U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Vreemdeling werkzaam in garage. Wav boete van 4.000 euro is onevenredig gezien de bijzondere omstandigheden.

Uitspraak



RECHTBANK MIDDELBURG

Sector bestuursrecht

AWB nummer: 09/576

Uitspraak van de enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken

inzake

[naam],

wonende te [woonplaats],

eiser,

gemachtigde mr. F.A. van den Berg, advocaat te Middelburg,

tegen

de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

gevestigd te Den Haag,

verweerder.

I. Procesverloop

Eiser heeft bij de rechtbank beroep ingesteld tegen een besluit op bezwaar van 12 juni 2009 van verweerder (het bestreden besluit).

Het beroep is op 30 juli 2010 ter zitting behandeld. De gemachtigde van eiser heeft een bericht van verhindering gestuurd. Namens verweerder is zijn gemachtigde mr. M.A.L. Verbruggen verschenen.

II. Overwegingen

1. Bij besluit van 27 maart 2008 heeft verweerder aan eiser, handelend onder de naam [naam bedrijf], een bestuurlijke boete opgelegd van € 4.000,- vanwege de tewerkstelling van een vreemdeling in zijn bedrijf zonder de voorgeschreven tewerkstellingsvergunning, hetgeen een overtreding van artikel 2, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav) oplevert.

Eiser heeft tegen het besluit van 27 maart 2008 bezwaar gemaakt.

2. Verweerder heeft dit bezwaar bij besluit van 14 juli 2008 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft in haar uitspraak van 12 maart 2009 eisers beroep hiertegen gegrond verklaard en het besluit van 14 juli 2008 vernietigd. De rechtbank heeft in die uitspraak geoordeeld dat verweerder ten onrechte heeft nagelaten te beoordelen of de door de vreemdeling verrichte werkzaamheden zo marginaal waren dat dat aanleiding had moeten vormen om de boete te matigen. Tegen de uitspraak van de rechtbank hebben geen van beide partijen hoger beroep ingesteld.

3. Verweerder heeft bij het bestreden besluit opnieuw op het bezwaar beslist.

Daarbij heeft verweerder het volgende overwogen. Gezien de uitspraak van de rechtbank is niet langer in geschil dat de vreemdeling arbeid heeft verricht en dat eiser als werkgever in de zin van de Wav moet worden beschouwd. De overtreding van artikel 2, eerste lid, van de Wav staat daarom vast.

Voor het vaststellen van de hoogte van de boete moet verweerder handelen overeenkomstig de Beleidsregels boeteoplegging Wav 2008 (verder: de Beleidsregels). In de Beleidsregels is de hoogte van de normbedragen geregeld. Aan het besluit waarbij de Beleidsregels in het leven zijn geroepen, is een belangenafweging voorafgegaan die voldoet aan de eisen van de artikelen 3:2 en 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Voor afwijking van het normbedrag van de Beleidsregels is alleen aanleiding indien onverkorte toepassing daarvan gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de Beleidsregels te dienen doelen. In dit geval kan de beperkte duur van de werkzaamheden van de vreemdeling (1 uur) er niet toe leiden dat de boete op een lager bedrag moet worden vastgesteld. Immers de betreffende werkzaamheden zijn substantiële werkzaamheden en behoren tot de normale bedrijfsvoering van eiser. Volgens bestendige jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vormt de financiële draagkracht van de betrokkene in beginsel geen bijzondere omstandigheid op grond waarvan dient te worden afgeweken van de Beleidsregels.

4. Eiser voert aan dat er bijzondere omstandigheden bestaan die nopen tot afwijking van de Beleidsregels. De bijzondere omstandigheden bestaan uit het feit dat eiser een doe-het-zelf-garage runt, waar uit de aard der zaak altijd verschillende personen rondlopen en werkzaam zijn. Verweerder heeft erkend dat de door de vreemdeling verrichte arbeid marginaal was (1 uur) en dat de vreemdeling niet op eisers verzoek aanwezig was, maar op verzoek van een vriend voor het repareren van diens auto.

De financiële situatie van eiser moet voorts worden aangemerkt als een bijzondere omstandigheid in de zin van artikel 4:84 van de Awb . Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State kan er reden bestaan tot matiging van de opgelegde boete indien met controleerbare gegevens en bescheiden aannemelijk wordt gemaakt dat men door de boete onevenredig wordt getroffen. Nu eisers jaarinkomen met bijna de helft wordt verminderd door de opgelegde boete en faillissement dreigt, is het evident dat hij door die boete onevenredig wordt getroffen.

De rechtbank overweegt als volgt.

5. Vaststaat dat de vreemdeling arbeid heeft verricht in de garage van eiser en dat eiser als werkgever in de zin van de Wav moet worden beschouwd. Het bestreden besluit betreft uitsluitend het al of niet matigen van de boete. Het beroep is beperkt tot de vraag of het bestreden besluit in strijd is met het evenredigheidsbeginsel.

6. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten, die door verweerder niet zijn weersproken.

Eiser is een kleine zelfstandige zonder personeel met een zogenaamde doe-het-zelf-garage. Zijn klanten voeren zelf hun werkzaamheden uit en huren daarvoor van eiser ruimte en materiaal. Soms laten zijn klanten derden aan hun auto werken. Daarnaast werkt eiser soms zelf in de garage in opdracht van zijn klanten. Dat is de gebruikelijke gang van zaken in de garage.

In dit geval heeft de vreemdeling gewerkt aan een auto van zijn vriend; toen hij daarmee klaar was moest hij wachten tot hij door die vriend weer werd opgehaald. Om te bespoedigen dat er een brug vrijkwam, heeft eiser de vreemdeling toen gevraagd om even te helpen. De vreemdeling heeft toen ongeveer 1 uur gewerkt aan de rode Peugeot die op die brug stond. Daarvoor heeft hij geen beloning gekregen.

7. Gezien de hier geschetste gebruikelijke gang van zaken in de garage van eiser is voor de rechtbank komen vast te staan dat de arbeid van de vreemdeling niet onder de normale bedrijfsvoering van eiser valt. Het gaat om een incidentele handeling om niet die als een

vriendendienst kan worden beschouwd. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende

aannemelijk dat de vreemdeling enkel enige hulp heeft geboden zoals is aangenomen in de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 8 oktober 2008 (LJN BF7230). Gegeven de aard, de omvang en de duur van de onderhavige arbeid is er dan ook reden om de boete te matigen.

8. Daar komt bij dat eiser in bezwaar al heeft aangevoerd dat hij door de boete onevenredig wordt getroffen gezien zijn financiële situatie. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (bijvoorbeeld LJN BL7783 en BL7037) valt op te maken dat controleerbare gegevens nodig zijn om te kunnen beoordelen of de betrokkene door de opgelegde boete onevenredig wordt getroffen.

Eiser heeft ter ondersteuning van zijn stelling dat een boete van € 4.000,- onevenredig is de aangifte inkomstenbelasting 2006 overgelegd. Het gaat dus om controleerbare gegevens. Onweersproken is gebleven dat in 2006 de belastbare winst 9.599 euro bedroeg. Daarvan uitgaande is naar het oordeel van de rechtbank een boete van € 4.000,- onevenredig.

9. Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat onverkorte toepassing van de beleidsregels in dit geval gevolgen heeft die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen. Het bestreden besluit komt daarom voor vernietiging in aanmerking. Met toepassing van artikel 8:72a van de Algemene wet bestuursrecht zal de rechtbank zelf in de zaak voorzien en de boete matigen tot € 2.000.

10. In het voorgaande ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 322,-, uitgaande van een zaak van gemiddelde zwaarte en van één proceshandeling.

III. Uitspraak

De Rechtbank Middelburg

verklaart het beroep gegrond;

vernietigt het bestreden besluit;

bepaalt dat de boete wordt vastgesteld op € 2.000,- (tweeduizend euro);

bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;

bepaalt dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 150 (honderdvijftig euro) vergoedt;

veroordeelt verweerder in de kosten van deze procedure, aan de zijde van eiser begroot op

€ 322,- (driehonderdtweeëntwintig euro), te betalen door verweerder aan de griffier.

Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C.M.Reinarz, in tegenwoordigheid van mr. M.D. Bezemer-Kralt, griffier en op 2 september 2010 in het openbaar uitgesproken.

Tegen deze uitspraak kan een belanghebbende hoger beroep instellen.

Het instellen van het hoger beroep geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage, binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak.

Nota bene:

In deze uitspraak is het beroep (deels) gegrond verklaard en is het bestreden besluit vernietigd.

Als de rechtbank daarbij gronden van uw beroep uitdrukkelijk heeft verworpen en u wilt daarin niet berusten, moet daartegen binnen bovengenoemde termijn hoger beroep worden ingesteld.

Afschrift verzonden op: 2 september 2010


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature