U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Strafontslag stadswacht. Privé-gebruik telefoon.

Uitspraak



RECHTBANK MIDDELBURG

Sector bestuursrecht

AWB nummer: 06/89 en 06/409

uitspraak van de enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken

inzake

[eiser]

wonende te [woonplaats]

eiser,

gemachtigde mr. B.H. Vader,

tegen

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland,

te Zierikzee,

verweerder.

I. Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het op bezwaar genomen besluit van 20 december 2005 en tegen het op bezwaar genomen besluit van 24 maart 2006.

Het beroep is op 22 maart 2007 behandeld ter zitting. Eiser en zijn gemachtigde zijn daar niet verschenen. Per brief van 20 maart 2007 heeft de gemachtigde van eiser laten weten al geruime tijd geen contact te hebben met eiser. Hij heeft tevens laten weten zich als gemachtigde aan de zaak te onttrekken. Verweerder heeft zich ter zitting laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde mr. A.G. Kerkhof.

II. Overwegingen

1. Eiser is werkzaam geweest als toezichthouder Recreatie, Economie en Bijzondere wetten bij de gemeente Schouwen-Duiveland. Ten behoeve van het verrichten van zijn werkzaamheden is hem een mobiele telefoon ter beschikking gesteld.

2. Bij besluit van 19 oktober 2004 is eiser wegens plichtsverzuim een disciplinaire straf opgelegd onder andere in de vorm van voorwaardelijk ontslag. In dit besluit wordt aan eiser meegedeeld dat de disciplinaire straf ten uitvoer zal worden gelegd, indien eiser zich binnen zes maanden weer schuldig maakt aan enige vorm van plichtsverzuim. Het plichtsverzuim van eiser heeft er onder meer in bestaan dat hij afspraken bij een ziekmelding niet is nagekomen, ten onrechte afwezig is geweest door ziekte en dat hij bovengemiddeld gebruik heeft gemaakt van zijn zakelijke mobiele telefoon voor privédoeleinden.

3. Bij besluit van 5 juli 2005 is aan eiser meegedeeld dat hij zich opnieuw schuldig heeft gemaakt aan plichtsverzuim en dat hij daarom met ingang van 5 juli 2005 tot 19 juli 2005 in zijn ambt wordt geschorst. Bij besluit van 20 september 2005, nadat bij besluit van 18 juli 2005 de schorsing tot 1 september 2005 reeds was verlengd, is de schorsing verlengd tot 1 november 2005. Daarnaast is bij dit besluit aan eiser meegedeeld dat zijn bezoldiging voor een gedeelte, zijnde de helft, wordt ingehouden. Tevens is bij dit besluit het voornemen bekend gemaakt om eiser met ingang van 1 september 2005 ongevraagd ontslag te verlenen. Alvorens een definitief besluit omtrent het ontslag te nemen, heeft verweerder naar aanleiding van een reactie van eiser op dat voornemen, een medisch/psychiatrisch onderzoek laten verrichten.

4. Bij besluit van 29 november 2005 is vervolgens primair besloten dat het bij besluit van 19 oktober 2004 opgelegde voorwaardelijk strafontslag per 1 december 2005 ten uitvoer zal worden gelegd. Als reden heeft verweerder aangegeven dat binnen de proeftijd wederom sprake is geweest van ernstig plichtsverzuim bestaande uit het overmatig gebruik van de zakelijke mobiele telefoon. Subsidiair is besloten dat, voor zover moet worden geoordeeld dat het genoemde plichtsverzuim niet binnen de proeftijd heeft plaatsgevonden, eiser met ingang van 1 december 2005 onvoorwaardelijk wordt ontslagen. Eiser is ongeoorloofd afwezig geweest op 27 juni 2005, heeft geen gehoor gegeven aan een dienstopdracht en heeft overmatig gebruik gemaakt van zijn zakelijke mobiele telefoon voor privédoeleinden. Volgens verweerder is er sprake van plichtsverzuim en van doorgaand gedrag waarvoor geen verontschuldigingen zijn aan te voeren in verband met de psychische gesteldheid van eiser.

5. Tegen het besluit van 20 september 2005 heeft eiser op 23 september 2005 bezwaar gemaakt. Tegen het besluit van 29 november 2005 heeft eiser op 21 december 2005 bezwaar gemaakt.

6. Het bezwaar van 23 september 2005 is bij besluit van 20 december 2005 ongegrond verklaard. Het bezwaar van 21 december 2005 is bij besluit van 24 maart 2006 ongegrond verklaard.

7. Eiser kan zich met beide besluiten op bezwaar niet verenigen en heeft beroep ingesteld. Hij heeft aangegeven dat hem de verweten gedragingen niet kunnen worden toegerekend vanwege zijn psychische problemen. Verweerder was in ieder geval sinds 2003 op de hoogte van de psychische problemen van eiser. Verweerder heeft nagelaten te onderzoeken in hoeverre eiser, gelet op deze problemen, in staat was zijn functie uit te oefenen. Daarnaast is een duidelijk beleid over het gebruik van de mobiele telefoon niet tijdig kenbaar gemaakt. Verweer heeft welbewust de omstandigheden die tot het gedrag van eiser hebben geleid in stand gelaten. Eiser heeft ook gesteld dat er geen sprake is geweest van recidive binnen de proeftijd. Op 27 juni 2005 was eiser ook niet ongeoorloofd afwezig geweest en hij heeft niet ten onrechte geen gevolg aan een dienstopdracht gegeven. De verzuimconsulent van de Arbo Unie heeft hem juist aangeraden het kantoor te mijden. Ten aanzien van de inhouding van de bezoldiging heeft verweerder onzorgvuldig gehandeld. Er is onvoldoende onderzoek verricht. Met de inhouding van de bezoldiging is het inkomen van eiser beneden het bijstandsniveau komen te liggen. Verweerder heeft dan ook geen rekening gehouden met zijn belangen.

8. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat het overmatig gebruik van de mobiele telefoon voor privédoeleinden door eiser niet wordt betwist. Eiser heeft zich in de proeftijd wederom aan plichtsverzuim schuldig gemaakt. Verweerder was niet bekend met de psychische problemen van eiser. Eiser heeft nooit kenbaar gemaakt dat hij problemen heeft gehad met het gebruik van de mobiele telefoon. De leidinggevende van eiser[X], heeft hem op 27 juni 2005 een dienstopdracht gegeven. Eiser heeft daar geen gevolg aan gegeven. Ten aanzien van de inhouding van de bezoldiging is geen sprake geweest van een onzorgvuldig onderzoek. Eiser heeft nagelaten verweerder op de hoogte te brengen van zijn psychische problemen. Verweerder heeft juist zeer zorgvuldig gehandeld door alsnog een onderzoek in te stellen. Ook zonder het psychisch onderzoek zou eiser voor schorsing in aanmerking zijn gekomen. De gedragingen van eiser hebben aanleiding gegeven om hem te ontslaan. Als gevolg hiervan zou op korte termijn de dienstbetrekking worden beëindigd. Verweerder was dan ook bevoegd de bezoldiging in te houden.

9. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.

10. Krachtens artikel 16:1:1, eerste lid, van de CAR-UWO kan de ambtenaar die de hem opgelegde verplichtingen niet nakomt of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt dan wel bij herhaling aanleiding geeft tot toepassing te zijnen aanzien van maatregelen van inhouding, beslag of korting, als bedoeld in de tweede titel van de Ambtenarenwet, deswege disciplinair worden gestraft.

Ingevolge het tweede lid omvat plichtsverzuim zowel het overtreden van enig voorschrift als het doen of nalaten van iets dat een goed ambtenaar in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen.

In artikel 8:13 van de CAR-UWO is bepaald dat als disciplinaire straf aan de ambtenaar ongevraagd ontslag kan worden verleend.

In artikel 8:15:1, eerste lid, onder a, van de CAR-UWO is bepaald dat onverminderd het bepaalde in artikel 16:1: 2 de ambtenaar door het college kan worden geschorst wanneer hem het voornemen tot bestraffing met onvoorwaardelijk ontslag is te kennen gegeven of hem van de oplegging van deze straf mededeling is gedaan.

Ingevolge artikel 8:15:2, tweede lid, van de CAR-UWO kan tijdens de schorsing als bedoeld in artikel 8:15:1, eerste lid, onder a, tot de in de strafaanzegging of -oplegging genoemde datum van ingang van het ontslag de bezoldiging geheel of gedeeltelijk worden ingehouden, behoudens het bepaalde in het derde lid. Met ingang van de datum van het ontslag wordt de uitkering van de bezoldiging geheel gestaakt.

11. Bij besluit van 19 oktober 2004 is aan eiser voorwaardelijk strafontslag verleend met een proeftijd van zes maanden. Dit ontslag is hem onder meer verleend vanwege het overmatig gebruik van zijn zakelijke mobiele telefoon voor privédoeleinden en wegens het ongeoorloofd afwezig zijn. Tegen dit besluit heeft eiser geen rechtsmiddelen aangewend zodat het besluit in rechte vast staat. Thans ligt enerzijds de vraag ter beoordeling of in de proeftijd, die loopt van 19 oktober 2004 tot en met 18 april 2005, sprake is geweest van plichtsverzuim bestaande uit het overmatig gebruik van de zakelijke mobiele telefoon. Anderzijds is ter beoordeling of de in het besluit van 29 november 2005 genoemde gedragingen op zich kunnen leiden tot plichtsverzuim. Indien tot het oordeel wordt gekomen dat er sprake is geweest van plichtsverzuim, dient vervolgens te worden beoordeeld of de opgelegde disciplinaire straf evenredig is aan de verweten gedragingen.

12. Ten aanzien van de vraag of gedurende de proeftijd sprake is geweest van plichtsverzuim, overweegt de rechtbank als volgt. Verweerder heeft aangegeven dat het gebruik van de mobiele telefoon voor privédoeleinden niet is toegestaan. Ter zitting heeft verweerder specificaties van het gebruik van de mobiele telefoon van eiser, over de maanden oktober 2004 tot en met december 2004 en de maanden januari 2005 tot en met juni 2005, overhandigd. Ter zitting heeft verweerder tevens aangegeven dat bij normaal gebruik van de mobiele telefoon, dat wil zeggen zakelijk gebruik gedurende de werktijden van 09.00 uur tot 17.00 uur, de kosten van dat gebruik per maand € 20,- tot € 30,- bedragen.

13. Uit de specificaties blijkt dat eiser gedurende zijn proeftijd, in de maanden oktober tot en met april, meerdere keren buiten zijn werktijden om met de mobiele telefoon heeft gebeld. Tevens blijkt dat de gesprekskosten van eiser in die periode elke maand hoger zijn geweest dan de gemiddelde gesprekskosten van € 20,- tot € 30,-. Hierbij vallen met name de specificaties op met factuurdata 16 februari 2005 met een bedrag van € 91,90 aan gesprekskosten, 21 maart 2005 met de totale kosten van € 151,21 en 19 april 2005 met een bedrag van € 105,93 aan totale gesprekskosten. Deze bedragen liggen ver boven het gemiddelde bedrag aan totale gesprekskosten van € 20,- tot € 30,-. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op het tijdstip waarop eiser verschillende telefoongesprekken heeft gevoerd en verschillende sms-berichten heeft verstuurd, namelijk buiten werktijd, en gezien de hoge totale gesprekskosten, die in enkele maanden ver boven de gemiddelde kosten bij normaal gebruik liggen, eiser gedurende de proeftijd zijn mobiele telefoon overmatig heeft gebruikt voor privédoeleinden. Aangezien het gebruik van de mobiele telefoon voor privédoeleinden binnen de organisatie waar eiser werkzaam is niet is toegestaan, heeft eiser zich hiermee schuldig gemaakt aan plichtsverzuim. Hetgeen eiser heeft gesteld, namelijk dat verweerder geen duidelijk beleid ten aanzien van het gebruik van mobiele telefoons heeft gevoerd, treft geen doel. Eiser is bij besluit van 19 oktober 2004 voorwaardelijk ontslagen vanwege onder meer zijn overmatig telefoongebruik. Eiser was dan ook op de hoogte van het verbod ten aanzien van het gebruik van de mobiele telefoon voor privédoeleinden. Nu in de proeftijd wederom sprake is geweest van plichtsverzuim, is verweerder op grond van het besluit van 19 oktober 2004 bevoegd om over te gaan tot de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijke strafontslag.

14. Overigens is de rechtbank van oordeel dat eiser zich ook buiten zijn proeftijd schuldig heeft gemaakt aan plichtsverzuim. Uit de specificaties met factuurdatum 19 mei 2005 en factuurdatum 20 juni 2005, blijkt dat de totale gesprekskosten van de mobiele telefoon van eiser € 337,67 respectievelijk € 250,32 bedragen. Daarnaast blijkt uit deze specificaties dat eiser meerdere keren, buiten zijn werktijden om, gebruik heeft gemaakt van de mobiele telefoon. Uit de specificatie met factuurdatum 20 juni 2005 blijkt voorts dat eiser veelvuldig gebruik heeft gemaakt van de sms-dienst met als naam "Babbel SMS". Gelet op de hoge gesprekskosten, het feit dat buiten werktijden met de mobiele telefoon is gebeld en gezien het veelvuldig gebruik van de sms-dienst "Babbel SMS", komt de rechtbank tot de conclusie dat eiser ook buiten de proeftijd, in de maanden mei en juni 2005, meerdere keren zijn zakelijke mobiele telefoon voor privédoeleinden heeft gebruikt.

15. Eiser wordt tevens verweten dat hij geen gevolg heeft gegeven aan een dienstopdracht en dat hij op 27 juni 2005 ongeoorloofd afwezig is geweest. Nadat eiser zich op 25 juni 2005 ziek had gemeld, heeft zijn leidinggevende [X] op 27 juni 2005 telefonisch contact met hem opgenomen. [X] heeft eiser laten weten hem diezelfde dag te willen spreken over het gebruik van zijn mobiele telefoon. Eiser heeft aangegeven niet op een gesprek te zullen verschijnen. Vervolgens heeft eiser een gesprek gehad met de verzuimconsulent van de Arbo Un[Y]. Deze heeft in zijn brief van 27 juni 2005 aangegeven dat met eiser de afspraak is gemaakt dat hij op gesprek zal gaan bij [X] en dat hij per 27 juni 2005 weer als hersteld zal worden aangemeld. Eiser is vervolgens, nadat [X] zijn verzoek om op de afspraak te verschijnen heeft herhaald, niet op de gemaakte afspraak verschenen. Eiser heeft dan ook geen gehoor gegeven aan een opdracht van zijn leidinggevende. Door ook niet op zijn werk te verschijnen, terwijl hij wel beter was gemeld, is eiser ook ongeoorloofd afwezig geweest. Hetgeen eiser heeft gesteld, namelijk dat hij niet op de gemaakte afspraak is verschenen op advies van [Y], gaat, gezien de inhoud van de brief van [Y] van 27 juni 2005, niet op.

16. Gelet op het overmatig telefoongebruik voor privédoeleinden in de maanden mei en juni, het geen gehoor geven aan een opdracht van zijn leidinggevende, het ongeoorloofd afwezig zijn op 27 juni 2005 en gezien het feit dat eiser al eerder wegens plichtsverzuim een waarschuwing heeft gekregen in de vorm van voorwaardelijk strafontslag, zijn de genoemde gedragingen van eiser buiten de proeftijd aan te merken als plichtsverzuim. In artikel 8:13 van de CAR-UWO is bepaald dat aan een ambtenaar als disciplinaire straf ongevraagd ontslag kan worden verleend. Nu echter is overwogen dat verweerder reeds op grond van het besluit van 14 oktober 2004 bevoegd is het voorwaardelijk stafontslag ten uitvoer te leggen, wordt aan de bevoegdheid als genoemd in artikel 8:13 van de CAR-UWO niet toegekomen.

17. De vraag die vervolgens aan de orde is, is of verweerder in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid om het voorwaardelijk strafontslag ten uitvoer te leggen. Hierbij dient onder meer te worden beoordeeld of die straf evenredig is aan de verweten gedragingen.

18. Eiser heeft gesteld dat het overmatig gebruik van de mobiele telefoon hem niet toegerekend kan worden, omdat hij als gevolg van psychische problemen een dwangneurose ten aanzien van bellen heeft. Naar aanleiding van de reactie van eiser op het besluit van 18 juli 2005, waarin het voornemen ten aanzien van het strafontslag kenbaar is gemaakt, heeft verweerder een medisch/psychiatrisch onderzoek laten verrichten. Op 6 oktober 2005 heeft dit onderzoek plaatsgevonden dat onder andere door M. Kazemier, psychiater, is verricht. In het rapport van 24 oktober 2005 is door Kazemier onder meer aangegeven dat eiser een gestoorde impulscontrole heeft waardoor hij kan worden overweldigd door zijn behoefte aan telefoneren. Door Kazemier wordt echter ook aangegeven dat eiser in staat is om in vrijheid over zijn wil te beschikken, en om bij oplopende spanningen maatregelen te treffen om zichzelf onder controle te houden. Gelet op dit rapport van Kazemier is de rechtbank van oordeel dat het overmatig belgedrag eiser is toe te rekenen. De verwijzing van eiser naar het rapport van M. Loopik, als nader stuk op 8 november 2005 ter griffie van deze rechtbank ingekomen, doet aan het voorgaande niet af.

19. De rechtbank volgt eiser ook niet in zijn stelling dat verweerder ten onrechte heeft nagelaten in een eerder stadium onderzoek naar de psychische gesteldheid van eiser te laten verrichten. Uit de stukken blijkt niet dat verweerder eerder dan tijdens de bezwaarprocedure bekend was met de psychische problemen van eiser ten aanzien van zijn belgedrag. Verweerder kan dan ook niet worden verweten dat hij niet eerder enig onderzoek heeft laten verrichten naar de vraag of eiser geschikt is voor zijn werkzaamheden. Ook de grond van eiser dat verweerder bewust de omstandigheden die tot zijn gedrag hebben geleid in stand heeft gelaten, treft geen doel. Aangezien verweerder heeft aangegeven dat voor de uitoefening van de functie van eiser het gebruik van een mobiele telefoon noodzakelijk is, had van verweerder niet gevraagd kunnen worden eiser zijn mobiele telefoon te ontnemen.

20. Uit het voorgaande volgt dat eiser misbruik heeft gemaakt van de hem ter beschikking gestelde telefoon. Hiermee heeft hij het vertrouwen dat zijn werkgever in hem mag hebben, geschaad. De rechtbank neemt hierbij met name in aanmerking dat eiser al eerder op zijn belgedrag is aangesproken en dat hier zelfs een voorwaardelijk strafontslag voor is verleend. Gezien het voorgaande is er geen grond voor het oordeel dat verweerder niet in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid om over te gaan tot de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk strafontslag. Gelet op de ernst van de gedragingen en het herhaaldelijk karakter daarvan, is de opgelegde disciplinaire straf, naar het oordeel van de rechtbank, evenredig aan de verweten gedragingen.

21. Ten aanzien van het besluit van 20 december 2005 overweegt de rechtbank als volgt. Bij besluit van 18 juli 2005 is aan eiser het voornemen bekend gemaakt dat hem als disciplinaire straf onvoorwaardelijk ontslag zou worden verleend. Ingevolge artikel 8:15:1, eerste lid, onder a, van de CAR-UWO heeft verweerder in dat geval de bevoegdheid om een ambtenaar in zijn ambt te schorsen. Ingevolge artikel 8:15:2, tweede lid, van de CAR-UWO kan tijdens de schorsing de bezoldiging geheel of gedeeltelijk worden ingehouden. Gelet op hetgeen ten aanzien van het disciplinair strafontslag reeds is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat verweerder, na afweging van de belangen, in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid om eiser, voorafgaand aan zijn onvoorwaardelijk ontslag, in zijn ambt te schorsen en daarbij zijn bezoldiging in te houden.

22. Eiser heeft nog aangevoerd dat bij de inhouding van de bezoldiging geen belangenafweging heeft plaatsgevonden. Ter zitting heeft verweerder gesteld dat uit het feit dat de bezoldiging niet geheel maar slechts gedeeltelijk, namelijk voor de helft, is ingehouden blijkt dat de belangen wel degelijk zijn afgewogen. De rechtbank kan verweerder in deze stelling volgen en is dan ook van oordeel dat verweerder, gelet op de betrokken belangen, in redelijkheid de bezoldiging van eiser voor de helft heeft kunnen inhouden.

23. Gezien het voorgaande zijn de beroepen van eiser, gericht tegen het besluit van 20 december 2005 en het besluit van 24 maart 2006, ongegrond. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

III. Uitspraak

De Rechtbank Middelburg

verklaart de beroepen ongegrond.

Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 27 april 2007

door mr. G.H. Nomes, in tegenwoordigheid van G.M.A. de Keuning-Jongelings, griffier.

Tegen deze uitspraak kan een belanghebbende hoger beroep instellen.

Het instellen van het hoger beroep geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht, binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak.

Afschrift verzonden op: 27 april 2007


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature