Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Vordering jegens luchtvaartmaatschappij tot betaling van compensatie op grond van Vo 261/2004. De reizigers hadden twee vluchten geboekt bij een (non-communautaire) luchtvaartmaatschappij: een vlucht van Amsterdam naar Abu Dhabi en aansluitende vlucht van Abu Dhabi naar Bangkok. De eerste vlucht had een minimale vertraging. De tweede vlucht, van Abu Dhabi naar Bangkok, is geannuleerd. De Verordening is niet van toepassing op de vlucht van Abu Dhabi naar Bangkok. Het betoog van de reizigers dat de twee vluchten één vliegtraject vormden wordt, onder verwijzing naar het Emirates-arrest, verworpen. Ook het beroep op het Folkerts-arrest helpt de reizigers niet om de gevorderde compensatie te verkrijgen, nu de minimale vertraging van de vlucht van Amsterdam naar Abu Dhabi er niet toe heeft geleid dat zij met vertraging in Bangkok zijn aangekomen.

Uitspraak



vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel rechtkantonrechter

locatie Almere

Vonnis van 30 maart 2016

in de zaak met zaaknummer / rolnummer 4037691 / MC EXPL 15-3797 van

1 [eiseres sub 1] ,2. [eiseres sub 2] ,beiden wonende te [woonplaats] ,eisers, hierna afzonderlijk [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] en gezamenlijk [eisers] te noemen,gemachtigde M. Bakker,

tegen

de vennootschap naar buitenlands recht ETIHAD AIRWAYS PJSC,gevestigd Abu Dhabi en kantoorhoudende te Schiphol,gedaagde, hierna Etihad te noemen, gemachtigde mr. C.A.R. van Wulfften Palthe.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

de dagvaarding

de conclusie van antwoord

de conclusie van repliek

de conclusie van dupliek.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1.

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende weersproken, alsmede op grond van de in zoverre niet betwiste inhoud van de producties staat tussen partijen het volgende vast:

2.1.1.

[eisers] hebben met Etihad een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Etihad [eisers] op 16 juli 2014 om 22.00 uur (lokale tijd) met vluchtnummer EY0078 zou vervoeren van Amsterdam naar Abu Dhabi, waar zij op 17 juli 2014 om 06.35 uur (lokale tijd) zou aankomen. Vanuit daar zou [eisers] met vlucht EY408 van Etihad op 17 juli 2014 om 08.40 uur (lokale tijd) doorvliegen naar Bangkok waar zij diezelfde dag om 18.05 uur (lokale tijd) zou arriveren.

2.1.2.

De eerste vlucht (EY0078) van Amsterdam naar Abu Dhabi is op 16 juli 2014 om 22.15 uur (lokale tijd) vertrokken uit Amsterdam en op 17 juli 2014 om 06.49 uur (lokale tijd) aangekomen in Abu Dhabi. De tweede vlucht (EY408) van Abu Dhabi naar Bangkok is geannuleerd.

2.1.3.

[eisers] is (na een omboeking) met een andere vlucht (EY404) op 18 juli 2014 om 12.18 uur (lokale tijd) aangekomen in Bangkok.

2.1.4.

De gemachtigde van [eisers] heeft namens [eisers] aanspraak gemaakt op compensatie van totaal € 1.200,00. Etihad weigert dit te betalen.

3 Het geschil

3.1.

[eisers] vordert samengevat - dat de kantonrechter Etihad bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeelt tot:

- betaling van € 600,00 aan [eiseres sub 1] , vermeerderd met de wettelijke rente over voormeld bedrag vanaf 16 juli 2014 tot aan de dag der algehele voldoening;

- betaling van € 600,00 aan [eiseres sub 2] , vermeerderd met de wettelijke rente over voormeld bedrag vanaf 16 juli 2014 tot aan de dag der algehele voldoening;

- betaling van de buitengerechtelijke kosten van € 181,50 aan [eisers] , vermeerderd met de wettelijke rente over voormeld bedrag vanaf 8 april 2015 tot aan de dag der algehele voldoening;

- betaling van de proceskosten aan [eisers] en de nakosten te begroten op een half salarispunt van het toegewezen salaris, te voldoen binnen veertien dagen na de datum van het vonnis en - voor het geval voldoening van de proceskosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt - de wettelijke rente over de proceskosten en nakosten.

3.2.

Naast vermelde feiten legt [eisers] aan haar vordering ten grondslag dat Etihad op grond van de Verordening (EG) nummer 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (de Verordening) en de daaraan gegeven uitleg in de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie

(HvJ EU) gehouden is om aan haar de gevorderde financiële compensatie van € 600,00 per persoon te voldoen.

3.3.

Etihad concludeert tot afwijzing van het gevorderde en verzoekt [eisers] in de proceskosten te veroordelen inclusief de nog te maken nakosten.

3.4.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling

4.1.

Het gaat in deze zaak om (het antwoord op) de vraag of Etihad op grond van de Verordening gehouden is om aan [eisers] compensatie te betalen ter zake van een vertraging van bijna 7 uur bij aankomst te Bangkok ten opzichte van de in het vluchtschema vermelde aankomsttijd. Vaststaat dat de aankomstvertraging is ontstaan door de annulering van de vlucht van Abu Dhabi naar Bangkok (EY408). De vertraging van de vlucht van Amsterdam naar Abu Dhabi (EY0078) heeft geen invloed gehad op voornoemde annulering.

4.2.

[eisers] stelt zich op het standpunt dat de twee vluchten één vliegtraject vormden en dat Bangkok derhalve als eindbestemming moet worden aangemerkt. Volgens [eisers] heeft zij gelet op het Folkerts-arrest (HvJ 26 februari 2013, C-11/11), nu zij vanaf een in een EU-lidstaat gelegen luchthaven is vertrokken en met meer dan drie uur vertraging op haar eindbestemming in Bangkok is aangekomen, recht op de gevorderde compensatie.

4.3.

Etihad bestrijdt dat zij tot enige compensatie gehouden is. Daartoe voert zij, kort samengevat, aan dat de twee vluchten moeten worden bezien als twee individuele vluchten. Op de tweede vlucht (van Abu Dhabi naar Bangkok) is de Verordening niet van toepassing. De vlucht vertrok niet van een in een lidstaat gelegen luchthaven, had niet een in een lidstaat gelegen luchthaven als bestemming en werd niet uitgevoerd door een communautaire luchtvaartonderneming. De eindbestemming van [eisers] als bedoeld in de Verordening is derhalve Abu Dhabi, aldus Etihad. Nu de vlucht daar slechts met een vertraging van 14 minuten is aangekomen, is zij geen vergoeding verschuldigd. Ter adstructie van haar standpunt heeft Etihad verwezen naar uitspraken van Duitse en Engelse rechters. Wanneer de kantonrechter Etihad niet direct kan volgen in haar argumentatie, dienen er volgens Etihad prejudiciële vragen aan het HvJ EU te worden voorgelegd over de uitleg van de Verordening.

4.4.

De kantonrechter komt tot de volgende overwegingen.

4.4.1.

De Verordening houdt, voor zover relevant, in:

(…)

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

(…)

h) "eindbestemming": de bestemming die vermeld staat op het bij de incheckbalie aangeboden ticket of, in geval van rechtstreeks aansluitende vluchten, de bestemming van de laatste vlucht; indien de geplande aankomsttijd is gerespecteerd, wordt er geen rekening gehouden met haalbare alternatieve aansluitende vluchten;

(…)

Artikel 3

Werkingssfeer

1. Deze verordening is van toepassing

a. a) op passagiers die vertrekken vanaf een luchthaven die gelegen is op het grondgebied van een lidstaat waarop het Verdrag van toepassing is;

b) op passagiers die vertrekken vanaf een in een derde land gelegen luchthaven naar een luchthaven op het grondgebied van een lidstaat waarop het Verdrag van toepassing is, tenzij zij bepaalde voordelen of compensatie hebben ontvangen en bijstand hebben gekregen in dat derde land, indien de luchtvaartmaatschappij die de vlucht in kwestie uitvoert, een communautaire luchtvaartmaatschappij is.

(…)

Artikel 5

Annulering

1. In geval van annulering van een vlucht:

(…)

c) hebben de betrokken passagiers recht op de in artikel 7 bedoelde compensatie door de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert, tenzij

i. i) de annulering hun tenminste twee weken voor de geplande vertrektijd wordt meegedeeld, of

ii) de annulering hun tussen twee weken en zeven dagen voor de geplande vertrektijd wordt meegedeeld en hun een andere vlucht naar hun bestemming wordt aangeboden die niet eerder dan twee uur voor de geplande vertrektijd vertrekt en hen minder dan vier uur later dan de geplande aankomsttijd op de eindbestemming brengt, of

iii) de annulering hun minder dan zeven dagen voor de geplande vertrektijd wordt meegedeeld en hun een andere vlucht naar hun bestemming wordt aangeboden die niet eerder dan één uur voor de geplande vertrektijd vertrekt en hen minder dan twee uur later dan de geplande aankomsttijd op de eindbestemming brengt.

3. Een luchtvaartmaatschappij die een vlucht uitvoert, is niet verplicht compensatie te betalen als bedoeld in artikel 7 indien zij kan aantonen dat de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden.

(…)

Artikel 7

Recht op compensatie

1. Wanneer naar dit artikel wordt verwezen, krijgen de passagiers compensatie ten belope van:

a. a) 250 EUR voor alle vluchten tot en met 1500 km;

b) 400 EUR voor alle intracommunautaire vluchten van meer dan 1500 km, en voor alle andere vluchten tussen 1500 en 3500 km;

c) 600 EUR voor alle niet onder a) of b) vallende vluchten.

Bij de bepaling van de afstand wordt gekeken naar de laatste bestemming waar de passagier als gevolg van de instapweigering of annulering na de geplande tijd zal aankomen.

2. Indien de passagiers een andere vlucht naar hun eindbestemming wordt aangeboden overeenkomstig artikel 8, en de aankomsttijd niet meer dan hieronder vermeld afwijkt van de geplande aankomsttijd van de oorspronkelijk geboekte vlucht:

a. a) twee uur voor alle vluchten van 1500 km of minder, of

b) drie uur voor alle vluchten binnen de Gemeenschap van meer dan 1500 km en voor alle andere vluchten tussen 1500 en 3500 km, of

c) vier uur voor alle vluchten die niet onder a) of b) vallen,

kan de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert de compensatiebedragen vermeld in lid 1 met 50 % verlagen.

4.4.2.

In het Emirates-arrest van 10 juli 2008 (C-173/07) heeft het HvJ EU overwogen dat het begrip ‘vlucht’ in de zin van de Verordening aldus dient te worden uitgelegd (r.o. 40), “dat deze in wezen bestaat in een luchtvervoershandeling – en dus in zekere zin een ‘onderdeel’ van dit vervoer vormt, die wordt uitgevoerd door een luchtvaartmaatschappij die het traject ervan vaststelt.” Daaraan heeft het HvJ EU toegevoegd (r.o. 41), dat het begrip ‘reis’ daarentegen samenhangt met de persoon van de passagier, die zijn bestemming kiest en zich met gebruikmaking van “de door de luchtvaartmaatschappijen uitgevoerde vluchten daarnaar toe begeeft.” (r.o. 41). Op basis hiervan oordeelt de kantonrechter dat de door [eisers] geboekte reis heeft bestaan uit twee onafhankelijke vluchten, te weten een vlucht van Amsterdam naar Abu Dhabi en een vlucht van Abu Dhabi naar Bangkok. Dat deze vluchten onderdeel uitmaken van één boeking, laat onverlet dat van twee vluchten sprake is in de zin van de Verordening.

4.4.3.

Van het voorgaande uitgaande, zo wordt ook niet door [eisers] bestreden, kan [eisers] geen recht op compensatie ontlenen aan de Verordening voor de geannuleerde vlucht van Abu Dhabi naar Bangkok. De Verordening is immers van toepassing op situaties waarin passagiers een vlucht nemen, ofwel vanaf een luchthaven op het grondgebied van een lidstaat, ofwel vanaf een in een derde land gelegen luchthaven naar een luchthaven op het grondgebied van een lidstaat, op voorwaarde dat de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert, een communautaire luchtvaartmaatschappij is (artikel 3 van de Verordening en r.o. 30 van het Emirates-arrest ). Van één van de genoemde situaties is geen sprake.

4.4.4.

Het beroep van [eisers] op het Folkerts-arrest kan haar niet baten. In het Folkerts-arrest ging het om vervoer van Bremen naar Asunción via Parijs en Sao Paulo, waarbij de passagier met een vertraging van circa 11 uur ten opzichte van de oorspronkelijk geplande aankomsttijd in Asunción aankwam doordat zij als gevolg van een vertraging van minder dan drie uur bij vertrek uit Bremen de aansluitende vlucht van Parijs naar Sao Paulo en vervolgens ook de aanvankelijk geplande aansluiting van Sao Paulo naar Asunción had gemist. Het HvJ EU heeft in antwoord op de desbetreffende hem voorgelegde vraag beslist dat artikel 7 Verordening aldus moet worden uitgelegd, “dat op basis van dit artikel compensatie is verschuldigd aan de passagier van een vlucht met rechtstreekse aansluitingen die bij vertrek een vertraging heeft opgelopen [onderstreping kantonrechter] die de in artikel 6 van die verordening neergelegde drempels niet overschrijdt, maar zijn eindbestemming heeft bereikt met een vertraging van drie uur of meer ten opzichte van de geplande aankomsttijd, aangezien deze compensatie niet afhankelijk is van het bestaan van een vertraging bij vertrek en dus evenmin van de vraag of de voorwaarden van voornoemd artikel 6 van die verordening vervuld zijn. ” (r.o. 47). Met andere woorden, beslissend voor het antwoord op de vraag of er aanspraak kan worden gemaakt op de in artikel 7 van de Verordening bedoelde compensatie is of de passagier van een vlucht met rechtstreekse aansluitingen als gevolg van een vertraging bij vertrek van de eerste of eerdere daaraan voorafgaande vlucht op een of meer deeltrajecten als onderdelen van dezelfde boeking met een vertraging van meer dan drie uur ten opzichte van de geplande aankomsttijd is aangekomen op zijn eindbestemming.

4.4.5.

De kantonrechter overweegt dat in het onderhavige geval de vlucht van Amsterdam naar Abu Dhabi weliswaar met vertraging is uitgevoerd ( [eisers] is op 16 juli 2014 om 22.15 uur vertrokken in plaats van 22.00 uur en op 17 juli 2014 om 06.49 in Abu Dhabi gearriveerd in plaats van om 06.35 uur) maar die vertraging heeft er niet toe heeft geleid dat zij haar eindbestemming Bangkok met vertraging heeft bereikt. Dat [eisers] met vertraging is aangekomen in Bangkok is immers het gevolg van het feit dat de vlucht van Abu Dhabi naar Bangkok (welke op 17 juli 2014 om 8.40 uur zou vertrekken) is geannuleerd.

4.5.

De kantonrechter is gelet op de voorgaande overwegingen van oordeel dat de Verordening geen grondslag biedt voor toewijzing van compensatie aan [eisers]

4.6.

Deze beslissing is in overeenstemming met jurisprudentie in andere EU-lidstaten, waar Etihad naar heeft verwezen. Het BGH oordeelde onder meer op 13 november 2012 - voor het Folkerts-arrest - op gelijke wijze in de twee navolgende zaken:

- X ZR 12/12: http://juris.bundesgerichtshof.de/cgi-bin/rechtsprechung/document.py?Gericht=bgh&Art=en&nr=62681&pos=0&anz=1

- X ZR 14/12: http://juris.bundesgerichtshof.de/cgi-bin/rechtsprechung/document.py?Gericht=bgh&Art=pm&Datum=2012&Sort=3&anz=192&pos=3&nr=62680&linked=urt&Blank=1&file=dokument.pdf)

In de eerste zaak ging het om een reis van Frankfurt naar Belem via Sao Paulo, waarbij het traject van Frankfurt naar Sao Paulo volgens de planning was uitgevoerd en het traject Sao-Paulo - Belem niet. De passagiers maakten een tussenstop in Fortaleza en arriveerden met een vertraging van meer dan acht uur in Belem. In de tweede zaak ging het om een reis van Frankfurt naar Bangkok via Muscat. Ook in die zaak waren er op het traject Frankfurt-Muscat geen problemen, maar kwam de vlucht vanaf Muscat naar Bangkok met een vertraging van ongeveer acht uur aan. Het BGH oordeelde in de eerste zaak dat indien de vluchten van Frankfurt naar Sao Paulo en de aansluitende vlucht naar Belem als één vlucht in de zin van de Verordening moeten worden beschouwd, de Verordening weliswaar van toepassing is omdat de vlucht is begonnen in een EU-lidstaat, maar dat er op grond van de Verordening geen aanspraak op compensatie kan worden gemaakt omdat de vertraging geen gevolg was van een vertraging bij het vertrek vanuit Frankfurt. Bovendien lag volgens het BGH de zienswijze dat er sprake was van twee vluchten in de zin van de Verordening, gelet op het Emirates-arrest en de tekst van de Verordening, meer voor de hand. Hetgeen betekende dat de Verordening niet van toepassing was op het traject Sao Paulo-Belem. De overwegingen in de tweede zaak waren gelijkluidend.

4.7.

Voormelde uitspraken zijn in lijn met het Folkerts-arrest, waaruit immers volgt dat bij aansluitende vluchten de vertraging bij vertrek van de eerste of eerdere daaraan voorafgaande vlucht op een of meer deeltrajecten als onderdelen van dezelfde boeking

de oorzaak dient te zijn van de vertraging van drie uur of meer op de eindbestemming. Dat zulks bestendige rechtspraak betreft blijkt uit de navolgende jurisprudentie van na het Folkerts-arrest.

- BGH 17 september 2013 (X ZR -123/10; http://juris.bundesgerichtshof.de/cgi-bin/rechtsprechung/document.py?Gericht=bgh&Art=en&sid=3c31951be3a6db6e17ab5b1a1ad7e86f&nr=65659&pos=0&anz=2 ). Het betrof een boeking van een vlucht van Miami via Madrid naar Düsseldorf. Als gevolg van een vertraging bij het vertrek in Miami kwam de vlucht op een zodanig tijdstip in Madrid aan, dat de passagiers zich niet meer op tijd bij de gate voor de vervolgvlucht konden vervoegen. De passagiers zijn met een andere vlucht om 19.00 uur in Düsseldorf aangekomen. Onder verwijzing naar een eerdere beslissing die het BGH in vervolg op het Sturgeon-, het Nelson- en het Folkerts-arrest had gewezen, bevestigde het BGH dat de passagier van een vertraagde vlucht die binnen het toepassingsbereik van de Verordening valt, aanspraak heeft op de in artikel 7 Verordening bedoelde compensatie voor zover de passagier zijn eindbestemming als gevolg van de vluchtvertraging met een vertraging van ten minste drie uur bereikt, waarbij niet relevant is of de aansluitende vlucht op zichzelf binnen de werkingssfeer van de Verordening valt of zelf zonder vertraging is uitgevoerd (r.o. 7).

- Handelsgericht Wenen (HG) 18 maart 2015 (1 R 153/14t, RRa [i.e. ReiseRecht aktuell], 4/2015, p. 206). Het betrof een vlucht van Wenen via Toronto naar Philadelphia, waarbij de vlucht bij vertrek vanuit Wenen een zodanige vertraging had opgelopen dat de eindbestemming Philadelphia met vertraging van meer dan vier uur ten opzichte van de geplande aankomsttijd werd bereikt. Het HG oordeelde onder verwijzing naar voormelde beslissing van het BGH van 17 september 2013, dat de vertraging van de vlucht die werd uitgevoerd door de aansprakelijk gestelde luchtvaartmaatschappij in ieder geval dan voor de vertraagde aankomst op de eindbestemming “kausal” is, wanneer passagiers dientengevolge een aansluitende vlucht missen.

4.8.

Het voorgaande leidt er toe dat de vordering van [eisers] zal worden afgewezen.

4.9.

[eisers] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten. De nakosten, waar Etihad om heeft verzocht, zullen op de in het dictum weergegeven wijze worden begroot.

5 De beslissing

De kantonrechter

5.1.

wijst de vordering van [eisers] af;

5.2.

veroordeelt [eisers] in de kosten van het geding, aan de zijde van Etihad tot aan deze uitspraak vastgesteld op € 300,00 voor salaris van de gemachtigde;

5.3.

veroordeelt [eisers] , onder de voorwaarde dat zij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door Etihad aan voormelde proceskostenveroordeling voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op

- € 100,00 aan gemachtigdensalaris;

- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;

5.4.

verklaart voormelde proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. H. Manuel en in het openbaar uitgesproken op

30 maart 2016.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature