U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Verhaalsbijdrage in het kader van de Wet werk en bijstand. Onverkorte toepassing van de Tremanormen in dit geval niet redelijk. Het inkomen van de onderhoudsplichtige wordt aangevuld met een toeslag krachtens de Toeslagenwet, zodat de onderhoudsplichtige samen met zijn echtgenote en de drie bij hen verblijvende kinderen een inkomen hebben dat overeenkomt met het sociaal minimum. Dat inkomen is nagenoeg gelijk aan de bijstandsnorm voor gehuwden en voornoemde toeslag is dan ook bedoeld ter bestrijding van de noodzakelijke levensbehoeften van het gezin. Onder die omstandigheden is het onbillijk en niet conform de werkelijkheid dat vervolgens bij de uitgavenkant wordt uitgegaan van de aanname dat de onderhoudsplichtige alleenstaand is en verder geen kosten aan zijn gezin zou hebben. Spiegelbeeld van voornoemde aanname zou in het onderhavige geval dan ook moeten zijn dat de onderhoudsplichtige bij de inkomstenkant ook als alleenstaande zou moeten worden aangemerkt. In dit geval is er geen draagkracht om een verhaalsbijdage te voldoen.

Uitspraak



RECHTBANK MAASTRICHT

Sector Civiel

Datum uitspraak: 7 februari 2012

Zaaknummer: 161411 / FA RK 11-577

De enkel¬voudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft de navolgende beschikking gegeven inzake:

HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE KERKRADE,

verzoeker, verder te noemen: het college,

zijn zetel hebbende te Kerkrade,

en:

[De heer X],

wederpartij, verder te noemen: [X],

wonende te [woonplaats],

advocaat mr. T.J.A. Iding.

1. Verloop van de procedure

Het college heeft op 13 mei 2011 een verzoekschrift tot verhaal van kosten van bijstand ingediend.

[X] heeft op 1 september 2011 een verweerschrift ingediend.

Het college heeft nog gereageerd bij brief, met bijlage, van 7 september 2011.

[X] heeft bij brief van 15 december 2011 een aantal stukken overgelegd.

Het college heeft daar vervolgens op gereageerd bij brief, met bijlagen, van 21 december 2011.

De zaak is behandeld ter zitting van 10 januari 2012.

2. Beoordeling

De rechtbank begrijpt uit de overgelegde stukken dat [X] een relatie heeft gehad met [Y]. Uit die inmiddels verbroken relatie zijn de volgende minderjarige kinderen geboren:

- [kind A], geboren te [geboorteplaats] op [2004], en

- [kind B], geboren te [geboorteplaats] op [2006].

[X] heeft deze kinderen erkend. [kind A] verblijft bij [Y] en [kind B] verblijft bij [X].

Het college verleent sedert 1 mei 2007 aan [Y] ter voorziening in de bestaanskosten een bijstandsuitkering, die mede betrekking heeft op [kind A]. Voor wat deze bijstandsverlening betreft zoekt het college op grond van diens onderhoudsplicht jegens [kind A] met ingang van 18 mei 2010 tot een bedrag van € 56,66 per maand verhaal op [X]. Het daarop betrekking hebbende besluit heeft het college op 6 juli 2010 aan [X] medegedeeld. [X] is het niet eens met deze verhaalsbijdrage en het college is gebleken dat hij voor de laatste keer op 23 december 2011 zijn betalingsverplichting is nagekomen. Het college heeft vervolgens besloten tot verhaal in rechte.

Het college verzoekt, na wijziging van het verzoek bij brief van 7 september 2011, de onderhoudsbijdrage op grond van artikel 62 van de Wet werk en bijstand ten behoeve van het bij [Y] verblijvende kind [kind A] ten laste van [X] vast te stellen op € 51,41 per maand, met ingang van 18 mei 2010 te voldoen. Daarnaast verzoekt het college te bepalen dat [X] de op de datum van de in dezen te wijzen beschikking per 18 mei 2010 ontstane achterstand zal afbetalen met € 25,- per maand.

[X] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Het andere uit de relatie met [Y] geboren kind, [kind B], woont bij hem. Primair is [X] van mening dat zowel hij als [Y] van een minimuminkomen moeten rondkomen en dat zij beiden een kind te verzorgen hebben, zodat er geen reden is om over en weer een onderhouds- of verhaalsbijdrage te voldoen. Subsidiair is [X] van mening dat hij geen draagkracht heeft. Hij heeft ook nog de zorg over twee kinderen uit zijn huidige huwelijk met [Z]. Zij dienen te leven van een arbeidsongeschiktheidsuitkering krachtens de Wet Wajong, die aangevuld wordt met een uitkering op basis van de Toeslagenwet. Die toeslag wordt verstrekt zodat [X] en zijn gezin een normaal bestaan kunnen hebben. [X] is dan ook van mening dat deze toeslag niet bij zijn inkomen geteld moet worden. Het college houdt bovendien geen rekening met het feit dat zijn echtgenote geen inkomen heeft en hij zelf ook in het onderhoud van zijn drie bij hem wonende kinderen moet voorzien. Er dient daarom rekening te worden gehouden met de bijstandsnorm voor een gezin alsmede met de ziektekosten van de echtgenote. Bovendien verblijft [kind A] regelmatig bij [X] in het gezin, waarvoor omgangskosten worden gemaakt van € 30,- per maand.

De rechtbank overweegt als volgt.

Uit de stukken begrijpt de rechtbank dat [X], kort na het moment waarop het bij hem verblijvende kind [kind C] werd geboren op [2010], een toeslag op zijn Wajong-uitkering ontvangt krachtens de Toeslagenwet. Gelet op het daardoor gestegen inkomen van [X] is het college van mening dat hij vanaf 18 mei 2010 een verhaalsbijdrage van € 51,41 per maand dient te voldoen, zoals in de overgelegde draagkrachtberekening bij brief van 7 september 2011 is berekend.

In voornoemde, niet door [X] betwiste, draagkrachtberekening heeft het college verder rekening gehouden met het door [X] en zijn echtgenote te ontvangen kindgebonden budget van € 110,- per maand, zodat het inkomen van [X] door het college is becijferd op € 1.295,- netto per maand. Aan de lastenkant heeft het college, gelet op de huidige Tremanormen waarbij de partner buiten beschouwing wordt gelaten bij het vaststellen van kinderalimentatie , rekening gehouden met de bijstandsnorm voor een alleenstaande van € 909,- per maand, meer-woonkosten van € 49,- per maand, (daadwerkelijke) ziektekosten van € 13,- per maand en omgangskosten ten behoeve van [kind A] van € 30,- per maand.

De rechtbank is van oordeel dat onverkorte toepassing van de Tremanormen in dit geval niet redelijk is. Daar waar [X], zijn echtgenote en de drie bij hen verblijvende kinderen [kind C], [kind D] en [kind B] voorheen van een inkomen moesten leven beneden bijstandsniveau, wordt dat inkomen kort na 18 mei 2010 aangevuld met een toeslag om in ieder geval een inkomen te hebben dat overeenkomt met het sociaal minimum. Het huidige inkomen van [X] en zijn echtgenote is immers nagenoeg gelijk aan de thans geldende bijstandsnorm voor gehuwden van € 1.336,- per maand. Voornoemde toeslag is dan ook bedoeld ter bestrijding van de noodzakelijke levensbehoeften van het gezin. Onder die omstandigheden acht de rechtbank het onbillijk, en bovendien niet conform de werkelijkheid, dat vervolgens bij de uitgavenkant wordt uitgegaan van de aanname dat [X] alleenstaand is en verder geen kosten aan zijn gezin zou hebben.

Spiegelbeeld van deze aanname zou naar het oordeel van de rechtbank in het onderhavige geval dan ook moeten zijn dat [X] bij de inkomstenkant ook als alleenstaande zou moeten worden aangemerkt. Indien de rechtbank voornoemde toeslag buiten beschouwing laat aan de inkomenszijde van [X], is het netto inkomen dat aan hem kan worden toegerekend niet hoger dan het door het college becijferde draagkrachtloos inkomen van circa € 1.000,- per maand. [X] heeft dan geen draagkracht om een verhaalsbijdrage aan het college te voldoen.

Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het verzoek van het college afwijzen.

Ten slotte is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende gronden door [X] zijn aangevoerd om tot een proceskostenveroordeling van het college te komen. Het college heeft gerechtvaardigde belangen gehad bij het voeren van deze procedure. De rechtbank zal de proceskosten dan ook tussen partijen compenseren.

3. Beslissing

De rechtbank:

Wijst het verzoek af.

Compenseert de kosten van deze procedure aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.

Deze beschikking is gegeven door mr. L.M.I.A. Bregonje, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2012 in tegenwoordigheid van de griffier.

JPW

Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch:

a. door de verzoekende partij en degenen aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden, binnen 3 maanden na de dag van de uitspraak;

b. door andere belanghebbenden binnen 3 maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature