Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:

Uitspraak



ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE MIDDELBURG

Enkelvoudige Kamer Bestuursrecht

Reg.nrs.: Awb 00/383

Awb 00/384

Awb 00/385

Uitspraak inzake:

Wildbeheereenheid Wolphaartsdijk, zetelend te Wolphaartsdijk (gemeente Goes), eiseres,

gemachtigde: mr. H.A.M. Lamers, medewerker bij D.A.S. Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringsmaatschappij NV te Amsterdam,

tegen

de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (agentschap LASER), verweerder.

1. Procesverloop.

Bij besluiten van 24 november 1999 heeft verweerder eiseres vergunningen verleend voor het met een geweer bejagen van respectievelijk wilde eenden, houtduiven en fazanten in het werkgebied van eiseres in de gemeenten Goes en Middelburg, voor de periode van 15 maart 2000 tot 1 juli 2000.

Namens de Stichting De Faunabescherming, gevestigd te Amstelveen, zijn bezwaarschriften tegen deze besluiten ingediend.

Bij besluiten van 4 mei 2000 heeft verweerder de bezwaren gedeeltelijk gegrond verklaard en beslist dat de verleende vergunningen ten onrechte zijn afgegeven .

Hiertegen is namens eiseres beroep bij deze rechtbank ingesteld. De geschillen zijn behandeld ter zitting van de rechtbank op 12 december 2000. Eiseres was vertegenwoordigd door haar secretaris, J.J. Pekelder, wonende te Oud-Sabbinge (gemeente Goes), die werd bijgestaan door voornoemde gemachtigde.

Voor verweerder is verschenen zijn gemachtigde mr. F. de Ruijter, werkzaam bij de Afdeling Rechtsbescherming van verweerders Directie Juridische Zaken.

Voorts was aanwezig mevrouw P. de Jong namens de Stichting De Faunabescherming.

2. Overwegingen.

De bestreden besluiten zijn genomen op grond van artikel 53 van de Jachtwet. Op grond van dit artikel kan, voor zover hier van belang, ter voorkoming van belangrijke schade aan gewassen, vergunning worden verleend om te jagen op wildsoorten, indien er naar het oordeel van de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij geen andere bevredigende oplossing bestaat dan het bejagen van wild.

In haar bezwaarschriften tegen de verleende vergunningen heeft de Stichting De Faunabescherming aangevoerd dat de vergunningverlening in strijd met de wet is omdat niet is aangetoond dat er sprake is van (dreigende) belangrijke schade en dat geen andere bevredigende oplossing voorhanden is dan het bejagen.

In de bestreden besluiten heeft verweerder overwogen dat vast staat dat er bij de toegepaste preventieve middelen gewenning kan optreden en dat afschot in combinatie met andere middelen het meest effectief is. Hiermee acht verweerder voldaan aan het vereiste dat geen andere bevredigende oplossing bestaat dan het bejagen van wild. Anderzijds heeft verweerder geconcludeerd dat niet is aangetoond dat de gestelde schade aangemerkt kan worden als belangrijke schade in de zin van artikel 53 van de Jachtwet , nu gegevens ontbreken van schadepercelen en uit de jaarverslagen van de Wildschadecommissie (WICO) van Zeeland blijkt dat de schade in de afgelopen jaren meeviel. Op grond hiervan heeft verweerder, met gedeeltelijke gegrondverklaring van de bezwaarschriften, de verleende vergunningen ingetrokken.

De rechtbank overweegt het volgende.

Blijkens de stukken heeft eiseres, ter verkrijging van de gevraagde vergunningen, op daartoe door verweerder verstrekte voorgedrukte vragenformulieren globale schadegegevens ingevuld; die gegevens hielden in een omschrijving van het soort schade of overlast (in casu vraat), van de soorten gewassen waarop de verwachte schade betrekking had (in casu granen, bieten, erwten, blauwmaanzaad) en van de totale oppervlakte van de schadegevoelige gewas-groepen. Meer gedetailleerde schadegegevens zijn niet gevraagd. Op basis van de verstrekte gegevens alsmede een positief advies van Gedeputeerde Staten van Zeeland heeft verweerder de gevraagde vergunningen verleend.

Dit was conform de jarenlange praktijk die verweerder volgde bij de behandeling van deze vergunning-aanvragen; op basis van dergelijke algemene schadegegevens werd aangenomen dat er (belangrijke) schade was te verwachten en er werd vrijwel automatisch tot vergunning-verlening overgegaan.

Hangende de bezwarenprocedure heeft verweerder deze beleidslijn verlaten en is tot een veel kritischer benadering overgegaan van het begrip belangrijke schade en van de gegevens die in dat verband van belang moeten worden geacht.

Eiseres is van deze beleidswijziging niet op de hoogte gesteld. Uit het verslag van de hoorzitting in de bezwarenprocedure blijkt dat eiseres pas kort voor deze zitting, gehouden op 15 maart 2000, kennis heeft kunnen nemen van de ingediende bezwaren. Tijdens deze hoorzitting is aan eiseres gevraagd of zij wellicht gegevens over schadebedragen boven tafel zou kunnen krijgen. Eiseres heeft daarop meegedeeld dat zij niet beschikt over individuele schade-gegevens en daar ook geen bemoeienis mee heeft. Eiseres heeft zich, zoals te doen gebruike-lijk, gebaseerd op ervaringsgegevens en de jaarverslagen van de WICO.

Verweerder heeft na deze hoorzitting zonder nader overleg met eiseres de thans bestreden beslissingen genomen.

Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder hiermee gehandeld in strijd met de rechtszekerheid en de zorgvuldigheid. Het staat verweerder uiteraard vrij om zijn beleid te wijzigen, zeker indien - waar het in dit geval naar uitziet - verweerder tot het inzicht is gekomen dat de vergunningverlening zoals die tot dan toe heeft plaatsgevonden op gespannen voet staat met de wettelijke voorschriften. Verweerder dient daarbij wel rekening te houden met de belangen van de houder van reeds verleende vergunningen, ook al zijn die vergun-ningen nog niet onherroepelijk. Dit brengt naar het oordeel van de rechtbank mee dat verweerder eiseres in het kader van de heroverweging erop had moeten wijzen welke concrete gegevens verweerder in aanvulling op de aanvraagformulieren nog wenste te ontvangen en voorts eiseres in de gelegenheid had moeten stellen om die aanvullende gegevens te verschaffen, alvorens op de bezwaarschriften te beslissen Anders dan verweerders gemachtigde ter zitting heeft beargumenteerd, was het niet aan eiseres om eigener beweging daarvoor zorg te dragen, alleen al omdat het haar niet duidelijk kon zijn welke schadegegevens nu van belang werden geacht. Hierbij acht de rechtbank niet zonder belang dat allerlei individuele schade-gegevens blijken te worden geregistreerd door de WICO's, die binnen verweerders gezags-bereik vallen, terwijl eiseres zelf, zoals door haar onweersproken is gesteld, niet over individuele schadecijfers kan beschikken.

In dit verband verwijst de rechtbank naar artikel 4:2 van de Algemene wet bestuursrecht , op grond waarvan het bestuursorgaan moet bepalen welke gegevens en bescheiden nodig zijn voor een beslissing op een aanvraag en voorts rekening moet worden gehouden met de beschikbaarheid van bepaalde gegevens voor de aanvrager.

Gezien het voorgaande kunnen de bestreden besluiten niet in stand blijven maar moeten deze worden vernietigd wegens strijd met de rechtszekerheid en de zorgvuldigheid. De beroepen zijn mitsdien gegrond.

Aan een verdere beoordeling komt de rechtbank derhalve niet toe, zij het dat het de rechtbank bevreemdt dat verweerder enerzijds heeft geconstateerd dat er onvoldoende gegevens zijn overgelegd om te kunnen beoordelen of er sprake is van belangrijke schade en anderzijds van oordeel is dat er, ter voorkoming van belangrijke schade aan gewassen, geen andere bevredigende oplossing voorhanden is dan het bejagen van wild. Het komt de rechtbank voor dat de vraag of andere oplossingen als bevredigend kunnen worden aangemerkt vooral dient te worden beoordeeld in relatie tot de (te verwachten) schade.

In het voorgaande ziet de rechtbank aanleiding om verweerder, met toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht , te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met deze procedure heeft moeten maken. Gelet op het besluit proceskosten bestuursrecht (KB van 22 december 1993, Stb. 763) stelt de rechtbank die kosten vast op f. 2.130,-, uitgaande van drie samenhangende zaken die tezamen voor een wegingsfactor 1,5 in aanmerking komen en van 2 punten voor de proceshandelingen (indienen van een beroepschriften en verschijnen ter zitting).

Beslist moet worden als volgt.

3. Uitspraak.

De Arrondissementsrechtbank te Middelburg,

verklaart het beroep gegrond;

vernietigt het bestreden besluit;

bepaalt dat het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij aan eiseres het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van drie maal f. 450,- (vierhonderd en vijftig gulden) in totaal derhalve f. 1.350,- (eenduizend driehonderdvijftig gulden) vergoedt;

veroordeelt verweerder in de kosten van deze procedure, aan de zijde van eiseres begroot op f. 2.130,- (tweeduizend eenhonderddertig gulden), te betalen door genoemd Ministerie aan eiseres.

Aldus gewezen en in het openbaar uitgesproken op 29 maart 2001

door mr. R.C.M. Reinarz, in tegenwoordigheid van mr. M.K. Mol-Enklaar, griffier.

Afschrift verzonden op:

Tegen deze uitspraak kan een belanghebbende hoger beroep instellen. Het instellen van het hoger beroep geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij de Afdeling bestuurs-rechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage, binnen zes weken na dagtekening van verzending van deze uitspraak.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



∧ naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature