U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Ontbinding arbeidsovereenkomst tijdens ziekte. Bedrijfseconomische redenen. Sociaal Plan.

Uitspraak



RECHTBANK MAASTRICHT

Sector Kanton

Locatie Maastricht

zaaknr: 400067 EJ VERZ 10-6647

typ: RK

Beschikking van 10 december 2010

in de zaak van

[verzoekster],

gevestigd en kantoorhoudend te [plaats],

verzoekende partij,

verder te noemen: [verzoekster],

gemachtigde: mr. S.J. van IJsendoorn, advocaat te Amsterdam

tegen

[verweerster],

wonend te [woonplaats],

verwerende partij,

verder te noemen: [verweerster],

gemachtigde: mr. J.J.C. Delahaye, advocaat te Maastricht.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Een door [verzoekster] ingezonden verzoekschrift met bijlagen is ingekomen ter griffie van de Rechtbank Maastricht, Sector Kanton, op 8 november 2010.

Van [verweerster] is op 19 november 2010 een verweerschrift met bijlagen ontvangen.

Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft [verzoekster] op 24 november 2010 twee extra bijlagen ingediend (nummers 12 en 13)

Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling op 29 november 2010 zijn namens [verzoekster] verschenen mevrouw [werkneemster sub 1] en de heer [werknemer sub 2] van de afdeling Human Recources, bijgestaan door voornoemde gemachtigde.

[verweerster] is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. Delahaye voornoemd. Van het verhandelde ter zitting is door de griffier schriftelijk aantekening gehouden.

Daarna is uitspraak bepaald op heden.

MOTIVERING

a. de vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, althans niet of ondeugdelijk weersproken, en mede op basis van de inhoud van de in dit opzicht onbetwist gelaten stukken (bijlagen) staat tussen partijen het navolgende vast.

CRH Bouwmaterialen B.V. (verder te noemen CRH), gespecialiseerd in productie, distributie en handel van bouwmaterialen, is het moederbedrijf van een concern van 73 zelfstandig opererende dochterbedrijven, waaronder [verzoekster], van welke bedrijven zij aandeelhouder en bestuurder is. CRH heeft een zogenoemde ‘403- verklaring’ afgelegd, zodat zij kan volstaan met een geconsolideerde jaarrekening.

[verweerster], geboren op [geboortedatum], is op [datum] bij [verzoekster] krachtens arbeidsovereenkomst in dienst getreden in de functie telefoniste/receptioniste voor een arbeidsuur van thans 32 uur per week. Haar loon bedroeg laatstelijk € 1.654,71 bruto per maand exclusief vakantiebijslag en overige emolumenten.

[verweerster] is thans arbeidsongeschikt.

b. het verzoek

[verzoekster] verzoekt thans ontbinding van de tussen haar en [verweerster] bestaande arbeidsovereenkomst wegens een gewichtige reden, bestaande in (een) verandering(en) in de omstandigheden van zodanige aard, dat de arbeidsovereenkomst met ingang van de eerst mogelijke datum zou behoren te eindigen met toekenning van een vergoeding van € 9.293,00 bruto aan [verweerster].

Ter toelichting op dit verzoek voert [verzoekster] het navolgende aan.

De omzet en de (winst)marge van CRH zijn in de jaren 2008 en 2009 sterk teruggelopen. Die terugloop zet zich voort in 2010. CRH ziet zich genoodzaakt kostenbesparende maatregelen te nemen. CRH heeft daartoe de resultaten per vestiging in kaart gebracht en het rendement uitgedrukt in een PBIT-percentage (profit before interest and tax).

[verzoekster] is één van de vestigingen van CRH die een lager rendement dan 5% behaalden en is daarom aangemerkt als “underperformer”. Per “underperformer” is onderzoek gedaan naar het toekomstperspectief. De ondernemingsstrategie van CRH is daarbij gericht op het zo veel mogelijk handhaven van de vestigingen - teneinde de “zichtbaarheid” in het land te waarborgen - , en op een heroriëntatie van de functie van de vestigingen en haar activiteiten.

[verzoekster] zal - conform de ondernemingsstrategie - worden omgebouwd van een “Full equiped” vestiging, waarbij het bedrijf een commercieel apparaat en een vestigingsmanagement heeft, naar een zogenoemde Satellietvestiging onder de naam [vestigingsnaam]. Een [vestigingsnaam] heeft als basisfuncties: showroom, afhaal en bezorgen van bouwmaterialen. Als gevolg van het wijzigen van de functie van [verzoekster] zal er een nauwere samenwerking met de vestiging [vestiging] ontstaan voor de activiteiten die [verzoekster] afstoot, te weten het commerciële apparaat en het vestigingsmanagement. De ondernemingsraad heeft op 1 juni 2010 een positief advies afgegeven over de voorgenomen reorganisatie.

Nu een deel van de activiteiten bij [verzoekster] eindigt, zullen naast het vestigingsmanagement ook de Verkoop Binnendienst en de Verkoop Buitendienst niet langer in Maastricht maar in Weert ondergebracht worden. De betrokken werknemers zullen overgaan naar de vestiging in Weert, waar reeds een ervaren afdeling Verkoop Binnendienst en Buitendienst actief is.

Daarnaast zorgt de invoer van een geavanceerde telefooncentrale er voor dat ook de receptie in Maastricht komt te vervallen. Door de reorganisatie komen (binnen [verzoekster]) de volgende functies te vervallen: functie binnendient (3 fte), functie buitendienst (1,5 fte), functie vestigingsmanager en functie telefoniste/receptioniste (0,8 fte).

In de functie telefoniste/receptioniste is [verweerster] als enige werkzaam. Er zijn geen vergelijkbare functies binnen [verzoekster]. Afspiegeling is dan ook niet aan de orde.

CRH heeft in overleg met en met instemming van de vakbonden en de ondernemingsraad in mei 2009 een Sociaal Plan ‘afgesloten’, waarin de uitgangspunten bij de afhandeling van de gevolgen van een reorganisatie opgenomen zijn. Uitgangspunt is het begeleiden van werknemers ‘van werk naar werk’. Indien herplaatsing van een werknemer binnen CRH niet mogelijk blijkt, komt die werknemer in aanmerking voor een persoonlijk budget, berekend aan de hand van de kantonrechtersformule zoals die tot 1 januari 2009 gold en met een C-factor van 0,8. De werknemer die kiest voor definitief vertrek, maakt aanspraak op een eenmalige vergoeding ter hoogte van de helft van zijn persoonlijke budget.

In een gesprek van 15 juni 2010 is aan [verweerster] medegedeeld dat haar functie om voornoemde redenen zou komen te vervallen. In een vervolggesprek van 8 juli 2010 is aan [verweerster] een beëindigingsvoorstel gedaan conform het Sociaal Plan. Later is dit aanbod nog verhoogd, doch partijen zijn er niet in geslaagd overeenstemming te bereiken.

Ter zitting heeft [verzoekster] nog het navolgende naar voren gebracht.

Op het moment dat CRH besloot om de reorganisatie door te voeren, was [verzoekster] een zelfstandig optredend organisatorisch verband. Zelfs wanneer ook binnen de vestiging in Weert afgespiegeld dient te worden, komt [verweerster] voor ontslag in aanmerking, nu de twee medewerksters die aldaar de functie telefoniste/receptioniste uitoefenen, allebei langer in dienst zijn dan [verweerster].

[verzoekster] heeft onderzocht of er binnen CRH en binnen een redelijke afstand een passende functie voor [verweerster] is, maar die is er niet.

Voor de berekening van een beëindigingsvergoeding dient aansluiting te worden gezocht bij het Sociaal Plan, hetgeen neerkomt op een bedrag van € 9.293,00 bruto.

Het verzoek houdt geen verband met het gegeven dat [verweerster] thans ziek is, dus is in geen enkel opzicht beïnvloed door het bestaan van een bijzonder opzegverbod. [verzoekster] is bereid om aan [verweerster] een vergoeding conform het Sociaal Plan toe te kennen.

c. het verweer

Als verst strekkend verweer voert [verweerster] aan dat zij thans wegens ziekte arbeidsongeschikt is en er daarom sprake is van een bijzonder opzegverbod. Volgens [verweerster] zou het verzoek (reeds) om die reden afgewezen dienen te worden.

[verweerster] wijst er bovendien op dat haar werkzaamheden veel omvangrijker zijn dan [verzoekster] doet voorkomen. Veel van haar taken zijn ondersteunende werkzaamheden ten behoeve van de Verkoop Binnendienst en de Verkoop Buitendienst. Op 15 juni 2009 is [verweerster] door ziekte arbeidsongeschikt geworden. Gedurende een bepaalde periode heeft zij haar werk gedeeltelijk hervat, maar vanaf begin januari 2010 was zij weer volledig arbeidsongeschikt. Daarna is zij vanaf juni 2010 weer drie dagen per week vier uren per dag aan het werk gegaan maar na het gesprek in juni waar haar is medegedeeld dat haar functie zou komen te vervallen heeft zij niet meer gewerkt..

De door [verzoekster] gestelde bedrijfseconomische reden voor het onderhavige verzoek is niet aanwezig, althans is niet voldoende aannemelijk gemaakt. De in het geding gebrachte financiële stukken zijn veel te summier om die conclusie te kunnen dragen. Bovendien zijn die stukken door CRH zelf opgesteld, zodat niet gesproken kan worden van deugdelijk en objectief vastgestelde gegevens. De stukken zijn bovendien onvoldoende inzichtelijk. Zo blijft onduidelijk hoe een aantal kostenposten (zoals de afschrijvingen) opgebouwd is, terwijl ook geen inzicht wordt verschaft in de activa en passiva, terwijl die gegevens wel van belang zijn.

Daarnaast blijkt uit de door [verzoekster] overgelegde stukken dat de winst van CRH voor belastingen en rente weliswaar sinds 2007 afgenomen is, maar dat in de eerste vier maanden van 2010 nog een winst van € 2.549.000,00 gemaakt is, zodat van een slechte financiële situatie niet gesproken kan worden. [verzoekster] heeft nog ieder jaar een gratificatie aan haar werknemers gegeven, hetgeen niet duidt op een slechte financiële situatie.

De cijfers die [verzoekster] bij haar bijlage 3 overlegd heeft, zijn niet te controleren, en [verweerster] betwist de juistheid daarvan. Volgens [verweerster] wordt kunstmatig een verliesgevende situatie gecreëerd, doch het betreft enkel een boekhoudkundig verlies als gevolg van het verschuiven van kostenposten binnen het gehele concern. Als voorbeeld wijst [verweerster] er op dat de transportkosten in 2008 € 134.000,00 bedroegen en in 2009 € 290.000,00, terwijl de omzet gedaald is. Dit heeft waarschijnlijk te maken met de zogenoemde “Drop and Warehouse” kosten ter hoogte van € 250.000,00 die in 2009 en 2010 ‘plotsklaps’ voor rekening van [verzoekster] worden gebracht.

De werknemers die bij [verzoekster] werkzaam waren in de functie Verkoop Binnendienst en Verkoop Buitendienst, blijven gewoon hun functie uitoefenen, maar dan vanuit een vestiging in Weert. De functie van vestigingsmanager is niet in het kader van een reorganisatie komen te vervallen; de betrokken persoon is sinds mei 2010 niet meer werkzaam bij [verzoekster], terwijl de reorganisatie pas op 1 juni 2010 aangevangen is. Het is dan ook alléén [verweerster] wier functie komt te vervallen.

[verzoekster] stelt ten onrechte dat er alleen binnen [verzoekster] afgespiegeld moet worden. Er dient afgespiegeld te worden binnen alle ondernemingen van CRH, althans in ieder geval binnen alle Limburgse vestigingen daarvan en - subsidiair - in ieder geval tussenMaastricht en de vestiging van CRH in Weert, nu die vestiging met [verzoekster] samengevoegd wordt. Het is dan ook niet aannemelijk geworden dat het [verweerster] is die op grond van het afspiegelingsbeginsel ‘voor ontslag voorgedragen zou moeten worden’.

Er is door [verzoekster] nooit met [verweerster] gesproken over een passende (andere) functie, laat staan dat [verzoekster] daar naar gezocht heeft. Van [verzoekster] had verwacht mogen worden dat zij niet alleen binnen haar eigen onderneming maar ook daarbuiten op zoek ging naar passende arbeid voor [verweerster].

Primair is [verweerster] van mening dat het onderhavige verzoek, gelet op het bovenstaande, afgewezen dient te worden.

Subsidiair verzoekt [verweerster] om aan haar een ontbindingsvergoeding toe te kennen conform de kantonrechtersformule met correctiefactor 3, hetgeen neerkomt op een bedrag van € 65.969,64. [verweerster] heeft wegens haar ziekte en arbeidsongeschiktheid een grotere afstand tot de arbeidsmarkt dan haar collega’s, zodat de door [verzoekster] aangeboden vergoeding conform het Sociaal Plan onbillijk is. Overigens heeft [verzoekster] bij brief van 23 september 2010 in dit kader een vergoeding van € 14.475,43 aangeboden, waaraan zij gebonden blijft.

d. de beoordeling

Uit de stukken en hetgeen ter terechtzitting naar voren is gebracht, is niet gebleken dat het ontbindingsverzoek verband houdt met enig bijzonder opzegverbod. [verweerster] is weliswaar sinds 15 juni 2009 ziek, doch de reden van het onderhavige verzoek is daarin niet gelegen. [verzoekster] heeft immers genoegzaam aangetoond dat er sprake is van gewichtige redenen (die met de ziekte van [verweerster] niets van doen hebben) waardoor de bijzondere bescherming die [verweerster] aan dit opzegverbod kan ontlenen doorbroken dient te worden. De kantonrechter overweegt daartoe als volgt.

De noodzaak voor een reorganisatie wegens bedrijfseconomische omstandigheden is voldoende aangetoond. Uit de door [verzoekster] in het geding gebrachte (geconsolideerde) resultaatcijfers van CRH blijkt dat die resultaten (de zogenoemde Profit Before Interest and Taxes- cijfers) sinds 2007 gekelderd zijn, van € 54.636.000,00 in 2007, naar € 47.819.000,00 in 2008, naar € 30.272.000,00 in 2009 en naar € 19.475.000,00 tot en met september 2010.

Deze cijfers worden op zichzelf door [verweerster] niet betwist; zij stelt slechts dat die cijfers niet door een onafhankelijke derde gecontroleerd zijn. Dezelfde gegevens hebben geleid tot een postief advies van de ondernemingsraad ten aanzien van de voorgenomen reorganisatie en medewerking van de vakbonden aan het Sociaal Plan, zodat er geen aanleiding is te twijfelen aan deze cijfers.

Daar komt bij dat CRH een geconsolideerde jaarrekening hanteert (en ook mag hanteren), waaruit de concrete bedrijfsresultaten van [verzoekster] niet af te lezen zijn. Het overleggen van de jaarrekeing van CRH voegt ook in die zin weinig toe.

Ten aanzien van het relaas van de zogenoemde “Drop and Warehouse” kosten (transportkosten) is van de zijde van [verzoekster] ter zitting gemotiveerd uiteengezet dat CRH pas vanaf 2009 over een administratief systeem beschikt dat zodanig geavanceerd is, dat een waarheidsgetrouwe splitsing van transportkosten per vestiging gemaakt kan worden. Met andere woorden, de in de resultaatcijfers van [verzoekster] (bijlage 3 bij het verzoekschrift) genoemde transportkosten over 2009 (€ 290.000,00) zijn de reële transportkosten die binnen [verzoekster] dat jaar gemaakt zijn, terwijl de daar genoemde transportkosten over de jaren 2007 en 2008 nog geconsolideerde (gemiddelde) cijfers betroffen. Dat met die cijfers ‘kunstmatig’ een verliesgevende situatie voorgespiegeld wordt, zoals [verweerster] aanvoert, is daarmee naar het oordeel van de kantonrechter voldoende weerlegd.

Daar komt nog bij dat onweersproken gebleven is dat de ondernemingsraad van CRH ten aanzien van de reorganisatie positief geadviseerd heeft en dat de betrokken vakbonden (FNV, CNV en De Unie) en de ondernemingsraad zich akkoord verklaard hebben met het Sociaal Plan. Bij eventuele daaropvolgende ontslagverzoeken in het kader van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen (BBA), het Ontslagbesluit en de Beleidsregels Ontslagtaak UWV, zal het UWV Werkbedrijf de noodzaak van de voorgestelde reorganisatie nog slechts marginaal toetsen. Ook bij ontbindingsverzoeken acht de kantonrechter zich in dit kader in beginsel gehouden aan een met sociale partners en ondernemingsraad overeengekomen Sociaal Plan, en zal de kantonrechter die noodzaak eveneens slechts marginaal toetsen.

Naar het oordeel van de kantonrechter is de noodzaak van reorganisatie - gelet op het bovenstaande - voldoende komen vast te staan.

Dat in die reorganisatie van CRH de functie van [verweerster] bij [verzoekster] komt te vervallen, is in voldoende mate door [verzoekster] aangetoond. Blijkens het ‘Voorgenomen besluit tot aanpassing van CRH Bouwmaterialen’ (bijlage 1 bij het verzoekschrift) vervallen door de reorganisatie bij [verzoekster] 3,5 fte in de binnendienst, 1,5 fte in de buitendienst, 0,8 fte wegens schrapping van de functie telefoniste/receptioniste en de functie vestigingsmanager. Dat de betreffende vestigingsmanager reeds voordat de reorganisatie is uitgevoerd, vertrokken is bij [verzoekster], doet daar - wat daar ook verder van zij - niet aan af.

Gelet op de verandering in functie van de vestiging [verzoekster] (van “Full equipped” vestiging naar “satelliet” vestiging met een geavanceerde telefooncentrale) is het voldoende aannemelijk dat de functie van telefoniste/receptioniste vervalt. Dat de taken van [verweerster], zoals ter zitting is aangevoerd en door [verzoekster] betwist is, “voornamelijk” bestaan uit ondersteunende (administratieve) werkzaamheden voor de binnen- en buitendienst, doet daar niet aan af, temeer nu ook een groot deel van de binnen- en buitendienst van [verzoekster] verplaatst wordt naar Weert.

Onweersproken staat vast dat [verzoekster] voorafgaand aan de reorganisatie een eigen klantenkring had, dat zij handelde onder een eigen naam en met eigen briefpapier, een eigen registratie in het register van de Kamer van Koophandel had en een eigen vestigingsmanagement had met een eigen personeels(aanname)beleid. Daarmee staat voldoende vast dat [verzoekster] als een zelfstandige eenheid aangemerkt kan worden. Afspiegeling binnen de CRH als geheel is dan ook niet aan de orde.

Wel is sprake van een min of meer organisatorische, maar in ieder geval personele samenvoeging met de CRH vestiging in Weert, zodat afspiegeling ook toegepast moet worden op de vestiging in Weert.

Uit bijlage 13 blijkt dat in de vestiging in Weert slechts twee functies bestaan die vergelijkbaar zijn met de functie van [verweerster]. [verweerster] en de twee personen die die functies uitoefenen, behoren tot drie verschillende leeftijdscategorieën (zoals gehanteerd door het UWV Werkbedrijf). Beide andere personen zijn overigens langer in dienst dan [verweerster]. Dit betekent dat [verweerster] op grond van het afspiegelingsbeginsel binnen haar functiegroep inderdaad als enige voor ontslag in aanmerking komt, nu het haar functie is die vervalt en zij niet de andere twee met meer anciënniteit kan verdringen.

[verzoekster] heeft - mede gelet op het bovenstaande - voldoende onderbouwd dat na de reorganisatie geen passende functie voor [verweerster] meer voorhanden is, noch bij de [vestigingsnaam] in Maastricht noch bij de vestiging in Weert. Van de zijde van [verweerster] is daar te weinig concreet tegenover gesteld.

De kantonrechter zal wegens deze verandering in de omstandigheden de arbeidsovereenkomst ontbinden per 1 januari 2011.

Vervolgens moet beoordeeld worden of aan [verweerster] ten laste van [verzoekster] een vergoeding dient te worden toegekend. Daarbij is met name van belang of en in hoeverre aan de thans ontstane situatie aan een van de partijen in overwegende mate een verwijt te maken valt, dan wel bepaald kan worden dat het risico daarvan meer bij de ene dan bij de andere partij ligt.

De thans ontstane situatie is voortgevloeid uit de verslechterde financiële situatie, die een reorganisatie binnen het CRH concern noodzakelijk maakte. Dit is een omstandigheid die geheel in de risicosfeer van [verzoekster] ligt.

Dat betekent echter nog niet dat [verzoekster] daarvan een verwijt te maken valt. Gesteld noch gebleken is dat die verslechterde financiële (bedrijfs)situatie door iets anders is veroorzaakt dan de algehele economische achteruitgang vanaf 2008. Dit kan [verzoekster] in dit kader niet worden tegengeworpen.

Wel ziet de kantonrechter aanleiding om af te wijken van de vergoeding zoals die (conform het Sociaal Plan) thans door [verzoekster] is aangeboden, omdat [verweerster] wegens haar ziekte een grotere afstand tot de arbeidsmarkt heeft dan een ontslagen collega die niet ziek is (blijkens het Sociaal Plan - bijlage 7 bij het verzoekschrift - is de functie van [verweerster] slechts één van de 100 functies die als gevolg van de reorganisatie binnen CRH zijn komen te vervallen). Door die grotere afstand zou een vergoeding conform het Sociaal Plan apert onbillijk zijn.

Nu evenmin gebleken is - en ook niet gesteld is - dat aan [verweerster] ook maar enig verwijt ter zake van de thans ontstane situatie gemaakt kan worden, acht de kantonrechter een vergoeding van € 14.500,00 bruto billijk. Daarbij is aansluiting gezocht bij het eerder op 23 september 2010 door [verzoekster] gedane, maar door [verweerster] toen niet geaccepteerde aanbod.

Nu een andere vergoeding wordt toegekend dan waartoe [verzoekster] zich bereid verklaard heeft, zal zij in de gelegenheid gesteld moeten worden haar verzoek uiterlijk 22 december 2010 in te trekken.

De kantonrechter acht termen aanwezig de proceskosten te compenseren.

BESLISSING

voor het geval de [verzoekster] niet uiterlijk op 22 december 2010 haar verzoek zal hebben ingetrokken:

Ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst per 1 januari 2011.

Kent aan [verweerster] een ten laste van [verzoekster] komende vergoeding toe van € 14.500,00 bruto.

Compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

voor het geval de [verzoekster] het verzoek tot ontbinding uiterlijk 22 december 2010 zal hebben ingetrokken:

Veroordeelt [verzoekster] tot betaling van de aan de zijde van [verweerster] gevallen proceskosten, tot aan de datum van deze beschikking begroot op € 400,00 aan salaris gemachtigde.

Deze beschikking is gegeven door mr. A.P.A. Bisscheroux, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature