Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

De rechtbank Midden-Nederland veroordeelt een kaashandel uit Veenendaal, vier bestuurders en een tussenhandelaar voor onder andere valsheid in geschrifte. De kaashandel paste structureel de tenminste-houdbaar-tot-datums van voorverpakte zuivel aan.

Omkatten

Medewerkers van de kaashandel veranderden de datum van de producten door een sticker over de oude datum te plakken, of door de oude datum met thinner of aceton weg te poetsen en er een nieuwe datum op te zetten. Eén van de bestuurders besliste of de tenminste-houdbaar-tot-datum werd verlengd maar ook de andere bestuurders waren van deze gang van zaken op de hoogte. De producten werden niet eerst, zoals wettelijk vereist, in een laboratorium getest. De kaashandel verkocht de producten vervolgens voor een lagere prijs dan gebruikelijk aan tussenhandelaren die op de hoogte waren van het omkatten.

Bewezenverklaring

Naast valsheid in geschrifte, is ook de Warenwet overtreden en handelden de verdachten in strijd met de Gezondheids – en Welzijnwet door bedorven kaas tussen goede kaas te bewaren.

Vertrouwen

Het vertrouwen dat de consument moet kunnen hebben in de tenminste-houdbaar-tot-datum is geschaad door het handelen van verdachten. Het is aan de consument om de afweging te maken of hij een product nog gebruikt na de door de producent vermelde datum en niet -door het vervalsen van die datum- aan de groothandel. Door te frauderen met de datums op gekoelde kaasproducten, hebben de verdachten daarnaast het risico genomen dat ze bedorven producten op de markt zouden brengen. Het ongeoorloofd wijzigen van de tenminste-houdbaar-tot-datums is niet alleen een misleiding van de consument, maar kan ook een gezondheidsrisico met zich brengen.

Straffen

De kaashandel krijgt een geldboete van €90.000 en een geheel voorwaardelijke stillegging van de onderneming voor de duur van zes maanden. Dit betekent dat als de kaashandel de komende drie jaar nog een keer de fout in gaat, het bedrijf een half jaar moet sluiten. De vier bestuurders krijgen elk een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand, een werkstraf van 120 uur en een geldboete van €6.000. Een tussenhandelaar is veroordeeld tot een geldboete van €3.000, waarvan €2.000 voorwaardelijk.

Uitspraak



RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht

Zittingslocatie Utrecht

Parketnummer: 16/997004-12 (P)

Vonnis van de meervoudige economische strafkamer van 8 juni 2015

in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1971],

ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres], [woonplaats].

Omwille van de leesbaarheid wordt verdachte hieronder zowel aangeduid met verdachte als met [verdachte].

1 Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 12 januari 2015 en 18 mei 2015. Het onderzoek is gesloten op 1 juni 2015.

De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door

mr. A. Klaassen, advocaat te Bunschoten-Spakenburg.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2 Tenlastelegging

De tenlastelegging is ter terechtzitting gewijzigd.

De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:

Tezamen en in vereniging met anderen feitelijk leiding heeft gegeven aan [kaashandel 1] BV die:

Zaaksdossier 1 tot en met 4

Feit 1: tezamen en in vereniging met een ander of anderen valsheid in geschrifte heeft gepleegd door de tenminste-houdbaar-tot-datum te veranderen op verschillende gekoelde producten en daarvan gebruik te maken;

Feit 2: tezamen en in vereniging met een ander of anderen heeft gehandeld in strijd met artikel 5 eerste lid van verordening (EG) 852/2004, omdat zij de tenminste-houdbaar-tot-datum heeft veranderd op verschillende gekoelde producten zonder de HACCP-procedure te volgen;

Feit 3: tezamen en in vereniging met een ander of anderen heeft gehandeld in strijd met artikel 29 lid 1 van het Warenwetbesluit Etikettering van Levensmiddelen , omdat zij bij het verhandelen van verschillende gekoelde producten de tenminste-houdbaar-tot-datum heeft veranderd;

Zaaksdossier 5

Feit 4: bedorven kaasproducten niet (juist) heeft geïdentificeerd en niet heeft verwerkt, maar in opslag heeft gehouden;

Feit 5: bedorven kaasproducten in opslag heeft gehouden tussen goede kazen en daarvan geen aangifte heeft gedaan.

3 Voorvragen

De geldigheid van de dagvaarding

De raadsman heeft aangevoerd dat de dagvaarding nietig dient te worden verklaard ten aanzien van feit 1, feit 2 en feit 4.

Ten eerste heeft de raadsman aangevoerd dat de valsheid niet duidelijk volgt uit het onder feit 1 ten laste gelegde. De rechtbank is evenwel van oordeel dat het arrest van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch dat de raadsman ter onderbouwing daarvan aanhaalt, niet vergelijkbaar is met de huidige zaak. De inhoud van de valsheid is in de thans voorliggende tenlastelegging immers juist wel concreet omschreven. In samenhang met het dossier acht de rechtbank de tenlastelegging van feit 1 voldoende feitelijk en duidelijk. Het verweer wordt daarom verworpen.

Ten tweede heeft de raadsman aangevoerd dat de tenlastelegging van feit 2 niet duidelijk is en daarom nietig. De verwijzing naar zuivelproducten is niet specifiek genoeg en ook zou niet duidelijk zijn welke HACCP-procedure wordt bedoeld, aldus de raadsman. De rechtbank stelt vast dat uit het dossier en het onder feit 1 ten laste gelegde duidelijk blijkt op welke producten en op welke procedure wordt gedoeld. De tenlastelegging is wat betreft feit 2 dus ook voldoende feitelijk en duidelijk. Het verweer wordt daarom verworpen.

Ten derde heeft de raadsman betoogd dat feit 4 op de tenlastelegging nietig dient te worden verklaard, omdat de pleegplaats Veenendaal niet voldoende feitelijk is en omdat de verwijzing naar een EG verordening onder het tenlastegelegde niet naar de juiste verordening verwijst. De rechtbank stelt vast dat Veenendaal als pleegplaats, in combinatie met de inhoud van het dossier, voldoende feitelijk omschreven is en merkt op dat een verkeerde verwijzing onder de ten laste gelegde tekst geen reden voor nietigheid van de dagvaarding is. De rechtbank verwerpt daarom ook het verweer ten aanzien van feit 4.

De dagvaarding is dus geldig.

De bevoegdheid van de rechtbank

Deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten.

De ontvankelijkheid van de officier van justitie

De officier van justitie is ontvankelijk. Mocht de raadsman ten aanzien van feit 5 bedoeld hebben te betogen dat de officier van justitie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, verwerpt de rechtbank dit verweer. Er is geen sprake van vervolging voor dezelfde feiten, nu de ten laste gelegde feiten onder feit 4 en feit 5 andere belangen beschermen. Indien er al sprake zou zijn van samenloop, zoals de raadsman betoogt, heeft dit geen invloed op de mogelijkheid om deze feiten ten laste te leggen, maar heeft dit invloed op de toepassing van een strafbepaling.

De raadsman heeft ook aangevoerd dat feit 3 een specialis betreft van feit 1 en dat feit 1 daarom niet op de tenlastelegging had mogen worden opgenomen. De raadsman koppelt daar als conclusie een ontslag van alle rechtsvervolging aan. De rechtbank begrijpt dat de raadsman hiermee bedoelt te zeggen dat de officier van justitie feit 1 niet had mogen vervolgen en daarom niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Feit 3 is echter geen specialis van feit 1, dus de rechtbank verwerpt het verweer.

Redenen voor schorsing

Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4 Waardering van het bewijs

4.1

Het standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft gevorderd de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen te verklaren.

4.2

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft vrijspraak bepleit van de ten laste gelegde feiten en daartoe het volgende aangevoerd.

Het wijzigen van houdbaarheidsdatums op levensmiddelen is volgens de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit (hierna te noemen: NVWA) toegestaan. De verkoper neemt de verantwoordelijkheid van de producent op dat moment over. Het gegeven dat verdachte niet de door de NVWA voorgeschreven risicoanalyse heeft uitgevoerd, maakt niet dat het wijzigen van de datums ineens valsheid in geschrifte oplevert. De verplichting om een risicoanalyse uit te voeren blijkt niet uit regelgeving en is slechts een richtlijn vanuit de NVWA. Verdachte heeft een organoleptische risicoanalyse uitgevoerd, hetgeen voldoende is om de risico’s te ondervangen. Meer subsidiair is er volgens de raadsman geen oogmerk tot misleiding geweest, omdat de producten nog steeds van goede kwaliteit waren.

Hetgeen hiervoor is aangevoerd maakt tevens dat er wel is voldaan aan de HACCP-procedures, omdat er wel een risicoanalyse is uitgevoerd.

Daarom kunnen volgens de raadsman feit 1, feit 2 en feit 3 niet wettig en overtuigend bewezen worden.

Ten aanzien van de feiten 4 en 5 heeft de raadsman vrijspraak bepleit, omdat het materiaal apart stond in de blokkadehoek en niet tussen de goede voorraad. Daarnaast is het onjuist dat er sprake was van categorie 2 materiaal en blijkt ook niet uit het dossier dat dit wel het geval was.

4.3

Het oordeel van de rechtbank

4.3.1

Inleiding

Naar aanleiding van een in een ander onderzoek getapt telefoongesprek tussen [verdachte] en [A], waarin wordt gesproken over het aanpassen van datums wordt het onderzoek Lusitano gestart. Dit onderzoek richt zich op [kaashandel 1] BV en haar bestuurders. Uit het onderzoek volgt de verdenking dat er door de BV structureel tenminste-houdbaar-tot-datums (hierna: tht-datums) op producten worden aangepast zonder dat daarvoor de benodigde procedures worden gevolgd.

Op 21 maart 2012 volgt een actiedag. Er worden onder meer doorzoekingen verricht in het bedrijfspand van [kaashandel 1] BV en in de woningen van [verdachte] en [medeverdachte 1].

4.3.2

De bewijsmiddelen

De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen op grond van het navolgende.

Algemene bewijsmiddelen

[medeverdachte 1], [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [verdachte] zijn in de periode november 2011 tot en met maart 2012 via hun eigen holding ieder bestuurder van [kaashandel 1] BV, gevestigd te [vestigingsplaats].

[B], werknemer van [kaashandel 1] BV, heeft verklaard dat hij tht-datums verandert in opdracht van [verdachte]. Hij poetst de datums eraf en zet er een nieuwe datum op. Ze bekijken het product en als het nog goed is, wordt de datum aangepast. [verdachte] neemt de beslissingen over de producten. Als iets bedorven is, gooien ze het weg.

[C] heeft verklaard dat hij werkt bij [kaashandel 1] BV. Zijn werk is het veranderen van datums. Soms stickeren ze het over, soms verwijderen ze de oude datum met aceton of thinner en zetten een nieuwe datum op het product. Er vindt geen controle van de producten plaats in een lab.

Bij de rechter-commissaris heeft [C] verklaard dat hij schat dat hij al drie jaar lang datums veranderde op het moment dat hij door de politie werd verhoord. Hij moest de datums veranderen van allerlei producten, zoals buitenlandse kaas, koffie en zuivel.

De bazen weten er allemaal wat van. Met de bazen bedoelt hij [verdachte], [medeverdachte 1], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2].

Zaaksdossier 1

[verdachte] belt op 20 februari 2012 om 14.45 uur met [D]. [verdachte] legt uit dat Cambozola een brie kaas is zonder schimmel. Er wordt het volgende gezegd:

[verdachte]: ik heb nog wel een beetje wat staan van 29-2, heb ik nog wel wat staan paar honderd

[D]: Nee nee ja dan doe je er een paar honderd voor over 14 dagen bij

[verdachte]: voor over 14 dagen?

[verdachte]: hoe veel zal ik er brengen dan?

[D]: eh 400

[verdachte]: die hebben dan de datum van eind maart erop. 28-3 zet ik er dan op.

Uit een telefoonnotitie van 20 februari 2012 blijkt dat [verdachte] de verkoper is. Er staat op de notitie vermeld: ND is 28-3-2012.

Op 5 maart 2012 om 15.39 uur zegt [verdachte] tegen [D] via de telefoon dat hij de Cambozola klaar heeft staan voor [D].

Verbalisanten gaan op 16 maart 2012 naar de markt in Den Haag, naar de kaaskraam van [D]. Zij kopen daar onder andere een verpakking Cambozola Gold 200 gr met een tht-datum 28-3-2012.

Tijdens een doorzoeking op 21 maart 2012 in de bedrijfsruimte van [D] aan de [adres] te [vestigingsplaats] worden 36 verpakkingen Cambozola met tht-datum 28-3-2012 in beslag genomen.

Tijdens de doorzoeking op 21 maart 2012 bij [kaashandel 1] wordt administratie in beslag genomen. In deze administratie bevindt zich een factuur met betrekking tot de verkoop van 400 stuks Cambozola Gold aan [bedrijf 2] te [vestigingsplaats].

[D] heeft verklaard dat hij contact heeft met [verdachte]. Hij bestelt producten telefonisch. [D] weet dat hij producten koopt waarvan de tht-datum is verlengd. Het verlengen wordt gedaan om verkoop-technische redenen, wetende dat het product nog goed is.

[verdachte] heeft verklaard dat de Cambozola niet volgens de HACCP-procedure is getest.

Zaaksdossier 2

Een persoon belt met het telefoonnummer van [kaashandel 1] BV met [A] op 19 maart 2012. De persoon vraagt: wil je nog een beetje smoothie kopen? en zegt: die gaan jou kosten 75 cent per doos.

[medeverdachte 1] belt op 19 maart 2012 met [A]. [medeverdachte 1] zegt: De smoothie dat dacht ik dat die al klaar was, maar die gaan ze morgen worden die pas hadden ze die pas klaar gemaakt. Dus zal ik dat dan toch maar naar donderdag zetten. [A] antwoordt: Zal moeten.

Tijdens de doorzoeking bij [kaashandel 1] BV op 21 maart 2012 worden smoothies aangetroffen. Het gaat om 397 dozen met tht-datum 17 maart 2012 en 146 dozen met tht-datum 5 april 2012. In één doos zitten zes pakken smoothies. Op de laatste 146 dozen, dus 876 losse smoothies, bevond de tht-datum zich op de zijkant van de fles en niet op de bovenkant.

[C] verklaart dat hij met aceton de oorspronkelijke datum er zo goed mogelijk af heeft gehaald. Er waren nog zwarte vegen zichtbaar. Hij heeft de nieuwe datum op de zijkant gezet. Op het flapje lukte niet, omdat de dop in de weg zat.

Zaaksdossier 3.1

[medeverdachte 2] wordt op 20 februari 2012 gebeld door [E]. [E] wordt doorverbonden met [medeverdachte 1].

[medeverdachte 1] zegt dat hij Philadelphia tijm & honing heeft met de datum van de 28e. Hij kan er zo een maand verder opzetten.

[E] zegt: nou goh, drie weken verder of iets, ja geef er maar een stuk of twintig van, of hoeveel in een doosje? En vervolgens: euh, dan doe je 3 x 8 joh.

Uit een aangetroffen verkooporder met als datum 20-2 blijkt dat er 24 stuks Philadelphia tijm/honing zijn verkocht aan [E]. Achter de Philadelphia staat: nieuwe datum 28/3.

[C] heeft verklaard dat hij de datum heeft veranderd op de Philadelphia tijm & honing.

[E] heeft verklaard dat hij heeft gevraagd om drie weken erbij. Hij heeft het binnen een week verkocht. De originele datum was volgens [medeverdachte 1] de 28e. Bij dit product is een verlenging met drie weken niet erg. Dat blijft wel goed. De handtekening op de afleverbon is zijn handtekening.

Zaaksdossier 3.2

Op 14 februari 2012 vindt er een telefoongesprek plaats tussen [verdachte] en [D]. [verdachte] krijgt 750 Philadelphia paprika & kruiden binnen met een datum van 28 februari. [D] vraagt: Ken je ze niet eh om uh katten? [verdachte] zegt: ja dat kan ook. [verdachte] zal ze klaar zal maken.

Op 16 maart 2012 is bij de marktkraam van [D] een doosje Philadelphia paprika & kruiden gekocht met de tht-datum 31 maart 2012.

In de administratie van [kaashandel 1] BV wordt een verkooporder aangetroffen met betrekking tot de verkoop van 750 stuks Philadelphia aan [D]. De verkoper is [verdachte]. Er staat op ND +- 6 weken.

[B] heeft verklaard dat als er staat nieuwe datum 6 weken, er een nieuwe datum op moet die de vermelde datum met zes weken verlengt.

[C] heeft verklaard dat als er op de picklijst staat nieuwe datum 6 weken, de vermelde tht-datum met zes weken moet worden verlengd. [C] heeft de nieuwe tht-datums erop gezet, dat was zijn werk.

[D] heeft verklaard dat hij om verkoop-technische redenen heeft voorgesteld de tht-datum om te katten tot een andere datum.

Zaaksdossier 4

[medeverdachte 1] wordt op 20 maart 2012, 13.54 uur, gebeld door een persoon die zich [H] noemt. [H] zegt: Ik ben bezig met de Boursin voor [F] he. Die zijn al een keer ehh bij ons al een keer overgedaan. Ik krijg dat niet eh ja een klein beetje er wel af, maar ik krijg de datum er niet helemaal onderuit.

[medeverdachte 1] belt op 20 maart 2012, 13.58 uur, naar [verdachte] en vraagt of hij even bij de Boursin wil kijken, omdat [I] belde en het niet helemaal goed gaat.

Op 20 maart 2012 om 17.47 uur belt [verdachte] met [I]. [verdachte] zegt: ik wilde even vragen hoe ver jullie met het werk van [C], hoe ver jullie daarmee waren. [I] zegt: met werk van [C], eh ja, eh die heb ik eh die boursin waren 330 klaar. Die staan bij de bestelling.

Op 20 maart 2012 om 18.47 uur belt [verdachte] naar [kaashandel 2] en spreekt met [F].

[verdachte] zegt: ze waren bezig met die boursinnetjes van jou, die jij besteld had. Hebben ze er zo’n 300 wel klaar. Maar er zit een gedeelte bij dat niet klaar gemaakt kan worden, dus daar zit meer werk als dat we gedacht hebben. [F] antwoordt: oh ok maar eh als ze wat klaar is kan gewoon mee en dan doe je de rest volgende week.

Tijdens de doorzoeking bij [kaashandel 1] BV op 21 maart 2012 worden 1150 stuks Boursin poivre in beslag genomen met tht-datum 23 en 28 januari 2012, twee kratten Boursin poivre met tht-datum 1 april 2012 en negen kratten Boursin poivre met diverse tht-data.

In de administratie van [kaashandel 1] BV wordt een verkoopnotitie van 15 maart aangetroffen, betreffende de verkoop aan [F] van 1.200 stuks Boursin peper. Er staat onder de tekst Boursin peper nieuwe datum +- 6 weken.

[C] heeft verklaard dat de Boursin poivre in het fusthok ligt. De originele data zijn 5-12-2011 en 12-12-2011. [C] heeft deze veranderd in 23-1-2012. Deze Boursin is al een keer bewerkt, maar op verzoek van [F] wordt de datum een tweede keer aangepast. Er stonden nu 330 stuks klaar met een datum 25-4-2012.

[F] heeft verklaard dat hij contact had met [medeverdachte 1] en als [medeverdachte 1] er niet was ook met [verdachte]. [medeverdachte 1] bood aan om de Boursin te poetsen voor 11 cent per stuk. Retour betekent dat de Boursin retour is gekomen vanuit [F] om er een nieuwe datum op te zetten. ND betekent nieuwe datum.

Zaaksdossier 5

Op 21 maart 2012 worden tijdens een doorzoeking van het pand aan de [adres] te [vestigingsplaats] bedorven kazen aangetroffen. De producten staan zonder afscherming en zonder aanwijzing dat het categorie 2 producten zijn, opgesteld. Gelet op de hoeveelheid schimmelvorming en kaasmijt en stof, moet dit zeker al enkele dagen aanwezig zijn.

De bedorven producten, 200 kilogram categorie 2 materiaal, zijn direct afgevoerd.

[G] heeft verklaard dat [bedrijf 1] BV de enige vergunninghouder in Nederland is voor het verwerken van categorie 1 en 2 materiaal. Tussen 4 januari 2011 en 21 maart 2011 is er door [kaashandel 1] niets aangemeld bij [bedrijf 1].

De hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden worden slechts gebezigd tot het bewijs van dat ten laste gelegde feit waarop deze blijkens de inhoud kennelijk betrekking hebben.

4.3.3

De bewijsoverwegingen

Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1

Uit de bewijsmiddelen volgt dat de tht-datums op diverse producten zijn gewijzigd. Het wijzigen van datums op een wijze zodat het lijkt alsof het de oorspronkelijke datum is die door de producent is aangebracht, houdt op zichzelf al een materiële valsheid in. De datum op de verpakking is namelijk niet de originele datum die op het product stond, maar een andere datum.

Het oogmerk van misleiding leidt de rechtbank af uit het doel van het wijzigen van de datums, namelijk het langer verkoopbaar blijven van de goederen. Dit doel blijkt uit diverse tapgesprekken genoemd onder de zaaksdossiers 1 tot en met 4 en ook uit verschillende verhoren van getuigen en verdachten. Op de producten is niet vermeld dat de datum is gewijzigd, waardoor het voor de klant lijkt alsof de originele datum van de producent nog steeds op de producten vermeld staat.

[kaashandel 1] BV verkocht de producten voor een lagere prijs dan gebruikelijk aan handelaren die van de valsheid op de hoogte waren. [kaashandel 1] BV en de afnemers hebben hiermee doelbewust de consument misleid door deze producten te koop aan te bieden en te verkopen. Zowel [kaashandel 1] BV als de afnemers die het product daadwerkelijk op de markt brachten hebben hier een significante rol in gehad. [kaashandel 1] BV was degene die de tht-datum veranderde en de afnemers waren degenen die het product met aangepaste tht-datum aan de consument verkochten als ware het echt en onvervalst.

De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat [kaashandel 1] BV zich tezamen en in vereniging schuldig heeft gemaakt aan het plegen van valsheid in geschrifte en ook dat [kaashandel 1] BV tezamen en in vereniging met anderen gebruik heeft gemaakt van deze valse producten door deze te koop aan te bieden en te verkopen.

Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 2

De rechtbank is het met de raadsman eens dat uit de hygiënecode voor de kleinschalige detailhandel in zuivel niet zonder meer volgt dat deze van toepassing is op de groothandel. Dat een specifieke hygiënecode voor groothandel in zuivel ontbreekt, betekent echter niet dat men niet gehouden is zich te houden aan de bestaande wetgeving omtrent hygiëne van levensmiddelen. Daarbij komt dat niet dwingend is voorgeschreven dat er een hygiënecode moet worden opgesteld en dat dit de enige bron zou zijn op grond waarvan kan worden geoordeeld of de volgens de verordening (EG) 852/2004 vereiste HACCP-procedure is gevolgd.

Hetgeen is bepaald in artikel 2 lid 1 van het Warenwetbesluit hygi ëne van levensmiddelen, namelijk dat het verboden is te handelen in strijd met artikel 5, eerste lid, van verordening (EG) 852/2004, is onverkort van toepassing. In artikel 5, eerste lid, van verordening (EG) 852/2004 is opgenomen dat exploitanten van levensmiddelenbedrijven zorg dienen te dragen voor de invoering, de uitvoering en de handhaving van één of meer permanente procedures die gebaseerd zijn op de HACCP-beginselen.

In het tweede lid van artikel 5 wordt beschreven welke HACCP-beginselen worden bedoeld, namelijk

a. a) het onderkennen van elk gevaar dat voorkomen, geëlimineerd of tot een aanvaardbaar niveau gereduceerd moet worden;

b) het identificeren van de kritische controlepunten in het stadium of de stadia waarin controle essentieel is om een gevaar te voorkomen of te elimineren dan wel tot een aanvaardbaar niveau te reduceren;

c) het vaststellen van kritische grenswaarden voor de kritische controlepunten teneinde te kunnen bepalen wat aanvaardbaar en wat niet aanvaardbaar is op het vlak van preventie, eliminatie of reductie van een onderkend gevaar;

d) het vaststellen en toepassen van efficiënte bewakingsprocedures op de kritische controlepunten;

e) het vaststellen van corrigerende maatregelen wanneer uit de bewaking zou blijken dat een kritisch controlepunt niet volledig onder controle is;

f) het vaststellen van procedures om na te gaan of de onder a) tot en met e) bedoelde maatregelen naar behoren functioneren, waarbij regelmatig verificatieprocedures worden uitgevoerd,

en

g) het opstellen van aan de aard en de omvang van het levensmiddelenbedrijf aangepaste documenten en registers, teneinde aan te tonen dat de onder a) tot en met f) omschreven maatregelen daadwerkelijk worden toegepast.

Uit het vierde lid volgt vervolgens dat exploitanten van levensmiddelenbedrijven tegenover de bevoegde autoriteit dienen aan te tonen dat zij de bepaling van lid 1 op een zodanige wijze naleven als de bevoegde autoriteit verlangt, rekening houdend met de aard en de omvang van het levensmiddelenbedrijf, zij ervoor dienen te zorgen dat alle documenten met de beschrijving van de overeenkomstig het artikel ontwikkelde procedures altijd geactualiseerd zijn en zij alle overige documenten en verslagen gedurende een passende periode dienen te bewaren.

Uit artikel 3 lid 1 sub a van het Warenwetbesluit volgt dat de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit (NVWA) de bevoegde autoriteit in Nederland is. De bevoegde autoriteit geeft in het informatieblad 6 / 15 juli 2009 een nadere invulling van de HACCP-beginselen, voor zover dat niet reeds uit de verordening zelf volgt. Uit het beleidsdocument van de NVWA volgt dat er bij gekoelde producten een risicoanalyse dient te worden uitgevoerd waarin de microbiologische voedselveiligheidsaspecten op adequate wijze zijn getoetst indien men een product met een verlopen tht-datum wenst te verkopen.

Uit de handelwijze van [kaashandel 1] BV, namelijk het veranderen van tht-datums zonder daarvoor een risicoanalyse zoals hiervoor omschreven uit te voeren en te documenteren, volgt dat [kaashandel 1] BV zich niet heeft gehouden aan hetgeen in de verordening (EG) 852/2004 is bepaald. De beginselen zoals hierboven omschreven zijn op geen enkele manier gewaarborgd en voorts is er geen enkel document aangetroffen of overhandigd waarmee kan worden aangetoond dat de bepalingen worden nageleefd.

Zowel [kaashandel 1] BV als de afnemers die het product daadwerkelijk op de markt brachten hebben hier een significante rol in gehad. [kaashandel 1] BV was degene die de tht-datum veranderde en de afnemers waren degenen die het product met aangepaste tht-datum aan de consument verkochten. Om deze reden wordt hier bewezen geacht dat het feit tezamen en in vereniging is gepleegd.

Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 3

[kaashandel 1] BV heeft de tht-datums veranderd zonder daarvan melding te maken op het product. De afnemers waren degenen die het product met aangepaste tht-datum aan de consument verkochten. Hiermee werd door hen, tezamen en in vereniging, aan de consument voorgespiegeld dat de tht-datum op het product afkomstig was van de producent. Dat mogelijk bepaalde producten nog niet bedorven waren, maakt dit niet anders. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen wat onder feit 3 ten laste is gelegd.

Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 4 en feit 5

Op grond van artikel 9 van de verordening 1069 /2009 zijn voormalige levensmiddelen die producten van dierlijke oorsprong bevatten, zoals bedorven kazen, dierlijke bijproducten van de tweede categorie.

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [kaashandel 1] BV bedorven kaasproducten heeft bewaard tussen de goede kaasproducten in het pand aan de [adres] te [vestigingsplaats]. Uit de bevindingen van de ter plaatse gekomen deskundigen in samenhang met het document betreffende de afvoer van deze producten volgt dat er 200 kilogram aan categorie 2-materiaal is aangetroffen. Uit de bevindingen volgt dat het categorie 2-materiaal niet apart stond en als zodanig geïdentificeerd was. Het overigens niet nader onderbouwde verweer dat dit wel zo was, is gelet op de bewijsmiddelen niet aannemelijk geworden.

In het dossier wordt ook gesproken over een opslag aan de [adres] te [vestigingsplaats], maar deze opslagruimte werd verhuurd door [kaashandel 1] BV. De rechtbank neemt deze ruimte dan ook niet mee bij de bewezenverklaring.

4.3.4

Toerekenen aan [kaashandel 1] BV

De rechtbank is van oordeel dat de feiten redelijkerwijs toe te rekenen zijn aan [kaashandel 1] BV. De handelingen zijn begaan door personen die bestuurder zijn van de BV of werkzaam zijn voor de BV. De gedragingen, namelijk het verwijderen en het plaatsen van nieuwe tht-datums, waren volgens de bestuurders onderdeel van de normale bedrijfsvoering van de BV. De BV is ook degene die de inkomsten heeft genoten uit het veranderen van de tht-datums. Ook het bewaren van bedorven producten tussen de goede producten is gelet hierop aan de BV toe te rekenen.

4.3.5

Feitelijk leiding geven en medeplegen

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [medeverdachte 2], [medeverdachte 1], [medeverdachte 3] en [verdachte] tezamen en in vereniging feitelijk leiding hebben gegeven aan [kaashandel 1] BV. Alle vier waren directeur en bestuurder van de BV tijdens de ten laste gelegde periode.

Ieder was binnen het bedrijf verantwoordelijk voor een deel van de bedrijfsvoering en er was sprake van een vaste taakverdeling. Elk van de bestuurders verrichtte werkzaamheden voor de BV en had invloed op het handelen van de BV.

Iedere bestuurder was op de hoogte van de vaste werkwijze die het bedrijf hanteerde met betrekking tot het wijzigen van tht-datums. Er was een werknemer in dienst die dit als vaste taak had en de werkwijze werd genoteerd in de administratie. Ten slotte weegt de rechtbank mee dat niemand van de bestuurders actie heeft ondernomen om dit handelen te stoppen.

5 Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat

1.

[kaashandel 1] BV op meer tijdstippen in de periode van 11 november 2011 tot en met 21 maart 2012 te Veenendaal, telkens tezamen en in vereniging met anderen of een ander, de verpakkingen van gekoelde zuivelproducten, te weten:

- Cambozola Gold en

- Smoothies en

- Philadelphia duo tijm & honing en

- Philadelphia paprika & kruiden en

- Boursin Peper,

zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, heeft vervalst,

immers heeft [kaashandel 1] telkens valselijk en in strijd met de waarheid op deze verpakkingen een andere Tenminste-Houdbaar-Tot-datum vermeld dan door de producent van die producten was aangegeven, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken en door anderen te doen gebruiken, zulks terwijl hij, verdachte, tezamen en in vereniging met anderen aan bovenomschreven verboden gedragingen feitelijk leiding heeft gegeven en daartoe opdracht heeft gegeven;

en

[kaashandel 1] BV op meer tijdstippen in de periode van 1 november 2011 tot en met 21 maart 2012 te Veenendaal, telkens tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van vervalste verpakkingen van gekoelde zuivelproducten, te weten:

- Cambozola Gold en

- Smoothies en

- Philadelphia duo tijm & honing en

- Philadelphia paprika & kruiden en

- Boursin Peper,

zijnde geschriften als ware deze echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat [kaashandel 1] BV genoemde zuivelproducten ten verkoop aanbood en verkocht,

bestaande die vervalsing hierin dat in strijd met de waarheid een andere tenminste-houdbaar-tot-datum was vermeld dan door de producent van de producten was aangegeven

zulks terwijl verdachte, tezamen en in vereniging met anderen, aan deze verboden gedragingen feitelijk leiding heeft gegeven en daartoe opdracht heeft gegeven;

2.

[kaashandel 1] BV op meer tijdstippen in de periode van 11 november 2011 tot en met 21 maart 2012 te Veenendaal, heeft gehandeld in strijd met artikel 5 eerste lid van verordening (EG) 852/2004, immers heeft [kaashandel 1] BV, als exploitant van een levensmiddelenbedrijf geen zorg gedragen voor de invoering en/of de uitvoering en/of de handhaving van één of meer permanente procedures die gebaseerd zijn op de HACCP-beginselen, immers heeft [kaashandel 1] BV de Tenminste-Houdbaar-Tot-datum op zuivelproducten veranderd en deze producten op de markt gebracht, zonder eerst een HACCP-procedure uit te voeren op deze producten, zulks terwijl hij, verdachte, tezamen en in vereniging met anderen, aan bovenomschreven verboden gedragingen feitelijk leiding heeft gegeven en daartoe opdracht heeft gegeven;

3.

[kaashandel 1] BV op meer tijdstippen in de periode van 11 november 2011 tot en met 21 maart 2012 te Veenendaal, Cambozola en Smoothies en Philadelphia en Boursin Peper heeft verhandeld anders dan met inachtneming van de in het Warenwetbesluit etikettering van levensmiddelen gestelde voorschriften met betrekking tot het bezigen van vermeldingen of voorstellingen betreffende de houdbaarheid, immers heeft [kaashandel 1] BV in strijd met artikel 29 van genoemd besluit bij het verhandelen van eet- en drinkwaren en /of bij de aanprijzing daarvan aanduidingen en/of vermeldingen en/of voorstellingen gebezigd die onjuist waren, misleidend waren met betrekking tot de kenmerken van de betrokken eet- of drinkwaar, en met name tot de aard, identiteit, hoedanigheid, samenstelling, hoeveelheid, houdbaarheid, oorsprong of herkomst, wijze van

vervaardiging of verkrijging, zulks terwijl hij, verdachte, tezamen en in vereniging met anderen, aan bovenomschreven verboden gedragingen feitelijk leiding heeft gegeven en daartoe opdracht heeft gegeven;

4.

[kaashandel 1] BV op meer tijdstippen in de periode van 11 november 2011 tot en met 21 maart 2012 te Veenendaal, opzettelijk als exploitant van levensmiddelen dierlijke

bijproducten en/of afgeleide producten, die in het toepassingsgebied van de verordening EG nr 1069/2009 vallen, deed ontstaan, deze producten niet heeft geïdentificeerd en/of er niet voor heeft gezorgd dat deze producten overeenkomstig genoemde verordening werden verwerkt, immers heeft [kaashandel 1] BV kaasproducten die bedorven zijn,

niet (juist) geïdentificeerd en niet verwerkt, immers had [kaashandel 1] BV deze in opslag, zulks terwijl hij, verdachte, tezamen en in vereniging met anderen, aan bovenomschreven verboden gedragingen feitelijk leiding heeft gegeven en daartoe opdracht heeft gegeven;

5.

[kaashandel 1] BV op meer tijdstippen in de periode van 11 november 2011 tot en met 21 maart 2012 te Veenendaal, opzettelijk als aangifteplichtige van categorie 1-materiaal of categorie 2-materiaal als bedoeld in artikel 3.1 van de Regeling dierlijke bijproducten 2011 niet zo spoedig mogelijk en /of uiterlijk op de eerste werkdag, volgend op de dag waarop dat materiaal is ontstaan, aangifte heeft gedaan bij de ondernemer waarvoor op grond van artikel 81f, eerste lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren een werkgebied is vastgesteld en binnen wiens werkgebied het materiaal zich bevond,

immers heeft [kaashandel 1] BV, bedorven kaas en/of kaas

met een verlopen tenminste-houdbaar-tot-datum tussen de goede kazen bewaard en

geen aangifte gedaan, zulks terwijl hij, verdachte, tezamen en in vereniging met anderen, aan bovenomschreven verboden gedragingen feitelijk leiding heeft gegeven en daartoe opdracht heeft gegeven.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

Waar in de ten laste gelegde feiten 12 maart 2012 is genoemd, merkt de rechtbank dit aan als een kennelijke verschrijving en leest dit verbeterd als 21 maart 2012.

6 De strafbaarheid van het feit

In feit 2 en feit 3 is sprake van vijf productgroepen. Per productgroep zijn er meerdere producten voorzien van een nieuwe datum, waardoor er per product meerdere overtredingen zijn begaan. De rechtbank merkt dit per productgroep aan als een voortgezette handeling.

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar als

Feit 1: telkens: medeplegen van valsheid in geschrifte, begaan door een rechtspersoon, terwijl verdachte daaraan tezamen en in vereniging met anderen feitelijk leiding heeft gegeven, meermalen gepleegd;

Feit 2: voortgezette handeling van medeplegen van overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 4 van de Warenwet , begaan door een rechtspersoon, terwijl verdachte daaraan tezamen en in vereniging met anderen feitelijk leiding heeft gegeven, vijf maal gepleegd;

Feit 3: voortgezette handeling van medeplegen van overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 8c van de Warenwet , begaan door een rechtspersoon, terwijl verdachte daaraan tezamen en in vereniging met anderen feitelijk leiding heeft gegeven, vijf maal gepleegd;

Feit 4: overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 81b van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren , opzettelijk begaan door een rechtspersoon, terwijl verdachte daaraan tezamen en in vereniging met anderen feitelijk leiding heeft gegeven;

Feit 5: overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 81g van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren , begaan door een rechtspersoon, terwijl verdachte daaraan tezamen en in vereniging met anderen feitelijk leiding heeft gegeven.

Feit 1 is telkens een misdrijf gelet op artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht.

Feit 4 is een misdrijf, gelet op artikel 2, eerste lid van de Wet op de economische delicten .

Feit 2, feit 3 en feit 5 zijn overtredingen, gelet op artikel 2, vierde lid, van de Wet op de economische delicten .

Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7 De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8. Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.

De eis van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren waarvan 10 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren voor feit 2, een taakstraf van 40 uren waarvan 10 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren voor feit 3 en een taakstraf voor de duur van 160 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van 3 jaren voor feit 1, feit 4 en feit 5.

8.2.

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft vrijspraak bepleit en subsidiair aangevoerd dat een geheel voorwaardelijke straf of toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht passend zou zijn, gelet op de schade die de BV en verdachte reeds hebben geleden door deze zaak.

8.3.

Het oordeel van de rechtbank

De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het frauderen met tht-datums op gekoelde kaasproducten. Hiermee heeft verdachte bewust het risico aanvaard dat hij bedorven producten op de markt zou brengen. Daarnaast heeft verdachte de consument misleid door hem voor te spiegelen dat de datum op het product de datum was van de producent. Het ongeoorloofd wijzigen van de tht-datums is niet alleen een misleiding van de consument, maar kan ook een gezondheidsrisico met zich brengen.

Het vertrouwen dat de consument moet kunnen stellen in de op het product staande tht-datum is daardoor geschaad. Het is aan de consument om de afweging te maken of hij een product nog gebruikt na de door de producent gegarandeerde tht-datum en niet - door het vervalsen van die datum - aan de groothandel. Verdachte heeft enkel oog gehad voor zijn eigen financiële belang.

De rechtbank neemt het verdachte ook kwalijk dat hij en zijn mededaders een kwetsbare medewerker het wijzigen van de datums hebben laten uitvoeren, waarbij deze medewerker gedurende lange tijd full time met ongezonde stoffen als aceton en thinner in een kleine ruimte heeft moeten werken.

De rechtbank heeft gelet op het de verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 23 april 2015 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder in aanraking is gekomen met politie of justitie.

De rechtbank beschouwt iedere directeur als feitelijk leidinggevende en acht de rollen gelijk en inwisselbaar. De rechtbank zal ieder van hen dan ook dezelfde straf opleggen.

Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de schending van de redelijke termijn, die is overschreden met ruim een jaar. Zij zal hierom een strafkorting toepassen van 40 uren op de taakstraf van 160 uren die zij anders aan verdachte had opgelegd.

Alles afwegende acht de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand en een taakstraf voor de duur van 120 uren voor de misdrijven en een geldboete van in totaal € 6.000,-- voor de verschillende overtredingen passend en geboden (telkens € 500,-- voor de overtredingen onder de feiten 2 en 3 en € 1.000,-- voor feit 5)

Met de voorwaardelijke gevangenisstraf beoogt de rechtbank te voorkomen dat verdachte zich in de toekomst opnieuw schuldig maakt aan strafbare feiten.

9 Het beslag

Verbeurdverklaring

Onder verdachte is het volgende in beslag genomen:

Transportbank

Inkjet printkop

Besturingsunit

Etikettenprintweegschaal

Stickertang, gevuld met stickers.

Nu de feiten met behulp van de in beslag genomen voorwerpen zijn begaan, zal de rechtbank deze voorwerpen verbeurd verklaren.

10 Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14 b, 14c, 24c, 36f, 51, 56, 57, 62 van het Wetboek van Strafrecht, artikel 4 en 8c van de Warenwet , artikel 2 van het Warenwetbesluit hygi ëne van levensmiddelen, artikel 29 van het Warenwetbesluit etikettering van levensmiddelen , artikel 81b, 81g en 81h van de Gezondheids- en Welzijnswet voor dieren , artikel 2 en 3 van de Regeling dierlijke bijproducten , de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de Economische Delicten , artikel 4 en 5 van de verordening (EG) 852/2004 en artikel 4 van de verordening (EG) 1069/2009, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen.

11 Beslissing

De rechtbank:

Bewezenverklaring

Verklaart de dagvaarding geldig.

Verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging.

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.

Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.

Het bewezen verklaarde levert op:

Feit 1: telkens: medeplegen van valsheid in geschrifte, begaan door een rechtspersoon, terwijl verdachte daaraan tezamen en in vereniging met anderen feitelijk leiding heeft gegeven, meermalen gepleegd;

Feit 2: voortgezette handeling van medeplegen van overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 4 van de Warenwet , begaan door een rechtspersoon, terwijl verdachte daaraan tezamen en in vereniging met anderen feitelijk leiding heeft gegeven, vijf maal gepleegd;

Feit 3: voortgezette handeling van medeplegen van overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 8c van de Warenwet , begaan door een rechtspersoon, terwijl verdachte daaraan tezamen en in vereniging met anderen feitelijk leiding heeft gegeven, vijf maal gepleegd;

Feit 4: overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 81b van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren , opzettelijk begaan door een rechtspersoon, terwijl verdachte daaraan tezamen en in vereniging met anderen feitelijk leiding heeft gegeven;

Feit 5: overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 81g van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren , begaan door een rechtspersoon, terwijl verdachte daaraan tezamen en in vereniging met anderen feitelijk leiding heeft gegeven.

Verklaart het bewezene strafbaar.

Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.

Strafoplegging

Veroordeelt verdachte ter zake van de onder feit 1 en feit 4 bewezen verklaarde feiten tot een gevangenisstraf van één (1) maand.

Beveelt dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.

Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.

De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.

Veroordeelt verdachte ter zake van de onder feit 1 en feit 4 bewezen verklaarde feiten tot een taakstraf van 120 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 dagen, met bevel dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag.

Veroordeelt verdachte ter zake van het onder feit 2 bewezen verklaarde feit per overtreding tot een geldboete van € 500,-- (zegge: vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 10 dagen, derhalve totaal € 2.500 euro (zegge: tweeduizendvijfhonderd euro).

Veroordeelt verdachte ter zake van het onder feit 3 bewezen verklaarde feit per overtreding tot een geldboete van € 500,-- (zegge: vijfhonderd euro) bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 10 dagen, derhalve totaal € 2.500 euro (zegge: tweeduizendvijfhonderd euro).

Veroordeelt verdachte ter zake van het onder feit 5 bewezen verklaarde feit tot een geldboete van € 1.000,-- (zegge: duizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 20 dagen.

Beslag

Verklaart verbeurd:

Transportbank

Inkjet printkop

Besturingsunit

Etikettenprintweegschaal

Stickertang, gevuld met stickers.

Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Maanen, voorzitter, mrs. A.M. Verhoef en V. van Dam, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Willemsen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 8 juni 2015.

BIJLAGE: De tenlastelegging

Aan [verdachte] wordt ten laste gelegd dat

1.

[kaashandel 1] BV op één of meer tijdstippen in of omstreeks de

periode van 11 november 2011 tot en met 21 maart 2012 te Veenendaal, althans

in Nederland,

(telkens) tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, de verpakking(en) van gekoelde zuivelproducten, te weten:

- Cambozola Gold en/of

- Smoothies en/of

- Philidelphia Duo thijm&honing en/of

- Philidelphia paprika&kruiden en/of

- Boursin Peper,

zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig

feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst,

immers heeft [kaashandel 1] en/of haar mededader(s), (telkens)

valselijk en/of in strijd met de waarheid op deze verpakking(en) een andere

Tenminste-Houdbaar-Tot-datum vermeld dan door de producent van die

producten was aangegeven,

zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken

en/of door anderen te doen gebruiken,

zulks terwijl hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of

anderen, althans alleen aan bovenomschreven verboden gedraging(en) feitelijk

leiding heeft gegeven en/of daartoe opdracht heeft gegeven;

(art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht)

en/of

[kaashandel 1] BV op één of meer tijdstippen in of omstreeks de

periode van 1 november 2011 tot en met 21 maart 2012 te Veenendaal, althans in

Nederland,

(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,

opzettelijk gebruik heeft gemaakt van (een) valse en/of vervalste

verpakking(en) van gekoelde zuivelproducten, te weten:

- Cambozola Gold en/of

- Smoothies en/of

- Philidelphia Duo thijm&honing en/of

- Philidelphia paprika&kruiden en/of

- Boursin Peper,

zijnde geschrift(en) als ware het/deze echt en onvervalst,

bestaande dat gebruikmaken hierin dat [kaashandel 1] BV genoemde

zuivelproducten ten verkoop aanbood en/of verkocht,

bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat in strijd met de waarheid

(een) andere tenminste-houdbaar-tot-datum was vermeld dan door de producent

van de producten was aangegeven

zulks terwijl verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,

althans alleen aan deze verboden gedraging(en) feitelijk leiding heeft gegeven

en/of daartoe opdracht heeft gegeven;

(art 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht)

art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht

2.

[kaashandel 1] BV op één of meer tijdstippen in of omstreeks de

periode van 11 november 2011 tot en met 12 maart 2012 te Veenendaal, althans

in Nederland,

heeft gehandeld in strijd met artikel 5 eerste lid van verordening (EG)

852/2004,

immers heeft [kaashandel 1] BV, als exploitant van een

levensmiddelenbedrijf geen zorg gedragen voor de invoering en/of de

uitvoering en/of de handhaving van één of meer permanente procedures die

gebaseerd zijn op de HACCP-beginselen,

immers heeft [kaashandel 1] BV de Tenminste-Houdbaar-Tot-datum op

zuivelproducten veranderd en deze producten op de markt gebracht, zonder eerst

een HACCP-procedure uit te voeren op deze producten,

zulks terwijl hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of

anderen, althans alleen aan bovenomschreven verboden gedraging(en) feitelijk

leiding heeft gegeven en/of daartoe opdracht heeft gegeven;

(strafbaarstelling: artikel 1 onder 4 Wet op de economische delicten juncto

artikel 4 Warenwet juncto artikel 2 lid 1 Warenwetbesluit hygi ëne van

levensmiddelen juncto artikel 5 EG-verordening 852 /2004 )

art 2 lid 1 Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen

3.

[kaashandel 1] BV op één of meer tijdstippen in of omstreeks de

periode van 11 november 2011 tot en met 12 maart 2012 te Veenendaal, althans

in Nederland,

Cambozola en/of Smoothies en/of Philidelphia en/of Boursin Peper, althans

zuivelproducten, althans waren heeft verhandeld anders dan met inachtneming

van de in het Warenwetbesluit etikettering van levensmiddelen gestelde

voorschriften met betrekking tot het bezigen van vermeldingen of

voorstellingen betreffende de houdbaarheid,

immers heeft [kaashandel 1] BV in strijd met artikel 29 van genoemd

besluit bij het verhandelen van eet- en drinkwaren en/of bij de aanprijzing

daarvan aanduidingen en/of vermeldingen en/of voorstellingen gebezigd die

onjuist of onvolledig waren en/of een

onjuiste indruk wekten, misleidend waren met betrekking tot de kenmerken van

de betrokken eet- of drinkwaar, en met name tot de aard, identiteit, hoedanighe

samenstelling, hoeveelheid, houdbaarheid, oorsprong of herkomst, wijze van

vervaardiging of verkrijging,

zulks terwijl hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of

anderen, althans alleen aan bovenomschreven verboden gedraging(en) feitelijk

leiding heeft gegeven en/of daartoe opdracht heeft gegeven;

(strafbaarstelling: artikel 1 onder 4 Wet op de economische delicten juncto

artikel 8 onder c van de Warenwet juncto artikel 2 en 29 Warenwetbesluit

etikettering van levensmiddelen)

art 29 lid 1 Warenwetbesluit Etikettering van levensmiddelen

4.

[kaashandel 1] BV op één of meer tijdstippen in of omstreeks de

periode van 11 november 2011 tot en met 12 maart 2012 te Veenendaal, althans

in Nederland,

al dan niet opzettelijk, als exploitant [van levensmiddelen] dierlijke

bijproducten en/of afgeleide producten, die in het toepassingsgebied van de

verordening EG nr 1069/2009 vallen, deed ontstaan, deze producten niet heeft

geïdentificeerd en/of er niet voor heeft gezorgd dat deze producten

overeenkomstig genoemde verordening werden verwerkt,

immers heeft [kaashandel 1] BV kaas(producten) die bedorven zijn,

althans categorie 2-materiaal, niet (juist) geïdentificeerd en/of niet

verwerkt, immers had [kaashandel 1] BV deze in opslag,

zulks terwijl hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of

anderen, althans alleen aan bovenomschreven verboden gedraging(en) feitelijk

leiding heeft gegeven en/of daartoe opdracht heeft gegeven;

[artikel 1a onder 1 Wet op de economische delicten juncto artikel 81 g

Gezondheids- en welzijnswet voor dieren juncto artikel 2.3 Regeling Dierlijke

bijproducten 2011 juncto artikel 4 EG-verordening 1069 /2009)

art 2.3 Regeling dierlijke bijproducten 2011

art 4 lid 2 Verordening (EG) 1774/2002

5.

[kaashandel 1] BV op één of meer tijdstippen in of omstreeks de

periode van 11 november 2011 tot en met 12 maart 2012 te Veenendaal, althans

in Nederland,

al dan niet opzettelijk, als aangifteplichtige van categorie 1-materiaal of

categorie 2-materiaal als bedoeld in artikel 3.1 van de Regeling dierlijke

bijproducten 2011 niet zo spoedig mogelijk en/of uiterlijk op de eerste

werkdag, volgend op de dag waarop dat materiaal is ontstaan, aangifte heeft

gedaan bij de ondernemer waarvoor op grond van artikel 81f, eerste lid, van

de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren een werkgebied is vastgesteld en

binnen wiens werkgebied het materiaal zich bevond,

immers heeft [kaashandel 1] BV, verdachte, bedorven kaas en/of kaas

met een verlopen tenminste-houdbaar-tot-datum tussen de goede kazen bewaard en

geen aangifte gedaan,

zulks terwijl hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of

anderen, althans alleen, aan bovenomschreven verboden gedraging(en) feitelijk

leiding heeft gegeven en/of daartoe opdracht heeft gegeven;

[artikel 81g Gezondheids- en welzijnswet voor dieren juncto artikel 3. 2

Regeling Dierlijke bijproducten 2011]

art 3.2 lid 1 Regeling dierlijke bijproducten 2011

art 3.2 lid 2 Regeling dierlijke bijproducten 2011

Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier (LUSITANO, ordner 1 tot en met 6) bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.

Voor zover het gaat om geschriften als bedoeld in artikel 344.1.5° Wetboek van Strafvordering, worden deze alleen gebruikt in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen.

DOC-637, pagina 20.

V05-01, pagina 704 en 705.

V06-01, pagina 738 en 739.

De verklaring van [C], afgelegd bij de rechter-commissaris d.d. 23 maart 2015.

DOC-419, pagina 1204.

DOC-471, pagina 1235.

DOC-470, pagina 1205.

AMB-31, pagina 1206 en 1207.

AMB-22, pagina 1220 tot en met 1223 en zaaksdossier 1, pagina 1192.

AMB-18, pagina 1225 tot en met 1228 en DOC-474, pagina 1229.

V07-01, pagina 806 en 807.

De verklaring van [verdachte], afgelegd ter terechtzitting van 18 mei 2015.

DOC-439, pagina 1276.

DOC-429, pagina 1278.

AMB-18, pagina 1225 tot en met 1228 en zaaksdossier 2, pagina 1254.

V06-02, pagina 760.

DOC-417, pagina 1333.

DOC-484, pagina 1344.

V06-02, pagina 761.

V12-01 en DOC-486, pagina 1346.

DOC-420, pagina 1331.

AMB-31, pagina 1206 en 1207.

DOC-546 en DOC-547, pagina 1375 en 1376.

V05-02, pagina 706.

V06-02, pagina 761 en 762.

V07-01.

DOC-425, pagina 1413.

DOC-426, pagina 1414.

DOC-437, pagina 1415.

DOC-449, pagina 1416.

AMB-18, pagina 1417 tot en met 1420 en zaaksdossier 4, pagina 1392.

DOC-469, pagina 1450.

V06-01, pagina 740.

V06-02, pagina 762.

V11-01, pagina 974 en 975.

AMB-39, pagina 1517 en 1518 en DOC-334, pagina 1514.

G10-01, pagina 1182 en 1183.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature