Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

ISD-maatregel

Uitspraak



RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht

Zittingslocatie Utrecht

Parketnummers: 16/130661-15 en 16/662011-14 tul (P)

Vonnis van de meervoudige strafkamer van 26 april 2016.

in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1984] ,

wonende aan het [adres] te ( [postcode] ) [woonplaats] .

1 Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 12 april 2016. De verdachte is niet verschenen. Verdachte heeft zich ter terechtzitting laten vertegenwoordigen door mr. M.G. de Vos, advocaat te Utrecht, die door verdachte bepaaldelijk gemachtigd is.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat de raadsman naar voren heeft gebracht.

2 Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:

op 1 juli 2015 zijn moeder heeft bedreigd met de dood.

3 Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4 Waardering van het bewijs

4.1

Het standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie acht het feit wettig en overtuigend bewezen.

4.2

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank op basis van het dossier tot een bewezenverklaring kan komen van het ten laste gelegde feit.

4.3

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.

Op 1 juli 2015 hoorden verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] op het adres [adres] te [woonplaats] van [slachtoffer] dat haar zoon, [verdachte] (hierna: verdachte), haar had bedreigd met de dood. Zij hoorden van [slachtoffer] dat verdachte op 1 juli 2015 omstreeks 12:00 uur een brief had gekregen van justitie waarin stond dat verdachte nog een straf moest uitzitten, dat verdachte na het lezen van deze brief onrustig werd en dat hij meerdere blikken bier had gedronken. Zij vertelde hen verder dat verdachte steeds bozer werd en vooral boos werd op zijn moeder, dat verdachte van zijn moeder moest gaan zitten om rustig te worden, dat hij dat niet wilde en dat hij toen driemaal heeft gezegd: “Ik maak je dood.”. Zij hoorden van [slachtoffer] dat verdachte vervolgens de woning verliet en hierbij zei “Ik ga een wapen halen”. Zij hoorden [slachtoffer] zeggen dat zij erg bang was voor haar zoon en dat zij ook bang was dat haar zoon de bedreigingen daadwerkelijk zou uitvoeren. Zij is toen naar haar slaapkamer gegaan en heeft de deur van de slaapkamer op slot gedaan zodat verdachte niet bij haar kon komen.

De buurvrouw van de woning [adres] heeft verklaard dat zij om omstreeks 13:30 uur veel geschreeuw had gehoord uit de woning van haar buren op nummer [nummer] en dat zij had gehoord dat het een man betrof die schreeuwde.

Verdachte heeft verklaard: Ik denk niet dat ik heb gezegd “ik maak je kapot”, misschien wel maar dan heb ik dat niet zo bedoeld. Als ik dat heb gezegd, was het in een opwelling. Je roept wel eens wat te veel.

De rechtbank acht het ten laste gelegde feit op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen.

5 Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte

hij op of omstreeks 1 juli 2015, te [woonplaats] , [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd :"ik maak je dood", "ik ga een wapen halen". en/of "ik maak je kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6 De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7 De strafbaarheid van verdachte

De rechtbank heeft kennis genomen van het Pro Justitia rapport van 3 februari 2016, opgemaakt door T.A. Wouters, psychiater.

Het rapport vermeldt - samengevat - dat verdachte bekend is met zwakbegaafdheid, ADHD, cannabismisbruik en een persoonlijkheidsstoornis NAO (niet anderszins omschreven) met antisociale en borderline trekken. Deze factoren waren ook ten tijde van het ten laste gelegde aanwezig.

Als gevolg van de persoonlijkheidsstoornis waarbij sprake is van een onvoldoende geïntegreerd zelfbeeld en primitieve copings mechanismen, kan verdachte snel gespannen en angstig worden bij een mogelijk afwijzing. Wanneer deze spanning oploopt, beschikt verdachte over onvoldoende ‘gezonde’ alternatieven om deze te verlagen en reageert hij verbaal agressief. In het verleden heeft hij ook gereageerd met fysieke agressie. Bovendien reageert verdachte impulsief, bezit hij een lage frustratie tolerantie en is er een gebrek aan overzicht, te verklaren vanuit de zwakbegaafdheid en de ADHD.

Door de persoonlijkheidsstoornis en de ADHD, in combinatie met zijn zwakbegaafdheid, relevante stressfactoren en cannabismisbruik beschikte verdachte ten tijde van het ten laste gelegde maar voor een deel over zijn vrije wil. Hoewel verdachte weet dat hij ontregeld kan raken door drugsgebruik, is hij niet in staat dit ook daadwerkelijk te begrenzen. Enerzijds als gevolg van zijn impulsiviteit (ADHD), anderzijds omdat hij de drugs, naar hij zelf stelt, gebruik als vorm van ‘zelf medicatie’. Hij beseft onvoldoende dat gebruik van cannabis hem echter toenemend achterdochtig kan maken.

Genoemde deskundige adviseert de rechtbank om verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten voor het hem ten laste gelegde.

De rechtbank heeft tevens kennis genomen van het Pro Justitia rapport van 15 februari 2016, opgemaakt door B. van Giessen, klinisch psycholoog.

Het rapport vermeldt - samengevat - dat verdachte bekend is met een ziekelijke stoornis van de geestvermogens met hyperactiviteit en misbruik van cannabis. Voorts is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van zwakbegaafdheid en een persoonlijkheidsstoornis NAO met antisociale en borderline trekken. Hiervan was ook sprake ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde.

Ten tijde van het ten laste gelegde was bij verdachte sprake van een hoog spanningsniveau met rusteloosheid en agitatie als gevolg van de ADHD. Verdachte kon deze spanningen niet op adequate wijze kanaliseren. Hij dronk alcohol om zijn spanningen te couperen. Het gebruik van verslavende middelen hangt bij verdachte voor een groot deel samen met de ADHD en kan gezien worden als een verslavingsziekte. Verdachte was door de ADHD impulsief, kon niet goed reflecteren op zijn spanningen en bovendien kon hij door zijn zwakbegaafdheid de gevolgen van zijn gedragingen niet goed overzien. Voorts heeft verdachte beperkingen om zich in te leven in het slachtoffer.

Genoemde deskundige adviseert de rechtbank om verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.

De rechtbank maakt de conclusies van voornoemde deskundigen tot de hare.

Aangezien er geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit, is verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde.

8 Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.

De eis van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren (hierna: ISD-maatregel).

Voorts heeft de officier van justitie gevorderd de vorderingen tenuitvoerlegging af te wijzen.

8.2.

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft gevraagd om een voorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen, omdat verdachte alweer een lange tijd buiten loopt en er geen nieuwe incidenten hebben plaatsgevonden.

8.3.

Het oordeel van de rechtbank

De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.

De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een maatregel en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een bedreiging van zijn moeder met de dood.

Als gevolg daarvan heeft de moeder van verdachte gevoelens van angst en onveiligheid, zoals ook blijkt uit de brief die de moeder van verdachte heeft geschreven op 1 juli 2015.

De rechtbank heeft verder gelet op het uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 4 maart 2016. Daaruit blijkt dat verdachte in het verleden meermalen is veroordeeld voor bedreiging. Ook blijkt dat verdachte in de vijf jaren voorafgaande aan het nu door hem begane misdrijf, ten minste drie keer wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf is veroordeeld. Deze veroordelingen betreffen onder meer een veroordeling door de politierechter op 9 februari 2015 tot een gevangenisstraf van 65 dagen waarvan 14 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en een veroordeling door de meervoudige strafkamer van deze rechtbank op 21 februari 2013 tot een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en een veroordeling door de meervoudige strafkamer van 25 juli 2011 tot 5 maanden gevangenisstraf voor mishandeling (huiselijk geweld). Deze onvoorwaardelijke straffen zijn ten uitvoer gelegd.

In de over verdachte opgemaakte rapportage van Pro Justitia, zoals genoemd onder 7, adviseert deskundige T.A. Wouters om een ISD-maatregel op te leggen. De deskundige merkt daarbij op dat gelet op de problematiek van verdachte wel snel toegewerkt zal moeten worden naar een ambulante psychiatrische behandeling gericht op emotieregulatie, spanningsregulatie en verbetering van de impulscontrole, met de mogelijkheid tot een snelle heropname.

Deskundige B. van Giessen adviseert een ISD-maatregel met voorwaarden op te leggen, maar als blijkt dat dit niet haalbaar is, een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen.

De afdeling Jeugdbescherming en Reclassering van het Leger des Heils heeft in de rapportage van 17 februari 2016 opgemerkt dat bij verdachte sinds oktober 2015 is gekozen voor een laagdrempelig en motiverende aanpak om verdachte vanuit een ambulant traject mee te krijgen. Gelet op de zorgmijdende houding van verdachte, die zich al voordoet bij het regelen van de meest basale zaken zoals wonen, heeft de reclassering zeer grote twijfels ten aanzien van de bereidheid van verdachte om in de toekomst ook te gaan werken aan zijn psychische problemen, met name waar het het hanteren van zijn agressie betreft. Vanuit het oogpunt van het voorkomen van recidive, maar ook bekeken vanuit de persoonlijke ontwikkeling van het toekomstperspectief van verdachte, ziet de reclassering geen andere mogelijkheid dan een onvoorwaardelijke ISD-maatregel te adviseren.

Ter terechtzitting heeft mevrouw [A] , reclasseringswerker, namens de reclassering, het standpunt van de reclassering nader toegelicht. Daarbij is aangegeven dat het de insteek van de reclassering is om verdachte zo spoedig mogelijk te plaatsen in een beschermde woonvorm omdat verdachte niet geschikt is voor een langdurige klinische opname.

De rechtbank stelt vast dat aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van een ISD-maatregel stelt. Immers, verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, terwijl verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan de door hem begane misdrijven tenminste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf is veroordeeld en het feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen. Verder dient er ernstig rekening mee te worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan. De veiligheid van personen en goederen eist het opleggen van de maatregel. Daarbij kent de rechtbank in het bijzonder betekenis toe aan voornoemde adviezen.

De rechtbank acht het opleggen van een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden, dan wel een voorwaardelijke ISD-maatregel, zoals door de verdediging voorgesteld, niet afdoende. Voor de rechtbank staat vast dat het verdachte aan intrinsieke motivatie ontbreekt, dan wel dat hij onmachtig is, om zich aan voorwaarden te houden. Voorwaardelijke straffen zijn herhaaldelijk alsnog tenuitvoergelegd en verdachte accepteert, ook na overname door een andere reclasseringsinstantie, de aangeboden noodzakelijke hulp niet. Ook na het onderhavige feit is verdachte nog veroordeeld wegens het overtreden van een gedragsvoorwaarde, die naar aanleiding van dit feit was opgelegd. Dat nu in het huis van de ouders een noodknop is geïnstalleerd, duidt erop dat de problematiek nog steeds actueel is en kan bezwaarlijk als een structurele oplossing worden gezien .

Om de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de behandeling van zijn problematiek de nodige kansen te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij, is het van belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.

De rechtbank bepaalt dat het openbaar ministerie binnen negen maanden na het onherroepelijk worden van dit vonnis de rechtbank bericht ten behoeve van een tussentijdse beoordeling van de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel.

9 Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de op 14 juli 2015 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Midden-Nederland in de zaak met parketnummer 16/662011-14, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 9 februari 2015 van de politierechter in deze rechtbank, waarbij verdachte is veroordeeld tot 65 dagen gevangenisstraf, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 14 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Voorts is sprake van een vordering tenuitvoerlegging, met hetzelfde parketnummer, in verband met het overtreden van de bijzondere voorwaarden.

Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis.

Voorts is gebleken dat verdachte zich niet heeft gehouden aan de hem bij vonnis van 9 februari 2015 opgelegde bijzondere voorwaarden. Gelet hierop kunnen de vorderingen worden toegewezen.

De rechtbank zal hiertoe echter niet besluiten. De tenuitvoerlegging wordt op dit moment niet opportuun geacht, omdat aan verdachte een ISD-maatregel wordt opgelegd.

10 Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 38m, 38n, 63 en 285 van het Wetboek van Strafrecht,

zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11 Beslissing

De rechtbank:

Bewezenverklaring

- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;

- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;

Strafbaarheid

- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert;

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;

- verklaart verdachte strafbaar;

Maatregel

- gelast de plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren;

- bepaalt dat het openbaar ministerie binnen negen maanden na het onherroepelijk worden van het vonnis de rechtbank bericht over de wenselijkheid of noodzakelijkheid van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van deze maatregel;

- beveelt daartoe de oproeping van de verdachte, diens raadsman, een vertegenwoordiger van het Leger des Heils en een deskundige verbonden aan de instelling waar verdachte wordt behandeld, voor een zitting van de meervoudige kamer voor strafzaken in deze rechtbank tegen een nog nader te bepalen datum;

Vorderingen tenuitvoerlegging

- wijst de vorderingen tot tenuitvoerlegging onder parketnummer 16/662011-14 af.

Dit vonnis is gewezen door

mr. P.J.M. Mol, voorzitter,

mrs. A.G. Bakker en M.S. Mehilal, rechters,

in tegenwoordigheid van A. Heijboer, griffier,

en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 april 2016.

BIJLAGE : De tenlastelegging

Aan [verdachte] wordt ten laste gelegd dat

hij op of omstreeks 1 juli 2015, te Veenendaal, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd :"ik maak je dood", "ik ga een wapen halen" en/of "ik maak je kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;

art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier PL0900-2015201214 bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering van pagina 1-20. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.

Voor zover het gaat om geschriften als bedoeld in artikel 344.1.5° Wetboek van Strafvordering, worden deze alleen gebruikt in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen.

Het proces-verbaal van bevindingen van 1 juli 2015, opgenomen op pagina 3-4.

Het proces-verbaal buurtonderzoek van 2 juli 2015, opgenomen op pagina 9.

Het proces-verbaal van verhoor van verdachte van 1 juli 2015, opgenomen op pagina 17

Het proces-verbaal van verhoor van verdachte van 2 juli 2015, opgenomen op pagina 20


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature