Uitspraak
vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
" \* MERGEFORMAT
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 63375 / HA ZA 08-304
Vonnis van 7 april 2010
in de zaak van
[eiser],
wonende te Purmerend,
eiser,
advocaat mr. C.J. IJdema, te Middelburg,
tegen
[gedaagde],
wonende te Lamswaarde,
gedaagde,
advocaat mr. N.J.F. Snoek te Ulvenhout.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 30 september 2009
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 23 november 2009
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 16 maart 2010
De verdere beoordeling
De rechtbank heeft bij vonnis van 30 september 2009 gedaagde toegelaten te bewijzen dat moeder de pinpas met pincode ook aan anderen dan gedaagde en zijn ex-vrouw ter beschikking stelde en dat gedaagde en zijn ex-vrouw de opgenomen bedragen daadwerkelijk aan moeder hebben afgedragen. In de enquête heeft gedaagde zichzelf en zijn ex-vrouw [A.] laten horen. In de contra-enquête heeft de rechtbank eiser en de getuige [B.] gehoord. Gedaagde heeft verklaard dat hij de pinpas een hele tijd onder zich heeft gehad, dat hij in opdracht van zijn moeder bedragen van haar rekening heeft opgenomen en dat hij die bedragen zonder uitzondering aan zijn moeder heeft afgedragen. Hij heeft ook verklaard dat niemand gezien heeft dat hij het geld aan zijn moeder af droeg. De getuige [A.] heeft verklaard dat zij niet weet wat er is gebeurd met het geld dat van de rekening is opgenomen en dat zij één keer gezien heeft dat gedaagde geld aan zijn moeder heeft afgedragen. Eiser heeft ondermeer verklaard dat hij niet wist dat zijn broer geld pinde van de rekening van zijn moeder, dat hij nooit met zijn broer heeft gesproken over de financiële situatie van zijn moeder en dat zijn broer hem nooit heeft verteld over de opnames die hij deed. De getuige [B.] heeft tenslotte verklaard dat zij geen inzicht had in de financiën van haar schoonmoeder en dat zij niet wist dat de broer van haar man ook geld opnam van de rekening van haar schoonmoeder.
De door gedaagde afgelegde verklaring omtrent de door hem te bewijzen feiten levert geen bewijs in zijn voordeel op tenzij zijn verklaring strekt ter aanvulling van onvolledig bewijs. Daarvan is alleen sprake indien er aanvullende bewijzen voorhanden zijn die zodanig sterk zijn en zodanig essentiële punten betreffen dat zij de door gedaagde afgelegde verklaring voldoende geloofwaardig maken. Dat is hier niet het geval. De door gedaagde afgelegde verklaring dat zijn moeder bij een hoop opnames in Purmerend aanwezig is geweest en dat hij de gepinde bedragen zonder uitzondering aan haar heeft afgedragen vindt geen enkele steun in de door de overige getuigen afgelegde verklaringen, noch in de door hem overgelegde stukken. Gedaagde heeft het tegenbewijs waartoe de rechtbank hem heeft toegelaten derhalve niet geleverd.
De rechtbank heeft in haar tussenvonnis reeds overwogen dat het aldus onttrekken van gelden aan de nalatenschap tegenover eiser onrechtmatig is. Zij zal de vordering tot betaling van de helft van de bedragen die gedaagde zich aldus heeft toegeëigend en derhalve € 46.000,00 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 februari 2008 derhalve toewijzen.
Gedaagde zal als de voor het grootste deel in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van eiser worden begroot op:
- dagvaarding € 93,77
- - in debet gesteld vast recht 1.173,00
- getuigenkosten 36,00
- salaris procureur 894,00 (3.5 punt × tarief € 894,00)
Totaal € 2.067,00
De beslissing
De rechtbank
- veroordeelt gedaagde om aan eiser te betalen een bedrag van € 46.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 februari 2008 tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt gedaagde in de proceskosten, aan de zijde van eiser tot op heden begroot op € 4.431,77, te voldoen aan de griffier door overmaking op rekeningnummer 19.23.03.368 ten name van MvJ Arrondissement Middelburg (543) onder vermelding van "proceskostenveroordeling" en het zaak- en rolnummer;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. de Regt en in het openbaar uitgesproken op 7 april 2010.