Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

''(...)

De beoordeling

Als erkend door gedaagde staat vast dat hij een beroepsfout heeft gemaakt door de onterving van de heer [JAP] niet op te nemen in het testament van mevrouw [JJJPE] en dat hij aansprakelijk is voor de daaruit voor eiseressen voortvloeiende schade. Partijen verschillen echter van mening over de hoogte van de schade die door gedaagde moet worden vergoed. Voor vergoeding komt slechts in aanmerking schade die in causaal verband staat met de beroepsfout van de notaris. Dit causaal verband bestaat alleen voor zover de schade direct een gevolg is geweest van de omissie van de notaris.

4.2. Eiseressen vorderen onder meer betaling van 2/5 deel van de kosten van notaris [L.] ad fl. 1.982,81, zijnde een bedrag van fl. 793,12. Zij stellen hiertoe dat deze kosten betrekking hebben op advies van deze notaris over de verwerping van de nalatenschap. Gedaagde heeft erkend dat deze nota voor vergoeding in aanmerking komt indien deze nota ziet op advies ten aanzien van de verwerping. Uit de door gedaagde overgelegde correspondentie met notaris [L.] blijkt dat [L.] namens eiseressen heeft gecorrespondeerd omtrent de

(...)''

Uitspraak



vonnis

RECHTBANK MIDDELBURG

53141HA ZA 06-29753141HA ZA 06-29721 februari 2007

Sector civiel recht

zaaknummer / rolnummer: 53141 / HA ZA 06-297

Vonnis van 21 februari 2007

in de zaak van

1. [eiseres sub 1],

wonende te Bergen op Zoom,

2. [eiseres sub 2],

wonende te Hazerswoude-Dorp, gemeente Rijnwoude,

eiseressen,

procureur mr. J.C. Bode 't Hart,

advocaat mr. L.J. van Langevelde te Bergen op Zoom,

tegen

[gedaagde],

wonende te Goes,

gedaagde,

procureur mr. J. Boogaard,

advocaat mr. M. Das te Amsterdam.

De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:

het tussenvonnis van 13 september 2006

het proces-verbaal van comparitie van 13 november 2006.

Ten slotte is vonnis bepaald.

De feiten

Op 23 september 1998 is te Rotterdam overleden mevrouw [JJJPE]. Zij was op dat moment gehuwd met de heer [JAP], uit welk huwelijk geen kinderen zijn geboren.

2.2. Uit een eerder huwelijk van [JJJPE] met de heer [HJL], zijn drie kinderen geboren (hierna: de kinderen [HJL]).

2.3. Uit een eerder huwelijk van [JAP] zijn eiseressen geboren.

2.4. Mevrouw [JJJPE] en de heer [JAP] waren gehuwd onder huwelijkse voorwaarden, inhoudende een gemeenschap van winst en verlies, waarbij werd overeengekomen dat in de baten en schulden van de gemeenschap het aandeel van mevrouw [JJJPE] 3/5 gedeelte zou bedragen en het aandeel van de heer [JAP] 2/5 gedeelte. Middels deze verdeling beoogden zij te bereiken dat hun vijf kinderen uit de eerdere huwelijken ieder een zoveel mogelijk gelijk erfdeel zouden krijgen. Mevrouw [JJJPE] en de heer [JAP] beoogden met hun testamenten steeds aan te sluiten op bovengenoemde regeling in verband waarmee zij elkaar wederzijds uitsloten als erfgenaam in hun nalatenschap.

2.5. Gedaagde heeft het laatste testament van mevrouw [JJJPE] d.d. 19 maart 1996 in zijn hoedanigheid als notaris opgesteld. In dit testament is abusievelijk de onterving van de heer [JAP] niet opgenomen.

2.6. Gedaagde heeft kort na het overlijden van mevrouw [JJJPE] bovenbedoelde beroepsfout ontdekt en deze op 30 september 1998 tegenover eiseressen erkend.

2.7. Gedaagde erkent gehouden te zijn tot vergoeding van de door eiseressen geleden schade die aan de beroepsfout toe te reken valt.

2.8. Bij beschikking van deze rechtbank d.d. 10 februari 1999 is de heer [JAP] onder curatele gesteld.

2.9. Bij vaststellingsovereenkomst d.d. 16 april 1999 zijn eiseressen met de kinderen [HJL] overeengekomen dat de heer [JAP] de nalatenschap van mevrouw [JJJPE] zou verwerpen, hetgeen is geschied bij akte van verwerping nalatenschap d.d. 12 mei 1999. De kantonrechter te Middelburg heeft hieraan zijn goedkeuring verleend.

2.10. De kinderen [HJL] hebben jegens gedaagde een procedure aangespannen, in welke procedure een schikking is bereikt.

Het geschil

3.1. Eiseressen vorderen - samengevat - veroordeling van gedaagde, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eiseressen te betalen de somma van f. 217.324,78 (€ 98.617,69), te vermeerderen met de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf 17 december 2002 tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van gedaagde in de kosten van deze procedure.

3.2. Eiseressen voeren hiertoe aan dat als gevolg van de beroepsfout van gedaagde in totaal een bedrag van f. 543.311,95 aan kosten is gemaakt door eiseressen en de kinderen [HJL], van welk bedrag 2/5 gedeelte voor rekening van eiseressen is gekomen. Indien geen omissie in het testament zou zijn geweest, zouden er door eiseressen geen kosten zijn gemaakt aangezien eiseressen dan geen bemoeienis zouden hebben gehad met de verdeling van de nalatenschap van mevrouw [JJJPE]. Bovendien zouden dan de kosten van de executeur-testamentair, professor dr. [S.], eveneens aanzienlijk lager zijn geweest omdat deze dan alleen wat kosten in verband met de verdeling van het gemeenschappelijk eigendom aan eiseressen zou hebben kunnen berekenen. Er zijn veel adviseurs bij betrokken geweest omdat de belangen groot waren (de omvang van de boedel bedroeg miljoenen) en bovendien was [JAP] niet meer in staat om uitsluitsel te geven gelet op het feit dat hij op 10 februari 1999 onder curatele is gesteld. Door de gang van zaken zoals vermeld in het verslag van de bijeenkomst met gedaagde hebben eiseressen getwijfeld of wel sprake was van een omissie. Na het sluiten van de vaststellings-overeenkomst met de kinderen [HJL] hebben zij zich om deze reden ook nog laten adviseren met betrekking tot de uitvoering van die overeenkomst. Ook de kinderen [HJL] hebben kosten gemaakt. Als productie 7 bij de dagvaarding hebben eiseressen overgelegd de kopieën van de facturen van de adviseurkosten.

3.3. Gedaagde voert verweer. Hij aanvaardt dat hij jegens eiseressen gehouden is tot vergoeding van de door hen geleden schade die aan de beroepsfout toe te rekenen valt, maar hij betwist dat daaronder de schade valt waarvan eiseressen thans vergoeding vorderen. De gestelde schade bestaat uit een groot aantal kostenposten waarvan een deel niet zou zijn ontstaan indien de eiseressen zich zouden hebben gedragen naar de door hen in acht te nemen eisen van redelijkheid en billijkheid en indien zij niet onverplicht tweevijfde van de door de kinderen [HJL] onredelijk gemaakte kosten voor hen rekening zouden hebben genomen. Een ander deel van de kostenposten waarvan vergoeding wordt gevorderd zou ook zijn ontstaan indien de beroepsfout niet zou zijn gemaakt en kan om die reden niet aan de beroepsfout worden toegerekend.

De beoordeling

Als erkend door gedaagde staat vast dat hij een beroepsfout heeft gemaakt door de onterving van de heer [JAP] niet op te nemen in het testament van mevrouw [JJJPE] en dat hij aansprakelijk is voor de daaruit voor eiseressen voortvloeiende schade. Partijen verschillen echter van mening over de hoogte van de schade die door gedaagde moet worden vergoed. Voor vergoeding komt slechts in aanmerking schade die in causaal verband staat met de beroepsfout van de notaris. Dit causaal verband bestaat alleen voor zover de schade direct een gevolg is geweest van de omissie van de notaris.

4.2. Eiseressen vorderen onder meer betaling van 2/5 deel van de kosten van notaris [L.] ad fl. 1.982,81, zijnde een bedrag van fl. 793,12. Zij stellen hiertoe dat deze kosten betrekking hebben op advies van deze notaris over de verwerping van de nalatenschap. Gedaagde heeft erkend dat deze nota voor vergoeding in aanmerking komt indien deze nota ziet op advies ten aanzien van de verwerping. Uit de door gedaagde overgelegde correspondentie met notaris [L.] blijkt dat [L.] namens eiseressen heeft gecorrespondeerd omtrent de verwerping van de nalatenschap zodat vaststaat dat [L.] eiseressen heeft geadviseerd omtrent de verwerping. Nu eiseressen geen andere nota's van [L.] ter onderbouwing van hun vordering hebben overgelegd, gaat de rechtbank ervan uit dat de nota van [L.] betrekking heeft op advies ten aanzien van de verwerping. Het bedrag van fl. 793,12 zal derhalve worden toegewezen.

4.3. Voorts stellen eiseressen dat zij ten aanzien van de curatele extra kosten hebben gemaakt als gevolg van de complicatie van de verwerping van de erfenis. Gedaagde heeft dit betwist, stellende dat ondercuratelestelling van de heer [JAP] ook noodzakelijk zou zijn geweest indien er geen fout was gemaakt. Nu uit de eigen stellingen van eiseressen blijkt dat tijdens het melden van de omissie d.d. 30 september 1998 de procedure tot ondercuratelestelling reeds in gang was gezet, komen de kosten verbonden aan de ondercuratelestelling niet voor vergoeding in aanmerking, tenzij er specifiek kosten zijn gemaakt voor de verwerping van de erfenis. Nu eiseressen hun stelling dat dergelijke kosten zijn gemaakt op geen enkele wijze hebben onderbouwd, wordt deze stelling verworpen.

4.4. Eiseressen vorderen tevens vergoeding van de nota's van gedaagde, overgelegd als productie 7. Gedaagde betwist dat zijn nota's voor vergoeding in aanmerking komen. De nota's betreffen volgens gedaagde werkzaamheden die hij ook zou hebben moeten verrichten als geen beroepsfout zou zijn gemaakt en de werkzaamheden tot herstel van de beroepsfout heeft hij niet in rekening gebracht. Na deze betwisting hebben eiseressen ter onderbouwing van hun vordering op dit punt alleen aangevoerd dat zij niet kunnen beoordelen of de nota's van gedaagde ook zien op de kosten van herstel van de omissie. Gelet hierop wordt de vordering tot vergoeding van de nota's van gedaagde als onvoldoende onderbouwd, afgewezen.

4.5. Eiseressen hebben verder ter onderbouwing van hun vordering een groot aantal nota's overgelegd van onder meer juridisch adviseurs en de executeur-testamentair, de heer [S.]. Gedaagde heeft betwist dat deze nota's voor vergoeding in aanmerking komen. Naar het oordeel van de rechtbank hebben eiseressen niet aangetoond dat er een causaal verband bestaat tussen de omissie van de notaris en alle op vorenbedoelde nota's in rekening gebrachte kosten. Op basis van de eigen stellingen van eiseressen staat vast dat zolang als hun vader en hun stiefmoeder getrouwd waren (sedert 1968), het de wil van hun vader en hun stiefmoeder was dat zij niet elkaars erfgenaam zouden zijn opdat zowel eiseressen als de kinderen [HJL] een zoveel mogelijk gelijk erfdeel zouden krijgen. Voor eiseressen had derhalve duidelijk moeten zijn dat het niet opnemen van de onterving van de heer [JAP] in het testament van [JJJPE] d.d. 19 maart 1996 een omissie was. Dat er wellicht - zoals eiseressen stellen - op zakelijk gebied wat bijzondere dingen waren gebeurd waardoor zij niet meer wisten wat er speelde, doet hieraan niet af. De fout was reeds gemaakt bij het opstellen van het testament in 1996 en gesteld noch gebleken is dat [JJJPE] sedertdien haar testament bewust heeft willen wijzigen in die zin dat [JAP] toch erfgenaam zou zijn. Ook uit het feit dat [JAP] kennelijk wel [JJJPE] heeft onterfd, blijkt dat het de wil van hun vader en hun stiefmoeder was dat zij niet elkaars erfgenaam zouden zijn. Eiseressen hadden derhalve bij het inwinnen van advies over de (wijze van) verwerping van de erfenis in redelijkheid kunnen volstaan met het vragen van advies aan notaris [L.]. De omstandigheid dat er bij eiseressen wantrouwen ten opzichte van de door gedaagde voorgedragen oplossing was ontstaan naar aanleiding van de gang van zaken zoals vastgelegd in het verslag van de bespreking op 30 september 1998, rechtvaardigt niet de hoge kosten van de ingeschakelde juridische adviseurs anders dan de kosten van [L.]. Eiseressen stellen dat er wantrouwen is ontstaan omdat de notaris er geen rekening mee hield dat de procedure tot ondercuratelestelling van [JAP] reeds in gang was gezet. Enig wantrouwen kan in het licht van het hierboven overwogene dan alleen zijn ontstaan over de voorgestelde wijze van verwerpen en niet over de verwerping zelf.

4.6. Daar komt bij dat uit de overgelegde nota's niet blijkt dat de kosten betrekking hebben op advies ten aanzien van de verwerping en deels zelfs betrekking hebben op werkzaamheden verricht in de periode nadat de verwerping reeds had plaatsgevonden. Een groot aantal nota's heeft als omschrijving "advisering inzake huwelijksvermogensrecht". Na het overlijden van [JJJPE] diende de huwelijksgoederen-gemeenschap met [JAP] te worden verdeeld, en het ligt voor de hand - zeker gelet op de omvang van de boedel - dat eiseressen en de kinderen [HJL] ook ter zake de huwelijksgoederengemeenschap juridisch advies hebben ingewonnen. De kosten van dit juridisch advies houden echter geen rechtstreeks verband met de omissie van gedaagde en komen derhalve niet voor vergoeding door gedaagde in aanmerking. Deze kosten hadden eiseressen ook moeten maken als gedaagde geen beroepsfout had gemaakt.

4.7. Voor zover eiseressen stellen dat de kosten van de juridisch adviseurs noodzakelijkerwijs gemaakt zijn omdat door de omissie twijfel in het leven is geroepen die de verhouding tussen de kinderen heeft verslechterd, wordt deze stelling verworpen. Het was aan eiseressen om namens hun vader - ter uitvoering van de wil van hun vader en hun stiefmoeder - mee te werken aan herstel van de omissie door middel van verwerping van de nalatenschap. Deze verwerping kon op eenvoudige wijze plaatsvinden. Eiseressen hebben hieraan echter eerst onder het stellen van voorwaarden, vastgelegd in de vaststellingsovereenkomst d.d. 16 april 1999, hun medewerking verleend. Geenszins is uit te sluiten dat - zoals gedaagde stelt - de verhouding tussen de kinderen [HJL] en eiseressen juist hierdoor is verslechterd.

4.8. De gevorderde rente is als niet weersproken toewijsbaar.

4.9. Eiseressen worden als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten gevallen aan de zijde van gedaagde.

De beslissing

De rechtbank

veroordeelt gedaagde om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eiseressen te betalen de somma van f. 793,12 (€ 359,90, zegge: driehonderdnegenenvijftig euro en negentig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 december 2002 tot aan de dag der algehele voldoening;

veroordeelt eiseressen in de proceskosten, aan de zijde van gedaagde tot op heden begroot op € 1.120,-- aan griffierecht en € 2.842,-- aan procureurssalaris;

verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

wijst af het meer of anders gevorderde.

Dit vonnis is gewezen door mr. T. van de Poll en in het openbaar uitgesproken op 21 februari 2007.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature