U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Schadevergoeding wegens executie van in hoger beroep vernietigd kort gedingvonnis

Uitspraak



vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht

handelskamer

locatie Utrecht

zaaknummer / rolnummer: C/16/328885 / HA ZA 12-1038

Vonnis van 19 juni 2013

in de zaak van

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[eiseres] ,

gevestigd te [woonplaats]

eiseres,

advocaat mr. J. Ran,

tegen

[gedaagde] ,

wonende te [woonplaats]

gedaagde,

advocaat mr. B.E.J.M. Tomlow.

Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

het tussenvonnis van 24 oktober 2012;

het proces-verbaal van comparitie van 23 januari 2013;

de akte van [eiseres];

de antwoordakte van [gedaagde].

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1.

[eiseres] is eigenaar van de percelen aan de Gruttersdijk 27-29 te Utrecht. [gedaagde] is eigenaar van het naburig perceel aan de Gruttersdijk 26 te Utrecht.

2.2.

[eiseres] heeft voor haar percelen een bouwplan voor twee woongebouwen met een ondergrondse parkeergarage ontwikkeld en daarvoor een onherroepelijke bouwvergunning gekregen.

2.3.

[gedaagde] heeft [eiseres] in kort geding gedagvaard omdat hij meende dat op basis van het bouwplan van [eiseres] een aantal bouwelementen, waaronder balkons in strijd met de wet zouden worden gerealiseerd binnen twee meter van de erfgrens die uitzicht gaven op het perceel van [gedaagde].

2.4.

Bij vonnis van 21 april 2010 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Utrecht [eiseres] onder meer bevolen (een aantal van) de balkons niet uit te voeren op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 per dag met een maximum van € 1.000.000,00. Hiertegen heeft [eiseres] hoger beroep aangetekend.

2.5.

[gedaagde] heeft dit vonnis bij deurwaardersexploot van 23 april 2010 aan [eiseres] betekend.

[eiseres] is niet tegenstaande voornoemd vonnis toch vanaf 20 mei 2010 doorgegaan met het uitvoeren van de balkons.

2.6.

Op 1 juni 2010 heeft de (toenmalige) advocaat van [eiseres] aan [gedaagde] geschreven:

‘Met betrekking tot de door u genoemde verbeurdverklaringen merk ik op dat er een aanvang is genomen met de realisatie van onder andere de balkons en de vensters, maar deze niet worden afgebouwd. (…) Zoals eerder aangegeven zal cliënte de door de voorzieningenrechter gesanctioneerde bouwelementen thans niet te realiseren. De balkons zijn dan ook niet conform vergunning en/of tekeningen gebouwd. Ze zijn thans ook losgezaagd en kunnen dus niet als balkons functioneren. Van strijd met het vonnis is daarmee geen sprake. Indien uw cliënt desondanks overweegt hierom dwangsommen te innen, wil cliënte overwegen de balkons ook fysiek te verwijderen. Echter, vooralsnog meen ik dat daar geen noodzaak toe is. Voor het geval de balkons wel verwijderd worden en het kort geding vervolgens in hoger beroep vernietigd wordt, zullen de kosten van verwijdering en het later opnieuw aanbrengen op uw cliënt verhaald worden. Cliënte voldoet aan haar schadebeperkingsplicht door de balkons thans wel deels te realiseren.’

2.7.

Bij brief van 1 juni 2010 heeft de advocaat van [gedaagde] aan de advocaat van [eiseres] geschreven:

‘Inmiddels heb ik de deurwaarder opdracht gegeven om 10 dagen dwangsommen verbeurd te verklaren, daar na vonnis twee balkons geplaatst zijn. Het Hof heeft mondeling pleidooi bepaald op donderdag 24 juni 2010 te 09.00 uur. Ik zeg u namens cliënt toe dat tot uitspraak Hof geen executiemaatregelen zullen worden getroffen. Cliënt accepteert tot die datum een moratorium.’

2.8.

Op 1 juni 2010 heeft de deurwaarder in opdracht van [gedaagde] bevel gedaan om binnen twee dagen € 50.000,00 aan [gedaagde] te betalen ter zake van dwangsommen.

2.9.

Bij brief van 2 juni 2010 heeft de advocaat van [gedaagde] aan de advocaat van [eiseres] bericht dat bij bezoek niet kon worden vastgesteld dat de balkons zijn losgezaagd en dat er wel sprake is van een gebruiksmogelijkheid van de balkons.

2.10.

Bij brief van 24 juni 2010 heeft de advocaat van [eiseres] aan de advocaat van [gedaagde] geschreven:

‘Hierbij deel ik u mede dat cliënte door zal gaan met de bouw. Dat betekent dat op zeer korte termijn met de bouw van de volgende verdieping zal worden begonnen, waarbij ook de balkons deels gerealiseerd zullen worden. Zoals aangegeven is het later plaatsen van een balkon veel kostbaarder, maar het stilleggen van de bouw evenzo. Gezien hetgeen hedenmorgen ter zitting naar voren kwam gaat cliënte ervan uit dat geen dwangsommen meer verbeurd kunnen raken, maar zekerheidshalve zend ik u deze mededeling in geval uw cliënt dit anders ziet.’

2.11.

Bij arrest van 6 juli 2010 heeft het gerechtshof Amsterdam het vonnis van 21 april 2010 vernietigd.

3 Het geschil

3.1.

[eiseres] vordert  samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 25.872,00, vermeerderd met rente en kosten.

3.2.

[gedaagde] voert verweer.

3.3.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling

4.1.

[eiseres] heeft gesteld dat zij de balkons, die zij in strijd met het vonnis van 21 april 2010 had uitgevoerd, na de berichten op 1 juni 2010 op 2 juni 2010 heeft afgebroken. Door te dreigen met het verbeuren van dwangsommen heeft [gedaagde] [eiseres] gedwongen de balkons af te breken en daarmee – gelet op de vernietiging van het vonnis door het gerechtshof – onrechtmatig gehandeld. [eiseres] heeft schadevergoeding gevorderd.

4.2.

[gedaagde] heeft (onder meer) betoogd dat op of na 1 juni 2010 de dreiging dwangsommen te verbeuren niet meer aanwezig was, nu in de brief van 1 juni 2010 een moratorium was afgekondigd.

4.3.

De rechtbank overweegt dat in beginsel degene die door dreiging met executie van een kortgeding-vonnis zijn wederpartij heeft gedwongen zich naar een in kort geding gegeven verbod te gedragen, onrechtmatig heeft gehandeld wanneer hij, naar achteraf (bijvoorbeeld na hoger beroep) blijkt, niet het recht had van de wederpartij te vergen dat deze zich van de desbetreffende handelingen onthield. Degene die met executie dreigde, wist althans behoorde te weten dat hij zijn handelen baseerde op -kort gezegd- een voorlopige maatregel, zodat de door zijn handelen veroorzaakte schade in beginsel als door zijn schuld veroorzaakt heeft te gelden (vgl. HR 16 november 1984, LJN: AG4901).

4.4.

De rechtbank overweegt dat de tekst van de brief van 1 juni 2010 van de advocaat van [gedaagde] meerdere interpretaties toelaat. Zowel de uitleg dat het moratorium ziet op het verbeuren van dwangsommen als de uitleg dat het moratorium slechts ziet op het executeren van de verbeurde dwangsommen, is mogelijk . Van belang is evenwel dat het moratorium een reactie is op de mededeling van de advocaat van [eiseres] in zijn brief van 1 juni 2010 dat de balkons toch worden uitgevoerd en dat slechts wanneer [gedaagde] zou overwegen hierom dwangsommen te innen, [eiseres] overweegt de balkons te verwijderen. Als in reactie daarop een moratorium volgt, ligt het niet in de reden dit moratorium zo op te vatten dat [gedaagde] desalniettemin aanstuurt op een afbraak van hetgeen reeds (in strijd met het vonnis) is gerealiseerd. Het feit dat dezelfde dag bij deurwaardersbevel aanspraak is gemaakt op betaling van € 50.000,00 maakt dat niet anders, aangezien daarvan reeds melding is gemaakt in de brief waarin het moratorium werd afgekondigd. Ook de brief van 2 juni 2010 van de advocaat van [gedaagde] maakt een andere interpretatie van het moratorium niet waarschijnlijker, nu in die brief niet op het moratorium wordt teruggekomen of wordt gesteld dat nog meer dwangsommen zijn verbeurd. Onder voornoemde omstandigheden kon [eiseres] er in ieder geval niet zonder meer vanuit gaan dat [gedaagde] ondanks het moratorium persisteerde bij het verbeuren van (nog meer) dwangsommen, maar kon zij hoogstens in onzekerheid over de betekenis van het moratorium verkeren. In dat geval had het voor de hand gelegen bij [gedaagde] naar de betekenis te informeren en niet – zoals gesteld – onmiddellijk tot de kostbare afbraak van de balkons over te gaan. De rechtbank kan deze drastische actie onder dreiging van het mogelijk verbeuren van dwangsommen ook niet goed plaatsen, daar [eiseres] eerder juist welbewust het risico had genomen dwangsommen te verbeuren door in strijd met het vonnis van 21 april 2010 toch de balkons te realiseren. Als de angst dwangsommen te verbeuren [eiseres] toen niet weerhield van het uitvoeren van de balkons, vermag de rechtbank niet in te zien waarom die angst later, juist toen een moratorium was afgekondigd, zodanig was dat zonder nadere waarschuwing tot de afbraak van de balkons is overgegaan. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat na het moratorium geen sprake was van een dreiging van het verbeuren van dwangsommen die op dat moment zodanig was dat [eiseres] daardoor gedwongen werd de balkons af te breken. De vordering van [eiseres] zal dan ook om die reden worden afgewezen.

4.5.

[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:

griffierecht 821,00

salaris advocaat 1.447,50 (2,5 punten × tarief € 579,00)

Totaal €  2.268,50

De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen met inachtneming van de hierna te bepalen termijn.

Ook de nakosten zullen worden toegewezen als hierna vermeld.

5 De beslissing

De rechtbank

5.1.

wijst de vorderingen af,

5.2.

veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 2.268,50, te voldoen binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis, bij gebreke waarvan voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;

5.3.

veroordeelt [eiseres], onder de voorwaarde dat zij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door [gedaagde] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:

aan salaris advocaat, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving,

te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening,

5.4.

verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. K.G.F. van der Kraats en in het openbaar uitgesproken op 19 juni 2013.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature