeriatrische cq psychiatrische stoornissen en beperkingen extra vatbaar zijn voor beïnvloeding.”

2.15.

Het medisch dossier van [A] omvat onder meer de volgende gegevens:

Een brief van dr. S.B. Diraoui, klinisch geriater, van 19 november 2009:

“Patient [ [A] ] werd op 13 oktober 2009 gezien op de polikliniek Geriatrie in het kader van de geheugenpolikliniek.

Reden van verwijzing: verandering van gedrag en karakter, buikklachten.

(…)

Anamnese:

Auto anamnese: patient vertelt al jaren problemen te hebben met de mobiliteit door de polyneuropathie en status na meerdere hernia’s. Hiervoor oefent en beweegt hij veel. Hij fietst nog circa een uur per dag. Als hij in beweging is gaat het wel goed. Hij heeft het over startproblemen. De pijn in de onderbuik heeft hij ook al langer. Verscheidene scans hebben niets opgeleverd. Hij denkt zelf dat het komt sinds de prostaat operatie in 2006, maar eigenlijk kan hij er wel mee leven. Hij zegt zichzelf niet vergeetachtig te vinden, wel geeft hij toe dat er een conflict speelt met de gemeente en met zijn echtgenote. Als hij er al aan denkt wordt hij er woest van en kan of wil er eigenlijk niet goed over praten. Hij weet dat hij het moet vergeten, maar dit kan hij niet goed omdat hij een groot rechtvaardigheidsgevoel zegt te hebben.

Hetero anamnese via echtgenote: zij vindt hem wel vergeetachtiger. Hij moet van alles opschrijven in zijn agenda en op boodschappenlijstjes. Dan gaat het eigenlijk wel goed. Waar zij vooral last van heeft is dat hij zo snel boos wordt. Hij kan geen enkele kritiek velen. Het is op deze manier moeizaam om nog een normaal gesprek te voeren. Dit speelt de laatste jaren, eigenlijk sinds het conflict wat ontstaan is over het stuk land waarbij zij andere plannen had wat er mee te doen dan hij. Ze vindt zijn karakter anders dan vroeger en denkt dat dit vooral komt doordat hij moeilijk met tegenslagen om kan gaan als hij zijn zin niet krijgt. Dat is de laatste jaren meerdere malen gebeurd.

(…)

Functionele anamnese: mobiliteit met stok. Hij fietst nog circa een uur per dag. ADL en IADL zelfstandig. Patient gaat 1x per week naar fitness en 1x per week naar oefentherapie in Zonnestraal.

Sociale anamnese: hij is gehuwd, zijn echtgenote is een aantal jaren ouder dan hij. Er zijn kinderen en kleinkinderen. Hij is koopman geweest in textiel waarvoor hij veel op pad was; een vrije vogel zoals hij zelf zegt. Hij bridget 2 a3 x per week.

(…)

Psychiatrisch onderzoek: goed verzorgde man. Aandacht en concentratie zijn goed, evenals de orientatie, het geheugen lijkt ongestoord. Er zijn geen waarnemingsstoornissen. Het denken is coherent, inhoudelijk. Pre-occupatie met problemen rond het stuk land. Patient komt wat gespannen over met een labiel affect, waarbij hij snel geagiteerd raakt, waarbij dit ook snel over is. met name ook agitatie naar zijn echtgenote. De hogere corticale functies lijken intact.

(…)

Zorgdiagnostiek via Symfora: laatste jaren sterk veranderd in karakter, snel boos, kan geen kritiek verdragen, meer cynisch. Het geheugen is wat minder, waardoor patient onzekerder is. Patient zal dit zelf niet erkennen. Laat zich door niemand wat gezegen en houdt zich niet aan zijn leefregels voor zijn diabetes Mellitus. (…)

Bespreking: 78-jarige man met in de voorgeschiedenis o.a. diabetes mellitus, polyneuropathie. Tweemaal HNP, prostaatproblemen en recent anemie op basis van angiodysplasieen, wordt verwezen in het kader van de geheugenpoli met gedragskarakterverandering en daarnaast ook buikklachten.

De volgende problemen worden geformuleerd:

1. Cognitie: het onderzoek toont geen grote cognitieve problemen, wel is er sprake van emotionele labiliteit met snelle agitatie, met name naar zijn echtgenote toe en maakt hij in het geheel een wat gespannen, dwangmatige indruk. Meest waarschijnlijk gaat het hierbij toch om een premorbide karaktertrek, die versterkt is door de tegenslagen die patient afgelopen jaren te verwerken gehad heeft en dan met name het probleem met het stuk land wat hij moeilijk kan accepteren, wat ook tot problemen in de relatie met zijn echtgenote heeft geleid. Aanwijzingen voor een frontotemporale dementie, waarbij ook karakterveranderingen op de voorgrond staan, zijn er op dit moment niet. Met name een normale CT hersenen maakt dit zeer onwaarschijnlijk. Met name zijn echtgenote heeft er last van, nog meer dan patient.

Medicatie voor enige rust en de dwangmatige component van zijn gedrag.

(…)

Conclusie:

1. Geen cognitieve stoornissen

2. Opvliegendheid, spanning en dwangmatig gedrag bij conflicten over stuk grond.

3. Relatieproblematiek.

4. Pijnklachten onderbuik DD polyneuropathie

Beleid:

1. Begeleiding via Symfora afd ouderen.

2. Medicatie (cymbalta) wil patient vooralsnog niet.”

Een brief van dr. P.A.D. Bouma, neuroloog, van 5 januari 2010 betreffende de uitkomsten van neurologisch en aanvullend onderzoek:

“Bovengenoemde patiënt [ [A] , rb] bezocht eerder dit jaar (2009) de Polikliniek Neurologie.

Anamnese: patient is reeds dertig jaar bekend met Diabetes Mellitus, sinds 2005 is er sprake van toenemende pijn in zijn benen met prikkels en pijn bij lopen. Hiernaar is in het verleden onderzoek gedaan, er is een polyneuropathie in het kader van Diabetes Mellitus geobjectiveerd. Hij heeft momenteel sinds begin 2009 last van tintels en krampen aanvankelijk in de benen, die geleidelijk zich hebben uitgebreid tot de hele romp en ook de armen. Hij heeft het gevoel dat zijn hele lichaam stram en pijnlijk is. ook zijn onderbuik is pijnlijk. Hij vertelt ’s nachts meerdere malen wakker te worden door spanning in zijn romp. De klachten nemen steeds toe in de loop van de dag, de zwaarste krampen heeft hij in de benen. Hij heeft dan ook de neiging om niet stil te kunnen zitten. Mictie en stoelgang zijn moeizaam, traag en onregelmatig. Bij krachtzetten is patient incontinent, dit was zowel na een TUR-prostaat.

Neurologisch onderzoek: (…)

Aanvullend onderzoek: (…)

CONCLUSIE: aanvankelijk rees de verdenking op een cervicale myelopathie, deze kon worden weerlegd middels beeldvorming. Patient is opvallend stijf en stram, mogelijk op basis van gewrichtsbeperkingen ten gevolge van de jarenlang bestaande Diabetes Mellitus. Patient kreeg fysiotherapie voorgeschreven, hem werd op het hart gedrukt dat bij eventuele veranderingen van klachten hij zich opnieuw meldt op de Polikliniek Neurologie.”

Een brief van dr. S.B. Diraoui, klinisch geriater, van 21 mei 2010:

“Uw patient [ [A] ] werd in november 2009 gezien op de geheugenpolikliniek. Conclusies toen: relatieproblemen, opvliegendheid en spanning en dwangmatig gedrag, geen grote cognitieve stoornissen.

Aanvullend onderzoek:

Neuropsychologisch onderzoek (zie bijlage):

Conclusie: er zijn geen aanwijzingen voor geheugen- of visuo-constructieve problemen. Concluderend worden er aanwijzingen gevonden voor een dysexecutief syndroom waarbij in combinatie met de waargenomen gedragsveranderingen, de verdenking bestaat dat er mogelijk sprake is van een beginnende fronto-temporale dementie.

Bespreking:

Naar aanleiding van het bezoek aan de geheugenpoli is er nog nader psychologisch onderzoek verricht met specifieke aandacht voor de executieve functies. Dit toonde een dysexecutief syndroom. De oorzaak hiervan is wat lastig te duiden. Het zou kunnen passen bij een beginnende fronto-temporale dementie echter de CT-hersenen toont hier geen aanwijzingen voor wat het weer onwaarschijnlijker maakt. De tijd zal moeten leren hoe dit zich verder ontwikkeld. Hiervoor zal ik hem op de poli geriatrie terug zien.

Tijdens het gesprek over de uitslag met hem en zijn echtgenote ontstaat weer snel een conflict tussen hen beiden, waarbij hij erg boos wordt en geagiteerd raakt over het bekende probleem met het stuk grond. Hij heeft het idee dat zijn echtgenote hem hierin niet ondersteund heeft. Deze relatieproblematiek staat erg op de voorgrond. Begeleiding hiervan is op korte termijn noodzakelijk daarbij rekening houdend met de executieve dysfuncties die naar voren kwamen in het uitgebreide neuropsychologische onderzoek. Dit laat ik over aan de Symforagroep.

Zelf zie ik patient over een half jaar terug.

Conclusies:

1. Dysexecutief syndroom DD karakterogeen mogelijk beginnende fronto-temporale problematiek.

2. Relatieproblematiek.

Beleid:

Begeleiding van het echtpaar via de Symfora.

Controle over een half jaar.”

Een brief van dr. C.J. Bavinck, psychiater, en A.W.P. Woutersen, sociaal psychiatrisch verpleegkundige, van 7 juli 2010:

“Hierbij berichten wij u dat uw patient [ [A] ] bij ons een intakegesprek heeft gevoerd. Hierbij treft u onze bevindingen aan.

Klachtenanamnese

Meneer wordt heraangemeld via geriater Diraoui. Echtgenote gaf na bezoek aan de geheugenpoli aan dat het allemaal rustiger en beter ging en zag af van verdere hulpverlening. Meneer zag ook af van een verbouwing wat veel rust gaf. Nu gaat het toch weer minder. In onderzoek van de geheugenpoli was de conclusie: ’78-jarige man met diabetes, insulineafhankelijk, die zich slecht aan de leefregels houdt. Hij gebruikt ook drie glazen wijn en een borrel per dag. CT-scan gaf niets bijzonders te zien. Neuropsychologisch onderzoek gaf geen aanwijzingen voor cognitieve problematiek, patient is snel boos en er zijn relatieproblemen’.

(…)

Meneer heeft een absoluut helder bewustzijn, er zijn geen tekenen van verstoringen in de waarneming. De neuropathie is pijnlijk aan de benen en trekt steeds verder op, nu al tot de heupen. Er is niets aan te doen, meneer zegt zich goed aan de voorschriften te houden. Hij gebruikt een glaasje jenever per dag of een glas wijn, drinkt twee flessen per week. Cognitieve problemen lijken niet aan de orde, meneer weet verschillende nieuwsfeiten te noemen en de orientatie in tijd is prima. De stemming is goed, problemen ontstaan meer vanuit echtgenote die erg precies is. Ze heeft een enorme en erg mooie bloementuin en werkt daar graag in.

Maar zij heeft ook fysieke problemen met een versleten rug, osteoporose, schouder en andere kunstgewrichten. Ze wil wel alles zoveel mogelijk blijven doen. Echtgenote geeft aan dat meneer verandert en passief is geworden en onredelijk boos kan zijn. meneer gaat driemaal per week bridgen in Hilversum, gaat hier met de auto naartoe.

Samenvatting problematiek:

79-jarige man met mogelijk karakterverandering door beginnende cognitieve stoornissen die in het intakegesprek in de thuissituatie aanvankelijk nog niet naar voren komen. Meneer heeft een actief leven met schapen en driemaal bridge per week. Echtgenote geeft aan dat meneer verandert en passief is geworden en onredelijk boos kan zijn. Alchoholgebruik/misbruik is mogelijk een probleem.

Conclusie bespreking O&A/ behandelingsplan

Regelmatige ongeveer vier-wekelijkse huisbezoeken aanvankelijk om vertrouwen op te bouwen en beter zicht te krijgen op de problemen. Medicatie inventariseren en MMSE test afnemen. Arts betrekken ter beoordeling van starten antidepressiva zoals voorgesteld door de geheugenpoli.”

Een brief van dr. J.M.J. Krul, neuroloog, van 18 juli 2011

“Anamnese: patient [ [A] , rb] bezocht mijn spreekuur in verband met pijn in benen. Hij loopt moeilijk en heeft een rollator nodig. Fietsen gaat eigenlijk heel goed. Zijn grootste problemen zijn echter de gevoelsstoornissen en tintelingen in de onderbenen waarbij hij het idee heeft dat de klachten toenemen.

Vermeld dient te worden dat patient al 30 jaar diabeet is en goed onder controle is.

Patient vermeldt voorts buikklachten. Hij zou mogelijk wat vergeetachtig zijn. Ik begreep dat patient geen motivatie heeft om naar de geriater te gaan. Hij is wel in dagbehandeling op Zonnestraal. De verdere neurologisch anamnese vermeldt geen bijzonderheden.

Neurologisch onderzoek: patient was EMV maximaal, helder en compos mentis. Aan de hersenzenuwen geen afwijkingen. Motoriek: intact. Reflexen: symmetrisch niet opwekbaar. Sensibiliteit: deze was voor alle kwaliteiten licht verminderd aan de benen, maar distaal toenemend. De coördinatieproeven waren niet goed te beoordelen.

Aanvullend onderzoek:

EMG: evidente aanwijzingen voor een axonale (diabetische) polyneuropathie.

Conclusie:

Klachten passend bij een diabetische polyneuropathie. Daarnaast mogelijk ook cognitieve stoornissen.

Advies / Beleid:

Patient geeft er de voorkeur aan goed onder controle te blijven.

Vooralsnog heb ik geen therapeutische opties. Ik heb patient uitgelegd wat een en ander inhield en hem verteld dat invaliditeit op korte termijn onwaarschijnlijk is. over een half jaar zie ik patient retour.”

Een verwijsbrief van dr. A.A.M. van den Heuvel, huisarts, van 5 december 2011:

“Bovengenoemde patient wordt op verzoek van hem zelf en op advies van zijn notaris verwezen ter beoordeling van zijn wilsbekwaamheid.”

2.16.

In het huisartsenjournaal over [eiseres] staat dat zij vanaf medio 2010 regelmatig heeft geklaagd over door haar waargenomen karakterveranderingen bij [A] .

2.17.

In een brief van 22 december 2011 van A.W.P. Woutersen, Sociaal Psychiatrische Verpleegkundige, en dr. C.J. Bavinck, ouderenpsychiater over [eiseres] staat onder meer:

“Hierbij berichten wij u dat uw patiente [ [eiseres] , rb] bij ons een intakegesprek heeft gevoerd. Hierbij treft u onze bevindingen aan.

Klachtenanamnese

Mevrouw is partner van de heer [A] welke bij GGz Centraal in behandeling is vanwege vasculaire dementie. Dit geeft relatiespanningen en mevrouw wil graag individuele gesprekken omdat ze toenemend moeite heeft met het gedrag van partner en zelf vaak eigen gedragsproblemen ervaart waarin ze haar zelfbeheersing verliest.

Samenvatting problematiek

Vitale, ondanks alle operaties, levenslustige 87-jarige vrouw, welke overbelast is door gedragsproblemen van echtgenoot die gedragsveranderingen heeft in het kader van waarschijnlijk frontaalkwabdementie.

(…)

Conclusie bespreking O&A/behandelingsplan

Ondersteunende individuele gespreken met SPV, met een ongeveer maandelijkse frequentie en gericht op ventileren en psycho-educatie ten aanzien van echtgenoot.”

2.18.

[eiseres] heeft het medisch dossier van [A] ter beoordeling voorgelegd aan prof. dr. W.H.L. Hoefnagels, specialist klinische geriatrie. In zijn rapport van 7 april 2015 heeft Hoefnagels als volgt geschreven:

“Conclusie

De kwaliteit van het medisch psychiatrisch onderzoek [van Querido, rb] laat te wensen over, zeker in het licht van de grote (financiële) belangen, die in het geding waren.

In het medisch dossier werden geen bevindingen gerapporteerd, op grond waarvan achteraf met redelijke zekerheid vastgesteld kan worden dat dhr. [A] [ [A] , rb] wilsonbekwaam was om zijn testament te wijzigen. Dit betekent echter niet dat dhr. [A] derhalve beslisvaardig geacht moest worden. hiervoor is ook geen sluitend bewijs aan te voeren. Er kan derhalve geen uitspraak worden gedaan over de wilsbekwaamheid van dhr. [A] ten tijde van de wijziging van het testament.

In de geneeskunde wordt bij twijfel over het uitvoeren van bijvoorbeeld een chirurgische operatie vaak gezegd: “in dubio abstine”: als men ernstige twijfel heeft of men een patiënt moet opereren, dan is het beter om de ingreep achterwege te laten. Ik denk dat in deze casus hetzelfde geldt. De enige conclusie kan slechts zijn dat op grond van de gegevens uit het medisch dossier, geen uitspraak kan worden gedaan. Deze conclusie had derhalve aan de notaris moeten worden meegedeeld.”

2.19.

Op verzoek van de raadsman van [eiseres] heeft ook prof. dhr. Ph. Scheltens, neuroloog, het medisch dossier van [A] beoordeeld. Scheltens heeft in zijn rapport onder meer het volgende geschreven:

“Op verzoek van mr. Bonnier heb ik mij verdiept in het dossier in bovenvermelde zaak. Ik heb hiertoe inzage gehad in het volledige medisch dossier van wijlen [A] , geboren [1931] en overleden op [2013] , uit het Tergooi Ziekenhuis en van de heer C.J. Bavinck, ouderenpsychiater, alsook de medische verklaring van A.L. Querido, psychiater, dd 22-12-2011 alsmede de beoordeling van deze verklaring door de heer Th Trompetter, arts, dd 8-1-15 en een afschrift van het huisartsenjournaal van Mw [eiseres] , geboren [1924] .

Tevens heb ik gesprekken gevoerd met Mw. [eiseres] , weduwe van wijlen de heer [A] , en haar dochters Mw. [B] , geboren [1950] en haar echtgenoot, en Mw. [C] , geboren [1948] op 17 en 31 augustus 2015, op mijn kantoor in het VUmc. Tevens nam ik kennis van een schriftelijke verklaring van een kleindochter, mw. [D] , dd maart 2014.

De centrale vraagstelling in deze zaak betreft de aanwezigheid van ziekte, en zo ja welke, bij wijlen de heer [A] , op het moment van testamentswijziging begin 2012 en daarmee samenhangend de vraag of de heer [A] op dat moment volledig wilsbekwaam was en bewust handelde, zoals verondersteld door de heer Querido in zijn rapport dd 22-12-2011.

(…)

Conclusie

Uit de heteroanamnese en medische informatie van derden, komt een beeld naar voren van een voorheen redelijk gezonde man, behoudens diabetes en polyneuropathie, met een harmonieus huwelijk en zeer goede verstandhouding met kinderen en kleinkinderen, die mogelijk al vanaf 2003, en meer zeker vanaf 2008, een geleidelijk progressieve verandering van karakter, (interpersoonlijk) gedrag en empathie ging vertonen. In een analyse hierover door de geriater Diraoui in 2009 en 2010, met neuropsychologisch onderzoek en CT-scan onderzoek, wordt de diagnose FTD wel overwogen, doch helaas door onvoldoende follow up en onjuiste interpretatie van de betekenis van normale CT-scan, niet hard gesteld. De sensitiviteit van CT in deze is vele malen lager dan van MRI en hiervan is bekend dat deze laag is bij FTD; ergo een normale CT (en MRI) sluiten FTD niet uit en patiënten met en zonder atrofie verschillen klinisch niet van elkaar.

Verdere analyse door de collega’s van GGZ laat wel steeds de gedragsstoornissen zien, maar helaas wordt door de focus op normale cognitie (‘geheugen is goed’), niet doorgedacht en de diagnose FTD gesteld, alhoewel er kennelijk wel vanuit wordt gegaan (zie email AWP Woutersen). Het oordeel van collega Querido over de dementie en wilsbekwaamheid voldoet op geen enkele wijze aan de regels der kunst inzake een evaluatie van dementie.

De diagnose FTD (gedragsvariant) kan, en kon in 2010, gesteld worden op grond van de criteria van Neary en Snowden, als voldaan wordt aan de volgende kerncriteria:

1. sluipend begin met langzame progressie

2. vroege achteruitgang van sociaal interpersoonlijk gedrag

3. vroege stoornis in de regulatie van persoonlijk gedrag

4. vroege emotionele vervlakking

5. vroeg verlies van ziekte-inzicht.

Op grond van alle gegevens voldoet [A] aan de kerncriteria. Geen van de exclusiecriterie (waar een normale CT scan niet toe behoort) is bij [A] van toepassing.

Hoe moet nu de testamentswijziging van [A] , waar de familie, inclusief echtgenote totaal niet van af wist (stiekem gedrag), gezien worden in dit kader? Kenmerkend in de casus van [A] over de tijd zijn de obsessie (met de belastingdienst), overdreven zuinigheid, en totaal verlies aan consideratie met en verlies van empathie jegens zijn naasten, inclusief zijn geliefde echtgenote. Redenerend vanuit de ziekte FTD is het heel goed voorstelbaar dat bij [A] het idee heeft postgevat dat hij na zijn dood geen cent aan de belasting wilde betalen, en dus ligt het weggeven aan een goed doel met ANBI-status voor de hand. De obsessie hiermee, in combinatie met de emotionele vervlakking richting zijn gezin, en het totaal ontbreken van ziekte-inzicht maakt dat de beslissing om zijn gezin te onterven, voor hem geen probleem opleverde, ergo hij zich totaal niet besefte welk leed hij hier mee aan zijn gezin berokkende. Dergelijk gedrag is in de context van FTD in de literatuur bekend.

Beantwoording van de vraagstelling

Op grond van uitgebreide heteroanamnese en met steun uit het medisch dossier en de overige stukken kan de diagnose FTD, met gedragsvariant, gesteld worden. Ten tweede moet worden aangenomen dat betrokkene op het moment van testamentswijziging, aan deze ziekte leed en derhalve niet besefte wat hij deed en welke schade hij hiermee zijn gezin toebracht, m.a.w. niet wilsbekwaam was om ten volle de gevolgen van zijn handeling te overzien.”

2.20.

Het Leger des Heils en de Zonnebloem hebben dr. R.V.A. Sheorajpanday, neuroloog en neuropsychiater, gevraagd een oordeel te geven op de vraag welk oordeel achteraf – op basis van de medische stukken die voorhanden zijn – ten aanzien van de wils(on)bekwaamheid van [A] kan worden geveld. Op 25 januari 2016 heeft Sheorajpanday zijn rapport uitgebracht.

Sheorajpanday begint zijn rapport met een uiteenzetting van de verschillende types van dementie en de bijbehorende ziektebeelden.

Onder 4.8 t/m 4.10 van zijn rapport concludeert Sheorajpanday dat [A] niet voldeed aan criteria van dementie volgens de Richtlijn voor Diagnostiek.

In hoofdstuk 5 gaat Sheorajpanday in op de door de familie van [A] waargenomen gedrags- en karakterveranderingen. Sheorajpanday concludeert dat het onwaarschijnlijk is dat deze veranderingen kunnen worden toegeschreven aan frontotemporale dementie omdat deze ziekte zich gemiddeld op jongere leeftijd openbaart en als het op oudere leeftijd gebeurt, zoals dan bij [A] het geval zou zijn, de ziekte progressiever verloopt dan op jongere leeftijd. Patiënten tonen een snelle achteruitgang van geheugen, taal, aandacht en uitvoerende functies. Bij [A] was juist sprake van een zeer geleidelijke progressieve verandering van gedrag.

Sheorajpanday meent dat in het geval van FTD de patiënt de gedragsverandering die in het verloop van de ziekte optreden steeds minder of niet kan sturen. Als dat wel het geval zou zijn, is er geen sprake van ziekte, maar van opzettelijk gedrag. Dementie is geen keuze en de dementerende is niet in staat om een keuze te maken op welk moment hij welk gedrag vertoont. Daarmee is in tegenspraak dat het door de familieleden waargenomen veranderd en onaangepast gedrag niet is waargenomen door de onafhankelijke getuigen [accountant, bankier, notaris, psychiater en bridgevrienden, rb]. Volgens Sheorajpanday is daarom niet uit te sluiten dat de waargenomen gedragsverandering zich eerder in de interpersoonlijke sfeer situeerden en niet zijn te relateren aan FTD (of een andere vorm van dementie). Daarbij merkt Sheorajpanday op dat ook licht tot matig gebruik van alcohol kan leiden tot een zekere mate van tijdelijk gedesinhibeerd (ontremd) gedrag.

In hoofdstuk 6 gaat Sheorajpandya in op de dementie versus de wilsbekwaamheid, waarbij hij vaststelt dat een valide beoordeling van wilsbekwaamheid meer vraagt dan een diagnose. Het enkele vaststellen van dementie zegt op zichzelf namelijk weinig over de wilsbekwaamheid tot het nemen van een bepaalde beslissing.

In hoofdstuk 7 stelt Sheorajpanday vast dat Querido de enige deskundige is geweest die, in zijn hoedanigheid van psychiater, [A] heeft onderzocht. Sheorajpanday ziet geen elementen om aan de deskundigheid van Querido te twijfelen. Juist vanwege de gevoeligheid van de kwestie kon Querido geen heteroanamnese afnemen bij de familie.

In hoofdstuk 8 gaat Sheorajpanday in op de verschillende uitgebrachte deskundigenrapporten. Waar door Hoefnagels in zijn rapport het principe ‘in dubio abstine’ aanhaalt, wijst Sheorajpanday op een ander principe: de autonomie van de patiënt. Bij twijfel over de wilsbekwaamheid van een patiënt moet worden uitgegaan van de vooronderstelling van wilsbekwaamheid.

Sheorajpanday deelt de conclusie van Hoefnagels dat op grond van de aangetroffen medische informatie achteraf geen definitieve uitspraak kan worden gedaan over de wils(on)bekwaamheid van [A] ten tijde van het wijzigen van het testament. Over het rapport van Scheltens merkt Sheorajpanday op dat de heteroranamnese afgenomen bij personen voor wie de testamentswijziging geen financiële implicaties inhoudt een zeer consistent beeld schetst, tegenstrijdig met de heteroanamnese afgenomen door Scheltens bij personen (familieleden) met een direct belang bij de nietigverklaring van het laatste testament. Volgens Sheorajpanday is het rapport van Scheltens gebaseerd op een reeks aannames die een medisch geobjectiveerde basis ontberen.

De uiteindelijke conclusie van Sheorajpanday luidt:

“9.1. Aan de hand van de beschikbare informatie uit het medisch dossier – waaronder met name de intacte, functionele en cognitieve toestand c.q. het onaangetaste mentaal functioneren, alsmede het gebrek aan een geobjectiveerde dementie – en het geheel der verklaringen van zowel belanghebbenden als onafhankelijke getuigen, kan ik in eer en geweten niet besluiten tot de aanwezigheid van enige vorm van een dementerende aandoening bij dhr. [A] .

9.2.

Aan de hand van de beschikbare gegevens uit het medisch dossier kan geen conclusie worden getrokken over de wils(on)bekwaamheid van wijlen dhr. [A] . Mijns inziens kan men niet besluiten dat dhr. [A] wilsonbekwaam was ten tijde van het wijzigen van zijn testament. Integendeel, de fiscale constructie met betrekking tot de successierechten in het voordeel van de stiefdochters van dhr. [A] getuigt van een intelligente benadering van de beweerdelijke negatieve houding van dhr. [A] tegenover de belastingdienst. Het is eveneens heel goed mogelijk dat men op oudere leeftijd weloverwogen en wilsbekwaam een beslissing neemt vanuit een gewijzigd moreel-ethisch referentiekader, al dan niet tengevolge van nieuwe inzichten en leringen zonder dat sprake is van een onderliggende dementiele aandoening.”

2.21.

Bij brief van 11 april 2016 heeft Scheltens op verzoek van de raadsman van [eiseres] gereageerd op het rapport van Sheorajpanday. Scheltens noemt in zijn reactie dat een belangrijk en vroeg aspect bij FTD het verlies van inlevingsvermogen in de ander is en dat dit verschijnsel in de verhalen van de familie evident naar boven komt. Scheltens heeft verder opgemerkt dat juist bij jongere patiënten de progressie bij FTD sneller verloopt en dat bij oudere patiënten de progressie veel langzamer verloopt.

3 Het geschil

3.1.

[eiseres] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

- te verklaren voor recht dat het testament dat de heer [A] d.d. 23 februari 2012 ten overstaan van notaris mr. P.J. Simons heeft doen verlijden, op grond van artikel 3:34 lid 2 BW nietig is, gezien het feit dat de heer [A] op dat moment wilsonbekwaam was en derhalve niet in staat was om te testeren;

te verklaren voor recht dat het Leger des Heils en de Zonnebloem al het uit hoofde van het testament van de heer [A] verkregene, waaronder de verkregen geldbedragen en de eigendom van het woonhuis te [woonplaats] , inclusief de over de ontvangen geldbedragen te berekenen wettelijke rente vanaf de datum dat zij deze bedragen ten onrechte hebben ontvangen, ter beschikking moeten stellen aan de in het dan laatste testament van de heer [A] benoemde executeur-testamentair, teneinde dit opnieuw te verdelen overeenkomstig de wensen van de heer [A] zoals vastgelegd in dat dan laatste testament;

het Leger des Heils en de Zonnebloem primair hoofdelijk te veroordelen in de buitengerechtelijke kosten van [eiseres] ad € 25.600,- en subsidiair hoofdelijk te veroordelen in de buitengerechtelijke kosten conform de staffel BIK ad € 6.775,-;

- het Leger des Heils en de Zonnebloem beiden te veroordelen tot betaling van de nakosten;

- het Leger des Heils en de Zonnebloem hoofdelijk te veroordelen in de kosten van de procedure.

3.2.

Het Leger des Heils en de Zonnebloem voeren verweer.

3.3.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling

4.1.

[eiseres] heeft aan haar vorderingen ten grondslag gelegd dat zij meent dat [A] ten tijde van de testamentswijziging op 23 februari 2012 niet wilsbekwaam was. [eiseres] heeft gesteld dat [A] ten gevolge van de bij hem vanaf november 2009 geconstateerde aandoeningen last had van hevige stemmingswisselingen en dat hij een ernstige karakterverandering heeft ondergaan. Ter onderbouwing heeft [eiseres] verwezen naar het rapport van prof. Scheltens waarin deze heeft geconcludeerd dat [A] reeds sinds begin 2010, zo niet eerder, moet hebben geleden aan FTD, type gedragsvariant, en dat deze diagnose destijds ten onrechte niet is gesteld. Scheltens heeft geconcludeerd dat [A] ten gevolge van zijn ziekte ten tijde van de testamentswijziging wilsonbekwaam was, aldus [eiseres] . Volgens [eiseres] is vast komen te staan dat Querido op basis van het hem op dat moment ten dienste staande dossier nimmer de verklaring van wilsbekwaamheid had mogen verstrekken. Dit leidt er volgens [eiseres] toe dat het op 23 februari 2012 verleden testament nietig is op grond van art. 3:34 lid 2 BW. Alleen al het feit dat [A] zijn testament op het laatste moment ingrijpend heeft gewijzigd is volgens [eiseres] een indicatie dat [A] handelde buiten zijn daadwerkelijke wil om en de gevolgen van zijn handelen niet meer kon overzien.

4.2.

De rechtbank overweegt als volgt. Tussen partijen is in geschil of [A] ten tijde van het opmaken van het testament van 23 februari 2012 in staat was in vrijheid zijn wil te vormen. Vooropgesteld moet worden dat de stelplicht en de bewijslast van de stelling dat [A] daartoe niet in staat was, rust op [eiseres] . [eiseres] moet niet alleen stellen en, zo nodig, bewijzen dat [A] ten tijde van het testeren leed aan een geestelijke stoornis, maar ook dat de stoornis een redelijke waardering van de bij de handeling betrokken belangen belette.

4.3.

Tussen partijen is niet in geschil dat [eiseres] vanaf 2010 een gedragsverandering bij [A] heeft waargenomen. Dat blijkt uit het medisch dossier en meer in het bijzonder uit het huisartsenjournaal over [eiseres] . [eiseres] heeft ook verklaring van één van haar kleindochters in het geding gebracht die spreekt over een gedragsverandering die zich geleidelijk heeft gemanifesteerd. De gedragsverandering bleek volgens [eiseres] uit een toenemende verbale agressiviteit van [A] met name op haar gericht, zijn onberekenbaarheid en een afnemend vermogen tot empathie. Dit wordt niet betwist door het Leger des Heils en de Zonnebloem.

4.4.

Het Leger des Heils en de Zonnebloem betwisten wel dat de door [eiseres] (en haar kinderen) waargenomen gedragsveranderingen objectief waren, dat de gedragsveranderingen werden veroorzaakt door een (geestelijke) stoornis die tot gevolg heeft gehad dat [A] op het moment van het verlijden van zijn testament wilsonbekwaam was.

4.5.

Het Leger des Heils en de Zonnebloem hebben ter onderbouwing van hun standpunten verklaringen in het geding gebracht van de accountant van [A] , van zijn private banker, van het echtpaar [E] (vrienden waarmee [A] vanaf 2004 wekelijks bridgete en die hij ook buiten de context van het bridgen ontmoette), van de notaris en van Querido. Tegenover de verklaringen van [eiseres] staan met name de verklaringen van de accountant, die in die hoedanigheid bijna 20 jaar bekend is geweest met [A] , en het echtpaar [E] . Zij verklaren zonder terughoudendheid de door [eiseres] waargenomen gedragsveranderingen niet te herkennen. Zowel de accountant als het echtpaar [E] hebben verklaard enkel een lichamelijke achteruitgang bij [A] te hebben waargenomen. De accountant heeft verklaard dat [A] consistent was in zijn gedrag. Het echtpaar [E] heeft [A] omschreven als een slimme en eigenzinnige man, een sociaal bewogen mens die altijd bereid was mensen te helpen die het moeilijk hadden. Volgens het echtpaar [E] was [A] niet gierig en wilde hij altijd de rekening betalen. Het echtpaar heeft ook verklaard dat de relatie tussen [A] en [eiseres] verslechterde door het verschil van mening over de plannen van [A] voor een tweede woning op hun erf.

4.6.

De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de verklaring van [eiseres] en haar kinderen dat zij een gedragsverandering ten opzichte van met name [eiseres] hebben waargenomen. De rechtbank heeft evenmin reden om te twijfelen aan de verklaringen van de accountant en het echtpaar [E] . Zij hebben geen enkel belang bij deze zaak. Het contact tussen [A] en het echtpaar [E] was persoonlijk en vond zeer regelmatig (in ieder geval wekelijks) plaats, reden waarom aan hun waarneming naar het oordeel van de rechtbank veel waarde toekomt. Het heeft er, gelet op gelet op de tegenstrijdige verklaringen van [eiseres] enerzijds en van met name het echtpaar [E] en de accountant anderzijds, alle schijn van dat de gedragsverandering van [A] selectief was.

4.7.

Uit het in het geding gebrachte medisch dossier blijkt niet dat [A] tijdens zijn leven is gediagnosticeerd met dementie, in welke vorm dan ook. In de anamnese van verpleegkundige Wouters staat dat [A] zou lijden aan vasculaire dementie, maar de stelling wordt niet ondersteund door het medisch dossier en zou heel goed een weergave kunnen zijn van wat [eiseres] hem heeft verteld. Het stuk waarin Wouters dit schrijft, betreft immers een weergave van een intakegesprek dat hij met [eiseres] had. Diraoui heeft in haar verslag van 21 mei 2010 geschreven: ‘Het zou kunnen passen bij een beginnende fronto-temporale dementie echter de CT-hersenen toont hier geen aanwijzingen voor wat het weer onwaarschijnlijker maakt. De tijd zal moeten leren hoe dit zich verder ontwikkeld.’

Meer is er niet. Vastgesteld kan worden dat [A] werd getest op (beginnende) dementie, maar er is geen medisch stuk in het geding gebracht, ook niet uit de periode gelegen tussen februari 2012 tot het overlijden van [eiseres] in april 2013, waaruit blijkt dat [A] in leven daadwerkelijk met dementie is gediagnosticeerd.

Maar zelfs als de diagnose wel zou zijn gesteld of veronderstellenderwijs zou worden aangenomen dat [A] ten tijde van het verlijden van zijn testament leed aan dementie, is daarmee nog niet gegeven dat het testament van februari 2012 tot stand is gekomen onder invloed van die stoornis of dat die stoornis een redelijke waardering van de betrokken belangen belette.

4.8.

In het medisch dossier en in het huisartsenjournaal over [eiseres] wordt het geschil tussen [eiseres] en [A] over de tweede woning op verschillende punten genoemd, ook in combinatie met relatieproblemen. In ieder geval volgt hieruit dat dit geschil erg op de voorgrond heeft gestaan en van invloed is geweest op de verhouding tussen [eiseres] en [A] . Dat blijkt ook uit de verklaring die het echtpaar [E] heeft afgelegd.

4.9.

De beoordeling van de wilsbekwaamheid om te testeren is primair aan de notaris. De notaris die het testament van februari 2012 heeft verleden heeft [A] in een periode van 3,5 maand in totaal vijf keer gezien. De laatste afspraak betrof het verlijden van het testament, maar gedurende de vier voorgaande gesprekken heeft de notaris de wensen van [A] ter zake zijn voorgenomen testamentswijziging inhoudelijk bevraagd en doorgesproken. Uit een door het Leger des Heils en de Zonnebloem in het geding gebrachte verklaring van de notaris die het testament heeft verleden, blijkt dat de notaris geen twijfels had ten aanzien van de wilsbekwaamheid van [A] om te testeren. De notaris heeft verklaard dat hij [A] uit zorgvuldigheid en ter bevestiging van zijn wilsbekwaamheid heeft verzocht zicht te laten onderzoeken. Het ging immers om een testamentswijziging van een man op leeftijd met een groot vermogen.

4.10.

Querido is, los van de discussie over de kwaliteit van zijn verslaglegging, de enige in dit geding betrokken deskundige die [A] bij leven heeft gezien en de wilsbekwaamheid van [A] op basis van onderzoek heeft beoordeeld. Aan zijn verklaring komt dan ook veel betekenis toe. Querido heeft verklaard geen enkele aanleiding te hebben gehad om te twijfelen aan de wilsbekwaamheid van [A] ten tijde van het door hem, Querido, uitgevoerde onderzoek. Volgens Querido wist [A] wat hij deed en waarom hij het deed, hij overzag de gevolgen en was zich bewust van de emotionele impact daarvan. De bevindingen van Querido, zoals die blijken uit zijn verslaglegging, sluiten aan op die verklaring.

4.11.

Alle deskundigenrapporten die door partijen in het geding zijn gebracht, zijn tot stand gekomen na het overlijden van [A] zonder dat de betreffende deskundigen [A] zelf ooit hebben gezien en/of onderzocht. Hoefnagels stelt zelf in zijn rapport: “Het medisch dossier van een overledene is in het algemeen ontoereikend om achteraf een antwoord te kunnen geven op de vraag of een dement(erend)e persoon bij leven wilsbekwaam was op het moment dat hij/zij een zwaarwegende beslissing heeft genomen.” De door partijen in het geding gebrachte rapporten moeten daarom met de nodige terughoudendheid worden beoordeeld. Bovendien ging Hoefnagels al uit van de aanwezigheid van dementie, waar die aanname niet wordt ondersteund door het medisch dossier.

4.12.

Het rapport van Scheltens is tot stand gekomen op basis van enkel het beperkte medisch dossier van [A] in combinatie met hetgeen [eiseres] en de stiefdochters tegenover Scheltens hebben verklaard over (het gedrag van) [A] . [eiseres] en met name de dochters van [eiseres] hebben echter een direct belang bij de juridische status van het testament van februari 2012. Scheltens is blind gevaren op wat [eiseres] en haar dochters hebben verklaard, zonder bevestiging te zoeken bij bronnen die geen rechtstreeks belang hebben. Verder heeft Scheltens in zijn rapport niet inzichtelijk gemaakt waarom de stoornis (FTD) op het moment dat [A] zijn testament opmaakte zo ver gevorderd was dat deze een redelijke waardering van de bij het testament betrokken belangen belette. In het bijzonder heeft Scheltens geen verklaring gegeven voor zijn aanname dat bij [A] het idee heeft postgevat dat hij na zijn dood geen cent aan de belasting wilde betalen en dat de obsessie hiermee, in combinatie met de emotionele vervlakking richting zijn gezin en het totaal ontbreken van ziekte-inzicht maakte dat de beslissing om zijn gezin te onterven, voor [A] geen probleem opleverde en hij totaal niet besefte welk leed hij hier mee aan zijn gezin berokkende. Nog afgezien van het feit dat van onterving geen sprake is, staat vast dat [A] de in rechtsoverweging 2.2. beschreven inhoud van zijn testament zelf heeft uitgedacht. Dat duidt er naar het oordeel van de rechtbank veeleer op dat [A] de reikwijdte en impact van de wijziging van zijn testament terdege besefte.

4.13.

Verder moet geconstateerd worden dat, anders dan [eiseres] wil doen voorkomen, het testament van februari 2012 niet enorm ingrijpend afweek van het eerder door [A] opgemaakte testament van oktober 2006, met uitzondering van het bepaalde ten aanzien van de stiefkinderen. [A] heeft goede doelen ook in zijn testament van oktober 2006 al zeer ruim bedacht en gelet op hetgeen ten aanzien van [eiseres] is opgenomen in het testament van februari 2012, kan niet anders worden geconcludeerd dan dat ook op basis van dit laatste testament [eiseres] (zeer) goed verzorgd achterbleef. Verder worden, in tegenstelling tot het testament van oktober 2006, de stiefkleinkinderen in het testament van februari 2012 wel bedacht. De gedragsveranderingen die [eiseres] ten grondslag heeft gelegd aan haar aanname dat het testament van februari 2012 tot stand is gekomen onder invloed van een geestesstoornis, blijken niet uit de inhoud van het testament.

4.14.

Uit de verklaring van de private banker van [A] , die door het Leger des Heils en de Zonnebloem in het geding is gebracht, blijkt dat [A] vanaf 2009 met haar gesproken heeft over een testamentswijziging waarbij als uitgangspunten zouden moeten gelden dat [eiseres] verzorgd achterbleef en zijn vermogen verder werd nagelaten aan goede doelen. Aan deze uitgangspunten werd ook al vormgegeven in het testament van oktober 2006. Daarbij moet verder in aanmerking worden genomen dat [A] ook tijdens leven al veel schenkingen, ook schenkingen van substantiële omvang, heeft gedaan aan goede doelen waaronder aan het Leger des Heils en de Zonnebloem. Dat hij een (groot) deel van zijn vermogen aan goede doelen wilde vermaken is consistent met de gedragslijn van [A] bij leven. Zoals hierboven al overwogen, ook in het testament van oktober 2006 heeft [A] een groot deel van zijn vermogen (>50%) vermaakt aan goede doelen. De accountant heeft verklaard niet verbaasd te zijn over de inhoud van het testament van februari 2012, ook niet over het feit dat aan [eiseres] enkel het vruchtgebruik van de woning is vermaakt. De notaris heeft verklaard dat [A] , die zijn vermogen door eigen inspanningen heeft vergaard, van mening was dat een ieder moest werken voor zijn geld . Volgens de notaris was [A] van mening dat hij zijn stiefkinderen bij leven al voldoende had ondersteund en dat zij niet meer nodig hadden. Volgens [eiseres] moet de verklaring van de notaris worden gezien als een poging om ‘zijn straatje schoon te poetsen’. Los van het feit dat [eiseres] deze stelling niet nader heeft onderbouwd, gaat zij er ook aan voorbij dat de verklaring van de notaris in lijn is met de verklaringen van de accountant en de private banker, die beiden geen belang hebben bij de uitkomst van dit geschil.

4.15.

Dat [eiseres] en de stiefkinderen niet op de hoogte waren van de inhoud van het testament van [A] is niet onverklaarbaar. Vast staat dat [A] zijn financiële positie niet of slechts zeer beperkt met zijn familie deelde.

4.16.

[eiseres] heeft nog gesteld dat het Leger des Heils [A] doelbewust zou hebben beïnvloed, maar deze stelling wordt op geen enkele wijze onderbouwd. De brieven van het Leger des Heils gericht aan [A] die door [eiseres] in het geding zijn gebracht, kunnen niet als onderbouwing dienen van doelbewuste beïnvloeding. De toon in de brieven is neutraal, het aanbod van het Leger des Heils eventueel op te willen treden als executeur is vrijblijvend geformuleerd en bovendien heeft [A] ook geen gebruik gemaakt van dat aanbod. Hij heeft daarin zijn eigen keuzes gemaakt en zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien waarom [A] op andere punten wel zou zijn beïnvloed.

4.17.

Gelet op al hetgeen hierboven is overwogen is de rechtbank van oordeel dat de wilsonbekwaamheid van [A] ten tijde van het opmaken van zijn testament van februari 2012 niet is komen vast te staan. Tegenover het gemotiveerde verweer van het Leger des Heils en de Zonnebloem zijn de stellingen van [eiseres] onvoldoende onderbouwd. Aan het bieden van de gelegenheid aan [eiseres] om haar stellingen te bewijzen, komt de rechtbank om die reden niet toe. De vorderingen van [eiseres] zullen worden afgewezen.

4.18.

[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van het Leger des Heils en de Zonnebloem worden begroot op:

- griffierecht 1.909,00

- salaris advocaat 1.158,00 (2,0 punten × tarief € 579,00)

Totaal € 3.067,00

5 De beslissing

De rechtbank

5.1.

wijst de vorderingen af,

5.2.

veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van het Leger des Heils en de Zonnebloem tot op heden begroot op € 3.067,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,

5.3.

veroordeelt [eiseres] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiseres] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,

5.4.

verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. R.F. van Aalst en in het openbaar uitgesproken op 15 maart 2017 in aanwezigheid van de griffier, mr K.A.M. Derksen.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature