Huur van bedrijfsruimte. Een schriftelijke opzegging, gedaan ruim voor de uiterlijke datum van opzegging, gevolgd door een door de huurder (weliswaar verloren) ontbindingsprocedure van de huurovereenkomst naar aanleiding van een tussen de verhuurder en huurder plaatsgevonden hebbend handgemeen ter zake een meningsverschil betreffende de gehuurde zaak zijn omstandigheden op grond waarvan de verhuurder heeft geweten dat de huurder de huurovereenkomst hoe dan ook niet wenste te continueren. Zijn beroep op de dwingende bepaling van artikel 7:293 BW inzake de wijze waarop de huur moet worden opgezegd in deze zaak in strijd met de redelijkheid en billijkheid geoordeeld.