Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Overeenkomst met betrekking tot het verstrekken van een persoonlijke lening en een kredietverzekering. Gedaagde is in gebreke gebleven met aflossing.

Uitspraak



RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht

kantonrechter

locatie Utrecht

zaaknummer: 2981109 UC EXPL 14-5981 DJ/1067

Verstekvonnis van 10 september 2014

inzake

de rechtspersoon naar buitenlands recht

Hoist Kredit AB,

gevestigd te Stockholm, Zweden, tevens kantoorhoudende te Den Bosch,

verder te noemen Hoist Kredit,

eisende partij,

gemachtigde: mr. R. Besters, werkzaam bij Schuman Gerechtsdeurwaarders te Bunnik,

tegen:

[gedaagde],

wonende te [woonplaats],

verder te noemen [gedaagde],

gedaagde partij,

niet verschenen.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

het tussenvonnis van 4 juni 2014

de akte van Hoist Kredit

de comparitie van 12 augustus 2014 waarvan aantekening is gehouden.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1.

Op 27 maart 2012 is tussen Santander Consumer Finance Benelux B.V. (hierna Santander) en [gedaagde] een schriftelijke overeenkomst tot stand gekomen met betrekking tot het verstrekken van een persoonlijke lening aan [gedaagde] van € 3.220,-. Op grond van deze kredietovereenkomst had [gedaagde] recht op uitgestelde betaling, inhoudende dat pas na 12 maanden diende te worden aangevangen met de afbetaling. Als tegenprestatie voor deze uitgestelde betaling diende [gedaagde] bij aanvang van de overeenkomst eenmalig een bedrag van € 79,95 te voldoen.

2.2.

Daarnaast is tussen [gedaagde] en Santander een overeenkomst tot stand gekomen met betrekking tot een kredietverzekering, waarvoor Santander een bedrag van € 1.885,68 in rekening heeft gebracht, te betalen in een periode van 72 maanden van € 26,19 per maand.

2.3.

Op de overeenkomst zijn de Algemene Voorwaarden van Santander (versie SANT-AV-0212-01) van toepassing. Deze algemene voorwaarden bevatten -voor zover van belang- de volgende bepalingen.

“(…)

3.6

Afwikkeling van de krediettransactie

(…)

f. Bij wanbetaling wordt Kredietnemer – nadat Kredietnemer binnen 14 kalenderkagen na dagtekening van een schriftelijke ingebrekestelling de achterstand niet heeft ingelost – voor iedere dag dat Kredietnemer in gebreke is, een vertragingsvergoeding aangerekend. De vertragingsvergoeding wordt per dag berekend op basis van de voor de kredietovereenkomst geldende debetrentevoet en is nooit hoger dan de voor de Kredietnemer geldende debetrentevoet. De vergoeding word altijd aan het eind van elke maand waarop zij betrekking heeft bij Kredietnemer in rekening gebracht.

3.9.

Vervroegde opeisbaarheid

Het door Kredietnemer verschuldigde (uitstaande saldo inclusief, indien toepasselijk, het bekende saldo in verband met overeengekomen Uitgestelde Betalingen(en)) is vervroegd opeisbaar indien:

Kredietnemer gedurende ten minste twee (2) maanden achterstallig is in de betaling van een vervallen termijnbedrag en – na daartoe in gebreke te zijn gesteld - nalatig blijft in de nakoming van de betalingsverplichtingen;

(…)

Indien Kredietnemer na ingebrekestelling tekortschiet in de nakoming van enige verplichting jegens Santander, is Santander bevoegd al haar (overige) vorderingen op Kredietnemer door opzegging onmiddellijk (vervroegd) opeisbaar te maken. Op het moment dat de kredietnemer tekort schiet in de nakoming van zijn eenmalige Kredietvergoeding wordt de uitgesteld betalen periode opgeheven en is Santander gerechtigd rente te berekenen over alle van toepassing zijn uitstaande kredietbedragen vanaf de aankoopdatum. (…)

3.11

Beëindiging van de kredietovereenkomst

(…)

b. De kredietovereenkomst eindigt van rechtswege en zonder dat opzegging is vereist, zodra Santander het uitstaande saldo vervroegd opeist op een van de gronden als beschreven in artikel 3. 9 (…).”

2.4.

Het in totaal aan Santander te betalen bedrag was € 94,16 per maand (€ 67,97 + € 26,19), te voldoen vanaf 1 maart 2013. [gedaagde] is met deze verplichting gedurende een periode van meer dan twee maanden in gebreke gebleven. Santander heeft [gedaagde] in gebreke gesteld, hetgeen niet tot betaling heeft geleid, waarna Santander het gehele saldo ineens heeft opgeëist.

2.5.

Santander heeft haar vordering op [gedaagde] vervolgens gecedeerd aan Hoist Kredit waarvan mededeling is gedaan aan [gedaagde].

3 De vordering

3.1.

Hoist Kredit vordert dat de kantonrechter [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad zal veroordelen tot betaling van een bedrag van € 3.868,93, vermeerderd met de overeengekomen rente van 1,25% per maand over € 3.580,53 vanaf 9 april 2014 tot de voldoening, alsmede dat de kantonrechter [gedaagde] zal veroordelen in de proceskosten vermeerderd met de wettelijke rente.

3.2.

Hoist Kredit legt aan haar vordering - kort weergegeven - het volgende ten grondslag.

[gedaagde] heeft slechts één maandtermijn betaald. Santander heeft vordering op 1 juli 2013 opgeëist.

De vordering bestaat uit het kredietsaldo waarop de niet verdiende kredietvergoeding in mindering is gebracht, waarna een bedrag van € 3.378,18 resteert. Dit bedrag is vermeerderd met een bedrag van € 202,34 aan verzekeringspremie waardoor de totale hoofdsom € 3.580,53 bedraagt. Vanaf het moment van opeising is [gedaagde] over dit bedrag contractuele vertragingsvergoeding verschuldigd. Tot 9 april 2014 is die berekend op € 288,40.

Uit de uitspraken van het Hof Den Bosch van 18 september 1995 en 4 december 1995 (LJN: AB8970) blijkt dat vertragingsvergoeding over het gehele saldo kan worden overeengekomen.

[gedaagde] heeft ervoor gekozen om naast een kredietovereenkomst een aanvullende verzekering af te sluiten. Het betreft hier een afzonderlijk product. [gedaagde] had de vrije keuze om van deze afzonderlijke dienst gebruik te maken, zoals blijkt uit de schriftelijke overeenkomst waarop zij de optie “Ja, ik wil gebruik maken van het Comfort Servicepakket” heeft aangekruist. De kosten van het Comfort Servicepakket maken dan ook geen deel uit van de kosten als bedoeld in artikel 34, onder a., WCK. Het Hof Den Bosch heeft dit weliswaar in het arrest van 2 juli 2013 (ECLI:NL:GHSE: 2013:2752) beoordeeld maar is daar in het arrest van 24 juni 2014 (ECLR:NL;GHSE:2014:1899) op teruggekomen.

3.3.

[gedaagde] heeft geen verweer gevoerd. Tegen haar is verstek verleend.

4 De beoordeling

4.1.

Nu Hoist Kredit een rechtspersoon naar vreemd recht is en haar vordering uit dien hoofde een internationaal karakter draagt, dient allereerst de vraag te worden beantwoord of de Nederlandse rechter bevoegd is van de vordering kennis te nemen. De kantonrechter beantwoordt die vraag bevestigend en wel op grond van artikel 2 van de in deze toepasselijke Verordening (EG) nr. 44/2001 “Brussel I”, nu gedaagde partij woonachtig is in Nederland. Ten aanzien van het op de onderhavige vordering toepasselijke recht overweegt de kantonrechter, dat uit de onweersproken stellingen van eisende partij volgt dat op de vordering het Nederlands recht van toepassing is.

4.2.

Op tussen partijen gesloten overeenkomst is de Wet op het Consumentenkrediet (WCK), zoals deze tot 25 mei 2011 gold, van toepassing, aangezien het een consumentenkrediet betreft dat voor 25 mei 2011 tot stand is gekomen.

4.3.

In artikel 1, aanhef en onder j. van de WCK is het begrip ‘kredietvergoeding’ gedefinieerd als ‘alle beloningen en vergoedingen in welke vorm ook die de kredietgever (…) ter zake van een krediettransactie bedingt, in rekening brengt of aanvaardt’.

In artikel 34 WCK is bepaald dat het de kredietleverancier verboden is enige andere vorm van kredietvergoeding te bedingen, in rekening te brengen of te aanvaarden dan:

een vergoeding die verschuldigd is bij afwikkeling overeenkomstig de betalingsregeling van de transactie (ook wel genoemd de kredietvergoeding in enge zin)

een vergoeding die verschuldigd wordt ingeval de kredietnemer, na ingebrekestelling, nalatig blijft in zijn verplichting tot betaling ingevolge de transactie (ook wel de vertragingsvergoeding genoemd)

een vergoeding die verschuldigd wordt indien de kredietgever vervroegd aflost (ook wel boeterente genoemd).

4.4.

Artikel 35 WCK bepaalt dat de ten hoogste toegelaten kredietvergoeding bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld waarbij tevens regels worden gegeven betreffende de tijdstippen waarop de kredietvergoeding in rekening wordt gebracht. Deze bepaling is uitgewerkt in het Besluit Kredietvergoeding. Artikel 4 van het Besluit Kredietvergoeding bepaalt dat voor de berekening van de ten hoogste toegelaten kredietvergoeding bij regelmatige afwikkeling de wettelijke rente verhoogd met 12 procentpunten als het ten hoogste toegelaten effectieve kredietvergoedingspercentage op jaarbasis geldt. Artikel 11van het Besluit Kredietvergoeding bevat een soortgelijke bepaling ten aanzien van de vertragingsvergoeding.

4.5.

De regels omtrent consumentenkredietovereenkomsten moeten, voor zover deze zien op de bescherming van de consument, ambtshalve worden toegepast.

4.6.

Vaststaat dat [gedaagde] een persoonlijke lening bij Santander heeft afgesloten waarvan zij meer dan twee maandtermijnen onbetaald heeft gelaten hetgeen ertoe heeft geleid dat Santander het uitstaande saldo heeft opgeëist. Het uitstaande saldo betreft de som van de nog niet vervallen termijnbedragen minus de daarin begrepen niet verdiende kredietvergoeding, eventueel vermeerderd met het bedrag van vervallen maar nog niet betaalde termijnbedragen alsmede met vervallen en nog niet betaalde vertragingsvergoeding. Hoist Kredit heeft dit als volgt berekend. Er is een bedrag van € 3.220,- aan krediet verstrekt met een kredietvergoeding van € 1.673,84. In totaal diende [gedaagde] een bedrag van € 4.893,84 te voldoen. Daarop strekt in mindering de niet verdiende kredietvergoeding van € 1.515,65 waarna een bedrag van € 3.378,18 resteert, hetgeen thans wordt gevorderd. De vordering komt ten aanzien van dit bedrag niet onrechtmatig of ongegrond voor en is dan ook toewijsbaar, evenals de daarover berekende vertragingsrente die [gedaagde] op grond van het bepaalde in artikel 3.9 van de algemene voorwaarden, met dien verstande dat de in rekening te brengen vertragingsvergoeding de maximale vertragingsvergoeding als bedoeld in artikel 11 Besluit Kredietvergoeding niet mag overstijgen.

4.7.

[gedaagde] heeft bij het aangaan van de kredietovereenkomst tevens gekozen voor een aanvullende verzekering ter zake van werkloosheid en arbeidsongeschiktheid. De vraag is aan de orde of de kosten hiervoor moeten worden geacht te zijn begrepen in de maximaal toegestane kredietvergoeding. Uit de Memorie van Toelichting van de WCK (kamerstukken 19 785, nr. 3, p. 88-89) blijkt dat het begrip kredietvergoeding in de zin van de WCK ook vergoedingen bevat ter zake van dienstverlening die verder gaat dat het “puur” verlenen van krediet, maar die overigens een regulier karakter hebben. Een dergelijke productuitbreiding wordt volgens de Memorie van Toelichting gevormd door de op dat moment gebruikelijke overlijdensrisicoverzekering die in veel kredietovereenkomsten is opgenomen. De Memorie van Toelichting zegt verder dat het de kredietgever is toegestaan meer additionele dienstverlening met een regulier karakter (zoals een arbeidsongeschiktheids- en een werkeloosheidsverzekering) in zijn kredietaanbod op te nemen dan wel aan de kredietverlening te koppelen, mits hij het ingevolge artikel 35 WCK (in het Besluit Kredietvergoeding) vastgestelde maximum niet overschrijdt. Voor de vraag in hoeverre additionele dienstverlening onderdeel uitmaakt van de kredietovereenkomst is van belang of sprake is van een aanvullende dienst waarvoor de consument kan kiezen. Dit blijkt onder meer uit pag. 86 van genoemde Memorie van Toelichting. Daarin is bepaald dat de kredietnemer bij het sluiten van een aanvullende verzekering vrij moet zijn in de keuze van zijn wederpartij om te voorkomen dat er een koppelverkoop plaatsvindt. Door Hoist Kredit is gesteld dat de door [gedaagde] afgesloten verzekering een aanvullende niet-verplichte dienst betreft zoals hiervoor is bedoeld. De kantonrechter stelt vast dat de juistheid van die stelling uit de overgelegde schriftelijke overeenkomst lijkt te volgen. De overeenkomst bevat immers een extra optie met de tekst ‘Ja, ik wil gebruik maken van het Comfort Servicepakket’ die door [gedaagde] is aangevinkt. Bij gebrek aan betwisting door [gedaagde], immers zij heeft verstek laten gaan, zal de kantonrechter ervan uitgaan dat het een aanvullende dienst betreft waarvan de kredietnemer niet verplicht is deze af te nemen om een lening te kunnen verkrijgen. Op grond daarvan moet worden geoordeeld dat de kosten van de verzekeringsovereenkomst niet behoeven te worden meegenomen bij de vaststelling van de maximum kredietvergoeding. Dit betekent dat de premie over de verzekerde periode, een bedrag van € 202,34, toewijsbaar is.

4.8.

Hoist Kredit vordert over de verzekeringspremie eveneens vertragingsvergoeding. Gesteld noch gebleken is echter dat hierover een rente van 1,25% per maand is overeengekomen. Over dit bedrag is dus slechts wettelijke rente toewijsbaar, vanaf 25 september 2013 tot de voldoening.

4.9.

[gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. De kosten aan de zijde van Hoist Kredit worden begroot op:

- dagvaarding € 95,77

- griffierecht € 462,00

- salaris gemachtigde € 200,00 (1 punten x tarief € 200,00)

Totaal € 757,77

De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen met inachtneming van de hierna te bepalen termijn.

5 De beslissing

De kantonrechter:

5.1.

veroordeelt [gedaagde] om aan Hoist Kredit tegen bewijs van kwijting te betalen € 3.378,18 vermeerderd met de overeengekomen vertragingsvergoeding van 1,25% per maand met als maximum de krachtens artikel 35 WCK ten hoogste toegelaten vertragingsvergoeding vanaf 25 september 2013 tot de voldoening;

5.2.

veroordeelt [gedaagde] om aan Hoist Kredit tegen bewijs van kwijting te betalen € 202,34, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 september 2013 tot de voldoening;

5.3.

veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van Hoist Kredit, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 757,77, waarin begrepen € 200,- aan salaris gemachtigde, te voldoen binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis, bij gebreke waarvan voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;

5.4.

verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;

5.5.

wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. P. Krepel, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 10 september 2014.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature