U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Zittingsplaats:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Ontslag op staande voet. Overgangsrecht WWZ. Faillissement werkgever en gevolgen daarvan.

Uitspraak



RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht

kantonrechter

locatie Amersfoort

zaaknummer: 4495710 AC EXPL 15-4224

(voorheen 4324761 AE VERZ 15-121

4335774 AE VERZ 15-123)

Vonnis van 14 oktober 2015

inzake

[eiser] ,

wonende te [woonplaats] ,

verder ook te noemen [eiser] ,

eisende partij,

(voorheen verzoekende partij in de hoofdzaak en in het incident),

gemachtigde: mr. R. Willemse,

tegen:

mr. R.D.C. Jonker, gevestigd te Utrecht, in diens hoedanigheid van curator in het faillissement van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

Restaurant Partycentrum "Eemland" B.V.,

gevestigd te Eemnes,

verder ook te noemen de curator en Eemland,

gedaagde partij

(voorheen – na overname van het geding ex artikel 28 Fw – verwerende partij in de hoofdzaak en in het incident).

1 Het verloop van de procedure

1.1.

[eiser] heeft op 28 juli 2015 een verzoekschrift (primair) tot vernietiging van het gegeven ontslag op staande voet ex artikel 7:681 BW en tot wedertewerkstelling dan wel (subsidiair) tot betaling van een vergoeding tevens houdende een incidentele vordering ex artikel 223 Rv ingediend. De datum voor de mondelinge behandeling van dit verzoekschrift is vervolgens op 7 september 2015 bepaald.

1.2.

Bij brief van 2 september 2015 heeft de toenmalige gemachtigde van Eemland de kantonrechter geïnformeerd dat op 1 september 2015 het faillissement van Eemland is uitgesproken.

1.3.

De voor 7 september 2015 bepaalde mondelinge behandeling heeft geen doorgang gevonden. Bij brief van 7 september 2015 heeft de gemachtigde van [eiser] de curator ex artikel 28 Faillissementswet (Fw) opgeroepen om in het geding te verschijnen.

1.4.

Bij faxbrief van 21 september 2015 heeft de curator de kantonrechter geïnformeerd dat de curator “dadelijk toestemt in de primaire eis in de hoofdzaak van het verzoekschrift als bedoeld in artikel 28 lid 3 Fw”.

1.5.

Hierna heeft de kantonrechter – met toepassing van het bepaalde in artikel 69 lid 3 Rv – deze procedure voortgezet volgens de regels die gelden voor de dagvaardingsprocedure en is de dag bepaald waarop deze zaak op de rol zal komen. Op deze dag is tevens uitspraak bepaald.

2 De feiten in de hoofdzaak en in het incident

2.1.

[eiser] , geboren op [1962] , is op 1 juli 1998 bij Eemland in dienst getreden in de functie van Medewerker Bediening. [eiser] was laatstelijk werkzaam in de functie van Chef Bediening.

2.2.

Het laatstverdiende loon bedraagt € 2.751,44 bruto per maand, exclusief 8% vakantiegeld en overige emolumenten.

2.3.

Op maandag 15 juni 2015 heeft Eemland aan [eiser] ontslag op staande voet aangezegd. Het ontslag is door de gemachtigde van Eemland bevestigd bij brief van 16 juni 2015.

2.4.

Bij e-mail van 17 juni 2015 heeft de gemachtigde van [eiser] de nietigheid van het gegeven ontslag op staande voet ingeroepen wegens het ontbreken van een dringende reden, met de vermelding dat [eiser] zich beschikbaar houdt voor de bedongen werkzaamheden, onder doorbetaling van het overeengekomen loon.

2.5.

Bij beschikking van 1 september 2015 van de rechtbank Midden-Nederland is het faillissement van Eemland uitgesproken. De heer mr. R.D.C. Jonker te Utrecht is tot curator benoemd.

3 Het verzoek/de vordering en de beoordeling in de hoofdzaak en in het incident

Hoofdzaak

3.1.

Het verzoek van [eiser] strekt (primair) (a) tot vernietiging van het op 15 juni 2015 gegeven ontslag op staande voet wegens het ontbreken van een dringende reden en (b) tot toelating tot de werkvloer ten einde de gebruikelijke werkzaamheden te verrichten. Gezien het (hierna te bespreken) incidentele verzoek, begrijpt de kantonrechter het primaire verzoek in de hoofdzaak aldus dat tevens doorbetaling van loon (vanaf 1 juli 2015 tot de dag waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn beëindigd) wordt verzocht. Subsidiair verzoekt [eiser] om toekenning van een vergoeding. [eiser] baseert dit verzoek op de artikelen 7:681 en 7:686a van het Burgerlijk Wetboek (BW), zoals deze met ingang van 1 juli 2015 luiden.

3.2.

De kantonrechter stelt vast dat het ontslag op staande voet waar het in deze zaak om gaat, is verleend op 15 juni 2015, derhalve vóór 1 juli 2015. Daarmee is sprake van een opzegging van de arbeidsovereenkomst gedaan vóór inwerkingtreding van afdeling 9 van Boek 7, titel 10 (nieuw) BW (Wet werk en zekerheid) op 1 juli 2015 en van een geding dat daarop betrekking heeft, zoals bedoeld in artikel XXII lid 1 onder b van de Wet werk en zekerheid , zodat op deze procedure het bepaalde in afdeling 9 van Boek 7, titel 10 BW zoals dit luidde vóór 1 juli 2015 van toepassing is gebleven.

3.3.

Onder het tot 1 juli 2015 geldende recht had een werknemer ex artikel 3:49 BW de mogelijkheid de opzegging buitengerechtelijk te vernietigen. Van deze mogelijkheid heeft [eiser] blijkens de e-mail van 17 juni 2015 van zijn gemachtigde gebruik gemaakt. In het licht daarvan leest de kantonrechter het primaire verzoek tot vernietiging van de opzegging aldus dat [eiser] de kantonrechter verzoekt voor recht te verklaren dat de opzegging door Eemland is vernietigd en de arbeidsovereenkomst derhalve na 15 juni 2015 is blijven bestaan, met daarnaast veroordeling van Eemland om [eiser] toe te laten tot de overeengekomen werkzaamheden en tot doorbetaling van het overeengekomen loon.

3.4.

Nu het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) noch het bepaalde in afdeling 9 van Boek 7, titel 10 (oud) BW grondslag biedt om een vordering als hiervoor bedoeld bij verzoekschrift in te leiden en zodanige vordering dus met een dagvaarding dient te worden ingeleid, dient de kantonrechter op grond van de wisselbepaling van artikel 69 Rv te bepalen dat de procedure wordt voortgezet volgens de regels die gelden voor de dagvaardingsprocedure. Gezien de inhoud van de faxbrief van 21 september 2015 van de curator (zie hiervoor onder 1.4. en hierna onder 3.5.) heeft de kantonrechter daarbij geen aanleiding gezien om eerst nog te bepalen dat de aanlegger ( [eiser] ) verweerder (de curator) bij exploot dient op te roepen en heeft de kantonrechter in dit geval direct een (rol)datum bepaald waarop vonnis wordt gewezen.

3.5.

De curator heeft met diens faxbrief van 21 september 2015 laten weten dat hij dadelijk toestemt in de primaire eis in de hoofdzaak van het verzoekschrift als bedoeld in artikel 28 lid 3 Fw . Met andere woorden: de curator legt zich neer bij de door [eiser] ingeroepen vernietiging van het ontslag op staande voet en hij verzet zich niet tegen de gevraagde toelating tot de werkvloer. Dit maakt dat de primaire vordering van [eiser] in zoverre voor toewijzing gereed ligt en aan de subsidiaire vordering niet wordt toegekomen. In de gegeven omstandigheden ziet de kantonrechter geen aanleiding om aan de aan de curator met betrekking tot de wedertewerkstelling een dwangsom op te leggen.

3.6.

Wat betreft de doorbetaling van loon geldt dat deze vordering ziet op betaling van een verbintenis uit de boedel dan wel een boedelschuld als bedoeld in artikel 40 Fw betreft. Ingevolge artikel 40 lid 2 Fw is het loon vanaf de dag van faillietverklaring boedelschuld. Ten aanzien van het tot de faillissementsdatum verschuldigde loon (1 juli 2015 tot 1 september 2015) geldt dat de betreffende vordering ex artikel 26 Fw ter verificatie dient te worden aangemeld. Ingevolge het bepaalde in artikel 29 Fw wordt de onderhavige procedure dan ook geschorst, om alleen dan voortgezet te worden, indien de verificatie van de vordering betwist wordt. In dat geval wordt hij, die de betwisting doet, in de plaats van de gefailleerde, partij in het geding.

3.7.

[eiser] dient zich derhalve tot de curator te wenden en, bij gebreke van betaling uit de faillissementsboedel, tot het UWV voor het aanvragen van uitkering wegens betalingsonmacht van Eemland (een insolventie-uitkering).

Incidentele vordering

3.8.

Als incidentele vordering ex artikel 223 Rv heeft [eiser] bij wijze van voorlopige voorziening (onder meer) doorbetaling van loon verzocht. Ook op dit punt geldt dat deze vordering, samen met de hiervoor genoemde vorderingen in de hoofdzaak of afzonderlijk, bij dagvaarding had moeten worden ingeleid.

3.9.

Nu Eemland tussentijds failliet is verklaard en gezien hetgeen hiervoor onder 3.6. en 3.7. met betrekking tot de hoofdzaak is overwogen, heeft [eiser] geen belang meer bij zijn incidentele vordering. [eiser] zal derhalve in zijn incidentele vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.

3.10.

De kantonrechter ziet aanleiding om de proceskosten in het incident te compenseren, in die zin dat partijen de eigen kosten dragen.

Toepassing bepalingen Faillissementswet

3.11.

In aanvulling op het voorgaande overweegt de kantonrechter, ten overvloede, nog het volgende. Het bepaalde in de artikelen 26 e.v. Fw heeft niet alleen betrekking op dagvaardingsprocedures, maar geldt in voorkomende gevallen ook in verzoekschriftprocedures. De in deze bepalingen voorkomende begrippen ‘rechtsvordering’ en ‘geding’ dienen ruim te worden gelezen en omvatten ook een in een verzoekschriftprocedure ingestelde aanspraak. Het bepaalde in de artikelen 26 e.v. Fw vindt derhalve ook toepassing in verzoekschriftprocedures zoals bedoeld in de op 1 juli 2015 in werking getreden bepalingen van afdeling 9 van Boek 7, titel 10 BW. Dat betekent in dergelijke procedures derhalve dat de verzoekende partij ingeval van faillissement van de verwerende partij de curator ex artikel 28 Fw bij brief in het geding dient te roepen.

4 De beslissing

De kantonrechter:

in de hoofdzaak

4.1

verklaart voor recht dat de opzegging van Eemland van de arbeidsovereenkomst met [eiser] op 15/16 juni 2015 (het ontslag op staande voet) door [eiser] op 17 juni 2015 buitengerechtelijk is vernietigd;

4.2

veroordeelt de curator om [eiser] binnen twee dagen na betekening van dit vonnis toe te laten zijn gebruikelijke werkzaamheden te hervatten;

4.3

verklaart dit vonnis ten aanzien van het onder 4.2. bepaalde uitvoerbaar bij voorraad;

4.4

schorst de procedure voor het overige op grond van artikel 29 Fw ;

in het incident

4.5

verklaart [eiser] niet-ontvankelijk in zijn incidentele vordering;

4.6

compenseert de proceskosten, in die zin dat partijen de eigen kosten dragen.

Dit vonnis is gewezen door mr. L.C. Heuveling van Beek, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken op 14 oktober 2015.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature