U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Heeft verkoper onrechtmatig gehandeld door vervuilde grond te verkopen én door noch de vaststellingsovereenkomst die met andere bewoners is gesloten noch de Garantieregeling van toepassing te laten zijn?

Uitspraak



vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civielrecht

handelskamer

locatie Utrecht

zaaknummer / rolnummer: C/16/349058 / HA ZA 13-555

Vonnis van 12 maart 2014

in de zaak van

1 [eiser sub 1],

2. [eiseres sub 2],

beiden wonende te [woonplaats],

eisers,

advocaat mr. R.V.H. Jonker,

tegen

de publiekrechtelijke rechtspersoon

GEMEENTE BUSSUM,

zetelend te Bussum,

gedaagde,

advocaat mr. A. ten Veen.

Partijen zullen hierna [eisers] (in enkelvoud) en Gemeente Bussum genoemd worden.

1 De procedure

Bij tussenvonnis van 18 september 2013 is een comparitie van partijen gelast.

[eisers] heeft voorafgaande aan de comparitie nog stukken in het geding gebracht.

De comparitie heeft plaatsgevonden op 13 januari 2014. Hiervan is proces-verbaal opgemaakt. Hierna is vonnis bepaald.

Bij brief d.d. 31 januari 2014 heeft Gemeente Bussum nog gereageerd op het proces-verbaal.

2 De feiten

2.1.

[eisers] is eigenaar van de woning aan de [adres], gelegen op de zogenaamde ‘[projectnaam]’. [eisers] heeft het pand op 15 augustus 1991 geleverd gekregen van de eerste eigenaar, genaamd [A].

2.2.

[A] had het pand in aanbouw met de grond – net als andere omwonenden van de ‘[projectnaam]’ –gekocht van Gemeente Bussum op basis van een koop-/aannemingsovereenkomst.

2.3.

Op enig moment is gebleken dat de grond waarop het huis van [eisers] staat en dat van overige [projectnaam]-bewoners, vervuild was. Gemeente Bussum heeft hiernaar onderzoek laten verrichten.

2.4.

Een aantal bewoners (4 eerste eigenaren en 1 tweede eigenaar, genaamd [B]) heeft een procedure aangespannen tegen Gemeente Bussum. Bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 7 mei 2008 heeft de rechtbank geoordeeld dat Gemeente Bussum op grond van onrechtmatig handelen aansprakelijk is voor alle door eisers geleden en nog te lijden (gevolg)schade ten gevolge van de geleverde vervuilde grond.

2.5.

Hierop heeft Gemeente Bussum op 11 juni 2009 een vaststellingsovereenkomst gesloten met de bewoners die de procedure hadden aangespannen.

2.6.

De raad van de Gemeente Bussum heeft op 10 september 2009 onder meer besloten in te stemmen met de vaststellingsovereenkomst en met een regeling op grond waarvan ook andere eerste eigenaren in aanmerking kwamen voor schadevergoeding, de Garantieregeling bij aan-/verkoop woningen vóór sanering in het project [projectnaam], eerste fase (hierna: de Garantieregeling). Hiertoe heeft de raad overwogen dat:

‘- er met dit voorstel (…) een finaal einde zal zijn gekomen aan de civiele procedure van vijf eerste [projectnaam]-eigenaren-bewoners tegen de Gemeente Bussum;

- er voor alle overige betrokken eerste bewoners wegens verjaring geen mogelijkheid meer bestaat eenzelfde civiele procedure te starten;

- de Gemeente Bussum desalniettemin vindt dat er voor alle betrokken eerste [projectnaam]-eigenaren-bewoners zicht moet zijn op de mogelijkheid van een finale afronding van deze kwestie;

- het daarvoor van belang is dat ook deze bewoners in vrijheid de keuze hebben om zich indien gewenst of indien noodzakelijk elders te huisvesten, zonder daarvoor onevenredig financieel tekort te worden gedaan;

- het van belang is dat de finale afronding voor alle overige eerste [projectnaam]-eigenaren-bewoners duidelijk in één besluit wordt vastgelegd (…)’

3 Het geschil

3.1.

[eisers] vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad– samengevat –:

een verklaring voor recht dat Gemeente Bussum jegens [eisers] onrechtmatig heeft gehandeld overeenkomstig het vonnis van 7 mei 2008 van de rechtbank Amsterdam;

primair: een verklaring voor recht dat [eisers] in aanmerking komt voor de schadeloosstelling als neergelegd in de vaststellingsovereenkomst van 11 juni 2009;

subsidiair: de veroordeling van Gemeente Bussum tot betaling van de door [eisers] geleden schade nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;

meer subsidiair: een verklaring voor recht dat [eisers] in aanmerking komt cq. gelijk gesteld dient te worden met de overige eerste eigenaren en de veroordeling van Gemeente Bussum tot vergoeding van de schade conform de regeling ten behoeve van de eerste eigenaren;

de veroordeling van Gemeente Bussum in de kosten van de procedure, waaronder begrepen de kosten van juridische bijstand van [eisers], nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;

de veroordeling van Gemeente Bussum in de kosten van het geding.

3.2.

Gemeente Bussum voert verweer.

3.3.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling

4.1.

[eisers] heeft gesteld dat Gemeente Bussum onrechtmatig heeft gehandeld door vervuilde grond te verkopen en door noch de regeling uit de vaststellingsovereenkomst noch de regeling van de Garantieregeling op [eisers] van toepassing te laten zijn. Op die grond vordert hij thans schadevergoeding.

Gemeente Bussum heeft als meest verstrekkende verweer betoog dat de vordering is verjaard.

Onrechtmatige daad door verkoop vervuilde grond

4.2.

De rechtbank Amsterdam heeft bij vonnis van 7 mei 2008 geoordeeld dat Gemeente Bussum onrechtmatig heeft gehandeld door vervuilde grond te leveren en het nalaten om nader onderzoek te doen en om de kopers te waarschuwen voor de mogelijke verontreiniging. [eisers] meent dat Gemeente Bussum op dezelfde wijze ook onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld.

4.3.

Gelijk de rechtbank Amsterdam bij voornoemd vonnis heeft overwogen, is bij de beantwoording van de vraag of een vordering gebaseerd op dat onrechtmatig handelen is verjaard essentieel wanneer de vordering opeisbaar is geworden.

De rechtbank overweegt dat [eisers] heeft gesteld eind 1991 bekend te zijn geworden met de bodemverontreiniging onder zijn woning. Er aldus op basis van de eigen stellingen van [eisers] van uitgaande dat de vordering eind 1991 opeisbaar is geworden, is de vordering naar toenmalig recht na verloop van zes jaren verjaard. [eisers] heeft niet – zoals andere bewoners – een rechtszaak aangespannen en heeft erkend nimmer een stuitingsbrief te hebben verstuurd. Het feit dat [eisers] betrokken is geweest bij de gesprekken die gedurende de jaren met Gemeente Bussum over de ontstane situatie hebben plaatsgevonden, maakt niet dat de verjaring gestuit is. Stuiting (buiten rechte) kan immers alleen schriftelijk geschieden. Derhalve is de vordering van [eisers] eind 1997 verjaard.

4.4.

De langere verjaringstermijn van 30 jaren kan [eisers] niet baten. Die verjaringstermijn vangt immers aan op de dag na de gebeurtenis waardoor de schade is veroorzaakt en niet ter discussie staat dat de bodemverontreiniging voor 1917 heeft plaatsgevonden, zodat die verjaringstermijn in 1947 is voltooid.

4.5.

De rechtbank vermag niet in te zien dat een beroep op de verjaringstermijn door Gemeente Bussum onaanvaardbaar is naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid. De rechtszekerheid maakt dat slechts in uitzonderlijke gevallen een dergelijk beroep kan slagen. Uitzonderlijke feiten of omstandigheden zijn niet gebleken. Het enkele feit dat Gemeente Bussum immer heeft aangegeven met alle bewoners tot een gelijke regeling te willen komen, is daarvoor onvoldoende.

4.6.

Het voorgaande betekent dat de vordering tot het geven van een verklaring voor recht dat Gemeente Bussum jegens [eisers] onrechtmatig heeft gehandeld overeenkomstig het vonnis van 7 mei 2008 van de rechtbank Amsterdam zal worden afgewezen. De (subsidiaire) vordering om Gemeente Bussum te veroordelen tot betaling van de door [eisers] geleden schade nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, treft hetzelfde lot.

Onrechtmatig handelen met betrekking tot de vaststellingsovereenkomst

4.7.

[eisers] heeft betoogd dat de vaststellingsovereenkomst ook op hem van toepassing zou moeten zijn, omdat hij in dezelfde positie verkeert als [B] en dat Gemeente Bussum jegens hem onrechtmatig handelt door hem niet onder de werking van die vaststellingsovereenkomst te brengen.

4.8.

Nu die vaststellingsovereenkomst op 11 juni 2009 is gesloten en voor voltooiing van de verjaringstermijn van vijf jaren de onderhavige rechtszaak is aangespannen, is geen sprake van verjaring. Aldus kan worden toegekomen aan een inhoudelijke beoordeling van dit onderdeel.

4.9.

Vast staat dat [eisers] geen partij was bij de rechterlijke procedure die heeft geleid tot het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 7 mei 2008 en dat hij evenmin partij was bij de vaststellingsovereenkomst die ter voorkoming van een schadestaatprocedure tussen de procespartijen is gesloten. Elke grondslag op basis waarvan derden, zoals [eisers], daaraan aanspraken zou kunnen ontlenen, ontbreekt. Van strijd met het gelijkheidsbeginsel is geen sprake nu de vaststellingsovereenkomst enkel is gesloten tussen procespartijen en geen bredere werking heeft. Het is niet onrechtmatig om bij het beslechten van een geschil de (minnelijke) overeenkomst te beperken tot de partijen die dat geschil aanhangig hebben gemaakt.

4.10.

Dit betekent dat de rechtbank ook de primaire vordering, inhoudende een verklaring voor recht dat [eisers] in aanmerking komt voor de schadeloosstelling als neergelegd in de vaststellingsovereenkomst van 11 juni 2009, zal afwijzen.

Onrechtmatig handelen met betrekking tot de Garantieregeling

4.11.

[eisers] heeft betoogd dat de Garantieregeling ook op hem van toepassing zou moeten zijn, omdat hij in dezelfde positie verkeert als [B] en Gemeente Bussum altijd heeft aangegeven met alle bewoners één regeling te willen treffen. Gemeente Bussum handelt volgens [eisers] jegens hem onrechtmatig door hem niet onder de werking van de Garantieregeling te brengen.

4.12.

Nu de Garantieregeling, net als de vaststellingsovereenkomst, in 2009 is gesloten en voor voltooiing van de verjaringstermijn van vijf jaren de onderhavige rechtszaak is aangespannen, is geen sprake van verjaring. Aldus kan worden toegekomen aan een inhoudelijke beoordeling van dit onderdeel.

4.13.

De rechtbank overweegt dat Gemeente Bussum meermalen (onder meer op de informatiebijeenkomst op 17 juni 1996) heeft aangegeven met alle bewoners een gelijkluidende overeenkomst te willen sluiten. De rechtbank begrijpt de Garantieregeling aldus dat Gemeente Bussum aan die wens invulling heeft gegeven door – naast met de procespartijen in de procedure voor de rechtbank Amsterdam – voor alle (eerste) eigenaars-bewoners een regeling te treffen ondanks dat hun vorderingen officieel verjaard waren. Daarmee heeft Gemeente Bussum (ook) die bewoners niet het slachtoffer willen laten worden van juridische formaliteiten, maar invulling gegeven aan de (gevoelde) verplichting om haar eigen onrechtmatig handelen te compenseren. Daarbij is – gelet op de wens (onverplicht) één gelijkluidende regeling te treffen met alle (overige) (eerste) eigenaars-bewoners – klaarblijkelijk uitgegaan van het gelijkheidsbeginsel. Aan dat beginsel heeft Gemeente Bussum als overheidsorgaan (ook) te voldoen. Wat opvalt is dat de raad bij de overwegingen in de Garantieregeling spreekt over vijf eerste eigenaars-bewoners met wie de vaststellingsovereenkomst is gesloten, terwijl daarbij ook een tweede eigenaar-bewoner bij zat, namelijk [B]. De rechtbank is dan ook van oordeel dat wanneer de situatie van [eisers] gelijk zou zijn aan die van [B], [eisers] op basis van het gelijkheidsbeginsel ook onder de reikwijdte van de Garantieregeling zou moeten vallen. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat Gemeente Bussum altijd op de hoogte is geweest van de situatie van [eisers], omdat hij na verwerving van het eigendom telkens bij de besprekingen met Gemeente Bussum betrokken is geweest.

4.14.

Gemeente Bussum heeft betoogd dat De situatie van [eisers] anders is, omdat hij – anders dan [B] die het perceel op 19 november 1990 heeft verkregen – toen hij het perceel verwierf op de hoogte had kunnen en moeten zijn van de bodemverontreiniging.

Gemeente Bussum wijst daarbij op een brief die op 14 januari 1991 naar alle huizen is gestuurd en op het feit dat de makelaar het wist en diverse media reeds over de bodemverontreiniging hadden bericht.

[eisers] heeft gesteld dat hij voordat hij de eigendom overgedragen kreeg nimmer op de hoogte is gesteld van mogelijke bodemverontreiniging, ook niet door de verkoper tevens eerste eigenaar-bewoner [A]. Laatstgenoemde heeft in een e-mail aangegeven niet op de hoogte te zijn geweest van de brief van 14 januari 1991.

4.15.

De rechtbank overweegt dat Gemeente Bussum in het geheel niet heeft onderbouwd dat ten tijde van de verwerving van het perceel door [eisers] de makelaar op de hoogte was van de mogelijke vervuiling en dat er al berichten in de media waren verschenen waaruit dat had kunnen of moeten worden afgeleid. Zo zijn bijvoorbeeld geen krantenberichten overgelegd.

Nog daargelaten of toenmalige eigenaar [A] of [eisers] uit de brief van 14 januari 1991 hadden moeten opmaken dat ook hun grond – buiten het op de bij de brief gevoegde kaart gearceerde gebied gelegen – mogelijk was vervuild, heeft Gemeente Bussum op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt dat die brief [A] heeft bereikt. Er is geen naam of adres op de overgelegde brief – die niet aangetekend is verstuurd – ingevuld. Op de brief is niet meer vermeld dan ‘aan de bewoner(s) van dit perceel’. De rechtbank is van oordeel dat – mede in aanmerking genomen de e-mail van [A] – Gemeente Bussum onvoldoende heeft onderbouwd dat de brief [A] heeft bereikt en dat zij zodoende de (mogelijke) bodemverontreiniging in de tussen [A] en [eisers] gesloten koopovereenkomst hebben verdisconteerd of hadden moeten verdisconteren.

4.16.

Gelet op het voorgaande gaat de rechtbank ervan uit dat [eisers] noch [A] ten tijde van de eigendomsoverdracht op de hoogte waren van de (mogelijke) bodemverontreiniging. Derhalve verkeerde [eisers] in dezelfde situatie als [B].

4.17.

Op basis van hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat Gemeente Bussum [eisers] in strijd met het gelijkheidsbeginsel niet onder de reikwijdte van de Garantieregeling heeft laten vallen, althans dat daarvoor geen redelijke en objectieve rechtvaardiging bestaat. Dit des te meer nu Gemeente Bussum ter comparitie heeft aangegeven dat zij jegens [A] – wanneer die door [eisers] zou worden aangesproken ter vergoeding van de schade wegens bodemverontreiniging, veronderstellende dat [A] wel door de brief van 14 januari 1991 daarvan op de hoogte was en [eisers] daarover niet heeft geïnformeerd – zich waarschijnlijk zou beroepen op verjaring als [A] als eerste eigenaar-bewoner nog een beroep zou doen op de Garantieregeling. Dit betekent dat de Gemeente in dat geval de verplichting tot schadevergoeding ten gevolge van haar onrechtmatig handelen ontloopt en toch niet alle eerste eigenaars-bewoners gelijk behandelt door zich jegens [A] wel op verjaring te beroepen. Gemeente Bussum heeft het gelijkheidsbeginsel – zijnde een van de beginselen van behoorlijk bestuur – te eerbiedigen en dus ook met betrekking tot de Garantieregeling, juist nu die regeling het resultaat is van politiek-bestuurlijke besluitvorming en ook wanneer het gaat om een regeling die onverplicht is opgesteld. Door dat beginsel te schenden heeft Gemeente Bussum toerekenbaar onrechtmatig gehandeld. Derhalve dient zij de schade van [eisers] te vergoeden. Dat betekent dat Gemeente Bussum aan [eisers] eenzelfde schadevergoeding dient te betalen als aan de eigenaren die onder de Garantieregeling vallen als ware die ook op [eisers] van toepassing. Dat [eisers] schade heeft geleden, is evident nu er – op grond van het vorenoverwogene – van uit wordt gegaan dat [eisers] pas na de aankoop geconfronteerd is met het gegeven dat sprake is van bodemverontreiniging. De meer subsidiaire vordering van [eisers] zal dan ook worden toegewezen.

4.18.

[eisers] heeft alleen ten aanzien van de kosten van de procedure verzocht om verwijzing naar een schadestaatprocedure. De rechtbank vermag de reden hiervoor niet in te zien. Los van het feit dat [eisers] ook nog afzonderlijk om een kostenveroordeling vraagt, heeft [eisers] niet onderbouwd waarom zij kennelijk een veroordeling in de werkelijk gemaakte kosten voor juridische bijstand vraagt in plaats van de gebruikelijke forfaitaire tarieven. Hiervoor is uitsluitend plaats in het geval van misbruik van recht en daarvoor zijn feiten noch omstandigheden gesteld of gebleken. Daarnaast is onduidelijk waarom die kosten niet reeds in deze procedure konden worden begroot. Dit onderdeel van de vordering zal dan ook worden afgewezen.

4.19.

Gemeente Bussum zal als grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure aan de zijde van [eisers].

De kosten aan de zijde van [eisers] worden begroot op:

- dagvaarding € 103,82

- griffierecht € 274,00

- salaris gemachtigde € 904,00 (2 punten x tarief € 452,00)

Totaal € 1.281,82

5 De beslissing

De rechtbank

5.1.

verklaart voor recht dat [eisers] gelijk gesteld dient te worden met diegenen die aanspraak kunnen maken op de Garantieregeling en veroordeelt Gemeente Bussum de schade van [eisers] conform die regeling te vergoeden;

5.2.

veroordeelt Gemeente Bussum tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eisers], tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 1.281,82, waarin begrepen € 904,00 aan salaris gemachtigde;

5.3.

verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;

5.4.

wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. K.G.F. van der Kraats en in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2014.

type: k/4081

coll:


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature