Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Afpersing. Diefstal met bedreiging met geweld. Strafmaat. Overval kantoor vakantiepark.

Uitspraak



RECHTBANK MIDDELBURG

Sector strafrecht

parketnummer: 12/700324-10 [P]

vonnis van de meervoudige kamer d.d. 14 april 2011

in de strafzaak tegen de ter terechtzitting verschenen

[verdachte]

geboren op [1989]

wonende te [adres]

thans gedetineerd in het huis van bewaring De Geniepoort te Alphen aan de Rijn, ter terechtzitting verschenen.

Raadsman mr. Van Weers, advocaat te Amsterdam, ter terechtzitting verschenen.

1 Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 31 maart 2011, waarbij de officier van justitie mr. De Smet-Dierckx en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2 De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat

1.

hij op of omstreeks 3 oktober 2010 te Domburg, gemeente Veere, tezamen en in

vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich

en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of

bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [medeverdachte 1] heeft

gedwongen tot de afgifte van een of meer (grote) geldbedrag(en) (tot een

totaal van ongeveer 10.000,-- euro, in elk geval tot een aanmerkelijk totaal),

geheel of ten dele toebehorende aan het bedrijf "Roompot Vakantie BV", in elk

geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk

geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij en/of zijn

mededader(s), (welke (elk) een bivakmuts op hadden)

- een kantoor van vakantiepark "Hof Domburg/Roompot", gelegen aan de

Schelpweg te Domburg, is binnengedrongen/binnengegaan en/of

- een pistool, in elk geval een op een pistool, althans op een vuurwapen

gelijkend voorwerp tegen/op de slaap van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gedrukt,

althans gehouden en/of

- een pistool, in elk geval een op een pistool, althans op een vuurwapen

gelijkend voorwerp op/tegen het hoofd en/of de schouder van die [slachtoffer 2]

heeft/hebben gedrukt, althans gehouden en/of

- tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [medeverdachte 1] heeft/hebben gezegd dat ze op

de grond moesten gaan liggen en/of

- de handen en/of voeten en/of mond (met zogenaamd duc-tape) van die [slachtoffer 1]

en/of [medeverdachte 1] heeft/hebben vastgebonden/vastgeplakt en/of afgeplakt en/of

- de handen en/of voeten van die [slachtoffer 2] (met zogenaamd duc-tape)

heeft/hebben vastgebonden/vastgeplakt en/of het lichaam van die [slachtoffer 2] met

tape aan een stoel hebben vastgeplakt en/of

- die [slachtoffer 2] heeft/hebben gedwongen de kluis(zen) te openen en/of de inhoud

van die kluis(zen) in een tas te doen;

art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht

art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht

en voor zover terzake het onder 1 telastgelegde een veroordeling niet mocht

kunnen volgen, terzake dat

hij op of omstreeks 3 oktober 2010 te Domburg, gemeente Veere, tezamen en in

vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van

wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meer (grote)

geldbedrag(en) (tot een totaal van ongeveer 10.000,-- euro, in elk geval tot

een aanmerkelijk totaal), geheel of ten dele toebehorende aan het bedrijf

"Roompot Vakantie BV", in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte

en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld

en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of

[slachtoffer 2] en/of [medeverdachte 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor

te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad

aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken,

hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke

bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij en/of zijn mededader(s),

(welke (elk) een bivakmuts op hadden)

- een kantoor van vakantiepark "Hof Domburg/Roompot", gelegen aan de

Schelpweg te Domburg, is binnengedrongen/binnengegaan en/of

een pistool, in elk geval een op een pistool, althans op een vuurwapen

gelijkend voorwerp tegen/op de slaap van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gedrukt,

althans gehouden en/of

- een pistool, in elk geval een op een pistool, althans op een vuurwapen

gelijkend voorwerp op/tegen het hoofd en/of de schouder van die [slachtoffer 2]

heeft/hebben gedrukt, althans gehouden en/of

- tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [medeverdachte 1] heeft/hebben gezegd dat ze op

de grond moesten gaan liggen en/of

- de handen en/of voeten en/of mond (met zogenaamd duc-tape) van die [slachtoffer 1]

en/of [medeverdachte 1] heeft/hebben vastgebonden/vastgeplakt en/of afgeplakt en/of

- de handen en/of voeten van die [slachtoffer 2] (met zogenaamd duc-tape)

heeft/hebben vastgebonden/vastgeplakt en/of het lichaam van die [slachtoffer 2] met

tape aan een stoel hebben vastgeplakt en/of

- die [slachtoffer 2] heeft/hebben gedwongen de kluis(zen) te openen en/of de inhoud

van die kluis(zen) in een tas te doen;

art 310 Wetboek van Strafrecht

art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht

2.

hij op of omstreeks 3 oktober 2010 te Domburg, gemeente Veere, tezamen en in

vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van

wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee en/of een

gsm, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan

(respectievelijk) [slachtoffer 1] en/of [medeverdachte 1], in elk geval aan een ander

of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),

welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld

en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [medeverdachte 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of

gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of

aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van

het gestolene te verzekeren,

welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij en/of

zijn mededader(s), (welke (elk) een bivakmuts op hadden)

- een kantoor van vakantiepark "Hof Domburg/Roompot", gelegen aan de

Schelpweg te Domburg, is binnengedrongen/binnengegaan en/of

- een pistool, in elk geval een op een pistool, althans op een vuurwapen

gelijkend voorwerp tegen/op de slaap van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gedrukt,

althans gehouden en/of

- een pistool, in elk geval een op een pistool, althans op een vuurwapen

gelijkend voorwerp op/tegen het hoofd en/of de schouder van die [slachtoffer 2]

heeft/hebben gedrukt, althans gehouden en/of

- tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [medeverdachte 1] heeft/hebben gezegd dat ze op

de grond moesten gaan liggen en/of

- de handen en/of voeten en/of mond (met zogenaamd duc-tape) van die [slachtoffer 1]

en/of [medeverdachte 1] heeft/hebben vastgebonden/vastgeplakt en/of afgeplakt en/of

- de handen en/of voeten van die [slachtoffer 2] (met zogenaamd duc-tape)

heeft/hebben vastgebonden/vastgeplakt en/of het lichaam van die [slachtoffer 2] met

tape aan een stoel hebben vastgeplakt;

art 310 Wetboek van Strafrecht

art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht

3.

hij op of omstreeks 15 oktober 2010 te Vlissingen opzettelijk aanwezig heeft

gehad ongeveer 11,3 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal

bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de

Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van

artikel 3a van die wet;

art 2 ahf/ond C Opiumwet

art 10 lid 3 Opiumwet

3 De voorvragen

De dagvaarding is geldig.

De rechtbank is bevoegd.

De raadsman van verdachte heeft gesteld dat in het voorbereidend onderzoek een vormverzuim is ontstaan. Naar zijn mening is de toets voor het bevel van het opnemen van vertrouwelijke communicatie onjuist toegepast. Er is door de rechter-commissaris twee keer toestemming gegeven voor het opnemen van vertrouwelijke communicatie met een technisch hulpmiddel (art. 126 l Sv.), terwijl geen sprake was van dringende noodzakelijkheid voor het onderzoek. Immers is uit de resultaten van deze opnames geen bewijs voortgekomen en stelt de officier van justitie ter zitting dat de tenlastegelegde feiten desalniettemin op grond van de bewijsmiddelen die al aanwezig waren voor voornoemde opnames, wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. De raadsman stelt primair dat de officier van justitie daarom niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Subsidiair verzoekt hij om strafvermindering.

De machtiging voor het bevel tot het opnemen van vertrouwelijke communicatie met een technisch hulpmiddel is gegeven op basis van verdenking van onder meer overtreding van artikel 310, 312 en 317 Sr., waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van 9 jaar is gesteld. Overwogen is dat het onderzoek dringend vordert dat de officier van justitie beveelt dat vertrouwelijke communicatie opneemt met een technisch hulpmiddel, te weten een (richt)microfoon. Uit het proces-verbaal aanvraag tot bevel ex artikel 126 l Sv. d.d. 10 november 2010 blijkt onder meer dat de verdenking ziet op een overval in een restaurant door drie met vuurwapens gewapende mannen waarbij de slachtoffers zijn vastgebonden met ducktape. Verdachten beroepen zich op hun zwijgrecht. In een beluisterd telefoongesprek is gebleken dat verdachte tegenover zijn moeder heeft aangegeven niets over de zaak te willen zeggen, maar wanneer zijn moeder langs komt dan zal hij het allemaal wel vertellen. Zijn moeder heeft het voornemen op 16 november 2010 op bezoek te gaan bij verdachte. De machtiging is mondeling gegeven op 12 november 2010 en op schrift gesteld en getekend op diezelfde datum voor een periode van vier weken doch uiterlijk tot en met 3 december 2010. Op 24 november 2010 heeft de officier van justitie mondeling gemotiveerd gevorderd dat de rechter-commissaris een nieuwe machtiging verleent nu uit het proces-verbaal aanvraag tot bevel ex artikel 126 l Sv. d.d. 24 november 2010 blijkt dat verdachte heeft aangekondigd ‘het bewijs tegen hem’ te willen bespreken in een persoonlijk gesprek met een medeverdachte. Het eerstvolgende bezoek door deze medeverdachte stond gepland op 25 november 2010. De rechter-commissaris heeft op 24 november 2010, op schrift gesteld en getekend op 25 november 2010, geoordeeld dat de vordering kan worden toegewezen voor slechts één gesprek in de periode van 24 november 2010 tot en met 8 december 2010.

De rechtbank overweegt dat het wettelijk systeem van toedeling van de bevoegdheid tot het bevelen van opnemen van vertrouwelijke communicatie met een technisch hulpmiddel als bedoeld in artikel 126 l Sv. inhoudt dat die bevoegdheid aan de officier van justitie is verleend. De rechter-commissaris dient tevoren een machtiging te hebben verstrekt. Het staat daarbij in eerste instantie ter beoordeling van de officier van justitie of sprake is van een verdenking als bedoeld in artikel 126 l Sv. en of het onderzoek dringend vordert tot het opnemen van vertrouwelijke communicatie. Bij deze laatste toetsing spelen de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit een rol. De rechter-commissaris dient vervolgens bij de vraag of een machtiging kan worden verstrekt, te toetsen of aan bovenstaande wettelijke voorwaarden is voldaan. Aan de zittingsrechter ten slotte staat de rechtmatigheid van de toepassing van de bevoegdheid ter beoordeling. In het wettelijk systeem houdt die beoordeling, in een geval als het onderhavige waarin de rechter-commissaris tevoren een machtig heeft verstrekt, een beantwoording is van de vraag of de rechter-commissaris in redelijkheid tot haar oordeel omtrent die machtiging heeft kunnen komen (HR 21 november 2006, LJN:AY9673). Het gaat hier derhalve om een toets van de situatie toen (ex tunc) en niet de situatie achteraf (ex nunc). Dat naar het oordeel van de raadsman geen bewijs is ontstaan uit de opgenomen communicatie doet derhalve niet terzake. Ook overigens is er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een vormverzuim. Uit de gegevens waarover de rechter-commissaris beschikte destijds bleek dat het ging om een gewapende overval waarbij de verdachte aankondigde met twee anderen over ‘het bewijs’ te willen spreken. Het gaat dus om verdenking van een feit zoals bedoeld in artikel 126 l Sv. alsmede om dringend vorderen van het onderzoek. Naar het oordeel van de rechtbank is in dit geval sprake van een proportionele maatregel. Ook aan de eis van subsidiariteit is voldaan, nu niet duidelijk is hoe de informatie op een andere wijze verzameld had kunnen worden en de machtiging verder slechts ziet op een beperkte periode en in het geval van de tweede machtiging slechts voor één gesprek. Voor zover de raadsman tevens heeft willen betogen dat de machtiging niet mondeling gegeven had mogen worden, is naar het oordeel van de rechtbank de noodzaak hiervoor gelegen in het korte tijdsbestek tussen de kennis over de respectievelijke bezoeken aan verdachte en de datum van de twee bezoeken. De rechtbank oordeelt dat de rechter-commissaris in redelijkheid heeft kunnen komen tot machtiging en passeert het verweer van de raadsman. De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.

Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4 De beoordeling van het bewijs

4.1 Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hem onder 1 primair, afpersing in vereniging, 2, diefstal met geweld in vereniging, en 3, het opzettelijk aanwezig hebben van ruim 11 gram cocaïne, tenlastegelegde feiten heeft begaan. Zij baseert zich daarbij ten aanzien van de feiten 1 en 2 op de verklaring van mededader [medeverdachte 1], de getuigen [slachtoffer 2], [slachtoffer 1], [getuige 1] en [getuige 2], de telecommunicatie in de vorm van sms-verkeer en telefoongesprekken tussen verdachte, [medeverdachte 3], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2].

4.2 Het standpunt van de verdediging

De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen. Om de juiste daders op te sporen is het onderzoek te beperkt geweest, omdat er volledig is afgegaan op de verklaringen van [medeverdachte 1], die door draaien en manipuleren als leugenachtig moeten worden gekwalificeerd. Er is sprake van tunnelvisie bij het Openbaar Ministerie. De verdediging wijst hierbij ook nog op de herkenning van de stem van collega [getuige 3] door een van de slachtoffers, de sms die [medeverdachte 1] direct na de overval aan verdachte heeft verzonden en het alibi dat door vriendin [vriendin verdachte] is verschaft aan verdachte voor de avond van de overval.

[medeverdachte 1] heeft verklaard onder bedreiging van verdachte te hebben gehandeld. Dit wordt bestreden. Hij was bang genoeg om aan een overval mee te doen, maar niet bang genoeg om er met anderen, zowel voor als na de overval, over te spreken.

4.3 Het oordeel van de rechtbank

Op zondagavond 3 oktober 2011 omstreeks 21.45 uur is in Domburg een overval gepleegd op het kantoor van het restaurant in vakantiepark Hof Domburg, toebehorend aan Roompot Vakantie BV, waarbij 6.544,23 euro is buitgemaakt.

Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft na verscheidene verhoren, eerst als getuige en later als verdachte, op 16 oktober 2010 een bekennende verklaring afgelegd over zijn betrokkenheid bij de overval, nadat hij in eerste instantie heeft ontkend en aan zijn gefingeerde rol als slachtoffer heeft vastgehouden. Behalve over zijn eigen betrokkenheid heeft hij ook verklaard over de rol van verdachte en de beide andere mededaders.

De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de verklaringen van [medeverdachte 1] over de feiten met betrekking tot de overval, zoals onder meer zijn eigen deelname en de andere deelnemers aan de overval. De rechtbank acht de verklaringen van [medeverdachte 1], die hij op 16 oktober 2010 en daarna heeft afgelegd, dan ook geloofwaardig, omdat [medeverdachte 1] zichzelf daarmee belast en omdat deze verklaringen op diverse onderdelen worden ondersteund door andere bewijsmiddelen, onder meer door sms- en belverkeer tussen de gsm van [medeverdachte 1] en die van zijn mededaders, alsmede de verklaringen van slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2].

Op twee onderdelen acht de rechtbank de verklaringen van [medeverdachte 1] niet geloofwaardig. Dit zijn de verklaringen over de bedreiging waardoor [medeverdachte 1] gedwongen zou zijn geweest mee te doen aan de overval en daaruit volgend zijn eigen rol in de overval. Verdachte zou [medeverdachte 1] hebben gedreigd diens moeder te vermoorden, wanneer hij niet aan de overval zou meedoen. Van zo’n bedreiging is, anders dan uit de verklaring van [medeverdachte 1], niet gebleken. Uit zijn gedrag voor en na de overval, zoals daarvan blijkt uit het dossier, kan niet worden afgeleid dat [medeverdachte 1] onder druk van enige bedreiging zou hebben gehandeld. [medeverdachte 1] heeft aangegeven dat hij van verdachte niets over de ophanden zijnde overval mocht vertellen. Hij heeft dit echter wèl gedaan door kort na de overval [getuige 3], in het bijzijn van [getuige 4], hierover te vertellen, en daaraan niet toegevoegd of anderszins laten merken dat hij bang was (geweest). Hij heeft daarentegen verklaard dat hij de dag na de overval met een bolle zak, zakken met geld , naar huis kon gaan. [getuige 3] en [getuige 4] hebben hierover, onafhankelijk van elkaar, bij de politie verklaard. Dat [medeverdachte 1] zich niet bedreigd voelde valt ook af te leiden uit het feit dat hij na de overval, binnen de veiligheid van het politiebureau, niet over die bedreiging heeft verklaard. Verder heeft hij na de overval het initiatief genomen om contact te krijgen met verdachte door [getuige 5] op 9 oktober 2011 een sms aan verdachte te laten verzenden, waarna [medeverdachte 1] op 13 oktober 2011 verdachte tweemaal een sms heeft verstuurd : Hey [verdachte].. Ik heb een probleempje man, kan je me even bellen? Gr [medeverdachte 1] en Kan je cijfers noemen? ?....ik ga zondag naar Milaan, moet wat mee kunnen nemen. Gr. D. Uit het antwoord van verdachte op die smsjes op 13 oktober 2011: Ja ik kan je alleen zeggen dat die hoeveelheid wijven niet was wat je zij jammer genoeg. Ma spreek je vrijdag…. valt niet de aanwezigheid van een bedreigende factor af te leiden. De rechtbank zal de verklaring van [medeverdachte 1] dan ook voor het bewijs gebruiken behoudens de verklaringen die zien op de gestelde bedreiging en de omvang van zijn eigen rol.

Verdachte heeft samen met [medeverdachte 1] en de twee anderen de overval tot in detail gepland en uitgevoerd. [medeverdachte 1] werkte in het restaurant als stagiaire en verdachte werkte op hetzelfde vakantiepark als badmeester, waardoor zij met elkaar in contact zijn gekomen. Verdachte had met [medeverdachte 1] een aantal gesprekken/ontmoetingen, waarbij al tijdens het tweede gesprek [medeverdachte 2], door [medeverdachte 1] de brede man met de tribal tattoo genoemd en rijdende in een zwarte Alfa Romeo , en een onbekend gebleven persoon, door [medeverdachte 1] omschreven als iemand met een Hindoestaans/Moluks uiterlijk, aanwezig waren. Tijdens die gesprekken zijn de plannen besproken, zoals de werkwijze bij het afsluiten, de hoeveelheid te verwachten geld, het aantal aanwezige personeelsleden, de wapens, de bivakmutsen, de plaats van de kluizen en het gebruik van codetaal. Wanneer door hen over wijven en chickies werd gesproken, bedoelden ze daarmee het geld. Verdachte heeft sms-berichten verstuurd aan [medeverdachte 1]: He [medeverdachte 1] hoe laat ben je klaar?en He laat me weten wanneer je vandaag tijd hebt? en Als we zondag nog die wijve wille pakke moet ik je wel vandaag nog zien. [medeverdachte 1] heeft daarop op 2 oktober 2010 per sms geantwoord: Hey [verdachte], ik was m’n telefoon bij ’t zwembad vergeten man gisteren toen ik klaar was met zwemmen, ik heb vanavond na ’t werk wel tijd…Ik sms je wel!

Op 3 oktober 2010 heeft [medeverdachte 1] zijn laatste werkdag in het restaurant en heeft hij aan de drie overvallers, verdachte, [medeverdachte 2] en de onbekend gebleven persoon, van binnenuit de informatie in codetaal gegeven door middel van een AH prepaid gsm, die verdachte voor dat doel aan [medeverdachte 1] had gegeven. [medeverdachte 1] heeft met dat toestel gesms’t hoeveel mensen er in het kantoor aanwezig waren en op welk moment de overvallers naar binnen konden gaan. Slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben gezien dat [medeverdachte 1] vlak voor de overval met zijn telefoon bezig was. [medeverdachte 1] had zijn eigen Blackberry die avond achtergelaten in een tas van [getuige 4]. [getuige 4] had [medeverdachte 1] die avond rond 18.00 uur inderdaad met een Nokia telefoon zien lopen. Door [slachtoffer 1] is verklaard dat hij na het tellen van het geld in het kantoor opeens een pistool op zijn slaap voelde en dat [medeverdachte 1] met zijn mobiele telefoon bezig was. [slachtoffer 1] en [medeverdachte 1] moesten op de grond gaan liggen en werden met zogenaamde duct-tape vastgebonden. Er waren drie overvallers, twee binnen in het kantoor en één buiten het kantoor. Deze laatste haalde [slachtoffer 2] op die een sluitingsronde buiten het kantoor liep. Zij werd gesommeerd, onder bedreiging van een pistool dat op haar hoofd en haar schouder werd gedrukt, mee te komen naar het kantoor, de twee kluizen te openen en het geld in een zwarte sporttas te leggen, waarna zij eveneens met duc-tape werd vastgetapet aan een bureaustoel. Daarna hebben de overvallers de gsm van verdachte uit zijn broekzak gehaald, evenals de portemonnee van [slachtoffer 1], toen beiden op de grond vastgetapet lagen. [medeverdachte 1] heeft tijdens de overval de stem van verdachte herkend.

Na de overval is er op 13 oktober 2010 sms-verkeer geweest tussen verdachte en [medeverdachte 1] over de verdeling van de buit, zoals hierboven al is aangegeven. Daarna zijn er contacten geweest tussen [medeverdachte 1] en verdachte en tussen verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 2].

Op 14 oktober 2010 om 13:27:05 heeft verdachte naar [medeverdachte 1] gebeld om een afspraak te maken voor 15 oktober 2010: -R: he [medeverdachte 1], hoe laat ben je morgen hier dan………D: ik heb een gesprek en daarna ga ik weer terug man….Ik heb geen zin daar te blijven toch….. R: want die jongen zit in Amsterdam. Die is geopereerd van de week zeg maar en morgen komt tie terug en hem heb ik wel even nodig daarvoor snap je ….D: oke….R: bel me morgen als je er bent dan laat ik weten hoe laat hij er is en komen we gewoon naar je toe….

Een uur later, om 14:29:49, heeft verdachte naar [medeverdachte 2] gebeld: R: he hoe laat was je morgen hier….L: 3 uur….R: weet je zeker dat er dan bent, want die gozer is hier ook van 1 tot 3 precies …..L: oh ja, ja….R: dat zou wel makkelijk wezen, want dan zeg ik dat hij hier zeker tot 3 uur moet blijven…….L: hoeveel krijgt hij nou, 7 en een halve euro…………. Vervolgens ontvangt [medeverdachte 1] om 14:46:13 een sms: Die jonge is hier ook morgen rond 3 dus dan zien we je in domburg.

Verdachte heeft aangevoerd dat hij de avond van 3 oktober 2011 met zijn vriendin [vriendin verdachte] heeft doorgebracht in Vlissingen en later in Arnemuiden. De verklaring van [vriendin verdachte], die zij onafhankelijk van verdachte heeft afgelegd en waarin zij heeft verklaard dat zij samen met verdachte rond 20.00/21.00 uur thuis in Vlissingen was, levert echter geen alibi op voor het tijdstip van de overval op die avond omstreeks 22.00 uur.

[slachtoffer 1] heeft over de stemherkenning tijdens de overval het volgende verklaard: “Ik heb nog nagedacht over de stem van de overvaller welke bij mij heel bekend voorkwam. Het heeft mij heel de tijd beziggehouden maar na ongeveer een dag dacht ik bij mezelf die stem leek heel erg veel op [getuige 3]. Ik zeg niet dat het [getuige 3] was, maar de stem leek erop.” Dit is geen onweerlegbare herkenning van de stem van [getuige 3] en sluit de betrokkenheid van verdachte niet uit. Hierbij zou het overigens ook nog mogelijk zijn dat juist de stem van verdachte [slachtoffer 1] bekend voorkwam, omdat ook verdachte een collega van hem was.

De rechtbank acht, gelet op het bovenstaande, een nauwe en bewuste samenwerking op het voorbereiden en uitvoeren van de overval wettig en overtuigend bewezen.

Verdachte was bij zijn aanhouding op 15 oktober 2010 in het bezit van een weegschaaltje met restanten wit poeder en een boterhamzakje met wit poeder . Het bleek te gaan om 11,3 gram cocaïne. Verdachte heeft gezegd dat de cocaïne van hem was en dat hij het had gekocht om beter te kunnen presteren bij het sporten.

Ook dit feit acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen.

5 De bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat

1.

hij op 3 oktober 2010 te Domburg, gemeente Veere, tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en[slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een groot geldbedrag toebehorende aan het bedrijf "Roompot Vakantie BV", welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij en zijn mededaders, (welke een bivakmuts op hadden)

- een kantoor van vakantiepark "Hof Domburg/Roompot", gelegen aan de Schelpweg te Domburg, zijn binnengegaan en/of

- een pistool op de slaap van die [slachtoffer 1] hebben gedrukt,

en/of

- een pistool op het hoofd en de schouder van die [slachtoffer 2]

hebben gedrukt en/of

- tegen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [medeverdachte 1] hebben gezegd dat ze op de grond moesten gaan liggen en/of

- de handen en voeten en mond (met zogenaamd duc-tape) van die [slachtoffer 1] en [medeverdachte 1] hebben vastgebonden/vastgeplakt en/of afgeplakt en/of

- de handen en voeten van die [slachtoffer 2] (met zogenaamd duc-tape) hebben vastgebonden/ vastgeplakt en het lichaam van die [slachtoffer 2] met tape aan een stoel hebben vastgeplakt en/of

- die [slachtoffer 2] hebben gedwongen de kluizen te openen en de inhoud van die kluizen in een tas te doen;

2.

hij op 3 oktober 2010 te Domburg, gemeente Veere, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee toebehorende aan [slachtoffer 1] welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [medeverdachte 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij en zijn mededaders, (welke een bivakmuts op hadden)

- een kantoor van vakantiepark "Hof Domburg/Roompot", gelegen aan de Schelpweg te Domburg, binnengegaan en

- een pistool op de slaap van die [slachtoffer 1] hebben gedrukt,

en/of

- een pistool op het hoofd en de schouder van die [slachtoffer 2]

hebben gedrukt en/of

- tegen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [medeverdachte 1] hebben gezegd dat ze op de grond moesten gaan liggen en/of

- de handen en voeten en mond (met zogenaamd duc-tape) van die [slachtoffer 1] en [medeverdachte 1] hebben vastgebonden/vastgeplakt en/of afgeplakt en/of

- de handen en voeten van die [slachtoffer 2] (met zogenaamd duc-tape) hebben vastgebonden/ vastgeplakt en het lichaam van die [slachtoffer 2] met tape aan een stoel hebben vastgeplakt;

3.

hij op 15 oktober 2010 te Vlissingen opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 11,3 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.

De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

6 De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.

Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

7 De strafoplegging

7.1 De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie vordert op grond van hetgeen zij bewezen acht aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar, met aftrek van voorarrest.

7.2 Het standpunt van de verdediging

Voortvloeiend uit de bepleite vrijspraak voor de feiten 1 en 2 is de raadsman van mening dat geen straf moet volgen. Bij bewezenverklaring door de rechtbank moet de samenloopbepaling voor de feiten 1 en 2 worden toegepast.

7.3 Het oordeel van de rechtbank

De overval, die buitengewoon geraffineerd is uitgevoerd door verdachte en zijn mededaders, die alle drie waren gemaskerd en waren voorzien van vuurwapens, is voor de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] een bijzonder traumatische ervaring geweest. Zij hebben zeer angstige momenten beleefd. Zij hebben gevreesd voor hun leven en van deze ervaringen nog geruime tijd na de overval last gehad. Verdachte heeft daar kennelijk in het geheel niet bij stilgestaan toen hij samen met de anderen deze overval minutieus gepland heeft. Het heeft hem er in ieder geval niet van weerhouden om, ten koste van anderen, op deze gewelddadige manier snel aan geld te komen. Schrijnend voor de slachtoffers is temeer dat verdachte bij het bedrijf werkzaam was en dat een medeverdachte daar als stagiaire in dienst was. Die verdachte heeft als directe collega met de slachtoffers gewerkt en zij hebben in hem vertrouwen gesteld . Dit vertrouwen is op beschamende wijze misbruikt door met anderen een overval te plannen en uit te voeren en zich daarbij voor te doen als (mede)slachtoffer.

Verdachte heeft zich om al deze gevolgen niet bekommerd en slechts gehandeld uit eigen belang.

Verdachte is een verwijt van de feiten te maken dat op zichzelf een gevangenisstraf rechtvaardigt. Verdachte heeft geen openheid van zaken gegeven, zodat de rechtbank geen rekening kan houden met het tonen van spijt of de kans op recidive. Wel zal zij er in het voordeel van verdachte rekening mee houden dat hij niet eerder veroordeeld is voor soortgelijke feiten.

Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, gelijk aan de eis van de officier van justitie, moet worden opgelegd. De rechtbank ziet geen ruimte voor een lichtere of andere sanctie.

8 De benadeelde partijen

De navolgende benadeelde partijen vorderen telkens een schadevergoeding als volgt:

Hof Domburg BV tevens h.o.d.n. Roompot Zeeland Vakanties na eisvermeerdering ter zitting € 11.500,32,

[slachtoffer 2] € 2.500,00, en

[slachtoffer 1] € 2.000,00.

De vorderingen van de benadeelde partijen zijn niet inhoudelijk betwist.

De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.

Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vorderingen zullen worden toegewezen.

Met betrekking tot de toegekende vorderingen benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen.

9 Het beslag

9.1 De onttrekking aan het verkeer

De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.

Gebleken is dat de voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en/of het algemeen belang.

9.2 De teruggave

De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan verdachte, omdat deze redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.

10 De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36b, 36c, 36f, 57, 310, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet .

11 De beslissing

De rechtbank:

Bewezenverklaring

- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;

- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;

Strafbaarheid

- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:

1 primair: Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde

personen, meermalen gepleegd;

2 primair: Diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met

het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt

gepleegd door twee of meer verenigde personen;

3: Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet

gegeven verbod;

- verklaart verdachte strafbaar;

Strafoplegging

- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 4 (vier) jaren;

- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;

Beslag

- verklaart onttrokken aan het verkeer de op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst genoemde inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd: 18 en 19;

- gelast de teruggave aan verdachte van de voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn genummerd: 20, 21, 22, 23, 24, 25, 26 en 27;

Benadeelde partijen

- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij Hof Domburg BV tevens h.o.d.n. Roompot Zeeland Vakanties van € 11.500,32 (elfduizendvijfhonderd euro en tweeëndertig eurocent), ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 3 oktober 2010 tot aan de dag der algehele voldoening..

- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;

- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.

- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van € 2.500,00, ter zake van immateriële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 3 oktobert 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.

- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;

- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.

- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] € 2.000,00.

ter zake van immateriële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 3 oktober 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.

- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;

- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.

- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van de hierna te noemen slachtoffers de daarbij vermelde bedragen te betalen, bij niet betaling te vervangen door het daarbij vermelde aantal dagen hechtenis:

- benadeelde partij Hof Domburg BV tevens h.o.d.n. Roompot Zeeland Vakanties,

€ 11.500,32, 90 dagen hechtenis,

- benadeelde partij[slachtoffer 2], € 2.500,00, 35 dagen hechtenis,

- benadeelde partij[slachtoffer 1], € 2.000,00, 30 dagen hechtenis,

met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;

- bepaalt dat voorzover deze bedragen door één of meer mededaders zijn betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;

- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;

Dit vonnis is gewezen door mr. Nomes, voorzitter, mr. Van Boven-Hartogh en mr. Vos, rechters, in tegenwoordigheid van Heberlein-Guiran, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 14 april 2011.

Mr. Van Boven-Hartogh, mr. Vos en de griffier zijn buiten staat om het vonnis te ondertekenen.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature