U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Ambtenarenwet, strafontslag, diefstal, ernstig plichtsverzuim. Toerekenbaarheid, medische omstandigheden, evenredigheid

Wetsartikelen: BARP: 7 6

Eiser heeft als ICT-medewerker bij de politie meerdere malen een maaltijd in de bedrijfskantine niet op de juiste wijze afgerekend aan de zelfbedieningskassa. Verweerder heeft dit aangemerkt als ernstig plichtsverzuim, dat aan eiser kan worden toegerekend. De disciplinaire straf van ontslag acht verweerder evenredig vanwege de ernst van de gedragingen en de gevolgen die dat gedrag heeft gehad voor het vertrouwen in de politie en het image van de politieorganisatie.

Eiser stelt dat de gedragingen hem niet kunnen worden toegerekend vanwege zijn psychische toestand.

Uit de overgelegde informatie leidt de rechtbank af dat er wel redenen zijn om aan te nemen dat eiser beperkingen heeft ondervonden, maar dat daaruit niet volgt dat het plichtsverzuim niet aan hem kan worden toegerekend. De genoemde beperkingen (overspannenheid, concentratieproblemen en geheugenverlies) verklaren onvoldoende waarom eiser eenvoudige handelingen als het aanslaan van de onderdelen van zijn maaltijd niet correct kon uitvoeren, dat hij steeds het duurste gerecht niet op de kassa aansloeg en in de periode van de verweten gedragingen belangrijke projecten heeft gedaan, die niet op de ‘automatische piloot’ konden worden uitgevoerd en die eiser naar volle tevredenheid heeft uitgevoerd.

Beroep ongegrond.

Uitspraak



RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht

Bestuursrecht

zaaknummer: UTR 15/4437

uitspraak van de meervoudige kamer van 8 juli 2016 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J.J.C. Kraan),

en

de korpschef van politie, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Kooren).

Procesverloop

Bij besluit van 10 november 2014 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser de disciplinaire straf van ontslag opgelegd.

Bij besluit van 15 juli 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 april 2016. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Aan de zijde van verweerder waren tevens aanwezig [A] , hoofd lokale ondersteuning en [B] , teamchef lokale ondersteuning.

Overwegingen

1. Eiser was sinds ongeveer twaalf jaar werkzaam bij verweerder, laatstelijk in de functie van ICT-medewerker gebruiksondersteuner.

2. Verweerder heeft aan het ontslag ten grondslag gelegd dat eiser in de periode van 7 april 2014 tot en met 22 april 2014 zeven keer zijn maaltijd niet correct heeft afgerekend bij de zelfbedieningskassa’s van de bedrijfskantine door niet alle onderdelen van de maaltijd volledig in te voeren. Het geheel van voormelde gedragingen heeft verweerder aangemerkt als ernstig plichtsverzuim. Verweerder heeft daarbij vastgesteld dat dit plichtsverzuim aan eiser kan worden toegerekend. De disciplinaire straf van ontslag acht verweerder evenredig vanwege de ernst van de gedragingen en de gevolgen die dat gedrag heeft gehad voor het vertrouwen in de politie en het image van de politieorganisatie.

3. Tussen partijen is niet in geschil, en ook voor de rechtbank staat vast, dat eiser de verweten gedragingen heeft begaan en dat deze gedragingen plichtsverzuim opleveren als bedoeld in artikel 76 van het Besluit algemene rechtspositie politie . De vraag die partijen verdeeld houdt, is of verweerder voor het nemen van het bestreden besluit onderzoek had moeten instellen naar de toerekenbaarheid van eiser en of deze gedragingen aan eiser kunnen worden toegerekend. Voorts is in geschil of de opgelegde straf evenredig is.

Ten aanzien van de toerekenbaarheid

4. Eiser betoogt dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het handelen aan hem is toe te rekenen. Eiser wijst er op dat de bedrijfsarts heeft meegedeeld dat eiser overspannen is en dat er samenhangende beperkingen zijn in de executieve hersenfuncties. Dit oordeel van de bedrijfsarts wordt volgens eiser ondersteund door de behandelend psychiater, die heeft meegedeeld dat de klachten van eiser kunnen leiden tot concentratie- en geheugenproblemen. Voorts heeft eiser aangevoerd dat verweerder geen rekening heeft gehouden met de suggestie van de bedrijfsarts om nadere medische expertise in te winnen.

Ter zitting heeft eiser naar voren gebracht dat hij in een moeilijke echtscheidingsprocedure verwikkeld was met vergaande problemen over de omgangsregeling van zijn dochter met wie hij een hechte relatie heeft. Zijn dochter werd slachtoffer van rancuneus handelen. Eiser weet van drie weken in april 2014 niet meer wat hij gedaan heeft. Dat heeft geduurd tot zijn huisarts ingreep, waarna hij in een hulpverleningstraject is terechtgekomen. Vanaf die tijd gaat het beter met hem. Eiser heeft voorts verklaard dat hij aan zijn leidinggevende heeft meegedeeld dat het niet goed met hem ging, maar weet niet precies meer wanneer dat is geweest. Het was in ieder geval voor de periode waarvan hij zich niets meer weet te herinneren.

5. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser niet heeft onderbouwd dat het plichtsverzuim hem niet is toe te rekenen. Volgens verweerder was er geen aanleiding voor een nader onderzoek, omdat de beschikbare informatie niet voor twijfel heeft gezorgd aangaande de toerekenbaarheid. Verweerder heeft ter zitting verklaard dat er geen tekenen waren dat het niet goed ging met eiser. Op zijn werk is in de periode vóór de ziekmelding niets aan te merken geweest en in de periode maart/april 2014 heeft hij nog een belangrijk project zonder problemen uitgevoerd. Eerst op 9 mei 2014 heeft eiser zich ziek gemeld en op 14 mei 2014 is hij voor het eerst bij de bedrijfsarts geweest. Volgens verweerder heeft eiser niet gemeld dat het niet goed met hem ging. Wel was verweerder bekend met de problemen die eiser had met de echtscheiding en met de zorgen over zijn dochter, maar niet dat dit gevolgen had voor zijn functioneren.

6. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB), bijvoorbeeld van 20 maart 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:931, is bij beantwoording van de vraag of plichtsverzuim is aan te merken als toerekenbaar plichtsverzuim van belang of betrokkene de ontoelaatbaarheid van het verweten gedrag heeft kunnen inzien en overeenkomstig dat inzicht heeft kunnen handelen.

7. Het dossier bevat de volgende informatie met betrekking tot de psychische gesteldheid van eiser.

In de brief van 14 mei 2014 heeft de bedrijfsarts R. Hoedeman onder meer het volgende geschreven:“Betr. is fors beperkt voor lang concentreren, verdelen van zijn aandacht, gebruik geheugen en op energetisch vlak. Dit heeft een medische oorzaak die al meerdere maanden speelt. Mijn advies is om hem 2-3 weken de ruimte te geven voor zelfzorg, behandeling en stabilisatie. Daarna zie ik hem terug op het spreekuur om over de verdere reintegratie te spreken. Ik verwijs hem naar BMW .(…) Tav de medisch relevante aspecten kan ik aangeven dat betr. weliswaar toerekeningsvatbaar is (in de strikt medische zin), maar dat het ziektebeeld vanaf begin dit jaar heeft bijgedragen tot geleidelijk toenemende genoemde beperkingen en een zwaarder wegende rol heeft gespeeld in zijn gedrag.”

In de brief van 2 juni 2014 heeft de bedrijfsarts R. Hoedeman onder meer het volgende vermeld:“Betr. heeft aanhoudend forse beperkingen voor langer concentreren, geheugen en verdelen van aandacht. Deze beperkingen bestonden al enige tijd voor uitval en hangen mn samen met oorzaken buiten het werk.”

In het e-mailbericht van 16 juni 2014 heeft de bedrijfsarts R. Hoedeman in reactie op een verzoek van [C] , inspecteur van politie, het volgende geschreven:“In aanvulling op mijn brief van 14.5.2014 en de ontvangen verantwoording, verklaar ik dat ik medische informatie inzake de diagnose met toestemming van dhr. mag delen en dat ik een overspannenheid (surmenage) heb geconstateerd (en geverifieerd bij de behandelend arts), die ertoe heeft bijgedragen dat dhr [eiser] vanaf begin dit jaar beperkingen heeft tav concentreren, verdelen van aandacht, zaken herinneren en informatie vasthouden. Dit moet op diverse levensgebieden merkbaar zijn geweest (werk en privé). Dit moet onderscheiden worden van een ziektebeeld zoals psychose en manische depressiviteit waarbij de persoon wettelijk niet toerekeningsvatbaar is. Dit neemt niet weg dat mijn beeld is dat dhr [eiser] de afgelopen maanden merkbaar beperkt was in de zgn excecutieve hersenfuncties (planning, regisseren en volgordelijk afhandelen van handelingen en activiteiten). Tot zover mijn input, waarbij ik moet vermelden dat als mijn input onvoldoende bijdraagt tot uw gewenste gegevens- en feitenverzameling en u zeer specifieke medisch informatie nodig heeft u een expertise kunt overwegen door psychiater.”

In het relaas rapport disciplinair onderzoek van 26 juni 2014, opgesteld door [C] , inspecteur van politie, is vermeld dat op 11 juni 2014 een telefoongesprek heeft plaatsgevonden met de bedrijfsarts, waarin deze verklaarde dat bij betrokkene een overspannenheid is geconstateerd. Van een gehele black-out is volgens de bedrijfsarts alleen sprake in geval van een psychose en manische depressiviteit.

In de brief van 29 juli 2015 heeft psychiater dr. G.M.G.I. Ramaekers het volgende geschreven:

“Naar aanleiding van uw vraag of het voorstelbaar is dat er, wanneer er sprake is van ontspanning, sprake kan zijn van concentratieproblemen en vergeetachtigheid, kan ik u, slechts in zijn algemeenheid, mededelen, dat concentratieproblemen en geheugenproblemen vaker gezien worden bij een depressieve stoornis. Ik verwijs u in dit kader naar de symptomatologie van een depressieve stoornis zoals verwoord in de DSM IV-TR.”

8. Op grond van de hiervoor beschreven verklaringen en het verhandelde ter zitting is de rechtbank van oordeel dat er wel redenen zijn om aan te nemen dat eiser beperkingen heeft ondervonden, maar dat daaruit niet volgt dat het plichtsverzuim niet aan hem kan worden toegerekend. De informatie van de bedrijfsarts en de psychiater is te algemeen om te kunnen concluderen dat eiser de ontoelaatbaarheid van het verweten gedrag niet heeft kunnen inzien en dat hij niet overeenkomstig dat inzicht heeft kunnen handelen. Uit de verklaringen van de bedrijfsarts en de psychiater volgt niet dat eiser - bijvoorbeeld - niet meer registreerde wat tegen hem werd gezegd of waar hij mee bezig was. De genoemde beperkingen verklaren onvoldoende waarom eiser eenvoudige handelingen als het aanslaan van de onderdelen van zijn maaltijd niet correct kon uitvoeren. Voorts is niet door eiser bestreden dat hij in de gevallen dat hij een maaltijd slechts gedeeltelijk afrekende, steeds het duurste gerecht niet op de kassa aansloeg. Naar het oordeel van de rechtbank is dit evenmin te rijmen met gedragingen van iemand die zich van deze handelingen niet bewust is, zoals eiser in beroep en ter zitting heeft gesteld. De rechtbank neemt verder in aanmerking dat verweerder heeft verklaard dat eiser in de periode van de verweten gedragingen belangrijke projecten heeft gedaan, die niet op de ‘automatische piloot’ konden worden uitgevoerd en die eiser naar volle tevredenheid heeft uitgevoerd. Eiser heeft dit niet bestreden. Naar het oordeel van de rechtbank valt dit zonder nadere en specifieke onderbouwing niet te rijmen met de stelling van eiser dat hij zich van drie weken in de periode van de verweten gedragingen, welke samenviel met de uitvoering van de betrokken projecten, niets weet te herinneren.

9. De rechtbank volgt eiser niet in zijn betoog dat verweerder naar aanleiding van de opmerking van de bedrijfsarts om een expertise van de psychiater te overwegen, een onafhankelijk onderzoek had moeten instellen naar de vraag of eisers handelswijze hem wel volledig kan worden toegerekend. Een werkgever is daartoe alleen gehouden indien er twijfels zijn gerezen aan de toerekenbaarheid (CRvB 30 augustus 2007, ECLI:NL:CRVB:2007:BB3980). Uit hetgeen hiervoor onder 8 is overwogen volgt dat de beschikbare informatie geen twijfels hebben hoeven doen ontstaan bij verweerder.

10. Gelet op het voorgaande heeft verweerder kunnen concluderen dat het plichtsverzuim aan eiser is toe te rekenen. De beroepsgrond slaagt niet.

Ten aanzien van de evenredigheid

11. Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat een onvoorwaardelijk ontslag niet evenredig is aan de ernst van de verweten gedraging. Eiser wijst erop dat hij niet werkzaam was als executief politieambtenaar, maar dat hij bij de interne dienst werkte.

12. De rechtbank onderkent dat de disciplinaire straf van ontslag voor eiser ingrijpende gevolgen heeft, nu eiser door deze maatregel zijn dienstbetrekking heeft verloren en daarmee zijn inkomen. Gelet op de aard en de ernst van de verweten gedragingen acht de rechtbank de disciplinaire straf van ontslag daaraan echter niet onevenredig. De rechtbank acht daarbij van belang dat eiser stelselmatig producten niet aansloeg op de kassa en dat het daarbij meestal ging om het duurste product. Daaruit blijkt een bewust handelen. Het moet volstrekt duidelijk voor eiser zijn geweest dat het ontoelaatbaar is om een deel van de maaltijd niet af te rekenen. Dat eiser een interne functie binnen de politieorganisatie bekleedt, geeft geen aanleiding voor een ander oordeel, nu zijn handelen een negatieve uitstraling kan hebben – en in zijn geval ook heeft gehad – voor het imago van de gehele politieorganisatie doordat de medewerkers van de cateraar daarvan kennis hebben genomen en zij zich daardoor genoodzaakt voelden dit aan te kaarten bij de werkgever van eiser. Daarnaast ligt terecht in de beoordeling door verweerder besloten dat ook aan eiser in zijn positie van ICT-medewerker, derhalve ondersteunend aan de executieve politieambtenaren, hoge eisen van integriteit worden gesteld.

12. Tot slot heeft eiser nog naar voren gebracht dat de bezwaaradviescommissie verweerder geadviseerd heeft om het bezwaar van eiser gegrond te verklaren omdat zij het onvoorwaardelijk opleggen van de straf van ontslag niet evenredig acht aan de ernst van de gedragingen. De bezwaaradviescommissie is tot de conclusie gekomen dat eiser ten tijde van de verweten gedragingen toerekeningsvatbaar was en dat hem de genoemde gedragingen kunnen worden toegerekend, maar heeft overwogen dat de geestelijke gesteldheid van eiser wel degelijk een rol heeft gespeeld bij het plegen van de verweten gedragingen. Verweerder heeft de afwijking van dit advies in het bestreden besluit gemotiveerd door te vermelden dat de bezwaaradviescommissie met dat advies voorbij gaat aan het gegeven dat in het functioneren van eiser niets te merken was van de gestelde beperkingen, het geen eenmalig incident betrof, dat bijna altijd de warme maaltijd (het duurste product van de maaltijd) niet is betaald en dat eiser er door een medewerkster nog op is gewezen hoe een warme maaltijd diende te worden aangeslagen op de kassa. Gelet hierop en gelet op hetgeen verweerder ter zitting naar voren heeft gebracht, is de rechtbank van oordeel dat verweerder de afwijking van het advies van de bezwaaradviescommissie voldoende heeft gemotiveerd.

14. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M.E. Falkmann, voorzitter, en mr. M.J. Slootweg en mr. E.G.J. Broekhuizen, leden van de meervoudige kamer, in aanwezigheid van mr. P. Bruins-Langedijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 juli 2016.

griffier voorzitter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature