Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Vordering curator tot plaatsing curanda in een zorginstelling. Spoedeisend belang. Geen misbruik van bevoegdheid.

Uitspraak



RECHTBANK MAASTRICHT

Sector Civiel

Datum uitspraak : 1 september 2010

Zaaknummer : 146497 / KG ZA 09-542

De voorzieningenrechter, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft het navolgende kort gedingvonnis gewezen

inzake

[curator], in zijn hoedanigheid van curator van

[curanda],

eiser in conventie, verweerder in reconventie,

verder te noemen: de curator,

advocaat mr. B.A. Hocks,

tegen:

[moeder van curanda],

verder te noemen: de moeder,

en:

[broer van curanda],

verder te noemen: [de broer],

beiden wonende te [woonplaats],

gedaagden in conventie, eisers in reconventie,

beiden advocaat mr. G.A.J.M. Niederer.

1. Het verloop van de procedure

De curator heeft de moeder en [de broer] gedagvaard in kort geding.

Ter gelegenheid van de mondelinge behandelingen van 20 januari 2010 en 24 februari 2010 heeft de curator gesteld en gevorderd overeenkomstig de inhoud van de dagvaarding, waarna hij zijn vordering met verwijzing naar op voorhand toegezonden producties nader heeft doen toelichten.

De moeder en [de broer] hebben aan de hand van een conclusie van antwoord, tevens inhoudende een eis in reconventie, verweer gevoerd, daarbij eveneens verwijzend naar op voorhand toegezonden producties.

De curator heeft daarna nog bij brieven van 9 en 13 augustus en bij faxbericht van 17 augustus 2010 een aantal stukken overgelegd.

De mondelinge behandeling is voortgezet op 18 augustus 2010.

De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.

2. De feiten

2.1. [curanda], hierna te noemen: [curanda], is ten gevolge van een zwaar auto-ongeluk op 3 augustus 1994 gewond geraakt, waardoor zij zodanig ernstig hersenletsel en ook overig lichamelijk letsel heeft opgelopen, dat zij volledig afhankelijk is van de zorg van derden.

2.2. Bij beschikking van 12 november 1997 is de moeder benoemd tot curatrice over [curanda]. Bij beschikking van 26 juli 2007 van de kantonrechter is de moeder ontslagen als curatrice en mr. S.L.G.M. Roebroek tot curator benoemd over [curanda]. Bij beschikking van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch van 30 januari 2008 is laatstgenoemde beschikking bekrachtigd.

2.3. Sinds 17 april 2008 fungeert de huidige curator na benoeming daartoe door de kantonrechter als curator van [curanda].

2.4. De stichting SWZ is bereid [curanda] te plaatsen in de instelling van Zonhove te Son.

3. Het geschil

3.1. De curator vordert, na wijziging van de aanvankelijke vordering, dat de voorzieningenrechter:

1. primair de curator machtigt c.q. een verklaring voor recht afgeeft dat de curator bevoegd is tot plaatsing van [curanda] in een 24-uurs zorginstelling met, indien nodig, assistentie van de politie, bij voorkeur door het geven van een last daartoe en, indien de voorzieningenrechter dat noodzakelijk acht, onder bepaling dat binnen 4 weken na betekening van het te wijzen vonnis een bodemprocedure moet zijn ingesteld terzake de residentiële zorg, subsidiair dat de voorzieningenrechter uitdrukkelijk bepaalt dat de door de curator voorgenomen plaatsing van [curanda] in een 24-uurs zorginstelling, indien nodig onder assistentie van politie kan plaatsvinden en, indien de voorzieningenrechter dat noodzakelijk acht, onder bepaling dat binnen 4 weken na betekening van het te wijzen vonnis een bodemprocedure moet zijn ingesteld terzake de residentiële zorg;

2. de moeder en [de broer] te veroordelen zich, na betekening van dit vonnis, te onthouden van enige handeling die schadelijk zou kunnen zijn voor uitvoering van het onder 1 gevorderde, op verbeurte van een dwangsom van € 1.500,- voor iedere als zodanig op te vatten handeling, en voor iedere dag die door hun toedoen een opname in de weg staat, nadat opname in een 24-uurs instelling mogelijk is;

3. de moeder en [de broer] in de proceskosten te veroordelen.

3.2. Aan zijn vorderingen heeft de curator - kort en zakelijk weergegeven - onder overlegging van bescheiden het volgende ten grondslag gelegd. Hij heeft zich vanaf het begin van zijn aanstelling als curator in 2008 tot het uiterste ingespannen om [curanda] de best mogelijke professionele zorg te geven. De moeder en [de broer] hebben zich echter steeds met hand en tand tegen professionele zorg verzet, hetgeen zij ook nu nog doen. Er zijn reeds vele pogingen ondernomen om professionele thuiszorg voor [curanda] te realiseren, maar deze zorg komt door toedoen van de moeder en [de broer] niet van de grond. Voor de moeder is de zorg als niet professional te zwaar en te veel en bepaalde aspecten van de zorg worden verwaarloosd. Er hebben zich ten gevolge van ondeskundig uitgevoerde handelingen onverantwoorde situaties voorgedaan, die resulteerden in ziekenhuisopname van [curanda]. Zorginstellingen bij wie professionele hulp werd ingehuurd, willen niet meer komen omdat de situatie door gedrag en houding van de moeder en [de broer] onwerkbaar wordt geacht. Bemiddelingspogingen worden afgewezen. De moeder is ook een aantal keer ziek geweest. Dit heeft tot gevolg dat het belang van [curanda] bij een thuiszorgsituatie in ernstige mate wordt miskend. Nu [curanda] gespeend blijft van noodzakelijke zorg, hetgeen het spoedeisend belang vormt, en anderzijds de curator verantwoordelijk is voor het wel en wee van [curanda] (hij is zonder meer bevoegd haar verblijfplaats te bepalen), kan maar één conclusie worden getrokken: [curanda] dient zo spoedig mogelijk te worden opgenomen in een zorginstelling.

3.3. De moeder en [de broer] hebben verweer gevoerd. Zij verzoeken in conventie de curator in zijn vordering niet-ontvankelijk te verklaren, althans deze hem te ontzeggen, met veroordeling van de curator in de kosten van de procedure.

Bij eis in reconventie hebben zij, na intrekking ter zitting van 24 februari 2010 van het aanvankelijk gevorderde onder 1, gevorderd:

- de curator te verbieden hangende een te entameren bodemprocedure omtrent de vraag of de aan [curanda] te verlenen zorg in de thuissituatie dient te worden voortgezet dan wel vanuit een residentiële opvang dient te geschieden, handelingen te verrichten welke het oogmerk hebben opvang van [curanda] in een residentiële opvang te realiseren dan wel handelingen te verrichten in de ruimste zin des woords welke leiden tot de noodzaak daartoe, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,-, te maximeren tot een bedrag van € 25.000,-, voor iedere overtreding van dit verbod,

- met veroordeling van de curator in de proceskosten.

3.4. Aan hun verweer en vordering in reconventie hebben de moeder en [de broer] - kort en zakelijk weergegeven - het volgende ten grondslag gelegd. De curator heeft vanaf zijn benoeming gestreefd naar beëindiging van verblijf en verzorging van [curanda] in de thuissituatie. De curator heeft om onbekende redenen (doelbewust) nagelaten verlenging aan te vragen van het PGB, waardoor er sinds maart 2009 geen financiële middelen meer zijn om alle reeds jaren verleende hulp aan [curanda] voort te zetten. Daardoor heeft uitsluitend de moeder, die via een zorgovereenkomst voor 56 uur per week in loondienst van de curator is, hulp aan [curanda] kunnen verlenen. De moeder en [de broer] zouden graag de indicatiebesluiten willen zien, maar deze worden niet door de curator getoond. Door de curator zijn geen, of in elk geval onvoldoende feiten of omstandigheden aangevoerd waaruit blijkt dat de reeds jarenlang bestaande verzorgingssituatie dient te worden beëindigd. Wat de curator stelt over de zorginstellingen betreft slechts mededelingen van een zorgmakelaar en een organisatie (MEE). Aan de vordering kunnen geen kwalitatieve redenen ten grondslag worden gelegd. Daarvoor is een deskundig medisch oordeel nodig en dat is er niet. Daarom leent deze gecompliceerde zaak zich niet om in kort geding te beslechten. In het verleden zijn nooit klachten over de kwaliteit van de verzorging naar voren gebracht. Uit de verklaring van de huisarts van 20 november 2007 blijkt dat [curanda] zich geen betere verzorging kan wensen dan in de thuissituatie. Ook heeft de huisarts geweigerd om groen licht te geven voor een door de curator verzochte spoedopname. Ook voormalig curator Roebroek heeft in zijn verslag van 3 december 2007 uitdrukkelijk verklaard dat voor [curanda] een uitstekende verblijf- en leefomgeving met dito voorzieningen is geschapen. De indruk bestaat dat de curator zijn bevoegdheid gebruikt voor een ander doel dan waarvoor die is gegeven. De moeder en [de broer] kunnen zich niet aan de indruk onttrekken dat de curator de discussie en redenen omtrent het ontslag van de moeder als curatrice nu aan de zorgproblematiek ten grondslag legt. De moeder en [de broer] kunnen zich namelijk voorstellen dat de curator hen financieel wil aanpakken en dat dat voor hem gemakkelijker wordt als [curanda] in een instelling verblijft. Door het niet zorgdragen voor continuering van de PGB-voorziening heeft de curator zelf een situatie gecreëerd dan wel dreigt hij de situatie te creëren dat residentiële opname noodzakelijk wordt. Die handelwijze is onrechtmatig en de moeder en [de broer] hebben belang bij voortzetting van de zorg zoals die voorheen plaatsvond. De moeder neemt sinds april 2008 de zorg alleen op zich en die situatie duurt tot op de dag van vandaag. Gelet op dit tijdsverloop is er geen spoedeisend belang bij de vordering, te meer nu er geen noodsituatie bestaat.

4. De beoordeling in conventie en reconventie

4.1. Bij de stukken bevindt zich een beschikking van de kantonrechter te Maastricht van 13 augustus 2009, waaruit blijkt dat de curator in zijn hoedanigheid van curator rechtens bevoegd is om de verblijfplaats van [curanda] te bepalen. Ter zitting van 18 augustus 2010 is gebleken dat deze beschikking inmiddels onherroepelijk is. Dat betekent dat voor de voorgenomen plaatsing van [curanda] in een zorginstelling geen machtiging vereist is en de curator om die reden ook geen verklaring voor recht nodig heeft die zijn bevoegdheid bevestigt, zodat het onder 1 als primair gevorderde zal worden afgewezen. Hierna dient aldus te worden bezien of het onder 1 als subsidiair gevorderde en het onder 2 gevorderde kan worden toegewezen, waarbij tevens dient te worden beoordeeld of er een spoedeisend belang aanwezig is.

4.2. Zoals uit het proces-verbaal van de zitting van 24 februari 2010 blijkt, heeft de voorzieningenrechter op grond van de toen voorliggende stukken en op grond van hetgeen partijen tijdens de behandeling naar voren hebben gebracht, tijdens die zitting vastgesteld dat partijen het erover eens zijn dat het in het belang van [curanda] is als er zodanige professionele hulpverlening gerealiseerd kan worden dat [curanda] thuis kan blijven wonen. De zorg voor [curanda] is de afgelopen 15 jaar vooral op de moeder neergekomen en moeder heeft ter zitting aangegeven dat zij de arbeidsintensieve zorg voor [curanda] zowel fysiek als mentaal niet meer alleen aankan. Voorts stelde de voorzieningenrechter vast dat een complicerende factor is dat de moeder ambivalent is in haar bereidheid om hulpverleners hun werk te laten doen, omdat zij niet op de achtergrond wil toekijken. Uit het feitenverloop blijkt dat het door de intensieve bemoeienis van de moeder, hoe goed bedoeld ook, voor professionele hulpverleners al enkele jaren niet mogelijk is gebleken om adequate hulp te verlenen. Omdat van de zijde van de moeder ter zitting werd aangegeven dat een thuiszorginstelling bereid was te bemiddelen bij het regelen van de benodigde zorg en de advocaten van partijen bereid bleken hun cliënten - ook bij de gesprekken met de zorginstellingen - bij te staan bij het maken van goede en ook op de lange termijn werkbare afspraken over de hulpverlening, heeft de voorzieningenrechter besloten de behandeling van dit kort geding voor 3 maanden aan te houden om partijen in de gelegenheid te stellen alles te proberen om de noodzakelijke externe professionele hulp alsnog te realiseren. Daarbij heeft de voorzieningenrechter aangegeven dat in geval van voortzetting van de behandeling de mate van medewerking van de moeder en [de broer] betrokken zal worden bij de beoordeling van de spoedeisendheid van de gevorderde voorzieningen.

4.3. De curator heeft aannemelijk gemaakt dat het PGB, naast zorgverlening door de moeder voor 56 uur per week, kan voorzien in 20 uur externe professionele hulp per week. Daarmee staat de noodzaak van die externe hulp vast. Daaraan doet niet af dat de moeder en [de broer], zoals zij hebben gesteld, geen inzage hebben gehad in de onderliggende indicatiebesluiten. Naar aanleiding van de zitting van 24 februari 2010 hebben partijen zich in onderling overleg gewend tot de heer [S] van de Stichting Mensen met Mogelijkheden, die een team van drie ervaren zorgverleners heeft samengesteld. Bij het opstellen van het zorgplan is rekening gehouden met een door de moeder ingediende lijst met wensen. Na een korte periode van hulpverlening zijn deze zorgverleners echter afgehaakt. In een door elk van hen op schrift gesteld relaas verklaren zij dat het verlenen van zorg hen door de negatieve en dreigende houding van de moeder en [de broer] onmogelijk wordt gemaakt. Een van hen, een verpleegkundige met 30 jaar ervaring die na 3 keer is afgehaakt, verklaart over schreeuwen, beledigen, afsnauwen op een dreigende en neerbuigende toon door de moeder en het onophoudelijk leveren van negatieve kritiek, wat zoveel stress oplevert dat het werken onmogelijk wordt gemaakt. De hulpverlener die als laatste is afgehaakt constateerde kort voordat zij door de moeder op 7 juli 2010 werd weggestuurd, dat [curanda], op het moment dat de moeder tegen de hulpverlener tekeer ging, verstijfde in bed. Dit laatste sluit aan bij de constatering van de voorzieningenrechter ter zitting van 18 augustus 2010 dat [curanda] bij stemverheffing door de moeder zeer onrustig werd. Ter zitting hebben de moeder en [de broer] gesteld dat de curator de 3 hulpverleners heeft opgestookt om zich negatief over hen uit te laten. Tegenover de betwisting door de curator hebben zij die stelling echter op geen enkele manier aannemelijk gemaakt.

4.4. Ter zitting van 18 augustus 2010 heeft de curator onweersproken gesteld dat de moeder zich op 2 juli 2010 weer ziek heeft gemeld. Daarop heeft de moeder aangegeven dat die ziekmelding nog steeds geldt en dat zij dit heeft gedaan uit wanhoop en balorigheid. Voorts hebben de moeder en [de broer] hun onvrede over de hulpverleners uitgesproken en heeft moeder erkend dat zij in de tussentijd buiten de curator om een zorginstelling, de Ambulante Thuiszorg BV te Heerlen, heeft ingeschakeld om de noodzakelijke extra zorg te regelen en dat een verpleegkundige van die instelling inmiddels op huisbezoek is geweest om de situatie te bekijken. Bij de door de curator in verband hiermee overgelegde stukken bevindt zich een emailbericht van de heer [L], Voorzitter van de Raad van Bestuur van voornoemde instelling van 12 augustus 2010, gericht aan de curator. Daarin schrijft de heer [L] dat op verzoek is gekeken naar de zorgmogelijkheden bij de familie [...] en dat het huisbezoek van de verpleegkundige tot de conclusie leidt dat zorg thuis vrijwel niet mogelijk is in de huidige omstandigheden. Hij raadt de curator aan om [curanda] zo spoedig mogelijk te laten opnemen in een instelling die haar 24 uur kan begeleiden.

4.5. De curator heeft ter zitting van 18 augustus 2010 onder verwijzing naar de overgelegde stukken geconcludeerd dat in de afgelopen periode eerst de huisarts, vervolgens de stichting MEE, daarna zorgmakelaar mevrouw [X], daarna een mediator van de Arbodienst en ten slotte nog een keer de stichting MEE hebben gepoogd om de noodzakelijke professionele hulpverlening voor [curanda] te bewerkstelligen, doch dat deze pogingen telkens als gevolg van het optreden van de moeder en [de broer] zijn gestrand, wat ook geldt voor de pogingen die na de vorige zitting zijn ondernomen.

4.6. Op basis van het voorgaande stelt de voorzieningenrechter vast dat er door de curator in de afgelopen jaren in elk geval zeven pogingen zijn gedaan om de noodzakelijke professionele hulp voor [curanda] in de thuissituatie te bewerkstelligen. De voorzieningenrechter acht aannemelijk geworden dat er thans geen externe professionele hulp, laat staan continuïteit in die hulp, bereikt kan worden door de houding van de moeder en [de broer]. Het beeld dat naar voren komt uit de resultaten van de sinds de vorige zitting ondernomen pogingen tot het leveren van externe hulp bevestigen de stellingen van de curator ten aanzien van de oorzaak van het mislukken van eerdere pogingen. Hoewel de voorzieningenrechter er niet aan twijfelt dat zowel de moeder als [de broer] het allerbeste met [curanda] voor hebben, is aannemelijk geworden dat het de moeder en [de broer] niet lukt dan wel dat zij weigeren zich jegens de hulpverlening zodanig op te stellen dat de noodzakelijke externe hulp aan [curanda] verleend kan worden. Daarbij komt dat de moeder zich een aantal malen ziek heeft gemeld, de laatste keer langdurig. Zorgelijk is dat de moeder het de laatste keer heeft gedaan uit wanhoop en balorigheid.

4.7. De niet-coöperatieve opstelling van de moeder en [de broer] en het feit dat de moeder zich begin juli 2010 weer ziek heeft gemeld maken dat [curanda] verstoken blijft van de voor haar noodzakelijke (professionele) zorg. Anders dan door de moeder en [de broer] gesteld is voor deze vaststelling geen afzonderlijk medisch onderzoek in een bodemprocedure nodig. Het reeds lange tijd uitblijven van professionele zorg, wat volgens de onweersproken gebleven stelling van de curator al tot onverantwoorde situaties en ziekenhuisopname heeft geleid, heeft ook tot gevolg dat de curator zijn verplichtingen als curator jegens [curanda] in haar thuissituatie niet kan nakomen, omdat in die thuissituatie de geïndiceerde noodzakelijke zorg niet kan worden verleend. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is daarmee voldoende aannemelijk dat het voortduren van de huidige situatie niet in het belang van [curanda] is. De steeds nijpender wordende situatie verschaft de curator daarom een spoedeisend belang bij zijn vorderingen.

4.8. Anders dan de moeder en [de broer] hebben gesteld is de voorzieningenrechter uit de stukken en het verhandelde ter zitting niet gebleken dat de curator misbruik maakt van zijn bevoegdheid. De moeder en [de broer] hebben hun stellingen in dit verband onvoldoende concreet onderbouwd en die stellingen zijn bovendien dermate speculatief van aard dat de voorzieningenrechter daaraan voorbijgaat.

4.9. Het vorenstaande brengt met zich dat de vordering van de curator onder 1 als subsidiair gevorderde en het onder 2 gevorderde kan worden toegewezen zoals in het dictum is aangegeven, met dien verstande dat aan de op te leggen dwangsom een maximum zal worden verbonden. De voorzieningenrechter acht dus ook de gevorderde assistentie van de politie toewijsbaar, nu gezien de opstelling van de moeder en [de broer], ook in de richting van de curator en (de medewerkers van het kantoor van) diens advocaat, zoals ter zitting van 18 augustus 2010 en uit het emailbericht van de moeder aan voornoemde advocaat van 1 augustus 2010 blijkt, niet te verwachten is dat zij vrijwillig zullen meewerken op het moment waarop de curator uitvoering zal geven aan zijn voornemen om [curanda] in een zorginstelling te plaatsen. Op grond van de nijpendheid van de situatie acht de voorzieningenrechter met toepassing van artikel 258 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering termen aanwezig deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.10. Uit het voorgaande volgt voorts dat de curator niet onrechtmatig jegens de moeder en [de broer] handelt, nu niet is gebleken dat hij buiten de grenzen van zijn bevoegdheid treedt dan wel daarvan misbruik maakt. De eis in reconventie heeft daarom geen kans van slagen en zal worden afgewezen.

4.11. Gelet op de nauwe verbondenheid tussen partijen (de curator treedt voor de dochter op tegen haar moeder en broer), bestaat er voor de voorzieningenrechter geen aanleiding om een der partijen in de kosten van deze procedure te veroordelen, zodat deze kosten tussen partijen zullen worden gecompenseerd.

5. De beslissing in conventie en reconventie

De voorzieningenrechter:

5.1. Bepaalt dat de door de curator voorgenomen plaatsing van [curanda] in een 24-uurs zorginstelling, indien nodig onder assistentie van politie, kan plaatsvinden.

5.2. Veroordeelt de moeder en [de broer] om zich, na betekening van dit vonnis, te onthouden van enige handeling die schadelijk zou kunnen zijn voor uitvoering van het onder 5.1. bepaalde, op verbeurte van een dwangsom van € 1.500,- voor iedere als zodanig op te vatten handeling, en voor iedere dag die door hun toedoen een opname in de weg staat nadat opname in een 24-uurs instelling mogelijk is, met een maximum aan te verbeuren dwangsommen van € 30.000,-.

5.3. Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.

5.4. Wijst het meer of anders gevorderde af.

5.5. Compenseert de kosten van deze procedure aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.

Dit vonnis is gewezen door mr. A.C.A. Schreinemakers, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.

JPW


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature