U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Last onder bestuursdwang ex artikel 13b Opiumwet strekkend tot sluiting woning (Maastricht). Beleid niet onredelijk. Geen strijd met artikel 8 EVRM . Geen sanctie met leedtoevoegend karakter.

Uitspraak



RECHTBANK MAASTRICHT

Sector Bestuursrecht

Voorzieningenrechter

Procedurenummer: AWB 11 / 818

Uitspraak

in het geding tussen

[naam],

wonend te Maastricht, verzoekster,

en

de burgemeester van de gemeente Maastricht,

verweerder.

Datum bestreden besluit: 17 mei 2011

Kenmerk: 2011-23969

1. Procesverloop

Bij het in de aanhef van deze uitspraak genoemde besluit heeft verweerder op grond van artikel 13b van de Opiumwet aan verzoekster een last onder bestuursdwang opgelegd die ertoe strekt dat zij met ingang van 18 mei 2011 de door haar bewoonde huurwoning, gelegen aan [adres], te Maastricht, voor de duur van drie maanden dient te sluiten en gesloten dient te houden.

Tegen dit besluit is namens verzoekster op 17 mei 2011 bezwaar gemaakt bij verweerder. Voorts is de voorzieningenrechter van deze rechtbank verzocht ter zake een voorlopige voorziening, als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), te treffen.

Verweerder heeft de stukken die op de zaak betrekking hebben ingezonden.

Het verzoek is behandeld ter zitting van 26 mei 2011, alwaar verzoekster in persoon is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde J.J. Patelski, advocaat te Maastricht.

Verweerder heeft zich ter zitting doen vertegenwoordigen door G. Marcus, werkzaam bij verweerders gemeente.

2. Overwegingen

In artikel 8:81, eerste lid, van de Awb - voor zover hier van belang - is bepaald dat, indien tegen een besluit, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd kan worden in de hoofdzaak op verzoek een voorlopige voorziening kan treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Voor zover de toetsing aan het in dit artikel neergelegde criterium meebrengt dat een beoordeling van het geschil in de hoofdzaak wordt gegeven, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter een voorlopig karakter en is dat niet bindend in die procedure.

De voorzieningenrechter stelt vast dat aan de eerste twee in artikel 8:81, eerste lid, van de Awb geformuleerde formele vereisten is voldaan, nu namens verzoekster bezwaar is gemaakt tegen verweerders besluit ter zake waarvan een voorlopige voorziening is gevraagd en de rechtbank Maastricht bevoegd kan worden geacht om van de (mogelijke) hoofdzaak kennis te nemen. Ook de vereiste onverwijlde spoed acht de voorzieningenrechter, mede gelet op het gestelde ter zitting, voldoende aannemelijk gemaakt.

Tot het treffen van een voorziening zal in het algemeen slechts aanleiding bestaan, indien op grond van de beschikbare gegevens moet worden geoordeeld dat zonder die voorziening het voor de indiener van het verzoek uit het bestreden besluit voortkomend nadeel onevenredig is in verhouding tot het met dat besluit te dienen belang. Nu de voorzieningenrechter aan de zijde van verzoekster een bepaald spoedeisend belang aanwezig acht en derhalve niet reeds op voorhand kan worden geconcludeerd dat zij zonder enig nadeel de beslissing op bezwaar kan afwachten, is het antwoord op de vraag of er sprake is van enig nadeel dat behoort te worden voorkomen door het treffen van een voorlopige voorziening in belangrijke mate mede afhankelijk van een voorlopig oordeel over het geschil in de (eventuele) hoofdzaak.

De voorzieningenrechter dient derhalve een oordeel te geven over de vraag of verweerder in redelijkheid de in rubriek 1 genoemde last onder bestuursdwang heeft kunnen opleggen. Dienaangaande overweegt de voorzieningenrechter als volgt.

Op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet is verweerder bevoegd tot het opleggen van een last onder bestuursdwang indien in woningen of lokalen dan wel in of op bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel bedoeld in lijst I of II van deze wet wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.

Op grond van artikel 5:21 van de Awb wordt onder een last onder bestuursdwang verstaan: de herstelsanctie, inhoudende:

a. een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en

b. de bevoegdheid van het bestuursorgaan om de last door feitelijk handelen ten uitvoer te leggen, indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.

Ter uitvoering van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet heeft verweerder handhavingsbeleid ontwikkeld, neergelegd in het “Damoclesbeleid Lokalen en woningen” (hierna: het beleid). Ingevolge onderdeel 21 van dit beleid wordt, indien er sprake is van het verkopen, afleveren of verstrekken dan wel daartoe aanwezig zijn van harddrugs, bij de eerste overtreding de woning zonder waarschuwing voor drie maanden gesloten.

Ingevolge onderdeel 10 van het beleid wordt met betrekking tot de omschrijving van het “verkopen, afleveren, verstrekken dan wel daartoe aanwezig hebben” van verdovende middelen, aansluiting gezocht bij de Aanwijzing Opiumwet van het Openbaar Ministerie. Concreet betekent dit, voor zover hier van belang, dat sprake is van een overtreding in de zin van het beleid bij een hoeveelheid harddrugs van meer dan 0,5 gram.

Zoals deze rechtbank reeds eerder heeft overwogen in (onder meer) haar uitspraak van 7 juli 2010 (AWB 09/1283), welke uitspraak is bevestigd door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) in haar uitspraak van 23 maart 2011 (LJN BP8750), past het door verweerder gevoerde beleid binnen het wettelijk kader van artikel 13b van de Opiumwet , valt dit beleid niet als kennelijk onredelijk aan te merken en is het derhalve niet in strijd met de Awb. In hetgeen van de zijde van verzoekster is aangevoerd, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding thans anders te oordelen. De omstandigheid dat verweerders beleid verschilt van de beleidsregels vastgesteld door de burgemeester van de gemeente ’s Hertogenbosch, maakt niet dat het beleid in kwestie kennelijk onredelijk is, maar geeft slechts blijk van de beleidsvrijheid die aan de burgemeester toekomt om bij de uitoefening van zijn bevoegdheid op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet , een eigen beleid vast te stellen.

Blijkens de sluitingsrapportage van 11 mei 2011 is tijdens een onderzoek in de woning van verzoekster in totaal 1.346,5 gram heroïne en 51 gram cocaïne aangetroffen, hetgeen door verzoekster niet is bestreden. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat er sprake is van een handelshoeveelheid (meer dan 0,5 gram) harddrugs, zodat verweerder derhalve heeft kunnen stellen dat in de woning harddrugs werden verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig waren. De voorzieningenrechter verwijst in dezen naar de uitspraak van de Afdeling van 20 oktober 2010 (LJN BO1193), waarbij nog zij opgemerkt dat er naar zijn oordeel geen aanleiding bestaat aan te nemen dat deze jurisprudentie, die betrekking heeft op de verkoop (van verdovende middelen) vanuit lokalen, niet ook van toepassing is te achten bij verkoop vanuit woningen.

Op grond van bovenstaande overwegingen is de voorzieningenrechter van oordeel dat verweerder op grond van artikel 13b van de Opiumwet bevoegd was tot het opleggen van de last onder bestuursdwang.

Voorts acht de voorzieningenrechter het handelen van verweerder niet in strijd met artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) en artikel 10 van de Grondwet . Daartoe wordt, onder verwijzing naar voornoemde uitspraak van deze rechtbank van 7 juli 2010, overwogen dat de sluiting van de woning weliswaar een inmenging vormt in de persoonlijke levenssfeer van verzoekster, maar dat deze inmenging gerechtvaardigd is. Artikel 13b van de Opiumwet geeft immers verweerder de bevoegdheid tot toepassing van bestuursdwang, waaronder het bevel tot sluiting, indien in een woning een middel bedoeld in lijst I of II van deze wet, in dit geval heroïne en cocaïne, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is. Aldus is de inmenging voorzien bij wet. Anders dan verzoekster betoogt is hiermee de bevoegdheid voor het bevel tot sluiting gegeven. Dat artikel 13b van de Opiumwet , anders dan artikel 174a van de Gemeentewet , de bevoegdheid tot sluiting niet expliciet noemt, doet hier niet aan af, nu sluiting is aan te merken als een herstelsanctie als bedoeld in artikel 5:21 van de Awb . Sinds de wijziging van artikel 13b van de Opiumwet bij de Wet van 27 september 2007, waarbij de werkingssfeer van artikel 13b van de Opiumwet zodanig is uitgebreid dat daaronder ook woningen, lokalen die niet voor het publiek toegankelijk zijn en de bijbehorende erven vallen, heeft verweerder de bevoegdheid tot sluiting van een woning op grond van de Opiumwet wegens overtreding van deze wet. Daarnaast kan het bevel tot sluiting, gelet op de overtreding die aan dit bevel tot sluiting ten grondslag heeft gelegen, in een democratische samenleving noodzakelijk worden geacht ter voorkoming van strafbare feiten dan wel ter bescherming van de rechten en vrijheden van anderen, in dit geval omwonenden. Nu de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, waarmee het bevel tot sluiting van de woning gepaard gaat, gerechtvaardigd is in de zin van artikel 8, tweede lid, EVRM en artikel 10 van de Grondwet , heeft verweerder niet in strijd met deze artikelen gehandel d.

De voorzieningenrechter is daarnaast van oordeel dat de stelling van verzoekster dat de last onder bestuursdwang in de vorm van sluiting van de woning in het onderhavige geval als een bestraffende sanctie gezien dient te worden, niet kan worden gevolgd. De toepassing van bestuursdwang strekt er in een geval als het onderhavige slechts toe overtreding van artikel 13b van de Opiumwet , zoals door verweerder geconstateerd, te be ëindigen en in de toekomst te voorkomen. De voorzieningenrechter verwijst in dezen naar de hiervoor reeds genoemde uitspraak van de Afdeling van 23 maart 2011. Evenmin kan verzoekster worden gevolgd in de stelling dat indien het voorkomen van herhaling de enige reden is om de last onder bestuursdwang op te leggen, er sprake is van een bestraffende sanctie. Zowel uit de wettekst van artikel 5:2, eerste lid, onder b, van de Awb , als uit de wetsgeschiedenis blijkt immers dat een last onder bestuursdwang in de vorm van een herstelsanctie onder andere kan worden opgelegd indien deze strekt tot het voorkomen van herhaling van de overtreding. Naar oordeel van de voorzieningenrechter is er derhalve geen sprake van een sanctie met leedtoevoegend karakter en kan de sluiting van de woning dan ook niet als zodanig worden aangemerkt.

De voorzieningenrechter komt vervolgens toe aan de beantwoording van de vraag of van de zijde van verzoekster omstandigheden zijn aangevoerd die verweerder ingevolge artikel 4:84 van de Awb hadden moeten nopen tot een afwijking van het door hem gevoerde beleid.

Voor zover in dit kader is aangevoerd dat de sluiting van de woning disproportioneel zou zijn nu er geen sprake zou zijn van verstoring van de openbare orde, overweegt de voorzieningenrechter dat verweerder, zoals hiervoor reeds is aangegeven, op grond van artikel 13b van de Opiumwet de bevoegdheid heeft tot het opleggen van een last onder bestuursdwang indien in woningen of lokalen dan wel in of op bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel bedoeld in lijst I of II van deze wet wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is. Gelet op de tekst van artikel 13b van de Opiumwet en de geschiedenis van de totstandkoming van die bepaling, speelt verstoring van de openbare orde bij de bepaling van deze bevoegdheid geen rol. Onder verwijzing naar meergenoemde uitspraak van deze rechtbank van 7 juli 2010, is de voorzieningenrechter dan ook van oordeel dat de stelling van verzoekster dat er in het onderhavige geval geen sprake van verstoring van de openbare orde is, geen bijzondere omstandigheid in de zin van artikel 4:84 van de Awb oplevert.

Evenmin leidt de omstandigheid dat verzoekster in het onderhavige geval niet als overtreder kan worden aangemerkt tot dat oordeel, nu - wat er verder ook van deze stelling zij - voor de uitoefening van de bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang het al dan niet aangemerkt kunnen worden als overtreder, niet van belang is. Bovendien blijkt onder meer uit de uitspraak van de Afdeling van 24 maart 2010 (LJN BL8721) dat ook persoonlijke verwijtbaarheid geen rol speelt bij de uitoefening van deze bevoegdheid en derhalve geen bijzondere omstandigheid oplevert die noopt tot afwijking van het handhavingsbeleid.

Voor zover verzoekster ter zitting nog heeft gewezen op haar belang om in de woning te kunnen blijven wonen, overweegt de voorzieningenrechter dat dit een omstandigheid betreft die geacht moet worden bij de vaststelling van het beleid te zijn betrokken en daarom niet als bijzonder in de zin van artikel 4:84 van de Awb is aan te merken.

Aangezien de voorzieningenrechter ook overigens niet is gebleken van omstandigheden die verweerder hadden moeten nopen tot een afwijking van het door hem gevoerde beleid, is de voorzieningenrechter van oordeel dat verweerder in redelijkheid onderhavige last onder bestuursdwang heeft kunnen opleggen. Derhalve bestaat er geen aanleiding tot het treffen van een voorlopige voorziening, zodat het daartoe strekkende verzoek dient te worden afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslist wordt daarom als volgt.

3. Beslissing

De voorzieningenrechter:

wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af .

Deze uitspraak is gedaan door R.M.M. Kleijkers, rechter, in tegenwoordigheid van A.A.M. Elzakkers, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 6 juni 2011.

w.g. A. Elzakkers w.g. R. Kleijkers

Voor eensluidend afschrift:

de griffier:

Verzonden:

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature