E-mail deze uitspraak

Uitspraak waar naar gelinkt wordt vanuit de e-mail die gestuurd zal worden:

ECLI:NL:RBMAA:2011:BQ5681
LJN BQ5681, Rechtbank Maastricht, AWB 11 / 487 en AWB 11 / 488

Inhoudsindicatie:

Volgens een rapport van een door de brandweer gehouden schouw tijdens de weekmarkt te Eygelshoven op 18 december 2010 kon de brandweer toen in de Laurastraat te Eygelshoven geen opstelling voor een ladderwagen en blusvoertuig maken en waren twee aan deze straat gelegen appartementencomplexen niet bereikbaar voor de ladderwagen. Volgens de burgemeester van Kerkrade was hierdoor sprake van een structureel reële mogelijkheid dat een zodanig gevaarlijke situatie ontstaat dat een deel van de Laurastraat niet bereikbaar is voor de hulpverlening en voor de brandweer in het bijzonder. De burgemeester heeft op 7 januari 2011 daarom besloten het opstellen van marktkramen in de Laurastraat en het houden van de warenmarkt in een bepaald gedeelte van de Laurastraat met ingang van 8 januari 2011 te verbieden. Het college van burgemeester en wethouders van Kerkrade heeft op 7 januari 2011 met een beroep op het besluit van de burgemeester en de aan dat besluit ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden de locatie van de weekmarkt per 8 januari 2011 gewijzigd waardoor de Laurastraat niet langer als marktlocatie is aangewezen. Volgens het college diende deze wijziging van de marktlocatie, gelet op de in het besluit van de burgemeester vermelde feiten en omstandigheden, met spoed plaats te vinden en hoefde daarom de marktcommissie in dit geval niet te worden gehoord.

Verzoekers, allen marktkooplieden van de weekmarkt te Eygelshoven, hebben verzocht de besluiten te schorsen. Zij hebben een rapport van een veiligheidsdeskundige in het geding gebracht volgens welk rapport op tijden dat de markt wordt gehouden in de Laurastraat geen sprake is van een onveilige situatie.

De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat bij het plaatsvinden van de weekmarkt in de Laurastraat ernstig gevreesd moest worden voor verstoring van de openbare orde, zodat de burgemeester de bevoegdheid tot het geven van het verbod niet aan artikel 172, derde lid, van de Gemeentewet heeft kunnen ontlenen. De burgemeester heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter ook niet aannemelijk gemaakt dat sprake was van een zich direct aandienende, de veiligheid of gezondheid bedreigende situatie, zodat de burgemeester deze bevoegdheid ook niet aan artikel 174, tweede lid, van de Gemeentewet heeft kunnen ontlenen. De voorzieningenrechter verwijst hiervoor met name naar het rapport van de veiligheidsdeskundige en naar het feit dat ten tijde van het verbod de situatie dezelfde -veilige of onveilige- situatie was als die in de jaren daarvóór. De voorzieningenrechter heeft het besluit van de burgemeester geschorst tot zes weken na de verzending van de beslissing op het bezwaar. Gelet hierop is ook het besluit van het college, voor dezelfde termijn, geschorst.

Van


Aan


Opmerkingen (optioneel)


E-mail

Terug

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie