E-mail deze uitspraak

Uitspraak waar naar gelinkt wordt vanuit de e-mail die gestuurd zal worden:

ECLI:NL:RBMNE:2017:1182
Rechtbank Midden-Nederland, UTR 14/5986

Inhoudsindicatie:

De rechtbank oordeelt dat verweerder niet bevoegd was om te beslissen op de verzoeken van eisers om handhavend op te treden tegen de luchtvaarmaatschappijen inzake hun vergoeding voor vertraagde of geannuleerde vluchten. In de overige gronden die eisers hebben aangevoerd ziet de rechtbank geen aanleiding voor een ander oordeel. Ten aanzien van de gevolgde procedure voor de handhavingsverzoeken heeft de ABRvS in de definitieve uitspraken van 22 juni 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:1732 en ECLI:NL:RVS:2016:1733) een toelichting gegeven. Ook heeft de ABRvS in de uitspraken van 15 februari 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:422, ECLI:NL:RVS:2017:400, ECLI:NL:RVS:2017:401, ECLI:NL:RVS:2017:402, ECLI:NL:RVS:2017:403, ECLI:NL:RVS:2017:404 en ECLI:NL:RVS:2017:399) haar oordeel uit de uitspraken van 22 juni 2016 herhaald en - in reactie op daartegen ingebrachte bezwaren - nader gemotiveerd. Zoals ook de ABRvS in de uitspraken van 22 juni 2016 en 15 februari 2017 heeft overwogen, dient van de juistheid van het arrest van 17 maart 2016 van het HvJEU (ECLI:EU:C:2016:187) te worden uitgegaan. Er is voorts geen aanleiding om de door eisers voorgestelde nadere prejudiciƫle vragen aan het HvJEU te stellen, nu het in het arrest gegeven antwoord duidelijk is en beantwoording van de voorgestelde vragen niet noodzakelijk is voor de beslechting van deze geschillen.

Van


Aan


Opmerkingen (optioneel)


E-mail

Terug

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie