Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Zittingsplaats:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Verzoek toekenning transitievergoeding aan docente afgewezen. Toestemming voor opzegging arbeidsovereenkomst gevraagd vóór 1 juli 2015. Toestemming – voor zover rechtens vereist – is verleend en opzegging heeft plaatsgevonden ná 1 juli 2015. Strikte toepassing overgangsrecht WWZ.

(ZIE OOK HERSTELBESCHIKKING MET ZAAKNUMMER 4642550 AE VERZ 15-165 JES/1267 (H) (VINDPLAATS: ECLI:NL:RBMNE:2016:506))

Uitspraak



RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht

kantonrechter

locatie Amersfoort

zaaknummer: 4642550 AE VERZ 15-165 JES/1267

Beschikking van 15 januari 2015

inzake

[verzoekster] ,

wonende te [woonplaats] ,

verder ook te noemen [verzoekster] ,

verzoekende partij,

gemachtigde: mr. A. Slager,

tegen:

de stichting

Stichting voor onderwijs op Islamitische grondslag in Midden- en Oost Nederland,

gevestigd te Leusden,

verder ook te noemen de Stichting,

verwerende partij,

gemachtigde: mr. A. Yandere.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

het verzoekschrift;

het verweerschrift;

de pleitnota van [verzoekster] ;

de mondelinge behandeling, waarvan aantekening is gehouden.

1.2.

Hierna is uitspraak bepaald.

2 De feiten

2.1.

[verzoekster] is op 29 september 2003 in dienst getreden bij de Stichting in de functie van docent (leerkracht basisonderwijs). Met ingang van 1 augustus 2005 is zij werkzaam op basis van een dienstverband voor onbepaalde tijd. Op de arbeidsovereenkomst is de cao Primair Onderwijs (hierna: de cao) van toepassing.

2.2.

[verzoekster] is met ingang van 22 juli 2013 arbeidsongeschikt geraakt. Haar arbeidsongeschiktheid heeft onafgebroken voortgeduurd.

2.3.

Op grond van de cao wordt het voornemen tot een besluit tot opzegging door werkgever per aangetekend schrijven aan de werknemer ter kennis gebracht, die in de gelegenheid wordt gesteld om binnen drie weken na verzending van het voornemen zijn zienswijze mondeling dan wel schriftelijk kenbaar te maken.

2.4.

Bij brief van 29 juni 2015 heeft de Stichting bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: UWV) toestemming gevraagd voor het ontslaan van [verzoekster] vanwege langdurige arbeidsongeschiktheid.

2.5.

De Stichting heeft bij (aangetekende) brief van eveneens 29 juni 2015 aan [verzoekster] het volgende meegedeeld:

Als gevolg van uw ziekte, welke vanaf 22 juli 2013 een periode van meer dan 24 maanden onafgebroken heeft geduurd, heeft het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (hierna: UWV) de WIA-aanvraag in behandeling genomen. Van het UWV hebben wij vernomen dat het percentage van uw arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 100%. U komt in aanmerking voor een loongerelateerde WGA-uitkering. Er is meer dan geringe kans op herstel.

Naar aanleiding van deze beslissing van het UWV is het bestuur van Stichting voor onderwijs op Islamitische grondslag in Midden- en Oost-Nederland (SIMON) voornemens uw dienstverband op te zeggen. Derhalve is bij het UWV is een ontslagvergunning aangevraagd. Indien de ontslagvergunning wordt afgegeven zal SIMON overgaan tot opzegging van uw dienstverband met inachtneming van de opzegtermijn.

Indien u zich niet met het bovenstaande voornemen tot opzegging van uw dienstverband kunt verenigen heeft u de mogelijkheid om binnen drie weken na dagtekening van deze brief uw zienswijze mondeling dan wel schriftelijk kenbaar te maken.

2.6.

Bij brief van 1 juli 2015 heeft het UWV aan de Stichting meegedeeld dat de ontslagaanvraag niet compleet is en dat de Stichting de gelegenheid krijgt deze aan te vullen. Het UWV heeft de Stichting gevraagd een recent oordeel van de arbodienst, bedrijfsarts of het UWV over te leggen, waaruit blijkt dat [verzoekster] arbeidsongeschikt is, dat zij niet binnen 26 weken weer aan het werk kan en dat er ook geen mogelijkheden zijn om haar binnen 26 weken te herplaatsen.

2.7.

Nadat de Stichting de ontslagaanvraag heeft aangevuld met de door het UWV gewenste stukken, heeft het UWV op 10 september 2015 de door de Stichting gevraagde toestemming om de arbeidsverhouding met [verzoekster] op te zeggen verleend "voor zover rechtens vereist". Bij de beoordeling deelt het UWV het volgende mede:

Uw aanvraag is gebaseerd op langdurige arbeidsongeschiktheid. Het BBA is volgens artikel 2 niet van toepassing op onderwijzend en docerend personeel, werkzaam aan onderwijsinrichtingen staande onder beheer van een natuurlijke of rechtspersoon.

(…)

Uit de ingebrachte stukken maken we op dat niet meer verwacht wordt dat werknemer binnen 26 weken zal herstellen voor eigen werkzaamheden, mede gelet op het schrijven van de bedrijfsarts hierover. We vinden daarmee dat u aannemelijk heeft gemaakt dat werknemer arbeidsongeschikt is voor het eigen werk en binnen 26 weken niet zal herstellen voor het eigen werk dan wel ander passend werk.

Hiermee is voldoende aannemelijk geworden dat herplaatsing van werknemer in een aangepaste of andere passende functie binnen uw onderneming binnen 26 weken redelijkerwijs niet mogelijk is, ook niet door middel van scholing.

(…)

Wij concluderen dat u aannemelijk heeft gemaakt dat er voldoende grond bestaat om de arbeidsovereenkomst met werknemer op te zeggen. Omdat het BBA niet van toepassing is verlenen we de toestemming voor zover rechtens vereist.

2.8.

Bij brief van 18 september 2015 heeft de Stichting aan [verzoekster] meegedeeld dat er op 29 juni 2015 een ontslagvergunning bij het UWV is aangevraagd en dat deze op 10 september 2015 is verleend. De Stichting zegt de arbeidsovereenkomst met [verzoekster] op met ingang van 1 november 2015, rekening houdende met een opzegtermijn van drie maanden.

3 Het geschil

3.1.

[verzoekster] verzoekt veroordeling van de Stichting, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, om binnen 2 dagen na betekening van deze beschikking:

an [verzoekster] te voldoen de verschuldigde transitievergoeding conform artikel 7:673 BW ten bedrage van € 15.370,58;

tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten conform de staffel BIK;

tot betaling van de wettelijke rente ex artikel 7: 686a BW over het onder a. genoemde bedrag voor zover vereist;

tot betaling van de kosten van het geding, waaronder het salaris van de gemachtigde alsmede de nakosten waarvoor de veroordeling een executoriale titel biedt, een en ander te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis, en – voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn.

3.2.

[verzoekster] legt hieraan ten grondslag dat de ontslagaanvraag bij het UWV vóór

1 juli 2015 en dus vóór inwerkingtreding van het nieuwe ontslagrecht Wet Werk en Zekerheid (hierna: WWZ) is ingediend. De onderhavige situatie valt buiten het toepassingsbereik van artikel XXII lid 1 sub a van het overgangsrecht WWZ, omdat het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen (hierna: BBA) niet van toepassing was op de ontslagaanvraag door de Stichting, althans ingevolge artikel 2 BBA de ontslagaanvraag bij het UWV niet de juiste procedure was voor ontslag van [verzoekster] , omdat [verzoekster] als docente viel onder de uitzonderingsbepaling van artikel 2 BBA. Op de opzegging van de arbeidsovereenkomst is daarom het nieuwe ontslagrecht van toepassing en gelet daarop heeft [verzoekster] recht op een transitievergoeding, aldus [verzoekster] .

3.3.

De Stichting voert verweer. De Stichting voert aan dat het aanvragen van een ontslagvergunning voor [verzoekster] op 29 juni 2015 weliswaar nog niet vereist was, maar na 1 juli 2015 zou dat wel het geval zijn. Omdat de opzegging van de arbeidsovereenkomst ná 1 juli 2015 zou plaatsvinden heeft de Stichting de ontslagvergunning aangevraagd. Nu op de opzegging het oude recht van toepassing is en de transitievergoeding daar geen deel van uitmaakt, is de Stichting geen transitievergoeding verschuldigd, aldus de Stichting.

4 De beoordeling

4.1.

Per 1 juli 2015 is het nieuwe ontslagrecht in werking getreden. Voor het antwoord op de vraag of [verzoekster] recht heeft op een transitievergoeding is van belang of het oude of het nieuwe ontslagrecht op de onderhavige situatie van toepassing is. Op grond van artikel XXII van het overgangsrecht WWZ blijven het BBA en afdeling 9 van Boek 7, titel 10 van het Burgerlijk Wetboek, zoals deze luidden de dag vóór 1 juli 2015, van toepassing op een verzoek om toestemming voor opzegging van de arbeidsovereenkomst gedaan vóór 1 juli 2015 en een op die grond gedane opzegging na 1 juli 2015, alsmede op de gedingen die daarop betrekking hebben. Nu het overgangsrecht bedoeld is de verhouding tussen de nieuwe wet en de bestaande rechtstoestand te regelen en te ordenen, worden deze regels als "hard en fast rules" beschouwd en dienen zij strikt te worden uitgelegd.

4.2.

De Stichting heeft het verzoek om toestemming voor de opzegging ingediend bij het UWV vóór 1 juli 2015 en de opzegging is gedaan na 1 juli 2015. Een strikte toepassing van het overgangsrecht maakt dat het oude ontslagrecht op deze situatie van toepassing blijft. Voor de opzegging van de arbeidsverhouding met [verzoekster] behoefde de Stichting onder het oude recht echter geen voorafgaande toestemming van het UWV, gelet op de uitzondering in artikel 2 BBA . De Stichting heeft aangevoerd dat zij toch een ontslagvergunning heeft aangevraagd bij het UWV met het oog op het nieuwe ontslagrecht, aangezien de daadwerkelijke opzegging van de overeenkomst met [verzoekster] zou plaatsvinden ná 1 juli 2015. Op grond van de cao diende de Stichting immers [verzoekster] in de gelegenheid te stellen om binnen drie weken haar zienswijze kenbaar te maken. Dat de Stichting toestemming voor de opzegging heeft gevraagd, terwijl dit op dat moment – aangezien onderwijzend personeel was uitgezonderd van de UWV-procedure – feitelijk niet nodig was, maakt naar het oordeel van de kantonrechter echter nog niet dat het nieuwe ontslagrecht op de situatie van toepassing wordt. Al het voorgaande betekent dat er geen transitievergoeding verschuldigd is geraakt. Het verzoek van [verzoekster] wordt dan ook afgewezen.

4.3.

[verzoekster] wordt veroordeeld in de kosten van deze procedure, aan de zijde van de Stichting begroot op € 600,00 aan salaris gemachtigde.

5 De beslissing

5.1.

wijst het verzoek af;

5.2.

veroordeelt [verzoekster] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van de Stichting, tot de uitspraak van deze beschikking begroot op € 600,00 aan salaris gemachtigde.

Deze beschikking is gegeven door mr. C. Wallis, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken op 15 januari 2015.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature